Civis Mundi Digitaal #116
Bespreking van Robert Lanza en Matej Pavsic, The Grand Biocentric Design, How Life creates Reality. Dallas, Ben Bella Books, 2020.
Op de vraag of de primaire werkelijkheid geestelijk is of materieel, zijn al zo lang als de mensheid bestaat verschillende antwoorden gegeven. Het lijkt wel alsof mensen met een verschillende aard een voorkeur hebben voor het ene of het andere antwoord. Filosofische argumenten voor hun uitgangspunt zijn er voor beide te vinden.
In dit boek voegt Lanza zich bij de groep schrijvers die zich uitdrukkelijk uitspreken voor het primaat van het bewustzijn, of leven. Bij Lanza zijn die termen inwisselbaar.
Lanza is een gerenommeerd wetenschapper op het gebied van de stamcel biologie, heeft vele publicaties op zijn naam staan en hoort in zijn vakgebied tot de meest geciteerde wetenschappers. Hij heeft drie boeken over biocentrisme met verschillende co-auteurs gepubliceerd, waarvan het te bespreken boek het laatste is. Zijn gebruik van het woord biocentrisme moeten we niet verwarren met een stroming die datzelfde woord gebruikt voor een ethisch standpunt, dat een inherente waarde aan alle leven toekent, op grond van het begrip hoe de aarde werkt en de biosfeer.
Lanza’s biocentrisme gaat om een nieuw paradigma: het leven brengt het universum voort in plaats van dat het leven is ontstaan in een materieel universum. Hij onderbouwt zijn theorie niet met argumenten en inzichten die voortvloeien uit zijn kerndeskundigheid, de stamcelbiologie. In het CM nummer 114 staat een boekbespreking van Daniel Hoffman die als bioloog o.a. op grond van een analyse hoe onze zintuigen werken en hoe evolutie heeft gefunctioneerd ook een theorie uiteenzette waarin bewustzijn centraal staat. In het boek The Grand Biocentric Design betoogt Lanza datzelfde, maar probeert zijn standpunt vooral op grond van de quantum mechanica en in veel mindere mate met biologische principes te schragen.
Relatie quantumtheorie en bewustzijn
De bevindingen van quantumtheorie en quantum mechanica die Lanza bespreekt, waarin de werkelijkheid zich anders voordoet dan op het macroniveau dat wij kunnen waarnemen, zijn intussen al enigszins vertrouwd. Het is al een eeuw geleden dat de eerste experimenten met hun verwarrende uitkomsten zijn gedaan.
Robert Lanza is arts en wetenschapper. Op dit moment staat hij aan het hoofd van Astellas Global Regenerative Medicine, en is hij Chief Scientific Officer of the Astellas Institute for Regenerative Medicine. He is een Adjunct Professor aan de Wake Forest University School of Medicine.
Ook zijn al eerder verbanden gelegd met bewustzijn en de quantumtheorie. De overeenkomst met de visie van bepaalde stromingen van Aziatische filosofie zijn andere auteurs opgevallen en door hen uitgewerkt. (bijv. Frtitjof Capra, The Tao of Physics, Gary Zukav, The Dancing Lu Wi Masters, enz.). Dit heeft wel geleid tot irritatie van wetenschappers die vonden dat filosofen aan de haal gingen met ideeën die ze niet volledig begrepen. Maar dat gold niet voor de belangrijkste grondleggers voor de quantumfysica: Werner Heisenberg die openstond voor spirituale filosofieën met name die van Plato, Erwin Schrödinger in Mind and Matter en Niels Bohr, die het Ying en Yang symbool van het taoïsme representatief vond voor zijn visie en het symbool op zijn wapen plaatste, toen hij een adellijke titel kreeg, compleet met wapen.
