De ’energiecrisis’ is een nucleaire uitvinding

Civis Mundi Digitaal #116

door Jan de Boer

De ingenieurs van het Franse « Commissariat à l’énergie atomique » hebben kennelijk een tijdmachine uitgevonden. De « energiecrisis » is in Frankrijk – en niet alleen in Frankrijk – weer helemaal terug in het publieke debat, en president Macron tracht het « schone en milieuvriendelijke » nucleaire gebeuren weer te laten opleven, met onder meer premier Rutte in zijn kielzog. Zowel in het klein (de « Small Modular Reactors ») en in het groot (de EPR’s: de nieuwste, grote en zeer complexe kerncentrales). Daarbij komt dat deze complexe kerncentrales niet voor 2040-2045 gerealiseerd kunnen worden, terwijl drastische maatregelen genomen moeten worden om de klimaatopwarming te bestrijden.

Dit alles heeft een air van « déjà vu », van oude koek, van het stempel van de « seventies ». Men associeert de energiecrisis van de jaren 1970 in het algemeen met de « aardoliecrisis », de combinatie van de « piek » van de Amerikaanse conventionele olie, het Arabische embargo van 1973 en het monopolie van de grote oliemaatschappijen die hun winsten wilden vergroten. Dit thema verscheen evenwel al vanaf 1969 in het Amerikaanse publieke debat, dus voor de aardoliecrisis. De energiecrisis betreft dus niet de olie, maar de elektriciteitsproductie.

De jaren 1960 werden inderdaad gemarkeerd door gigantische stroomuitvallen, met als beroemdste de « black-out » in New York in november 1965. In de media is de neomalthusiaanse interpretatie, die van de uitputting van de fossiele hulpbronnen, natuurlijk afwezig. De bevoorradingsmoeilijkheden hadden duidelijke oorzaken: de mijnbouwbedrijven gaven de voorkeur aan het exporteren van cokes voor de ijzer- en staalindustrie naar Japan en Europa, dat veel winstgevender was dan steenkool. De nieuwe milieunormen verplichtten hen om bepaalde mijnen te verlaten, de gezondheidsregels voor fijnstof vereisten investeringen die de rentabiliteit van de mijnbouwactiva verminderden, en de bouw van atoomcentrales verliep traag.

De nucleaire industrie maakte handig gebruik van de situatie. De stroomstoringen zouden teken zijn van een veel groter probleem: de uitputting van fossiele brandstoffen, het symptoom van een « energiecrisis ». En die vroeg om een radicale oplossing die alleen atoomenergie kon bieden. Gedurende de zomer 1969 verscheen de uitdrukking « energiecrisis » in de interne documenten van de Amerikaanse « Atomic Energy Commission » (AEC). In het begin ging het om taalgebruik tegen de milieubeweging, die fel tegen kerncentrales was. Op 15 oktober 1969 hield James Ramey, een belangrijk lid van de AEC, een toespraak voor de vereniging van de federale advocatuur: de juridische acties tegen de atoomcentrales vertraagden het nucleaire programma en bedreigden de natie met een energiecrisis, met andere woorden: de juristen moesten hun verantwoordelijkheid tonen. Het blad « Science » voerde het argument ook aan: de milieufanaten waren verantwoordelijk voor de energiecrisis en zij zouden de eerste slachtoffers zijn, want « wanneer de airconditioning uitvalt en de televisies geen beeld meer geven, zal het publiek zeggen: naar de duivel met het milieu, geef ons de welvaart ».

De toespraken over de energiecrisis maken deel uit van de « ecological backlash », zoals de New York Times na de eerste « Earth Day » opmerkte. Het was bijvoorbeeld Philip Handler, de voorzitter van de Academy of Sciences, die de nadruk legde op het verschil tussen de twee crises: die van het milieu, ver weg, al schreven kranten er volop over, en die van de energie, onzichtbaar, maar die al voor de deur stond. In het Congres hamerde de democratische afgevaardigde en verdediger van kernenergie Chet Holifield ook op dit idee: « Het land staat voor een energiecrisis » en zij die daaraan twijfelen, politici, bankiers en industriëlen, « begrijpen weinig van het probleem ».

Ik wijs erop dat de eerste publicaties over de energiecrisis allemaal voor 1973 geschreven werden door de stuwende krachten achter de kernenergie, die pagina’s vol wijdden aan snellekweekreactoren.

De energiecrisis: het woord heeft een geschiedenis en die helpt de subtiele verdraaiingen in de taal te begrijpen. Zoals in 1969 hangt ook nu de energiecrisis samen met de economische conjunctuur en geopolitiek. Hiervan profiteren om de nucleaire industrie, met alle levensgevaarlijke risico’s van dien, nieuw leven in te blazen en duurzame energie, de enige energie die in staat is om de wereldwijde energieproductie van koolstof te bevrijden, in feite weg te wuiven, is onverantwoord. De droom van politici van meer en nieuwe kerncentrales is kennelijk een wens om gewoon verder kunnen gaan met ons produceren en consumeren, in plaats van te kiezen voor een soberder bestaan in evenwicht met het milieu.

 

Geschreven in november 2021