Civis Mundi Digitaal #118
Bespreking van Midas Dekkers, Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen. Amsterdam, Atlas Contact, 2021
Petrus Camper (1722 – 1789)
Meermaals komt Midas met hardnekkige maar achterhaalde vooroordelen. Hem ontging de rehabilitatie door Mirjam Meijer in 1999 van de grondlegger van de antropologie in Nederland, de veelzijdige Petrus Camper. In 1770 ontwierp hij de gelaatshoek waarmee het vooruitsteken van de onderste helft van het gezicht (prognathisme) cijfermatig is aan te geven. Dit werd inderdaad in een verwrongen vorm generaties lang misbruikt om slavernij en racisme te rechtvaardigen. Camper zelf heeft dit echter zeker niet zo bedoeld. Hij sprak zich duidelijk uit tegen een superioriteit van blanke mensen en tegen slavernij, hij noemde blanken (zoals Midas zelf later citeert) ‘witte Moren’. Sterk afwijkend van zijn tijdgenoten stelde hij dat ‘ook zwarten menschen waren en zwarte, minder zwarte en blanke menschen geen onderscheiden soorten zijn, maar veranderingen’.
De gefraudeerde rassenwaan van de Nazi’s
Dekkers schaart zich helaas achter de buitenstaanders die volharden in de mening dat de fysische antropologie mede schuldig is aan de Holocaust. Zo schrijft hij (p. 43): ‘In onze tijd is het biologisch onderzoek aan mensengroepen in diskrediet geraakt door het mensonterend misbruik.. van de rassenleer’.
Dit is pijnlijk onjuist. De verderfelijke hiërarchische rassenleer van de nazi’s was namelijk een gefraudéérde pseúdoleer. Toen hun macht groeide, eisten de nazi’s van de Duitse antropologen hun oorspronkelijk neutrale geschriften ‘aan te passen’ om een nep ‘wetenschappelijke’ basis te geven aan de mythes over een edel blank, arisch superras en een ontaard Joods ras.
De toendertijd felle nazi Ilse Schwidestky zei me jaren later ijskoud: ”Ik had een jong gezin, er moest brood op plank”. Alleen top antropoloog Rudolf Martin durfde het nazi bevel te trotseren; hij wist zich beschermd door zijn vele hoge internationale contacten. Hij stelde echter wel zijn geschriften veilig bij de Anatomie in Utrecht. Later kregen ze een ereplek in de bibliotheek van Huizinga’s Instituut voor Antropobiologie aldaar.
De nazi ideeën over de supermens kwamen niet zomaar uit de lucht vallen. De blanke westerse wereld ontwikkelde al in de zestiende eeuw een superioriteitsgevoel, toen men door de grote ontdekkingsreizen op grote schaal kennis maakte met mensen uit verre werelddelen. Er was twijfel of de donkere vreemde wezens wel mensen konden zijn. Petrus Camper vond dus van wel. In de classificaties van menselijke variaties uit de achttiende eeuw van Linnaeus, Blumenbach, De Buffon en Cuvier was echter geen sprake van superieure en inferieure mensen. Pas Kant voerde de term ‘ras in. Dat woord was tot dan alleen gebruikt voor de adel en (ras)paarden, waarbij het essentieel was juiste gegevens te hebben over een zuivere afstamming.
Helaas trad in het Westen internationaal een groeiende radicalisering op waarbij de eugenetische beweging zich steeds meer richtte op het zuiver houden van ‘het eigen ras’.Vanaf het midden van de negentiende eeuw presenteerden een aantal wetenschappers een raciale hiërarchie. Zeker niet allen gingen hierin mee, zoals Kant’s leerling Herder die het bestaan van mensenrassen ontkende of Darwin die in 1871 opmerkte: “It may be doubted whether any character can be named which is distinctive of race and is constant”.
Al spraken tegen het einde van de 19e eeuw het socialisme en marxisme over gelijkheid, er heerste een groot sociaal standenverschil met de paupers onderaan. Algemeen werd een hiërarchisch onderscheid gemaakt op grond van kleur, al was de slavernij afgeschaft.
