Azië

Civis Mundi Digitaal #117

door Jan de Boer

De Verenigde Naties als machtsinstrument van China
China: de terugkeer van religie
China ziet zich als « voorbeeld van democratie » tegenover de VS
China: geen terugkeer van het maoïsme en de Koude Oorlog
Peng Shuai: een geschiedenis met veel gevolgen
De Golfstaten: luxe, jachtvliegtuigen en onzekerheid
Tadzjikistan: een steeds belangrijker land tussen Rusland en China
Een opmerkelijke Zuid-Koreaanse managementtechniek

De Verenigde Naties als machtsinstrument van China

 

China houdt van de Verenigde Naties. Xi Jinping zei in een videotoespraak voor de Algemene Vergadering van deze organisatie: « Wij moeten een nieuw type internationale relaties opbouwen gebaseerd op wederzijds respect, evenwichtigheid, sociale rechtvaardigheid en samenwerking ». Dat is natuurlijk een win-win situatie, voegde hij eraan toe. Achter dit diplomatieke jargon verbergt zich de politieke strategie van een grootmacht die vastbesloten is om zijn stempel op de wereldaangelegenheden te drukken. Ongetwijfeld hoort daarbij ook het idee om de « Amerikaanse orde » te vervangen door een « Chinese orde », de « pax americana » door de « pax sinica ». Het een en ander vloeit voort uit het verlies van het Westerse centralisme in de hedendaagse geschiedenis, hetgeen de oriëntalist Gilles Kepel « de onweerstaanbare verchinezing van de wereld » noemt.

Deze progressieve verschuiving van de macht van het Westen naar het Oosten probeert Peking te vertalen in de Verenigde Naties. Waarom? Omdat de Verenigde Naties een universeel instituut is en zij internationale legitimiteit vertegenwoordigt. Zij heeft daar het monopolie op, en maakt deel uit van het direct na de Tweede Wereldoorlog opgerichte institutionele gebouw van de Verenigde Naties, met niet alleen gespecialiseerde agentschappen, maar ook het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank.

Men noemde dat de « liberale internationale orde », die te vaak noch liberaal, noch pacifistisch was. In het spoor van China, gesteund door Rusland, zijn veel landen vandaag de dag van mening dat het « systeem van de Verenigde Naties », zoals dat ontworpen werd, alleen nog maar dient om de hegemonie van het Westen te verzekeren en dat men het moet herzien. Peking wil zijn invloed in de Verenigde Naties vergroten, en dat is op zich volkomen legitiem. « China wil als grote wereldmacht haar plaats in deze organisatie, die het « multilateralisme » uitoefent: een uitdrukking die betekent dat de internationale normen in dat kader moeten worden vastgesteld, waarbij men nog moet leren wat « multilateralisme » met een Chinees karakter inhoudt.

Het gevecht dat China met haar bondgenoten leidt in de Verenigde Naties betreft allereerst het begrip soevereiniteit: iedere staat is baas in eigen huis. Peking heeft een fundamentalistisch, extremistisch en absolutistisch idee inzake de soevereiniteit. In de Chinese visie van het internationale leven hangt de vrede tussen de naties af van – de woorden van Xi Jinping – « wederzijds respect en billijkheid », met een verbod op bemoeienis met binnenlandse aangelegenheden van lidstaten. Wat dit betreft moet de plicht tot internationale tussenkomst, die na de Koude Oorlog werd bepaald en duidelijk het handvest van de Verenigde Naties aan zijn laars lapt, afgeschaft worden. Het karakter van een regime gaat de Verenigde Naties niets aan. De manier waarop een land zijn inwoners behandelt, is geen internationale zaak. Peking wijst daarbij op de steun van de Verenigde Staten aan talrijke dictaturen tijdens de Koude Oorlog. De mensenrechten, zoals beschreven in een in 1948 aan het handvest van de Verenigde Naties toegevoegde verklaring? China is van oordeel dat de interpretatie daarvan door het Westen een cultureel imperialisme onthult dat afgewezen moet worden. De behandeling die China reserveert voor zijn etnische minderheden, voor de inwoners van Hongkong, voor zijn dissidenten? Een culturele zaak, wordt gezegd.

Blijft over het internationale recht in het algemeen, zoals het door de Verenigde Naties is gecodificeerd in verdrags- en resolutievormen die geacht worden op het internationale toneel erkend te worden. China gedraagt zich hier net als de Verenigde Staten en andere machten. Zij praktiseert het respect zeer flexibel volgens haar eigen belangen. Waar is het « wederzijds respect » met de buurstaten van China in de Zuid-Chinese Zee? Peking doet zich hier met haar militaire kracht gelden, en dat is dan jammer voor het recht; net zoals de vroegere Sovjet-Unie en de Verenigde Staten dat met meer of minder succes deden. Kortom: Peking gebruikt zijn invloed bij de Verenigde Naties voor haar eigen doelen.

Het politieke gewicht van China binnen de Verenigde Naties is heel groot, overeenkomend met de omvang van zijn bevolking en zijn economie. Peking is na Washington de tweede grootste betaler aan het budget van de Verenigde Naties en één van de eerste leveranciers van de « blauwhelmen ». China staat aan het hoofd van vier van de vijftien gespecialiseerde agentschappen van de organisatie en maakt deel uit van de directie van zeven andere agentschappen. Zij gebruikt haar economische macht om haar standpunten op de meest gevarieerde gebieden, van telecommunicatie en mensenrechten tot gezondheidszorg, doorgang te doen vinden.

Haar mondiale invloed steunt op het Chinese succes en de bij een zeker aantal lidstaten uitgeoefende verleidingskunst, met name bij de vroegere gekoloniseerde landen. « Zij ontkennen de risico’s niet om weer onder een nieuwe overheersing te komen, » schrijft Jean-Marie Guéhenno in zijn opmerkelijk boek « Le Premier XXIe siècle. De la globalisation à l’émiettement du monde » (Flammarion), « maar alles bij elkaar genomen is de aantrekkingskracht van de Chinese wereldmacht bij veel ontwikkelingslanden heel wat groter dan de angst die deze teweeg zou kunnen brengen. »

Inderdaad, de « verchinezing » van de wereld vindt plaats via de Verenigde Naties.

