Keerpunt 1971 in het geldstelsel

Civis Mundi Digitaal #115

door Herman Hümmels

Bespreking van Edin Mujagić, Keerpunt 1971: Over staatsschuld, werkende armen en nieuwe economische groei. Uitg. Bertram & De Leeuw, sept. 2021.

 

Edin Mujagić (Bosnië-Herzegovina, studeerde economie in Tilburg) is een Nederlandse macro-econoom, speciaal geïnteresseerd in de monetaire geschiedenis.

Na een proloog, waarin hij zijn ontmoetingen met Paul Volcker (voormalig Fed-voorzitter en adviseur van president Obama) aankondigt en een introductie, is het boek opgedeeld in drie delen: (1) over het geldstelsel van Bretton-Woods, (2) over de gevolgen ervan en (3) hoe Mujagić de toekomst ziet.

Brettons-Woods
Eind 1944 vond in het afgelegen Amerikaanse stadje Bretton-Woods een bijeenkomst plaats met 730 afgevaardigden uit 44 landen. Ter voorbereiding op het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam men bijeen om afspraken te maken over een wereldwijd geldstelsel. De Engelse pond was tot dan toe wereldwijd dominant geweest. De Britse economie was echter zo verzwakÍt dat veel landen het vertrouwen in het pond kwijt waren geraakt.

Om de status van de dollar als wereldmunt te formaliseren organiseerden de Amerikanen de conferentie in Bretton-Woods. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) werd opgericht en de wisselkoersen van de deelnemende landen werden aan de dollar vastgeklonken. Afgesproken werd dat een troy ounce (31 gram) goud tegen de vaste prijs van 35 dollar ingewisseld kon worden bij de Amerikaanse centrale bank. De dollar was goud waard geworden (de prijs van goud op de wereldmarkt was hoger dan 35 dollar en liep verder op). De Amerikanen kregen de kans om meeÍr dollars te drukken dan ze goud in voorraad hadden, maar van de andere kant liepen ze het risico dat andere landen massaal hun dollars zouden inleveren voor goud. Dit zou desastreus zijn, maar was precies wat op een gegeven moment toch gebeurde. Er ontstond een run op de steeds kleinere hoeveelheid goud dat Amerika nog in bezit had. Het einde van de goudstandaard kwam in zicht.

 

Richard Nixon in 1972. Wikimedia Commons.

 

Nixon shock
Al vanaf 1965 kreeg Paul Volcker van president Johnson de opdracht om alle opties te onderzoeken om het geldstelsel in het voordeel van de Amerikanen te hervormen. Begin 1969 neemt Richard Nixon zijn intrek in het Witte Huis. Op 13 augustus 1971 kwamen elf mannen in het diepste geheim bijeen. Mujagić beschrijft tot in detail wat er aan deze bijeenkomst voorafging. Op 15 augustus kreeg de wereld te horen dat het goudloket gesloten was. Dit gebeurde onder druk van de informatie dat de Britten op 16 augustus een grote hoeveelheid dollars zouden gaan inruilen. Daarnaast kondigde Nixon nog andere maatregelen af om de Amerikaanse economie weer op gang te brengen.
De gevolgen waren groot. Niemand wist op de dag van de aankondiging nog wat de dollar waard was, de Amerikaanse beurzen stegen tot diep in 1972, om de inflatie te stoppen verbood Nixon tijdelijk prijs- en loonsverhogingen. Toen de stop beëindigd werd schoten de prijzen weer omhoog, terwijl de economie stagneerde: tijdelijk was er stagflatie.

Globalisering
In 1978 besloot de Communistische Partij van China mee te gaan doen met de wereldeconomie. De wereld zou overspoeld gaan worden met goedkope producten: ‘Made in China’. Ook andere ‘derdewereldlanden’ gingen meedoen. Globalisering leidde tot massawerkloosheid in het westen. Opmerkelijk is dat ook in 1971 het internettijdperk begon. Dit zou een stimulans worden voor de internationale handel.