Het is erg moeilijk ons voor te stellen hoe die quantum werkelijkheid eruit ziet. De bevindingen zijn gebaseerd op mathematische gegevens, die de logica weerspreken en op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden. De natuurwetenschap heeft de subjectieve kant bij het verkrijgen van kennis zoveel mogelijk buiten de deur gehouden en verschijnselen geobjectiveerd. De nadruk ligt op waarnemen en experimenteren. Onder andere omdat de mens zo gemakkelijk allerlei verbanden legt waarbij vaak niet zorgvuldig de observaties worden meegenomen had deze benadering voordelen. Het was geen probleem als het ging om de macrowerkelijkheid. De fysieke wereld zoals we die kennen laat zich uitstekend objectiveren. Dat ligt echter anders in de wereld van de kleinste objecten, de subatomaire deeltjes.
Co-auteur Matej Pavsic is natuurkundige afkomstig uit Slovenie. Hij heeft zich vooral beziggehouden met fundamentele theoretische problemen in de natuurkunde en heeft meerdere boeken en vele wetenschappelijke artikelen op zijn naam staan.
Een nieuw paradigma
Lanza gaat in het boek nogal in detail in op de onderzoeken in de quantummechanica. Hij stelt een interpretatie voor, waarbij de rol van de waarnemer uitdrukkelijk betrokken wordt bij de verklaring en interpretatie van de uitkomsten van onderzoeken. Dat een waarneming van een quantum verschijnsel een rol lijkt te spelen, wil niet zeggen dat vele wetenschappers hun uitgangspunt veranderen en het materialistische paradigma loslaten.
Dat in het dominante paradigma de kenner van kennis, de waarnemer, over het hoofd is gezien, is volgens Lanza niet verwonderlijk. Dat wat het meest nabij is, is het moeilijkste om de vinger op te leggen. Bewustzijn is de voorwaarde voor alle kennis, maar dat kon een lange tijd genegeerd worden. Zoals Thomas Kuhn heeft beschreven functioneren ook wetenschappers binnen een bepaald paradigma, waarin wordt uitgegaan van een bepaalde benadering van de werkelijkheid. Met de bevindingen van de quantum-verschijnselen loopt dit paradigma echter tegen een grens aan. Wetenschap heeft problemen genegeerd die zich hebben voorgedaan. Bijvoorbeeld het harde probleem van bewustzijn. Hoe kunnen subjectieve ervaringen ontstaan uit een materiële werkelijkheid?
In het hiernavolgende zal ik een aantal van de interpretaties die Lanza formuleert over de quantum wereld bespreken. Deze ideeën zijn zeker omstreden, maar worden wel gedeeld door andere gerenommeerde natuurkundigen. Ik bespreek de argumentatie opgehangen aan de experimenten slechts beperkt. Dat laat ik graag over aan meer ter zake kundige natuurwetenschappers.
Meer eenheid
Lanza plaatst zijn theorie van het biocentrisme in een historisch lijn waarin de wetenschap zich kenmerkt door het ontdekken van steeds meer eenheid en verbondenheid. Hij begint zijn verhaal van de zich ontwikkelende (natuur)wetenschap bij Newton. Wel wijst hij op eerdere filosofen en andere auteurs, die door de tijden heen de eenheid van de werkelijkheid hebben geformuleerd, bijv. Shankara in India, verschillende boeddhistische stromingen en Parmenides. De context van zijn verhaal is echter de wetenschap en niet filosofieën. Hij stipt de rol aan van Descartes die op zijn manier de basis heeft gelegd voor de ontwikkeling van de wetenschap door weg te blijven bij de vooringenomen aspecten van de subjectieve instelling.
Newton behoorde met het formuleren van zijn wetten van beweging tot de eerste baanbrekende natuurwetenschappers. Deze golden voor zowel de sterren en planeten als voor een appel die we elkaar van de ene kant van een kamer naar een andere toegooien. Zijn inzicht zou hem zijn ingevallen toen hij een appel zag vallen. Objecten in de hemel boven ons en objecten op aarde bleken zich aan dezelfde regels te houden. Later hebben Faraday en Maxwell het magnetisme en elektriciteit met elkaar in verband gebracht.