 

Geschreven in december 2021

 

 

China: de terugkeer van religie

 

Een boekbespreking:

« Le renouveau éclatant du spirituel en Chine » van Claude Meyer (Bayard)

« Chine et terres d’islam » van Emmanuel Lincot (PUF)

 

In de afgelopen twee maanden heb ik tussen de bedrijven door bovenstaande uitermate interessante boeken gelezen. Voor een beter begrip van wat er zich in China afspeelt kan ik deze mijn Franstalige lezers, hopelijk door mijn bespreking aangemoedigd, meer dan van harte aanbevelen.

Gezien haar omvang en gevoeligheden is religie in China één van de ingewikkeldste onderwerpen om aan te snijden. In « Le renouveau éclatant du spirituel en Chine » laat Claude Meyer zien dat, ondanks de onderdrukking van religie, het aantal gelovigen in het Chinese imperium voortdurend toeneemt. De schrijver schat deze vandaag de dag op zo’n 350 miljoen. Het is een schatting, erkent hij, omdat in dit aantal ook de aanhangers zijn meegeteld van het confucianisme, dat niet als een echte religie in de zin van het woord wordt beschouwd; omdat heel veel Chinezen een mengsel van boeddhisme, taoïsme en volksreligies praktiseren; en omdat een aantal christelijke kerken in verborgenheid moet blijven, omdat ze verboden zijn. Desalniettemin zegt de auteur dat de religieuze wederopkomst meer dan duidelijk is – zelfs de autoriteiten geven dat toe – en dat het protestantisme de religie is die de grootste groei kent. De schrijver: « Rond 2030 zal het communistische China waarschijnlijk het grootste Christelijke land in de wereld zijn ».

Voor de lezers die zich interesseren voor de geschiedenis van religies en voor het lot dat het China van Xi Jinping hun toedenkt, is het boek van Claude Meyer uiterst waardevol. Hij beschrijft zeer precies de teksten die de religieuze praktijken inkaderen en aan welke pressie de gelovigen blootgesteld zijn. « De Chinese Grondwet garandeert de vrijheid van godsdienst, maar niet de vrijheid van erediensten en religieuze praktijken ». Op dit gebied, net als op zoveel andere gebieden, toont Xi Jinping zich heel wat meer onderdrukkend dan zijn voorgangers. Zo is het bureau van religieuze zaken van de regering in 2018 onder directe controle van de Communistische Partij gebracht.

Claude Meyer, een vroegere jezuïtische seminarist, komt ook nog even terug op het in 2018 gesloten akkoord tussen het Vaticaan en Peking dat een eind zou moeten maken aan het legitimiteitsconflict betreffende de benoeming van bisschoppen: het Vaticaan benoemt de bisschoppen die door de Chinese regering worden voorgesteld. Volgens hem speelt dit akkoord Peking in de kaart, omdat het het risico met zich meebrengt de repressie van clandestiene katholieken te vergroten. Ik ben het hier volledig met Claude Meyer eens, die zelf in het najaar van 2019 China werd uitgezet naar Parijs, terwijl hij zich opmaakte om zijn onderzoek in Hongkong te vervolgen.

Hoewel Claude Meyer zich wel voor de islam interesseert, staat deze toch niet centraal in zijn boek. De repressie van de Oeigoeren in Xinjiang wordt slechts behandeld in een bijlage van tien pagina’s. Vandaar het belang van het boek « Chine et terres d’islam » van Emmanuel Lincot. Het is een ambitieus historisch essay. En aangezien China (1,4 miljard personen) en de mohammedaanse wereld (1,8 miljard personen) bijna de helft van de mensheid vertegenwoordigen, beschrijft deze socioloog heel simpel een geschiedenis van de helft van de wereld. Professor Emmanuel Lincot, eens archeoloog in Syrië, daarna werkzaam op de Franse ambassade in Peking, is een briljante schrijver die zich voor alles en nog wat interesseert. Zijn boek is voor mij een openbaring, terwijl ik toch heel wat artikeltjes aan deze materie heb gewijd. Hij beschrijft de geschiedenis van Xinjiang in een historisch – de Oeigoeren waren lange tijd boeddhisten en Christenen voordat zij zich in de Middeleeuwen tot de islam bekeerden – en geografisch perspectief, in het hart van de oude en nieuwe zijderoutes en van Centraal-Azië. Dit « Westen van China » is rijk aan grondstoffen maar ook aan gevaren. De schrijver: « Voor de Han komt het gevaar zowel uit het westen als uit het noorden ». De Mantsjoes, de uit het noorden van Azië gekomen barbaren, bezetten China van 1644 tot 1911. Voor de keizers van gisteren en hun huidige communistische erfgenamen « wordt alle ellende van China veroorzaakt door achteloosheid, die fataal kan zijn voor haar stabiliteit ».

Emmanuel Lincot laat zien hoe de zijderoutes voor China een middel zijn om Centraal-Azië te ontwikkelen, met name de communicatie-infrastructuren, in een « big game » met als deelnemers ook Rusland, India, Turkije en Iran. In die zin is de Samenwerkingsorganisatie van Shanghai, gecreëerd in 2001 met tegelijkertijd een economisch en een veiligheidsdoel, ongetwijfeld van veel groter belang dan Westerse landen denken. De auteur: « Het is na de Verenigde Naties de belangrijkste internationale vertegenwoordiging ». Peking slaagt erin met iedereen een dialoog aan te gaan en handel te drijven, met name met Iran, Israël en Saoedi-Arabië.