Groei
In 1979 benoemde president Reagan Paul Volcker tot voorzitter van het Federal Reserve Board (Fed), Volcker werd de hoogste Centrale Bankier. Hij bracht minder geld in omloop waardoor de prijs van de dollar steeg en de kredietrente werd opgekrikt, uiteindelijk tot twintig procent. Miljoenen Amerikanen waren eerst werkloos geworden, daarna volgde wel de langste periode van economische groei in de Amerikaanse geschiedenis.
“Niet stabiele, maar lagere prijzen, ofwel deflatie, waren namelijk een logisch gevolg geweest van de samenspannende krachten van globalisering en technologische vooruitgang. Doordat de loonstijgingen achter raakten bij de toename van de productiviteit, daalden de productiekosten per product behoorlijk. Dat, op zijn beurt, betekende dat bedrijven in staat waren geweest hogere lonen te betalen, de prijs van hun producten te verlagen én toch meer winst te maken.” (p 93)
Mujagić beschrijft hoe dit patroon zich in de loop van de geschiedenis vaker voor deed. Hij werkt dan in het boek vooral het belang van de technologische vooruitgang verder uit.
De crux van het beleid, dat het gevolg was van het besluit van 15 augustus 1971, was: door de schulden opvoeren de groei bevorderen. Amerika werd het voorbeeld voor de wereld, het neoliberalisme had zijn intrede gedaan. Maar van het aflossen van de kredieten kwam niets terecht, waardoor de geldhoeveelheid steeg. Structurele inflatie werd noodzakelijk omdat daardoor de terug te betalen (staats)schuld minder waard zou worden. Globalisering en technologische vooruitgang hebben echter deflatie (prijsverlaging waardoor je meer waar voor je geld krijgt) tot gevolg. Mujagić is tegen de demonisering van deflatie. “In veel landen kregen mensen een fiscaal douceurtje als ze meer leenden. Nederland is een voorbeeld,” (p 115) Naast belastingvoordelen die een overheid kan invoeren kunnen Centrale Banken de kredietrente omlaag brengen om het kopen te bevorderen (er wordt daardoor meer geproduceerd waardoor de prijzen dalen). Als de rente echter de 0 procent bereikt heeft, dan hebben de Centrale Banken een probleem omdat sparen dan ontmoedigd wordt (de spaarrente volgt de stand van de kredietrente). Om toch geld in de economie te kunnen pompen blijft dan het door de Centrale Banken kopen van aandelen en obligaties over. Het stimuleren van schulden maken heeft onder andere het in stand houden van zombiebedrijven tot gevolg wat de noodzakelijke creatieve destructie tegenwerkt.

Muitende middenklasse
Het concrete gevolg van het neoliberale beleid (dat een extra duw kreeg rond 1980 door het beleid van Thatcher en Reagan), is geweest dat de derde wereld en de rijke tien procent van de wereldbevolking erop vooruit gegaan zijn, maar de grote middengroep in het westen niet. De koopkracht is voor een groot deel van de westerse werkende bevolking er niet op vooruit gegaan. Met als gevolg onder andere de toenemende ongelijkheid, populistische bewegingen en een ontevreden bevolking.

De oplossing
De bronnen van groei drogen op, het groeien door het opbouwen van schulden is een aflopende zaak: de beroepsbevolking groeit niet meer, globalisering lijkt vastgelopen, het westen is in de schuldenval terecht gekomen. Een oplossing kan zijn dat Centrale Banken, naast contant geld ook een digitale munt gaan uitgeven. “Door de waardeverhouding tussen de twee te managen, kan een Centrale Bank vervolgens 0 procent rente als ondergrens voor renteverlagingen weggummen en de rente ver onder de 0 procent brengen zonder dat de bevolking eraan kan ontsnappen. Het is een poging om het spel voort te zetten.” (p 197) Een betere oplossing kan gevonden worden in ‘groots denken’ door een grotere en dominantere overheid die een slimmere rol gaat spelen. “Meer overheidsuitgaven en hogere belastingen voor rijken zijn een uitwerking ervan.” (p 202) De jaarlijkse geldontwaarding moet omlaag, lagere inflatie dus. Schulden doen ertoe, dit in tegenstelling tot wat bijvoorbeeld de MMT-beweging voorstaat. (Zie voor MTT mijn recensie in CM #112 over Kelton, De mythe van de staatsschuld.) Een van de lessen uit het gevolg van het besluit uit 1971 is, dat de wereld een op regels gebaseerd geldstelsel nodig heeft die de opvatting van steeds meer schulden maken beteugelt. De macht van de Centrale Banken met hun afkeer voor deflatie moet ingeperkt worden, de invloed van de overheid moet meer gericht zijn op het sturen en stimuleren van innovaties.