Dit denkpatroon gaf in Duitsland een eerste aanzet tot het ontwikkelen van de dodelijke rasdoctrine. De gelauwerde Duitse zoöloog en anatoom Ernst Haeckel uit Jena tekende in 1898 ‘Levensbomen’, met de verheven blanke Indo-Germanen hoog in de kruin maar Afrikanen laag bij de grond dicht bij aapmensen en protomensen, of in een boom tussen de apen.
Evolutieboom — Ernst Haeckel (1834-1919)
Bron: Illustration of the “Tree of Evolution”, from Haeckel’s Anthropogenie (1874)
Aan de basis van de nazi rassenwaan lagen twee geschriften, gebaseerd op mythologische bronnen en naar verluid verzonnen bewijsmateriaal. Zo waren de nationaalsocialisten sterk in de ban van de gefingeerde theorie uit 1853 van de Franse diplomaat en schrijver Arthur de Gobineau over de ‘Arians’. Een mythisch aristocratische blanke stam uit 4000 v.o.j., waarvan hij resten terug meende te zien in de blonde volkeren uit het noorden, de zuivere, ’arische’ Germanen. Slaven en Kelten waren al minder superieur. Hij beschouwde Arabieren en Joden als inferieure producten van ras-menging, al toonde hij nergens anti-joodse gevoelens.
De in Engeland geboren maar tot Duitser genaturaliseerde H.S. Chamberlain had weinig waardering voor De Gobineau. Hij studeerde in Genève bij Carl Vogt, die een radicale raciale typologie uitdroeg. Hij bewonderde zijn schoonvader, de antisemiet Richard Wagner, en bejubelde Hitler. Hij werd met zijn Die Grundlagen des neunzehntenJahrhunderts uit 1899 wegbereider van Hitlers wanen over superieure en inferieure rassen, over nationaal-socialisme, antisemitisme en genocide. Niet meer gericht op donkere mensen, maar op joden en ook op zigeuners.
Nederlands verzet
Midas afkeer van de fysische antropologie is zo navrant, omdat al voor WOII in ons land kritiek klonk op de groeiende nationalistische tendens bij de Oosterburen. In 1936 veroordeelde Adèle J.van Bork-Feltkamp, toen de verpersoonlijking van de Nederlandse fysische antropologie, tweemaal de nazi-ideeën scherp en wees zij op het ontbreken van een wetenschappelijke basis van hun ras-doctrine. Ook J.P. Kleiweg de Zwaan, die vanuit het Koloniaal Instituut de eerste Nederlandse leerstoel Fysische Antropologie bekleedde, uitte in 1939 kritiek op de nazi-ideologie door te stellen dat nergens ter wereld raszuivere volken voorkwamen.
Tijdens de oorlog staken meerdere Nederlandse vakgenoten hun nek gevaarlijk uit door af te geven op de naziwaan.
Uitnodiging voor het jaarlijkse Barge symposium
Terwijl op 26 november 1940 de rechtsgeleerde R.P. Cleveringa zijn jaarlijks herdachte protestrede vanwege het onslag van de Joodse collega’s hield, noemde iets verderop de anatoom J.A.J.Barge in zijn college voor medische studenten de rassenleer van de Oosterburen onzin. Er bestond geen homogeen Germaans superras, noch een Nederlands of een Joods ras. De door de bezetters geïdealiseerde ‘zuivere Ariërs’ waren van een gemengde Oost-Baltische, Scandinavische en Zuid-Duitse oorsprong, en de term ‘edel-Germaan’ stelde niets voor. Barge werd daarop voor lange tijd gedeporteerd.
Op de binnenplaats bij de ingang van het Leidse Akademie Hoofdgebouw staat sinds 26 november 2015 een erekatheder voor deze hoogleraren. Barge ’s Anthropologica organiseert jaarlijks de Barge lezing om hem te eren. Het had niet misstaan wanneer Midas ook deze informatie over Barge had gegeven, naast wat spottend Barge’s eerdere opmerking over ‘de lange Soedan neger’ te noemen.