Volgens de schrijver zijn de westerse en mohammedaanse wereld na de aanslagen van 2001 uit elkaar gegaan, en heeft het Westen tijdens de coronapandemie in 2020 met China gebroken. Het resultaat: het Westen, dat de mohammedaanse waarden noch de confuciaanse waarden deelt, staat er alleen voor. Een verbond tussen China en de mohammedaanse wereld is verre van bereikt en Emmanuel Lincot hoedt zich er ook voor dit te voorspellen. Maar de relatie tussen deze twee werelden is wellicht beslissend voor de toekomst van onze wereld, die zowel verbrokkeld als gekoppeld is. Men kan in deze situatie dit boek mijns inziens als een prima kompas voor de toekomst zien.

 

Geschreven in november 2021

 

 

 

China ziet zich als « voorbeeld van democratie » tegenover de VS

 

China is niet alleen een democratie, maar zij is dat ook meer dan de westerse landen, zoals de Verenigde Staten. Dat is de boodschap die de Volksrepubliek aan de internationale gemeenschap richt na de in mijn ogen teleurstellende virtuele topconferentie over democratie van Joe Biden op 9 en 10 december jongstleden, waarvoor China en Rusland niet uitgenodigd waren.

Het kernpunt van de tegenaanval van de communistische leiders is dat de Verenigde Staten geen werkelijke democratie zijn, maar China daarentegen steeds meer. Om hun tegenstander in diskrediet te brengen, bracht het « Instituut voor financiële studies » van de universiteit Renmin in Peking een rapport uit van 70 pagina’s met « tien vraagstukken voor de Amerikaanse democratie ». Volgens de auteurs van het rapport zijn de Verenigde Staten in wezen een plutocratie, waar « de macht in dienst staat van het kapitaal », met een middenklasse die dreigt te verdwijnen, een land waar vrijheid van meningsuiting heeft plaatsgemaakt voor « fake news » en waar de mensenrechten niet beschermd worden, gezien ook het feit dat ieder jaar « meer dan 30.000 mensen door vuurwapens worden gedood ».

Internationaal gezien is de Amerikaanse balans volgens het rapport nog erger, omdat de Verenigde Staten « catastrofes in andere landen » veroorzaken, met name de « Arabische lentes », die in het rapport omgedoopt zijn tot « Arabische winters ». Sinds 1870 zou Washington « 392 militaire interventies in het buitenland » ondernomen hebben. Kortom: in de Verenigde Staten ligt de macht niet bij het volk, maar bij « zes meesters »: het geld (« moneycracy »), de wapens (« guncracy »), de blanken (« whitecracy »), de media (« mediacracy »), het militair-industrieel complex (« militacracy ») en drugs (« drugcracy »).

Tegenover deze hel is China een « goed functionerende democratie », zoals een op 4 december verschenen witboek aangeeft. Democratie is niet het exclusieve bezit van het Westen, maar is « een gemeenschappelijke waarde van de mensheid en een altijd gekoesterd ideaal door de Chinese communistische partij en het Chinese volk ». Volgens het document komt het concept van de democratie niet uit Athene, maar uit het Rijk van het midden (= China). « Vijfduizend jaar geleden begonnen de vroegere Chinezen het concept te bestuderen dat de mensen aan de grondslag van de Staat liggen. Hun ideeën bezaten de kiemen van wat wij nu als democratie kennen. Hoe deze te definiëren? Een land is democratisch als de mensen er de baas zijn, als zij stemrecht hebben en, nog belangrijker, als zij het recht hebben om grotelijks te participeren, en als men bij de verkiezingen beloften doet, die na de verkiezingen ook waargemaakt worden ».

Het spreekt voor zich dat China vindt dat zij aan deze voorwaarden voldoet. Het witboek legt uit dat er heel veel verkiezingen op lokaal niveau zijn waar de Chinezen opgeroepen worden hun vertegenwoordigers te kiezen. Alle kandidaten worden door de communistische partij (PCC) gepresenteerd. Het witboek laat ook weten dat er in China acht politieke partijen zijn, maar dat die geen oppositiepartijen zijn. De partijen « werken samen in een systeem waarin de PCC de staatsmacht uitoefent ». Het terugbrengen van democratie tot de formule « één persoon, één stem » en tot een veelpartijensysteem, zou het resultaat van Westerse propaganda zijn om andere systemen in diskrediet te brengen.

Sinds de publicatie van dit witboek hebben veel westerse waarnemers de draak gestoken met deze democratie « met Chinese karakteristieken ». Hoewel het communistische China zich altijd als democratisch heeft gepresenteerd, wijst het witboek evenwel op een echte revolutie. Tot in de jaren 2000 lieten de Chinese leiders weten dat China nog niet rijp was voor democratie, maar dat zij op de goede weg was. Twee voorgangers van Xi Jinping, Zhao Ziyang (algemeen secretaris van de PCC van 1987 tot 1989, gevolgd door vijftien jaar huisarrest wegens zijn steun aan de studenten van het Tiananmenplein) en Hu Jintao (algemeen secretaris van de PCC en president van de Volksrepubliek van 2002 tot 2012), hebben gepleit voor een zekere politieke opening. Tegen dit alles heeft Xi Jinping zijn ideologie gebaseerd. En het plenum van het Centraal Comité van de PCC is duidelijk: « het kopiëren van een buitenlands politiek regime is voor China een doodlopende weg; het is zelfs een dodelijke bedreiging voor haar toekomst. Wij moeten waakzaam blijven en ons beschermen tegen corrosieve effecten van westerse ideologische stromingen zoals het zogeheten « constitutioneel regime », politieke afwisseling van de macht en de verdeling van de drie machten. »

Desalniettemin, zoals het witboek aanduidt, « de Chinese maatschappij verandert » en de Partij moet een antwoord geven op « nieuwe eisen en verwachtingen van de mensen wat betreft de democratie. Tijdens een inspectie in Shanghai in november 2019 lanceerde Xi Jinping zo een nieuw concept: « De volksdemocratie van een totaal proces ». Het idee is om mensen toe te staan om « democratische kanalen te creëren die verschillend, vloeiend en geordend zijn, en democratische vormen te vermeerderen door ordelievende politieke participatie van het volk op alle niveaus en in alle sectoren uit te breiden ».