De ontwikkeling naar eenheid ging verder met de bevindingen van Einstein. Hij verbond ruimte en tijd, en ook materie en energie in zijn overbekende formule E=mc2. In het midden van de 20e eeuw theoretiseerden wetenschappers over de eerste minuten en seconden na de Big Bang en ontdekten dat drie van de vier fundamentele krachten van de natuurkunde oorspronkelijk een geheel waren, in plaats van dat ze op verschillende manieren werkten. Er bleven een aantal moeilijke puzzels over. Een lange tijd verwachtte men dat de vier krachten in de natuur tot een samenhangend geheel gebracht zouden kunnen worden: een theorie van alles. Dat is tot nu toe niet gelukt. Ook de twee basistheorieën, de relativiteitstheorie en de quantum mechanica zijn tot dusver niet met elkaar in overeenstemming te brengen. Hier zou verandering in kunnen komen, als de waarnemer, het subject, bij de overwegingen betrekken wordt. Dat is precies de ambitie van Lanza met zijn theorie van biocentrisme.
Meer eenheid zal velen aanspreken, maar hoe verhoudt die zich tot de verscheidenheid die we waarnemen, de onmogelijkheid om de gedachten van een ander te ervaren, of hoe het is om een vleermuis te zijn? Lanza stelt dat deze verscheidenheid, die we ervaren in het dagelijks leven, slechts schijn is. Dat zijn slechts de verschillende ’persoonlijkheidsaspecten’ van die ene geest, dat ene bewustzijn. “Bewustzijn is een enkelvoud, waarvan het meervoud onbekend is” (Schrodinger, Mind and Matter). Er doemt een beeld op, ondersteund door wetenschappelijke inzichten, dat de onderlinge verbondenheid van de fysieke natuur ook een verbondenheid met onze geest of bewustzijn impliceert. “Dat de kosmos een eenvoudige en verbonden staat heeft – en een die zijn meest intieme identiteit deelt met onze eigen zelf “ (hfst 5).
Tijd en ruimte
Graag verwijs ik u naar eerdere artikelen in CM voor beschrijvingen van de experimenten met de subatomaire deeltjes die tot de theorie van de quantum mechanica hebben geleid. In CM 113, in de boekbespreking van Herman Hummels van een boek van van Leeuwen worden de experimenten helder besproken. Ook in CM 108 bespreekt Piet Ransijn een boek van Maarten van Buuren, waarin veel informatie is te vinden. Eerder publiceerde Ransijn in CM nr 25, 26, en 27 artikelen over quantumfysica en CM 101 een bespreking van de memoires van grondlegger Werner Heisenberg.
Ik volsta hier met een korte aanduiding van een aantal relevante experimenten die in het boek veelvuldig terugkomen. Dat gaat bijvoorbeeld om experimenten die vanaf begin vorige eeuw gedaan zijn, waarbij subatomaire deeltjes, elektronen en fotons, van een wazige, niet helemaal werkelijke toestand, alleen als statistisch gegeven, als waarschijnlijkheid te beschrijven verschijnsel, de ’golf-functie’, overgaan in een feitelijk object, nadat het is waargenomen. Hoewel dit experiment al ongeveer een eeuw tot hetzelfde resultaat heeft geleid, blijft de interpretatie van verschillende natuurkundigen uiteenlopen.
Bij een ander experiment stuurt men een foton naar een plaat met twee openingen. Daarachter is een tweede plaat waar de meting plaatsvindt. Het blijkt echter dat het deeltje zich als golf heeft gedragen en niet door een van de twee openingen is gegaan, ook niet door beide. Alles tegelijkertijd bleek nog mogelijk. Wat we eerder de golf-functie noemden wordt ook wel superpositie genoemd. Daarin geldt: alle plaatsen, alle mogelijkheden wat betreft lading en draairichting van een deeltje zijn er tegelijkertijd. Als er later een meting plaatsvindt, dan ’kiest’ het deeltje alsnog een van de mogelijkheden. Ook kan het dan een van de twee openingen kiezen. Een meting in het heden, verandert de situatie van het deeltje in het verleden.