Ontjoodsen
Tot midden 1943 (toen liepen er geen Joden meer vrij rond) stelde in Amsterdam Arie de Froe bij de Anatomie bij honderden joodse landgenoten na het verrichten van meerdere lichaamsmetingen valse ‘niet-Jood verklaringen’ op. Vreemd genoeg noemt Midas De Froe totaal niet, maar schrijft het ’ontjoodsen’ toe aan de directeur van het nabijgelegen Instituut voor Hersen Onderzoek, Prof. C.U. Ariëns Kapper. Wel was hij het die De Froe verzocht dit mensenreddend werk te gaan doen en meer zwaarte gaf aan de attesten door ze mede te ondertekenen. Beiden kregen later (postuum) de eervolle Israëlische Yad Vashem onderscheiding.
Bundel essays rond het ‘ontjoodsen’ door Arie de Froe, gebaseerd op een KNMA symposium 30 oktober 2012 over dit onderwerp
Vanuit het nabijgelegen Koloniaal Instituut schreef ook Adèle J. van Bork-Feltkamp niet-Jood verklaringen. Overige medewerkers drukten daar illegale bladen, verborgen wapens voor aanslagen tot in Javaanse beelden toe en boden hulp aan onderduikers, waaronder de zoon van premier Colijn. Dit alles pal onder de neus van de Ordnungs (Grüne) Polizei, die grote delen van hetzelfde gebouw bezetten en er o.a. dertien aanslagplegers op het Bevolkingsregister berechtten, waaronder Gerrit van der Veen.
Hardnekkige vooroordelen
Artsen worden nooit de mensonterende proeven op mensen door nazi artsen (o.a. Mengele) aangerekend, maar wel wordt een heel vakgebied en zijn beoefenaren steeds weer door velen verguisd vanwege de vervalste Nazi invulling van het begrip ‘ras’.
Een culturele antropologe vertelde hoe ze bij aanvang van haar studie in Utrecht werd gehersenspoeld met verhalen over ons smerige ‘racistisch’ domein. Dit stond haar zo tegen dat ze een bijvak ging doen bij Huizinga en ontdekte daar een heel andere kant van de zaak. Zowel hij als zijn vriend de arts Boy Edgar, die wekelijks voor een dag aan het instituut voor Antropobiologie was verbonden, assisteerden eerder als studentenassistenten De Froe bij het ‘ontjoodsen’. Edgar kreeg postuum de Yad Vashem onderscheiding voor het samen met zijn joodse vrouw joodse kinderen naar onderduikadressen smokkelen. Zelf zou ik absoluut niet bij hen tot antropobioloog omgeschoold willen zijn wanneer er een racistische smet aan deze discipline had gekleefd.
J.P. Kleiweg de Zwaan, de eerste Nederlandse hoogleraar fysische antropologie [Voorblad boekje Kleiweg de Zwaan 1950]
Het is een trieste gotspe dat uitgerekend vanuit het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) de fysische antropologie zowel in publicaties, interviews en tentoonstellingen meermaals onterecht passé wordt genoemd. Dit ruim een halve eeuw nadat Kleiweg de Zwaan daar de nazi ideologie bekritiseerde en zijn collega Van Bork-Feltkamp die antropometrie aanwendde om Joden te redden. Vooral ook dat de fysische antropologie medeverantwoordelijk was voor de wandaden door de nazi is storend. Het toont weinig historisch besef.
In 1998 bij de opening van de tentoonstelling ter viering van het honderdjarig bestaan van de Antropologen Vereniging (waar november 1970 de fysische antropologen zich van hadden afgesplitst) stond ik toevallig naast een oudere docente die bij haar studenten de in enkele vitrines uitgestalde haar-en oogstaalkaarten, een schedelpasser en andere apparatuur voor antropometrie belachelijk maakte, ons veldwerk mensonterend noemde, en ons vervloekte bij een afbeelding van Haeckels mensenstamboom uit 1898.
