Coronakritiek uit Canada

Civis Mundi Digitaal #119

door Maarten Rutgers

Bespreking van het boek van Julius Ruechel: Autopsy of a Pandemic, 2021

https://www.juliusruechel.com/p/blog-page.html

 

De auteur Julius Ruechel is een Canadese schrijver en blogger. Zijn wortels liggen onderaan de bergen in Brits Columbia. Hij is opgeleid tot geoloog en heeft na zijn studie een tijd lang de gemengde boerderij van zijn ouders geleid, waarna hij een eigen boerenbedrijf begon. Na korte tijd wordt hij eerst consultant en dan begint hij te schrijven over veehouderij en meer. Zijn website[1] staat vol met ideeën, adviezen e.d. gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, maar vooral op eigen ervaringen.

Daarnaast schrijft hij de laatste jaren over talloze andere zaken en gebruikt daartoe een tweede website[2]. Hier laat hij weinig over zichzelf los met het argument dat de inhoud van zijn werk tot de lezer moet spreken. Het moet gaan om het beoordelen van zijn analyses en niet om zijn opvattingen over te nemen om wie hij is. Ruechel: “Je wordt gedwongen de kwaliteit van de bewijzen die op ik tafel breng uitsluitend en alleen op hun merites te beoordelen. […] En op die manier worden wetenschap en democratie het best bediend.” Sinds het begin van de pandemie met SARS-CoV-2 schrijft hij kritische berichten over de gang van zaken. Dit heeft ten slotte het te bespreken boek opgeleverd. 

 

Autopsy of a Pandemic

De titel geeft aan dat hij de door hem uitgevoerde diepgaande analyse van de pandemie met het coronavirus beschrijft. Hij gebruikt vooral de Canadese situatie. Dit levert voor ons beperkingen op, maar ook de gelegenheid met de analyse van Ruechel in de hand nog eens naar de Europese of Nederlandse situatie te kijken.

Zijn inleiding is al stevig van toon. Hij ergert zich aan de manier waarop het wetenschappelijke debat over de coronapandemie vrijwel onmogelijk gemaakt wordt. Hij duikt in de ruwe data om zijn eigen onderzoek te doen in plaats van “de voorverteerde brij uit de officiële kanalen te vertrouwen.” Zijn uitgangspunt is helder: “vertrouw niemand. Verifieer alles.” Voor hem gaat het bij wetenschap niet over wie er mee bezig is of wie de uitspraken doet. Het gaat niet om het geloven van deskundigen. Het gaat om twijfel, debat en verbeteren. Op een ander moment in de inleiding gaat hij verder en zet hij al wel de toon voor de rest van het boek: “toen ik de steunpilaren van wetenschap en democratie plaats zag maken voor paniek, middeleeuws bijgeloof en autoritaire controle, kon ik niet meer blijven zwijgen aan de zijlijn.” Zodoende verschijnt in maart 2020 zijn eerste publicatie.

Het boek kent drie delen. In het eerste deel gat hij in op de data uit openbare bronnen en analyseert ze. Hij laat zien wat er in de officiële publicaties mee gedaan is en wat hij uit de data haalt. In deel twee gaat hij in op de risico’s van COVID-19 en de risico’s van wel of niet vaccineren tegen corona. In deel drie ten slotte op “het verkooppraatje” bij de vaccinatie en wat hij noemt “immuniteit als dienstverlening: een verdienmodel op abonnementsbasis voor de farmaceutische industrie.” Ook hier stevige taal.

 

Wat zeggen de data?

Ruechel is duidelijk. De data die gebruikt zijn om maatregelen te nemen zijn uit hun context gehaald. Wanneer je de context en andere ruwe data ook betrekt, ontstaat er een ander beeld. Een van zijn voorbeelden. Voorjaar 2021 wordt officieel bekendgemaakt dat er nu voor het eerst een jong kind, twee jaar oud, aan COVID-19 is overleden. In de bekendmaking werd aangegeven dat de “tragische dood ‘ons herinnert aan het kwaadaardige karakter van dit virus’”. De mededeling op de voorpagina riep opnieuw veel angstgevoelens op.