Een ander vreemd verschijnsel is dat een deeltje als het een vorm, of lading heeft aangenomen na een meting, deze kennis kan overdragen door de hele kosmos, waarbij de verstrengelde tegenhanger aanvullende eigenschappen aanneemt, onmiddellijk, zonder dat er tijd verstrijkt. Wellicht is kennis overdragen niet het juiste woord, maar het gaat om een gelijktijdige manifestatie van twee verstrengelde deeltjes als er eentje wordt waargenomen.
Dan is er een experiment dat wel aangeduid wordt als Wigner en Wigner’s vriend. Wigner stelde zich een vriend voor in een ander lab die de toestand van het foton mat en het resultaat vastlegde. Wigner had geen informatie over de meting van zijn vriend en moest dus aannemen dat het foton en de meting ervan in een superpositie waren van alle mogelijke uitkomsten. Voor Wigners standpunt blijkt er na een experiment inderdaad een superpositie te bestaan. Dat suggereert echter dat er geen meting heeft plaatsgevonden. De vriend van Wigner heeft echter wel de uitkomst van zijn meting vastgelegd. De twee waarnemers ervaren dus een verschillende werkelijkheid. De beginsituatie van de waarnemer blijkt van belang te zijn. Die waarnemer is verstrengeld met de situatie die ineenstort. Een andere waarnemer heeft een net andere beginsituatie en ziet iets anders.
In deze afbeelding worden een aantal experimenten gecombineerd: we herkennen Schrodingers kat, Wigner en zijn vriend, en dan Einstein en Feynman, nog een natuurkundige die Nobelprijs kreeg voor zijn bijdrage aan quantumtheorie. Voor een bespreking van deze voorstelling: https://arxiv.org/abs/1604.02589
Voor deze vreemde verschijnselen zijn (nog) geen verklaringen, ze lijken in tegenspraak met de macroscopische werkelijkheid. Als men binnen het materialistische paradigma blijft denken, zijn de twee niveaus van de werkelijkheid moeilijk te combineren. Als we echter de rol van de waarnemer, dus van bewustzijn erbij betrekken, zoals Lanza voorstelt, komt hij tot de volgende conclusies.
-Ruimte noch tijd bestaan als onafhankelijke categorieën, maar wij scheppen die in ons bewustzijn. -Er is verbondenheid in de kosmos die meer fundamenteel is dan ruimte en tijd.
-Het doen van een waarneming is op een of nadere manier cruciaal voor het bestaan van de fysieke
werkelijkheid.
Er zijn intussen onderzoeken gedaan om na te gaan of die bizarre manier waarop
de quantumwereld functioneert, ook geldt voor de macroscopische en biologische wereld. Hoewel dit onderzoek nog beperkt is, zijn er wel aanwijzingen voor dat ook daar onder bepaalde omstandigheden deze principes werken (zie CM 108 Piet Ransijns boekbespreking van het boek van Maarten van Buuren).
Hoe werkt het ineenstorten van de golf-functie
Dat bewustzijn een voorwaarde is voor alle kennis is moeilijk tegen te spreken. Waar de traditionele wetenschap het ’moeilijke probleem van het bewustzijn’ kan negeren, is er makkelijker een brug te slaan als het gaat om inzichten hoe bewustzijn werkt, welke processen er plaats vinden.
Lanza stelt zich de vraag hoe bewustzijn de golf-functie ineen doet storten en de geboorte van een deeltje bewerkstelligt.
Dat er een uitwisseling van energie is bij een waarneming is intuïtief te begrijpen. Licht raakt ons oog en brengt een serie processen op gang waarvan we ons niet bewust zijn. Volgens Lanza zijn de activiteiten op een onderbewust niveau nog in een quantum superpositie, alle mogelijkheden bestaan nog tegelijkertijd. Maar als ze in het bewuste tevoorschijn komen, is er een ’keuze’ gemaakt en wordt één mogelijkheid werkelijkheid. Lanza illustreert dit door in detail in te gaan op het gedachte-experiment van Schrödinger, waarbij een kat in een opstelling tegelijk dood en levend is voor er een waarneming gedaan wordt.