Toen hij van 2002 tot 2007 secretaris van de PCC in de provincie Zhejiang was, introduceerde Xi Jinping een relatief liberaal model door de inwoners van het dorp Tangjiadi het recht te geven zich als « zelfbenoemde » kandidaten te presenteren, dat wil zeggen als niet door de Partij benoemde kandidaten.

Hoewel Peking zegt dat het zijn model niet wil exporteren, lijkt het toch heel duidelijk dat de Chinese leiders, gesterkt door de door veronderstelde goede aanpak van de coronacrisis en door de moeilijkheden waarmee de westerse democratieën geconfronteerd worden, van de superioriteit van hun politiek systeem overtuigd zijn.

 

Geschreven in de december 2021

 

 

China: geen terugkeer van het maoïsme en de Koude Oorlog

 

Zou de route naar een derde mandaat vanaf 2022, door hemzelf uitgestippeld, van Xi Jinping een « nieuwe Mao » maken? Kondigen de spanningen tussen de Verenigde Staten en China een « nieuwe koude oorlog » aan? Ik denk dat we ons daarin vergissen.

Door een einde te maken aan de door Deng Xiaoping ingestelde beperking van twee presidentiële mandaten, bedoeld om elke neiging om aan de macht te blijven de kop in te drukken, loopt Xi Jinping zeker in de pas met Mao. Ook de cultus van persoonsverheerlijking heeft hij met Mao gemeen. Je zou kunnen zeggen dat Xi Jinping in zijn machtsuitoefening nog autocratischer is dan Mao. Waar Mao altijd rekening moest houden met zijn niet af te zetten premier, Zhou Enlai, met name wat betreft buitenlandse politiek, heeft Xi Jinping van zijn premier, Li Keqlang, weinig te duchten.

Maar Mao Zedong was een revolutionair, een vijand van het kapitalisme, een overtuigd aanhanger van de klassenstrijd, een populist die niet aarzelde om de massa’s te mobiliseren tegen de elites en te zorgen voor chaos om aan de macht te blijven, zoals hij liet zien met het lanceren van de Culturele Revolutie (1966-1976).

Niets van dat alles met Xi Jinping. Hij is zeker een nationalistische autocraat, maar hij moet niets van klassenstrijd hebben. Chaos is hem een doorn in het oog. In de resolutie inzake « De belangrijkste realiseringen en de historische balans van honderd jaar strijd van de Partij », gepubliceerd op 16 november, een paar dagen na zijn aanvaarding door het centrale comité van de communistische partij, werd de Culturele Revolutie als « een vergissing, een ramp » gekwalificeerd. De communistische partij is steeds meer een elite-partij en is daar duidelijk trots op. Mao sloot universiteiten, Xi Jinping droomt ervan om China tot een land van ingenieurs en wetenschappers te maken.

Zijn expliciete doel van « gemeenschappelijke welvaart », zijn nieuwe economisch kompas, biedt eenieder de mogelijkheid zich te verrijken. Hij is er zich van bewust dat het land geen dubbele economische groeicijfers meer zal kennen en dat de « sociale lift » minder goed functioneert, en hij neemt de mogelijke opkomst van populisme, met als resultaat een toename van ongelijkheden, heel serieus.

Mao is dood, echt dood. Zelfs de controle van de Partij op de bevolking is niet te vergelijken met die onder Mao. Zeker, met de alom aanwezige bewakingscamera’s, de censuur op de sociale media en de controle op verplaatsingen onder het mom van volksgezondheid is Big Brother meer dan ooit aanwezig in het leven van de Chinezen. Zij voelen zich ongetwijfeld ook niet zo vrij als zij zouden wensen, maar zij weten dat zij het heel wat beter hebben dan hun ouders. In tegenstelling tot de jaren onder Mao kunnen zij trouwen met wie zij willen, werken waar zij willen, vrijwel leven waar zij willen en ook reizen zelfs naar het buitenland, als hun middelen dat mogelijk maken.

Dat is één van de verschillen met de Koude Oorlog. China is geen Sovjet-Unie, en er is geen IJzeren Gordijn dat haar van de rest van de wereld scheidt. Aan de andere kant bestaat er ook geen echt blok. Zelfs al heeft haar relatie met Rusland een bestendig karakter, China heeft geen bondgenoten. Van zijn kant heeft Joe Biden het trauma veroorzaakt door Donald Trump bij de Europeanen niet weg kunnen nemen. En veel landen, met name in Azië en in de Stille Oceaan, hebben slechts één obsessie: niet te moeten kiezen tussen één van beide kampen.

De Koude Oorlog had het voordeel dat het de goede democraten tegenover de slechte communisten stelde. Hoewel China verontrust, bedreigt zij (met uitzondering van Taiwan) niet; maar waar de Verenigde Staten de eerste mondiale macht blijft, bekoort zij niet echt, en stelt zij nog minder gerust. Wanneer Xi Jinping en Joe Biden zeggen een nieuwe koude oorlog te vrezen, stippen zij vooral de risico’s van een militaire escalatie of een hybride oorlog aan. Maar de rivaliteit tussen de eerste twee mondiale machten is niet alleen ideologisch en militair, zij is vandaag de dag zeer veelzijdig: geostrategisch, technologisch, economisch, cultureel…

Zwaaien met het risico van een koude oorlog is niet vrij van achterliggende gedachten. « China kan, net als in de jaren 1960, steunen op een deel van Westers links en op een deel van Europees rechts om te verklaren dat de Koude Oorlog en haar terugkomst het product zijn van de militaristische en imperialistische Verenigde Staten, » schreef de historicus Pierre Grosser op 22 september in het Franse dagblad « Le Figaro ». Voor het Westen, en met name de Verenigde Staten, is China de perfecte zondebok. « Terwijl het democratische Westen de ernstigste crisis in zijn geschiedenis sinds het einde van de Koude Oorlog doormaakt, bestaat er in de Chinese obsessie een risico voor afleidingsmanoeuvres, die weer onrust tot gevolg kunnen hebben door nieuwe Chinese activiteiten. Het Westen moet bij zichzelf te rade gaan, en in plaats van zichzelf te bedriegen door te pretenderen dat China zijn echte tegenstander is, zou het heel wat beter zijn in beide systemen de gemeenschappelijke kenmerken te identificeren die op een verschillende manier de mogelijkheid van een pluralistische wereld bedreigen, » laat Jean-Marie Guéhenno, oud-adjunct algemeen secretaris van de Verenigde Naties, weten in zijn essay « Le Premier XXIe siècle » (Flammarion).