Een zo onterechte afkeer van de fysische antropologie komt internationaal voor. Bij een congres in Slovenië werd ik tijdens een plenaire discussiebijeenkomst door een jonge cultureel antropoloog bijna lijfelijk aangevallen, toen hij hoorde dat ik een fysisch antropoloog was. Schreeuwend stelde hij me verantwoordelijk voor de Holocaust. Meerderen verhieven toen ook hun stem tegen mij en noemden mij vuile nazi-racist. Als was ik een melaatse, ik moest zo vlug mogelijk de zaal verlaten. Door ingrijpen van de dagvoorzitter werd dit nog maar net voorkomen.
De onzin van het concept ras
Tenslotte is een essentieel punt van kritiek op Wat loopt daar? dat Midas zich herhaaldelijk verzet tegen de vele argumenten om bij de mens niet over ‘rassen’ te spreken of hij ridiculiseert deze. Dat al in 1950 de UNESCO stelde dat in zijn geheel moest worden afgezien van het gebruik van het concept ‘ras’, was zeker niet alleen omdat de term zo besmet was geraakt door de Holocaust. Toen werd reeds gewezen op de continue, vloeiende overgangen wereldwijd van fysieke kenmerken. De steeds verfijndere DNA technieken hebben dat steeds sterker bevestigd, waarbij nu ook inwendige, fysiologische en biochemische verschillen kunnen worden bestudeerd tot op gen-niveau.
Daarentegen bestaan er ook geografische verspreidingen die dwars door zogenaamde ‘raciale’ scheidslijnen lopen. Zo verschuiven de frequenties van de A,B,O bloedgroepen van Oost naar West over de aardbol, terwijl pigmentatie op het Noordelijk halfrond geleidelijk verschuift van Noord naar Zuid. Typologie, het denken in strak afgescheiden vormen, is dan ook sinds lang verworpen.
Midas noemt wel dat in 1972 de Amerikaanse evolutionair bioloog R.C. Lewontin aantoonde dat ongeveer 94 procent van de fysieke variatie voorkomt binnen een zogenaamde ‘raciale’ groep, terwijl op grond van hun morfologie gescheiden ‘raciale’ groepen slechts in ongeveer 6 procent van hun genen verschillen, maar hij schuift een dergelijk hard argument dan weer achteloos opzij.
Ook dertig vooraanstaande Europese fysisch antropologen, waaronder John Huizinga, die in 1975 bijeen waren voor een herwaardering van het veld, verklaarden op reële gronden dat het rigide typologische begrip ‘ras’ een artificieel, obsoleet concept is, zonder biologische significantie. Door de sterk toegenomen internationale contacten verwierpen vele collega’s uit Europa en Amerika het gebruik van de term ‘ras’.
In 1998 herhaalde een comité van de ruim 11.000 leden tellende American Anthropological Association in de AAA Statement on Race, deconclusies van Lewotin:
…there is greater variation within ‘racial’ groups than between them. In neighboring populations there is much overlapping of genes and their phenotypic (physical) expressions.
Nu wordt algemeen aangenomen dat grofweg slechts tien procent van de totale genetische variatie bij de mens tussen morfologisch verschillende groepen optreedt. Ondanks die paar uiterlijke, niet scherp af te grenzen– verschillen, zijn we dus heel homogeen.
Dit mag vreemd klinken, want er kunnen extreme verschillen zijn tussen mensen uit ver verwijderde streken. Maar als je naar de grensgebieden gaat zie je velerlei overgangsvormen. Denk aan bijvoorbeeld Japan, China, Korea, Tibet, Vietnam. Kinderen uit ‘gemengde’ huwelijken kunnen heel verschillend fysieke eigenschappen van beide ouders combineren.
Verklaring
Homo sapiens sapiens is meer dan welke andere soort ook uiterst succesvol in aantal en in de verspreiding over de aarde. De aanpassingen door natuurlijke selectie aan het leven op hoogvlaktes, aan extreme koude, droge of natte tropische gebieden, in bossen of op de open toendra, resulteerde in een grote heterogeniteit en diversiteit in fysiologische aanpassingen en uiterlijk. De mens is echter reis- en oorlogszuchtig, handelt veel en zoekt graag gezelschap. Veelvuldig kwamen er kinderen voort uit ontmoetingen met iemand van verre. Door deze voortdurende uitwisseling van genetisch materiaal is de mensheid één enkele soort gebleven.