Revoluties
Eigenlijk is er niet veel nieuws onder de zon, zegt Mujagić. Hij herkent cycli van opgaande en neergaande economische bewegingen:

 

  1. De Eerste Industriële revolutie begon rond 1760. Hierop volgde de periode waarin de landbouw aangevuld werd door de opkomst van de productie op industriële schaal en de urbanisatie die er het gevolg van was (stoommachine).
  2. De Tweede Industriële Revolutie (1860) waarin elektriciteit de hoofdrol speelt (telegraaf, telefoon).
  3. De Derde Industriële Revolutie begon in 1971 met de ontkoppeling van de dollar aan de prijs van het goud, technologisch begon in 1971 de IT-revolutie (email, floppy’s).
  4. De Vierde Industriële Revolutie is bijna begonnen (grondstoffen, milieu, klimaat, migratie).

 

Kenmerkend voor deze periodes is dat ze voorafgaat door een transitieperiode. Zo’n transitieperiode kenmerkt zich ‘doordat het vorige spel uit’ is. Wij zitten nu in zo’n transitieperiode die begon in 2007 (kredietcrisis) en versterkt wordt door de corona pandemie. De oplossing van de 2007-crisis kon nog gevonden worden doordat de rente 5 procent was en door deze te verlagen tot 0 procent. Een verdere escape is niet meer mogelijk om de economie aan te wakkeren. Het is Mujagićs verwachting dat we op de vooravond van een verheviging van de crisis en een volgende doorslaggevende omslag zitten.

Elke revolutieperiode werd ingezet door een technologische verandering en werd gevolgd door globalisering. Mujagić beschrijft hoe dit steeds het geval was.
Er was echter ook een belangrijk verschil tussen de overgangen door de eerste twee revoluties en de derde. Bij de eerste twee daalden de prijzen en bleven de lonen gelijk. De welvaart steeg daardoor voor iedereen. Dit was vanaf 1971 niet het geval: de lonen bleven wel gelijk maar de prijzen daalden niet. Daarin speelden de Centrale Banken een cruciale rol vanwege hun angst voor deflatie en het bevorderen van inflatie. Deze processen zijn enigszins te sturen door de rente op geldleningen te verhogen of te verlagen.

Slotact
De bronnen van groei drogen op, zowel op financieel gebied (rentebeleid) als op het gebied van de grondstoffen en het klimaat. Er zal iets nieuws verzonnen moeten worden. Dit is in het verleden ook steeds gebeurt. In het laatste deel van het boek laat Mujagić allerlei aanwijzingen zien dat het spel van de huidige periode vastgelopen is en dat de Vierde Revolutie al (bijna) ingezet is. Hij vindt daarbij dat de crisis (2007) nog niet opgelost is en dat de grote klap nog moet komen, maar daarna gloort er weer een zonnige periode aan de horizon. Mujagić is optimistisch.
De economie zal duidelijker gereguleerd worden waarbij de overheid nadrukkelijk een rol krijgt en de Centrale Banken een andere. De belastingparadijzen moeten opgeheven worden, grote bedrijven moeten meer winstbelasting en de superrijken meer vermogensbelasting betalen. De schuldenval waarin het westen terecht is gekomen zal opgeheven moeten worden; het pad van de rente zal geëffend worden en de groei van de welvaart zal niet meer leidend kunnen zijn. Daarvoor in de plaats komen de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties.
De toenemende spanningen en de verheviging van de crisis is het slotakkoord van de door de Derde Industriële Revolutie ingezette periode. Ons geldstelsel zal veranderen, maar de dollar blijft dominant. De economie zal niet langer op schulden drijven. Geopolitiek zal China een dominantere rol gaan spelen in de wereld. De periode van ‘smart things’, kwantumcomputers en nanotechnologie is begonnen. Kenmerkend is daarbij dat de producten goedkoper gaan worden waardoor de welvaart stijgt door lager wordende productiekosten. Het kapitalisme met zijn marktwerking is, weliswaar in aangepaste vormen, de beste manier om welzijn te bevorderen. Met ongelijkheid is niets mis, tenzij ze extreme vormen aanneemt, en onder voorwaarde dat iedereen er op vooruit gaat.

Conclusie
Bij het afscheid tijdens het laatste bezoek dat Edin Mujagić aan Paul Volcker bracht riep deze hem na: “Je schrijft een goed boek!”. Ik denk dat Volcker gelijk had.