Net als het maoïsme weerspiegelt de Koude Oorlog een voorbije tijd, waarvan naar mijn mening het opnieuw oproepen minder de huidige situatie beschrijft dan wel de moeilijkheid om deze te beheersen.

 

Geschreven in december 2021

 

 

Peng Shuai: een geschiedenis met veel gevolgen

 

Nog een keer de geschiedenis van Peng Shuai, de Chinese tennisster die de Chinese Communistische Partij durfde aan te vallen. Een geschiedenis die nog lang niet afgelopen is. De zeer mannelijke Chinese leiding had alle redenen om zich ongerust te maken. Het gaat niet aan om één van zijn leden aan te vallen, met name niet wanneer het zijn privéleven betreft. Dat is staatsgeheim! En om zo de grootsheid van China ter discussie te stellen, is een doorn in het oog van Xi Jinping.

De geschiedenis van Peng Shuai heeft veel gelijkenis met één van die vele volkssprookjes, die er ongetwijfeld ook in China zijn, waarin de zwakke de machtige aanvalt zonder dat men in het begin weet wat het einde is. Deze geschiedenis is een voorbeeld van het China van Xi Jinping. Het tekent de paradoxen van het « Chinese model », en zegt ook iets over het professionele tennis van vandaag de dag.

Ik herinner mijn lezers aan de feiten. Op 2 november beschuldigde de 35-jarige Peng Shuai, die de top 10 van het mondiale tennis benaderde, op Weibo één van de grote bonzen van de Chinese Communistische Partij, die met pensioen is, van seksuele agressie. Zij kon, zoals zij berichtte, daar geen bewijzen voor aanvoeren, maar kon deze geschiedenis, die haar bleef achtervolgen, niet langer voor zich houden. Haar bericht op Weibo was tien minuten te lezen voordat deze weggecensureerd werd. Maar in die tien minuten werd het bericht veel gelezen en bleef het ook niet ongemerkt in het buitenland.

Gedurende twee weken hoorde men niets van haar. Huisarrest? Ondervraagd door de politie? De tenniswereld maakte zich ongerust, en de grote kampioenen bij de mannen en de vrouwen eisten nieuws van de Chinese machtshebbers. Maar die hebben niet de gewoonte om voor buitenlandse druk te bezwijken. Maar binnen twee maanden worden de Olympische Winterspelen 2022 in China gehouden, dus… Zonder twijfel in scène gezet kwam er half november nieuws: een geschreven bericht, vervolgens clips en eindelijk een gesprek met de vroegere kampioene door Thomas Bach, de Duitse voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Met Peng Shuai gaat het goed, zij is thuis en wenst met rust gelaten te worden.

Wat men ook van deze « getuigenissen » mag denken, het is een feit dat de Partij een antwoord heeft moeten geven. De Partij heeft de druk van buiten niet kunnen negeren, want het ging om de reputatie van China, een groot land dat geeft om haar imago van een grootmacht, en dat een aantal van de belangrijkste sportevenementen van deze eeuw ontvangt. Er was geen sprake van om het risico van een sportieve boycot te nemen, nu de Olympische Winterspelen naderen.

In het algemeen wordt in China de tegenstelling die centraal staat in haar model, economische dynamiek en een tirannieke autocratie, goed beheerst. Nog in de laatste weken heeft Wall Street veel geïnvesteerd in de Chinese markt, ondanks de spanningen tussen de Verenigde Staten en China. De bijzonderheid van China zetelt in de vermenging van economische en technologische uitstraling en politieke en politionele afgrendeling. In het Amerikaanse blad « Books » (juli-augustus) citeerde de Amerikaanse historicus Jeffrey Wasserstrom de schrijver Yan Lianke: « Vandaag de dag in China leven heeft iets verwarrends, omdat men de indruk heeft tegelijkertijd in Noord-Korea en in de Verenigde Staten te zijn. » Wasserstrom: « Het Chinese mengsel bestaat uit goelags en Gap-winkels, « heropvoedingskampen » in Xinjiang en tennistoernooien aan de zuidkust ». Deze synthese heeft veel te danken aan Westerse goedkeuring, omdat het Westen de Chinese markt niet kan negeren en zich derhalve schikt naar het politieke milieu.

Van tijd tot tijd is er een « bug », een misser. Deze heet nu Peng Shuai, een professionele tennisster van het hoogste niveau, die in 2014 ruim 8 miljoen euro verdiende en opklom tot de 14e plaats op de wereldranglijst. Sindsdien is tennis in China geëxplodeerd. Het land telt nu 15 miljoen tennissers: een kwart van het aantal op de hele wereld, net achter de Verenigde Staten. China wordt ongetwijfeld een grote tennisnatie.

In principe zou het regime snel de affaire Peng Shuai in de doofpot hebben kunnen stoppen. Maar nee: tenniskampioenen van Novak Djokovic tot Serena Williams en Chris Evert mobiliseerden zich en eisten nieuws van Peng Shuai. De WTA, die de belangen van het vrouwentennis beheert, volgde hen. En diens baas, de moedige Steve Simon, kondigde op 1 december aan dat alle WTA-toernooien in China opgeschort zouden worden, omdat hij constateerde dat Peng Shuai « niet het recht heeft om vrijuit te spreken en naar het schijnt onder druk is gezet om op haar verklaringen van seksueel misbruik terug te komen. » Deze woorden zijn des te prijzenswaardig, omdat de elf toernooien van het Chinese circuit meer dan een derde van de inkomsten van de WTA vertegenwoordigen. Als de WTA haar standpunt niet wijzigt, is de affaire Peng Shuai nog lang niet voorbij. Het « Chinese model » is even door een kleine tennisbal een halt toegeroepen!