In de hersenen verwerken alle neuronen informatie door elektrische en chemische signalen. Neuronen kunnen een elektrische lading en verschillen in voltage krijgen tussen hun membranen door middel van ionenpompen. De ionen van stoffen zoals sodium, potassium, chlorine en calcium hebben allen een kleine elektristische lading. Ze stromen in ionenkanalen die zijn opgenomen in het membraan van de cel, waardoor er een verschil in ionenconcentratie ontstaat binnen versus buiten de cel. Door dat verschil in voltage kan de functie van de ionenkanalen veranderen. Als het voltage hoog genoeg is ontstaat er een elektrochemische impuls die een actiepotentie genoemd wordt. Die impuls reist langs de axon van de cel met enorme snelheid om synaptische verbindingen met andere cellen te maken.
Alle informatie in de hersenen wordt uiteindelijk door deze ionendynamieken teweeg gebracht. De ionen zijn net als de kanalen waardoor ze de cel binnenkomen of verlaten erg klein. Ze bevinden zich op het niveau van de quantum deeltjes. In overeenstemming met Heisenbergs onzekerheidsprincipe is er een grote onzekerheid over de richting van de beweging van het ion. Dat betekent dat het ’quantum golfpakket’ dat de plaats van het ion beschrijft, zich verspreidt tijdens zijn reis van ionkanaal tot de plaats van trigger en veel groter is dan de trigger plaats alleen. De plaats waar een bepaald ion uit de cel komt of niet, is een quantum vraag.
Het is in de grond van de zaak dezelfde vraag als de kwestie waarbij een quantum deeltje door de ene of de andere opening van een ’dubbele opening’ experiment gaat. Het verhaal is nog ingewikkelder, maar de onderliggende lijn van de verklaring is, dat de quantum informatie er allemaal tegelijkertijd is, als we het proces van de ion-dynamieken en hun superposities beschouwen. Door de superpositie van de ion-dynamieken op het quantumniveau is het mogelijk dat alle delen van het informatiesysteem dat we associëren met bewustzijn tegelijkertijd onderling verbonden zijn. Bewustzijn hangt samen met het gevoel van eenheid, van wat het betekent om ’mij’ te zijn. De aparte plaats van de neuronen in het brein is niet relevant. Het is een alles of niets verschijnsel. Het gaat om alle neuronen. (hfst 7).
De vele werelden interpretatie
Omdat de beginsituatie van de waarnemer zijn werkelijkheid bepaalt, ontstaan er vele concrete toestanden naast elkaar, vele werelden. Voor iemand die niet dezelfde waarneming doet, blijft de toestand van de ander onbepaald en alle mogelijkheden zijn open. Dit leidt Lanza tot het accepteren van de vele werelden theorie, die Everett formuleerde in 1957, the Many Worlds Interpretation (MWI).
Er is een universele golf functie die evolueert als een boom met takken en die nooit ineenstort. Als er door een waarneming een ineenstorting van de golffunctie plaatsvindt, splitst die golffunctie zich en in een andere tak is een kopie van de waarnemer met een specifiek geheugen van het resultaat van de waarneming. Voor een andere waarnemer die niet dezelfde waarneming gedaan heeft, is de golf-functie niet ineengestort. Een bepaalde set van mogelijkheden is altijd relatief ten opzichte van een waarnemer.
’Alle mogelijke universa bestaan tegelijkertijd, onafhankelijk van wat er gebeurt in een van hen ’. Deze moeilijk voor te stellen situatie zou ertoe leiden dat we wat betreft onze subjectieve ervaring nooit dood gaan. Als we immers in één vertakking van een universum sterven, zouden we in een andere vertakking voortgaan met een leven dat zich daar heeft ontwikkeld. In quantummechanica verspreidt een gelokaliseerde golf-functie zich zolang die niet is waargenomen door het gehele universum. Volgens de MWI verspreidt die zich ook over het multiversum omdat het alle mogelijk posities bevat van een deeltje en iedere positie hoort bij een verschillende Everett-wereld. Als het echter gaat om een groot golfpakket dat steeds waargenomen wordt, zoals onze macro wereld, zorgt de verstrengeling van de systemen voor voortdurende metingen en observaties.