Ruechel laat zien dat hier een missende context een genuanceerder beeld geeft, waarbij hij er niet aan voorbijgaat dat het sterven van een jong kind altijd tragisch is. Het gaat vervolgens in het krantenartikel om het eerste kind dat tijdens de pandemie aan COVID-19 sterft. Dit betekent dat in het eerste pandemie jaar, maart 2020-mei 2021, er geen enkel jong kind aan deze virale aandoening is gestorven. Ruechel laat de officiële stervensstatistiek zien met in deze periode 11 hieraan gestorven kinderen en jongeren, leeftijd 0-19 jaar.

Nadere differentiatie laat hij niet zien. Is deze er wel? Zijn boodschap is dat dit aantal van 11 kleiner is dan het aantal kinderen in deze leeftijdscategorie dat ieder jaar, meestal boven de twintig, aan een (virale) luchtwegaandoening sterft op een bevolking van 38 miljoen. Dus is het individuele geval erg, maar statistisch is er ‘niets’ aan de hand. Ter vergelijking, in Nederland stierven vier kinderen, 0-20 jaar, in 2020 aan griep of longontsteking.

Een tweede punt voor hem is dat het kind het virus opdeed in het ziekenhuis, waar het al was opgenomen in verband met ernstige andere aandoeningen. Zijn opvatting is dat deze tragische dood misbruikt wordt om de ernst van de pandemische situatie te benadrukken, hetgeen hem volledig in het verkeerde keelgat is geschoten, ook omdat deze handelwijze in zijn ogen voortdurend wordt gehanteerd.

Een ander voorbeeld. Ruechel gaat in op het relatieve risico om te sterven aan COVID-19 in verhouding tot de plaats van sterven. In eerste instantie verbaast het niemand dat de meeste sterfgevallen te vinden zijn verpleeghuizen en ziekenhuizen. Treffend is dat hij laat zien dat uitbraken in deze instellingen een hoge sterftekans opleveren. De sterfte is daarmee een gevolg van het in ziekenhuis of verpleeghuis besmet raken. Ook elders in de wereld zijn uitbraken in verpleeghuizen de oorzaak van veel sterfgevallen. Dat uitbraken in ziekenhuizen ook hiertoe leiden is wellicht logisch, maar hoeveel uitbraken zagen we in Nederland in ziekenhuizen?

Het verschil met Canada blijft onduidelijk. Ruechel gebruikt deze gegevens overigens om duidelijk te maken dat de maatregelen gericht hadden moeten zijn op de kwetsbaren in de samenleving en niet op de bevolking als totaal. Als dan ook nog in de instellingen geen maatregelen worden genomen om de ventilatie optimaal te maken en de meeste systemen aerosolen eerder verspreiden dan verhinderen is de ramp compleet. Ruechel op zijn bekende manier: “kwetsbaarheid + slecht management = dood”.

De Nederlandse situatie is niet geheel vergelijkbaar met de Canadese. Toch toont ook het Rapport[3] Aanpak coronacrisis. Deel 1: tot september 2020 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid aan dat in Nederland het beschermen van de kwetsbaren in de verpleeghuizen door de gekozen aanpak ernstig gefaald heeft. Hierbij speelt een belangrijke rol dat “de Nederlandse crisisaanpak zich vooral richtte op het voorkomen van overbelasting van de ziekenhuiszorg.” Het Rapport: “Deze benadering was niet passend bij het doel om kwetsbare groepen te beschermen.” Het Rapport spreekt hier over een ‘stille ramp’ met veel onbedoelde slachtoffers.

Ruechel gaat dan verder ook in op de sterfteregistratie die in de meeste gevallen niet differentieert tussen aan of met COVID-19 gestorven. Daarmee blijft het onvoldoende duidelijk wat de ernst van de pandemie is. Een situatie die zich ook in andere landen voordoet.