 

Maar waar ik mij aan erger is aan de toch erg selectieve internationale verontwaardiging over de affaire Peng – China is immers de grote vijand van het Westen – en dat er bijvoorbeeld met geen woord wordt gesproken over bijvoorbeeld de gevangenisstraf van negen jaar voor de schrijfster Pham Doan Trang (te volgen op Facebook) in het communistische Vietnam. Zij is een uiterst dappere vrouw die in 2019 één van de drie winnaars was van de RSF-prijs voor de persvrijheid (ingesteld door « Reporters sans Frontières »). Pham Doan Trang is een bekende journaliste die nog steeds haar lezers informeert over hetgeen er in Vietnam in strijd is met de democratie. Haar blog wordt gevolgd door zo’n 20.000 Vietnamezen. Ook is ze één van de oprichters van de « Editions Nha Xuat ban Tu Do (= liberale uitgeverij) waarvan het werk in 2020 bekroond werd met de Voltaire Prijs van de « International Publishers Association ». Het is dus goed om te weten van haar situatie; bovendien wordt Vietnam, ook een vijand van China (in verband met de strijd om eilanden in de Zuid-Chinese Zee), door de Verenigde Staten rijkelijk van wapens voorzien, terwijl die de mond stijf houden over Pham Doan Trang.

 

Geschreven in december 2021

 

 

De Golfstaten: luxe, jachtvliegtuigen en onzekerheid

 

In de Golfstaten, de zakenwereld van Koeweit tot Oman, is het één en al musea, futuristische architectuur aan de kust, hightech laboratoriums, vijfsterrenhotels, fiscale paradijzen en… jachtvliegtuigen. Want achter de materiële rijkdom verschuilt zich de strategische onzekerheid.

De natuur heeft haar rijkdommen niet goed verdeeld. Haar rijkdommen zijn daar waar geen mensen zijn. Van Koeweit tot Oman verzekert een uitzonderlijke hoeveelheid gas en olie het geluk van enige miljoenen inwoners van de Golfstaten: 35 miljoen in Saoedi-Arabië, 10 miljoen in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), 5 miljoen in Oman, 4,2 miljoen in Koeweit, 2,8 miljoen in Qatar, en 1,7 miljoen in Bahrein. En om nog preciezer te zijn: de oorspronkelijke bevolking vertegenwoordigt veelal hooguit 10% van deze cijfers. Met uitzondering van Irak en Algerije hebben de overige Arabische landen niet dat gas- en oliegeluk, maar heerst er economische ellende en politieke instabiliteit. De jongeren in Libië, Tunesië, Algerije en Marokko denken alleen maar aan emigratie.

De luxe van de steden in de Golfstaten doet haar strategisch milieu niet vergeten; dat is gevaarlijk, instabiel en kan tot oorlogen leiden. De Arabisch-Perzische Golf bevindt zich in de eerste linie van de confrontatie tussen Saoedi-Arabië en Iran. Dat is een oude strijd met veel gezichten: Perzen tegen Arabieren, sjiieten tegen soennieten, « revolutionairen » tegen monarchieën, en het doel is de overheersing van de regio. Het klassieke schema: in Riyad, net als in Teheran, wordt natuurlijk gezegd dat er alleen maar defensieve bedoelingen zijn. De Iraniërs, omdat zij aangevallen werden door Irak, dat in 1980 gesteund werd door de Golfstaten; de Saoediërs, omdat zij aan het hoofd staan van een coalitie om de expansiepolitiek van de Islamitische Republiek tegen te gaan.

Om hun veiligheid tegen de Iraanse reus met zijn 84 miljoen inwoners veilig te stellen, hebben de emirs lange tijd gerekend op hun oliedollars en op de Verenigde Staten, die nog steeds zonder twijfel de grootste strategische macht in de regio zijn. Maar nu kopen ook de Golfstaten grote hoeveelheden wapens: hun militaire uitgaven per hoofd van de bevolking zijn de hoogste ter wereld. Joe Biden, die hierin graag vergeet om wat mensenrechten in de diplomatieke « mix » te brengen, gaat na de bestelling van 80 Franse Rafales door de VAR voor 650 miljoen dollar « defensieve » raketten aan Saoedi-Arabië leveren. De door kroonprins Mohammed Ben Salman in 2018 bestelde moord van de dissidente vreedzame journalist Jamal Khashoggi wordt daarbij voor het gemak even vergeten.

Vandaag de dag zijn de emirs bang voor een Amerikaanse terugtrekking. Het vertrek van de Verenigde Staten uit Afghanistan verontrust, evenals het nucleaire programma van Iran. Dit alles heeft ertoe geleid dat de soennitische regimes op de Arabische kust van de Golf een strategische coalitie hebben gevormd met Israël tegen hun gezamenlijke vijand Iran. Met groen licht van Riyad hebben de VAE en Bahrein in 2020 volledige diplomatieke betrekkingen met Israël aangeknoopt: de zogeheten « akkoorden van Abraham ». Dit Israëlisch-Arabische front tegen Iran blokkeert overigens niet geheel hun posities. Ondanks de sancties tegen Iran drijven de Arabieren van de Golf voluit handel met het land. Riyad is een dialoog met Teheran gestart, en de VAE heeft het niveau van zijn diplomatieke vertegenwoordiging in Iran verhoogd. Dit alsof zij de akkoorden van Abraham moeten compenseren.

Deze gesprekken zouden het eind van de bloedige oorlog in Jemen kunnen vergemakkelijken: toch een bijproduct van de Iraanse-Saoedische confrontatie, met vier jaar ellende en massale verwoesting. Maar allereerst komen voor Arabieren van de Golf de goede of slechte berichten uit Wenen. Een échec van de onderhandelingen van het Westen met Iran over een nucleair akkoord kan leiden tot een Israëlische aanval op de Iraanse nucleaire installaties. Zo’n aanval zou repercussies hebben van Koeweit tot Oman, en mogelijk nog verder. Er is dus alle reden voor ongerustheid.