Als het bewustzijn is gelokaliseerd in een hersenconfiguratie, ervaart het de wereld vanaf dat punt. Het kan na overlijden ook gelokaliseerd zijn in een ander brein in een andere vertakking en de wereld ervaren vanuit dat perspectief.
Deel van het heelal, (foto Wikipedia)
Kunnen de grootte van de krachten toeval zijn of niet?
Het universum zoals we het kennen zou niet bestaan en wij zouden er niet zijn, als sommige en misschien wel alle van zijn fysieke constanten die in de natuurkunde gebruikt worden, anders waren. Ze zijn op elkaar afgestemd meestal binnen een reikwijdte van 1 tot 2 procent van hun feitelijke waarde. Een van de ondersteunende argumenten van Lanza voor zijn theorie is dat de ongeveer 200 constanten waarmee in de natuurkunde gewerkt wordt, precies geschikt zijn om het leven mogelijk te maken. Waren ze net anders geweest, een fractie groter of kleiner dan zou dat onmogelijk zijn geweest.
Dat gaat niet alleen om de afstand van de aarde tot de zon, waardoor onze planeet binnen de ’goudlokje’ zone valt: niet te warm en niet te koud. Water is er overvloedig in vloeibare vorm. We zijn beschermd tegen te veel kosmische straling. Als we niet onze begeleider, de maan hadden, die de baan van de aarde stabiliseert, zouden de temperaturen te veel uiteenlopen. Ook de zwaartekracht is precies goed voor de zon om te ontbranden en de kernfusie daarbinnen voort te laten gaan, zodat er koolstofatomen kunnen ontstaan, die in al het leven zijn terug te vinden. In het hele universum geldt dat zwaartekracht eveneens net geschikt is. Maar ook de sterke nucleaire krachten zijn precies goed, binnen een nauwe marge, waardoor de atoomkernen in ons lichaam bijeen blijven zonder op een rampzalige manier de protonen samen te binden.
In het materialistische paradigma is het allemaal toeval, vanaf de Big Bang tot zich de omstandigheden voordeden waarop het leven zich heeft ontwikkeld en wij ons nu van onszelf bewust zijn. Een heel lange keten van buitengewoon goed op elkaar afgestemde gebeurtenissen was daarvoor nodig. Een kink in de kabel en we hadden niet bestaan. Dat is heel erg onwaarschijnlijk vindt Lanza. Dat we bestaan met al deze ’toevallig’ passende omstandigheden, is volgens Lanza, omdat we leven in een van de takken van de golffunctie die ineengestort is in relatie tot onszelf, de waarnemer. De wereld, het universum is een schepping, een ingestorte golffunctie dankzij onze waarneming. Bewustzijn heeft geen einde, het leven transcendeert onze gewone lineaire manier van denken, hoewel we slechts onze huidige wereld kunnen waarnemen, slechts een van de vertakkingen van het universum.
Principes van biocentrisme
Tot driemaal toe neemt Lanza in zijn boek de principes van biocentrisme op. De eerste zeven heeft hij besproken in de eerste twee boeken over biocentrisme, de laatste vier zijn in dit boek toegevoegd.
Commentaar
Lanza probeert zijn inzichten over het primaat van leven en bewustzijn te bewijzen aan de hand van ’harde wetenschap’. Of deze bewijzen inderdaad een kans maken, kan ik niet zeggen, dat is aan natuurwetenschappers. Het boek is geschreven voor een algemeen publiek en redelijk goed leesbaar voor leken. De wiskundige berekeningen en formules die de feitelijke bewijzen vormen, zijn opgenomen in de bijlagen. Intussen is het uitdagend om bij wijze van rek en strek oefeningen van de verbeelding ons bezig te houden met wat de implicaties zouden kunnen zijn van de quantum theorieën.