 

Noodzakelijke maatregelen?

Al deze exercities brengen hem ertoe aan te geven dat de maatregelen buiten proportie waren. De protocollen voor epidemieën werden niet gevolgd. Fijntjes wijst hij erop dat de WHO in haar richtlijnen voor een influenzapandemie[4]onder het kopje ‘onder geen enkele omstandigheid aanbevolen’ onder meer het volgende opsomt: ‘contact tracing’, quarantaine van blootgestelde personen, sluiten van grenzen. Het woord lockdown komt in deze richtlijn niet voor, maar eveneens niet in de meest recente COVID-19 richtlijn[5]. De lockdown zou zelfs de situatie verergerd hebben, doordat de verspreiding van het virus niet werd tegengehouden, hoogstens in de tijd vertraagd. De kwetsbaren waren al in lockdown, maar helaas onvoldoende beschermd met flankerende maatregelen, maar wel afgesloten en in isolatie, niet bereikbaar voor hun naasten. Eenzaamheid was troef. Daarnaast was er vrijwel geen aandacht voor de andere effecten van een lockdown bij de bevolking, zoals de toename van psychische klachten en geen of weinig aandacht voor andere aandoeningen.

Aan het einde van deel 1 gaat hij nog in op de noodtoelating van de vaccins en het niet toelaten van andere behandelmogelijkheden. Dit laatste ziet hij als een gevolg van de toelatingsprocedure van het vaccin. Hij wijst op wetgeving waarin de noodtoelating alleen mogelijk is bij gebrek aan andere behandelingen. In zijn conclusie wijst hij op studies met veelbelovende resultaten van ivermectine: “als het inderdaad zo effectief is als de gegevens beloven, dan is iedere vaccinatie illegaal en ieder sterfgeval een misdaad, […].” Deze uitspraak geldt ook bij andere middelen, zoals het nog steeds omstreden hydrochloroquine, dat aanvankelijk in diverse onderzoeken gunstige resultaten laat zien, zie mijn eerdere artikelen hierover. Voor de meeste wetenschappers is de discussie over deze middelen gesloten. Ze zouden bij nader inzien geen gunstig effect hebben.

Ruechel mist in de pandemie de noodzakelijke discussie, zowel in de wetenschap als in de politiek, en benadrukt steeds weer de eenzijdig gerichte aanpak, waarbij kritische stemmen gesmoord worden. Hij realiseert zich dat hij harde woorden gebruikt, maar hij blijft van mening dat ze noodzakelijk zijn om mensen wakker te schudden.

 

Wie wordt er beter van?

In deel 2 buigt Ruechel zich over het risico op sterfte door besmetting met SARS-CoV-2 in vergelijking tot sterfte door vaccinatie. Op grond van het door hem gepresenteerde materiaal komt hij tot de conclusie dat de risico’s zoals door de overheid aangegeven niet kloppen. Alles wordt of te mooi voorgespiegeld of te zwart. Veel mensen nemen in zijn ogen meer risico met de vaccinatie dan met eenvoudigweg af te wachten of ze besmet en ziek raken. Natuurlijke immuniteit, dus na doorgemaakte infectie, beschermt naar zijn zeggen beter dan vaccinatie. Nu de laatste coronavariant ook gevaccineerden besmet en dezen het virus kunnen doorgeven is vaccinatie nog minder een bescherming, maar eerder een risico, wanneer je Ruechels redenering volgt.