 

Geschreven in december 2021 

 

 

Tadzjikistan: een steeds belangrijker land tussen Rusland en China

 

Dit kleine mohammedaanse land in Centraal-Azië speelt nu een grote rol in deze regio, sinds de Taliban weer heer en meester zijn in buurland Afghanistan. Rusland, de traditionele militaire bondgenoot, en China, de nieuwe investeerder, bevechten er elkaar om zijn gunsten. Tadzjikistan heeft zo’n tien miljoen inwoners, wier cultuur en taal verwant zijn aan de geschiedenis van de Perzische wereld, en zij zijn voor 97% mohammedaan. De religie van de profeet staat er onder strikte controle van het regime, dat altijd klaar is om in te grijpen bij het minste teken van een afwijking richting politieke islam. In de prediking van de imam – een functie onder controle van de Staat, die de imams ook betaalt – verschijnen steeds de woorden « douchman » (vijanden, in het Perzisch), « taliban » en « terroristen ».

Van alle landen in Centraal-Azië staat Tadzjikistan het meest vijandig tegenover de nieuwe heersers, de Taliban, in Afghanistan. Waar Rusland een dubbelzinnige houding aanneemt, China een duidelijk pragmatische houding cultiveert en Oezbekistan en Turkmenistan hebben besloten zich open te stellen voor het regime van de Taliban, blijft Tadzjikistan de Taliban beschuldigen van terrorisme. Tadzjikistan deelt een grens van 1300 km met Afghanistan. De sterke man van het land, president Emomali Rahmon, is bijzonder fel tegen de Afghaanse extremisten: « Zij leggen de Afghaanse bevolking een middeleeuwse islamistische wet op. In de komende twee, drie jaar zal deze extremistische ideologie verder radicaliseren en de mogelijkheid van een uitbreiding van deze verwoestende ideeën naar aangrenzende regio’s zal groter worden ».

De president van Tadzjikistan, een despoot die in 1994 gekozen werd tot staatshoofd en inmiddels in 2020 voor de vierde keer is herkozen met meer dan 90% van de uitgebrachte stemmen – een verkiezing die door internationale waarnemers als « ondemocratisch » werd beoordeeld – wordt in het Westen zeker niet gezien als iemand waarmee fatsoenlijk omgegaan kan worden. Ondanks de politieke onderdrukking en het gebrek aan vrijheid van meningsuiting vertegenwoordigt Emomali Rahmon toch een aantal voordelen voor democratische landen. De republiek Tadzjikistan is zeer werelds: de sluier is verboden in alle publieke organisaties, scholen en universiteiten en de controle op de moskeeën is buitengewoon sterk. Natuurlijk instrumentaliseert om politieke redenen Emomali Rahmon het gevaar van de terugkomst van de Taliban in Afghanistan met als doel de eenheid van het land te versterken. Al is hij niet overal in het land populair, zelfs zijn tegenstanders zijn van oordeel dat hij goed werk verricht, want ook door hen worden de Taliban als een bedreiging gezien.

De uitzonderlijke geografische situatie van Tadzjikistan, nauwelijks groter dan Griekenland, erg bergachtig, met pieken in het Pamirgebergte van meer dan 7000 meter en weinig goede wegen, leidt ertoe dat een aantal van zijn buurlanden en zijn bondgenoten op Tadzjikistan rekenen om de stabiliteit in de regio te verzekeren.

De Russen hebben bij de hoofdstad Douchanbé en bij de stad Bokhtar in het zuidwesten van het land hun grootste militaire basis in buitenland. In september hebben zij samen met het Tadzjikistaanse leger oefeningen gehouden. Even eerder beloofde de minister van defensie, Sergueï Choïgou, dat de Russische militairen in Tadzjikistan de landen in de regio tegen elke agressie vanuit Afghanistan zullen verdedigen. Na de verkregen onafhankelijkheid bij de ineenstorting van het Sovjetimperium, ondanks een bloedige burgeroorlog (1992-1997) die zo’n 100.00 doden kostte, heeft Douchanbé nauwe banden met zijn vroegere baas aangehouden. De relatie tussen Poetin en Emomali Rahmon is hechter dan ooit.

China, dat met Tadzjikistan een grens deelt van zo’n 400 km, is ook zeer waakzaam. Hoewel Peking één van de eerste landen was die goede banden met de Taliban wenste, let het er wel goed op dat dit extremistische regime de islamistische Oeigoeren het naburige Xinjiang, waar de mohammedanen op een verschrikkelijke manier door Peking worden onderdrukt, niet aanmoedigt om zich met de buurlanden, en met name de Chinese provincie Xinjiang, te bemoeien. Deze Oeigoerse strijders, leden van de Islamitische Partij van Turkestan, een jihadistische organisatie, staan historisch gezien dichtbij de Taliban en een aantal van hun hebben deelgenomen aan de « heilige oorlog » in Irak en Syrië.

De toename van de militaire macht in Tadzjikistan blijkt uit de door Douchanbé goedgekeurde constructie van een nieuwe Chinese militaire basis bij de grens met Afghanistan. Tadzjikistan is één van de armste landen in Centraal-Azië en China heeft haar militaire aanwezigheid vergezeld doen gaan van een forse investeringsactiviteit. Zo heeft ze er onder meer een grote elektriciteitscentrale gebouwd, met als gevolg dat de staatsschuld is gestegen: 50% van de staatschuld van 2,5 miljard dollar is in handen van China, en iedereen weet hoe China daarmee landen in haar greep houdt. Met Moskou heeft de economische afhankelijkheid een heel ander karakter: meer dan een miljoen Tadzjikistanen werken in Rusland en zenden een deel van hun inkomsten naar hun familie. In 2019 vertegenwoordigde die som meer dan 30% van het BBP van het arme Tadzjikistan. De coronapandemie geeft ook hier de nodige moeilijkheden en verhindert velen om in Rusland te werken, hetgeen weer een zekere nostalgie op doet komen naar de tijd van het sovjet-imperium, dat de economie van het land fors subsidieerde.