Lanza zoekt in zijn boeken geen aansluiting bij anderen, die een soortgelijk nieuw paradigma voorstaan. Bernardo Kastrup is een auteur die een aantal boeken heeft geschreven over een idealistisch georiënteerd paradigma. Hij gaat geen discussie aan met de natuurkundige Rovelli, met wie hij veel overeenkomsten heeft en die ook schrijft voor een groot publiek (Helgoland). Overigens heeft hij wel artikelen geschreven samen met natuurkundigen over zijn visie, die zijn gepubliceerd in Scientific Americain, dus er is wel samenwerking met anderen. Lanza is erg stellig over de juistheid van het biocentrisme, het zou de enige logische oplossing zijn van een aantal theoretische, natuurkundige problemen. Hij haalt vaak het scheermes van Ockham aan. Tijdens het lezen kwam soms de wens op, dat hij zich wat bescheidener zou opstellen. Hij vertelt een aantal keren persoonlijke anekdotes over ervaringen die in de richting gaan van een mystieke ervaring. Vermoedelijk zijn zulke ervaringen de motivatie voor het uitwerken van zijn theorie van biocentrisme. Hij probeert de kloof tussen zijn ervaringen en wetenschappelijke inzichten te overbruggen.
De eenheid in de verscheidenheid, de eenheid van het universum met het bewustzijn, de rol van de waarnemer als medeschepper van de werkelijkheid heeft een grote overeenkomst met wat er in de Aziatische filosofieën is geformuleerd. Het is interessant, dat men daar op grond van introspectie tot deze inzichten kwam. Het doel in de Aziatische filosofieën was om de subjectieve ervaring te veranderen (bevrijding of verlichting), en niet primair om de aard van de werkelijkheid te ontdekken, zoals in de wetenschap. Die veranderde subjectieve ervaring komt bij Lanza maar heel terloops aan het einde van het boek op een oppervlakkige manier aan de orde.
Lanza poneert een duidelijke scheiding tussen bewustzijn en onderbewustzijn. Het wakkere bewustzijn doet de golf-functie instorten. Gevoelens, vage gevoelens, structuren die al klaarliggen, neigingen die we karaktereigenschappen kunnen noemen maar toch ook het wakkere, heldere bewustzijn beïnvloeden, laten de werkelijkheid in een superpositie bestaan. Dat roept vragen op. Kunnen we deze scheiding wel zo scherp maken?
Daarnaast is er het gegeven dat ons heldere bewustzijn ook niet eenduidig is. We kunnen dat op verschillende manieren instellen. We kunnen onze aandacht focussen of juist heel globaal houden, we kunnen afstand nemen van een object of ons ontvankelijker opstellen, waardoor we er juist veel meer mee samenvallen. Op sommige momenten zijn we helderder dan op andere momenten. Dat levert steeds verschillende subjectieve ervaringen op die samengaan met een bepaalde werkelijkheid buiten ons. Bij de kwantum collaps - de ineenstorting van de golffunctie waardoor het deeltje een positie aanneemt - gaat om een overgang naar een materiële werkelijkheid. Waar we in ons bewustzijn vele lagen tegelijkertijd kunnen ervaren is een object maar op een manier materieel. Tussenvormen tussen een bestaan in een superpositie en als concreet ding lijken niet mogelijk. Toch blijven er nog vele vragen over hoe deze mechanismen functioneren.
In het laatste 11e principe van het biocentrisme, stelt Lanza, dat het creatieve vermogen van de menselijke bewustzijn het ontstaan van de fysieke wereld teweeg brengt. Hij laat open of er wellicht andere werelden zijn, bestaande uit ’quantum schuim, velden of enige andere entiteit’. Hiermee verlegt hij de meest fundamentele vraag naar hoe leven en bewustzijn ontstaant en de niet-fysieke wereld creëert naar een ander niveau dan het fysieke. Zijn theorie spreekt zich daar echter niet over uit. Er blijven nog vele mysteries over.