Op zijn website houdt Ruechel de ontwikkelingen bij. Boeiend is zijn vergelijking tussen diverse landen. Hier laat hij, in lijn met zijn overwegingen op basis van de Canadese cijfers, zien dat bijvoorbeeld Zweden met een hoge immuniteit ten gevolge van besmettingen een relatief lage mortaliteit heeft, ook in de periode voor de vaccinaties begonnen. Duitsland daarentegen heeft een behoorlijke vaccinatiegraad, 70%, maar een hoge mortaliteit. Hier zou er een lagere natuurlijke immuniteit zijn door minder besmettingen ten gevolge van de getroffen maatregelen. Dit past volledig in zijn straatje. Het materiaal lijkt indrukwekkend, maar Ruechel is degene die het heeft uitgekozen. Het is niet goed controleerbaar zonder diep in de data te duiken en ook andere studies te gebruiken. Zijn niet aflatende harde kritiek maakt het lezen niet eenvoudiger.

In deel 3 komt op verschillende manieren aangekaart aan de orde wie, afgezien van de bevolking, een voordeel heeft bij deze situatie. Niet verbazingwekkend wijst Ruechel op Big Pharma, politici, de elite. Het grootste voordeel zou liggen bij de farmaceutische industrie, die nu langdurig boostervaccins kan produceren, een in zijn ogen ongewenst, maar voor de industrie prachtig verdienmodel, maar wel over de rug van de bevolking. Hij vindt het tijd worden dat de bevolking het niet langer accepteert en in opstand komt. De democratische vrijheden moeten teruggewonnen worden. Het dagelijkse leven weer naar normaal. Het had eigenlijk altijd normaal kunnen blijven.

 

Tot slot

Naar mate je verder in het boek verdiept, waarbij duidelijk is dat Ruechel zeker op punten gelijk heeft, stoort zijn zeer polemische stijl van schrijven steeds meer en leidt daardoor af van zijn boodschap. Het wordt een offensief pamflet met herhalingen. Hij schrijft nog net niet dat het één groot complot is van Big Pharma, samen met openbare en internationale gezondheidsorganen, door hem oneerbiedig “de heilige drie-eenheid” genoemd. Wel wijst hij op de grote belangen die hier spelen en waarmee de politici, maar ook anderen hun voordeel doen. Ruechel: “Het gaat altijd om geld. Dat was altijd zo. Het is nog altijd zo.”

De voorbeelden zijn, niet verbazingwekkend, grotendeels gebaseerd op en afkomstig uit Canada. De vergelijkbaarheid met Europa of Nederland is daardoor enigszins beperkt. De hoofdlijn van zijn betoog wordt hierdoor niet aangetast of minder stevig. Het zou wel genuanceerder kunnen worden.

Op het moment dat ik dit schrijf zijn er op internet enkele positieve reacties op het boek verschenen. In bijna alle gevallen van media die op Ruechels lijn zitten. De grote bladen of wetenschappelijke tijdschriften reppen er met geen woord over. Ook iets om over na te denken. Is doodzwijgen de beste remedie voor iets dat je niet wilt horen? Heeft hij vaak gelijk? Of slechts ten dele? De discussie wordt nu met hem niet aangegaan, hoewel het boek begin oktober 2021 verscheen. Het is wel noodzakelijk.

Al met al een boek om kritisch te bezien, niet om alles eenvoudigweg te geloven. Door de toonzetting een redelijk taai boek. Je moet doorzetten om het tot het eind toe te lezen.

 

Noten


[1]   https://www.grass-fed-solutions.com/

[3]   Het Rapport laat goed zien waar het allemaal aan gehaperd heeft in de Nederlandse aanpak in de eerste maanden van de crisis. Boeiende lectuur. Of en hoeveel het beter geworden is, lezen we wellicht in de volgende nog te verschijnen delen.

Onderzoeksraad voor Veiligheid: Aanpak coronacrisis. Deel 1: tot september 2020, Den Haag, 2022

[4]   WHO: Non-pharmaceutical public health measures for mitigating the risk and impact of epidemic and pandemic influenza, 2019 (https://www.who.int/publications/i/item/non-pharmaceutical-public-health-measuresfor-mitigating-the-risk-and-impact-of-epidemic-and-pandemic-influenza)

[5]   WHO: COVID-19 strategic preparedness and response plan, 2021 (https://www.who.int/publications/i/item/WHO-WHE-2021.02)