Om het land sociaal en politiek overeind te houden gokt president Rahmon al heel lang op de zegeningen van een buitensporig Tadzjikistaans nationalistisch fanatisme. Hij stelt zich voor als « beschermer » van alle Tadzjikistanen, die etnisch gezien 35% van de bevolking uitmaken. Deze nationalistische politiek na de val van het sovjet-imperium doet in Tadzjikistan, net als overigens in zijn buurlanden, de glorietijd van het verleden weer ontdekken. De grote koning Ismoïl Somoni, die de emir was van de Perzen en van gebieden die aan het einde van de negende eeuw en het begin van de tiende eeuw Oezbekistan, het huidige Tadzjikistan en noordoost-Iran omvatten, is een figuur die overal in de straten van de steden van Tadzjikistan aanwezig is. De glorie van de dynastie van de Samanides drukt overal haar stempel op: de nationale munt is de somoni, de naam van de luchtvaartmaatschappij is Somon Air, en de hoogste bergtop van het land die in de communistische tijd de « piek van Stalin » en later de « piek van het communisme « genoemd werd, werd omgedoopt tot de « piek Ismoïl-Somoni ».

De internationale organisaties van de verdediging van mensenrechten hekelen de onderdrukking in Tadzjikistan. Het regime heeft de meerderheid van de onafhankelijke media gesloten en tientallen journalisten verbannen. Het land staat 161e van de 180 landen op de persvrijheidslijst van « Reporters sans frontières ». En het bekritiseren van de president en zijn familie wordt gezien als een misdaad tegen de staat. De 69-jarige president Rahmon is, net als verschillende van zijn collega’s in Centraal-Azië, bezig een politieke dynastie te installeren: zijn 33-jarige zoon Rustam, voorzitter van het nationale Parlement en burgemeester van Douchambé, is dan zijn aangewezen opvolger. Rahmon zou mijns inziens binnen afzienbare tijd het voorbeeld van de vroegere president van Kazachstan, Noursoultan Nazarbaïev, kunnen volgen die in 2019 aftrad als president, maar de controle over de macht hield nadat hij zijn dochter als voorzitster van de Senaat en zijn neef als hoofd van de geheime diensten had geïnstalleerd.

 

Geschreven in december 2021

 

 

Een opmerkelijke Zuid-Koreaanse managementtechniek

 

Het aantal suïcides is erg hoog in Zuid-Korea: 24,6 op 100.000 personen, volgens de laatste cijfers van 2019. De Zuid-Koreaanse maatschappij is sinds het begin van de industrialisatie in de jaren 1960 uiterst competitief. Jongeren volgen eindeloze studies om een belangrijke baan te krijgen, waarbij velen het idee van het vinden van een levenspartner opgeven en lijden door eenzaamheid. Koreanen met een gemiddelde leeftijd gaan vroeg met pensioen, en vervallen in armoede. Volgens de organisatoren van nep-begrafenissen zouden deze een middel zijn om suïcides te voorkomen, doordat zij mensen bewust maken van de waarde van het menselijk leven: kortom, deze nep-begrafenissen zouden een vorm van collectieve therapie zijn.

Deze begrafenissen nemen sinds 2000 redelijk grote vormen aan. De deelnemers komen uit alle leeftijdsgroepen, van actieve jongeren tot gepensioneerden. Tijdens deze door begrafenisondernemingen georganiseerde collectieve ceremoniën beginnen de pseudo-overledenen hun dodenportret te maken. Daarna beschrijven ze op papier de belangrijke momenten in hun leven, hun mooiste ontmoetingen en hun grootste beproevingen. Vervolgens schrijven ze een afscheidsbrief voor hun naasten bij kaarslicht en trieste muziek. Dan komt het beslissende moment: de deelnemers kleden zich in traditionele begrafeniskledij, en installeren zich in hun doodskist, waarvan het deksel gesloten wordt. Daar, uitgestrekt tussen vier planken, worden ze uitgenodigd om zich over te geven aan zelfanalyse. Een moeilijke oefening voor claustrofoben, zelfs al zijn er in het deksel van hun doodskist gaten gemaakt om goed te kunnen ademhalen. Tien minuten later zegt de organisator: « Het moment van wedergeboorte is aangebroken ». De « wedergeborenen » maken dan de balans van hun ervaring op, om daarna het normale leven te hervatten met een nieuwe kijk op wat zij tot dan toe deden en wat zij nu zouden willen veranderen. Dat is in ieder geval wat de organisatoren beloven: een nieuwe start.

Verschillende studies suggereren dat nadenken over de dood psychologisch heilzaam zou zijn. Nathan Heflick, professor psychologie aan de Engelse Lincoln universiteit: « Ik heb verschillende proeven geleid, waarin de deelnemers hun gedachten over de dood gedurende een paar minuten per dag moesten beschrijven. Na een week was hun vertrouwen in hun eigen capaciteiten en veerkracht toegenomen en waren hun algemene angstgevoelens afgenomen. Andere publicaties laten zien dat het denken aan de dood ook de intrinsieke motivatie kan verbeteren, wat mensen in staat stelt een activiteit uit te oefenen om daar persoonlijke voldoening uit te krijgen. »

En zo begrijpt men beter waarom ondernemingen als Samsung en Hyundai Motor hun werknemers voor deze programma’s inschrijven, die gezien worden als een bruikbare managementtechniek om hun productiviteit – en daarmee die van de onderneming – te stimuleren. Maar ik denk dat deze programma’s zelfs in Zuid-Korea hun grenzen hebben. De dood moet geen obsessie worden, en ik denk niet dat deze programma’s in alle situaties heilzaam zijn.

Ik betwijfel of dit nieuwe « management-kunstje », ondanks de creativiteit van organisatie-deskundigen, in Nederland navolging kan vinden.

 

Geschreven in december 2021