Wereldwijd zijn de grootste biologische verschillen die tussen mannen en vrouwen, waarbij de meeste uiterlijke geslachtsverschillen in vorm en afmetingen pas tijdens de puberteit ontstaan. De algemene zoölogische term ‘een ras is een groep met een kenmerkende constánte erfelijke samenstelling’ gaat voor de mens niet op.
Een gemiste kans
Midas Dekkers’ prachtig verzorgde Wat loopt daar? is zeker vlot en intrigerend geschreven. Dat “Midas met de ogen van de vakman kijkt naar de mensenrassen om hem heen”, zoals de achterkant van zijn boek aanprijst, onderschrijf ik echter helaas niet. Zijn pleidooi voor “de terugkeer van de fysische antropologie” is een vermakelijke uitspraak over een nooit ‘verdord’ terrein. De gedateerde oproep om weer in rassen te gaan denken is biologisch ongefundeerd. Vragen om meer onderzoek naar rasverschillen te gaan doen is als een voorstel nu eindelijk eens goed in kaart te brengen dat de aarde plat is.
Helaas treden steeds meer extreem racistisch denkenden steeds agressiever op, met suggesties dat ‘het witte ras met opzet zou worden uitgedund’, met als enige oplossing met geweld een rassenoorlog uitlokken om Nederland weer ‘wit’ te maken. Terwijl we ooit in verre prehistorische tijden allen bruin waren en er daarna altijd immigranten van waar dan ook hier binnentrokken. De ‘zuivere Nederlander’ is een idee-fixe.
Juist hierom vind ik de uitspraken van Midas heilloos, ja gevaarlijk, omdat het willen onderscheiden van mensen op grond van een paar uiterlijkheden het pijnlijke racisme in de hand kan werken. Ras is een puur sociaal construct, ingegeven door biologisch niet gefundeerde uiterlijke verschillen.
Wat een gemiste kans. De nationale rasverteller Midas Dekkers had bij zijn altijd grote groep lezers juist zo mooi kunnen benadrukken hoe gelijk we allemaal zijn.
Bronnen
1964 - Harrison, G.A., Weiner, J.S., Tanner, J.M. and Barnicot, N.A. Human Biology. An introduction to human evolution, variation and growth. Oxford, Clarendon Press.
1988 – R. Martin, (Begründer), R.Knussmann (Heraugeber), Anthropologie. Handbuch der vergleichenden Biologie des Menschen. Band I,II,II. Gustav Fischer Verlag, Stuttgart, New York
2002 M. Roede, The History of Physical Anthropology in the Netherlands. In: Han F. Vermeulen & Jean H. M. Kommers (eds). Tales from Academia: Studies in the History of Anthropology in the Netherlands, 1798-2002. Nijmegen: NICCOS/ Saarbrücken: Verlag für Entwicklungspolitik :1033-1094.
2015 - M. Roede, Rassen, waan of werkelijkheid? Met aandacht voor hetverzetswerk van Arie de Froe. In: Hans Ulrich Jessurun d’Oliveira (red.) Ontjoodst door de wetenschap. De wetenschappelijke en menselijke integriteit van Arie de Froe onder de bezetting. Amsterdam: Amsterdam University Press, pp. 103-190.
2017 - Machteld Roede, Vroegere beschrijvingen van mensenrassen. In: Themanummer 36 (1): “Rassenwaan. Het misbruik van de wetenschap in racisme” (red. Joep Geraedts et al.). Biowetenschappen en Maatschappij .2017 Hfst 1: 15-19. PDF 21 Maart http://www.biomaatschappij.nl/product/rassenwaan/
2019. Machteld Roede, De Eugenetische Beweging. Civis Mundi # 91; Wijsheidsweb, 12 november 2019