Civis Mundi Digitaal #119
Dit deel gaat over Nussbaums boek Politieke emoties: Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan (2013). Daarin verbindt zij belangrijke thema’s in haar werken zoals emoties en rechtvaardigheid. Het laatste heeft te maken met rechtsgevoel en gelijkwaardigheid en stoelt op gevoelens, niet alleen op redelijke rechten. Principes hebben draagvlak nodig in de gevoelens van het volk. Het boek is “een pleidooi voor empathie in de politiek”. Het plaatst emoties in een maatschappelijk en politiek kader. Het is een veelzijdig boek, waarmee zij wil bijdragen tot het leggen van de fundamenten van een rechtvaardige samenleving. Het strekt zich uit van het verleden naar de toekomst, van een ideale naar een potentiële werkelijkheid. Zij begeeft zich daarbij op het gebied van filosofie, geschiedenis, literatuur en sociale en politieke wetenschappen.
In de politieke traditie zijn gevoelens onderbelicht gebleven, terwijl zij daar een niet te onderschatten rol spelen. Bijv. gevoelens van vaderlandsliefde of aversie tegen minderheden. Een algemeen gevoel van betrokkenheid, saamhorigheid en mededogen is volgens Nussbaum nodig om de samenleving bijeen te houden en bevordert de bestuurbaarheid. Daarnaast ook de verdraagzaamheid en de “wettelijke bescherming van de rechten van alle burgers..., de essentiële vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst” (p15).
Volgens Rousseau, Comte, Herder, Mill en Tagore was daarvoor een ‘burgerlijke religie’ nodig met gemeenschappelijke waarden, principes en rituelen, die bij Rousseau en Comte konden worden opgelegd door de staat. Adam Smith was een van de eersten die daarbij het belang van morele gevoelens inzag (zie CM 103-108). De rol van de staat was bij hem beperkt. Volgens Kant, daarin gesteund door Herder en Tagore, “dient geen enkele fatsoenlijke staat gebruik te maken van dwang waarbij essentiële onderdelen van de menselijke autonomie worden uitgebannen” (p15).
Hoe is het dan mogelijk om tot een “overlappende consensus” te komen met een term van John Rawls, een directe voorloper van Nussbaum? Ook het gezamenlijk afzetten tegen minderheden en andere groepen en naties en “allerlei vormen van discriminatie” zijn uiteraard verwerpelijk. Het gaat daarentegen om “stimuleren van liefde en toewijding” (p17).
Er waren meer initiatieven om mensen te verbinden in de moderne individualistische samenleving, waarin mensen sinds de Renaissance en de Verlichting in toenemende mate hun individuele belangen nastreven en het gemeenschapsgevoel geleidelijk op het tweede plan kwam te staan. Behalve Rousseau, Herder, Comte, Mill, Tagore en Rawls gaat Nussbaum ook in op de opera Le nozze di Figaro (1786) van Mozart en librettist Da Ponte, die vlak voor de Franse Revolutie een nieuwe tijd inluidde.
Martha Nussbaum en John Rawls, bij wie zij vaak aansluit
Overzicht
Na de schets van een historisch kader volgt een uiteenzetting over de mogelijkheden tot empathie waarover we beschikken en problemen die onze empathie belemmeren. Wat onderscheidt menselijke empathie van empathie bij (hogere) dieren, die blijk geven van medeleven? Hoe ontwikkelt zich onze bekommernis om anderen in de vroege jeugd? Vervolgens gaat Nussbaum uitvoerig in op publieke emoties: gevoelens van constructieve vaderlandsliefde als fase voor kosmopolitisme.
Zij illustreert haar betoog aan de hand van redevoeringen van George Washington, Abraham Lincoln, Franklin Delano Roosevelt, Martin Luther King. Mahatma Gandhi en Jawaharlal Nehru, de eerste premier van India. Daarna met Griekse tragedies en komedies, die de gevoelens van burgers cultiveren en medeleven wekken. Tot slot gaat zij in op belemmerende gevoelens van angst, afgunst en schaamte en zet zij de argumenten op een rijtje “waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan”.
Nussbaum gaat evenals Mill en Rawls uit van het ‘politiek liberalisme’, dat berust op een aantal principes zoals vrijheid en “respecteren van elkaar als gelijkwaardige burgers”. Deze principes zijn vastgelegd in grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en godsdienst, en het gelijkwaardigheidbeginsel, waarbij geen bepaalde leer wordt voorgeschreven. Deze grondrechten beperken overheidsdwang, waarvan zij geen voorstander is. Dus geen voorgeschreven religie van de mensheid of andere ideologie. De politieke visie van Nussbaum sluit aan bij “de doelstellingen van de New Deal, de politieke systemen van John Stuart Mill en John Rawls, en van veel Europese sociaaldemocratiën” (p31). Zij richt zich op het ideaal van rechtvaardigheid, dat slechts ten dele is gerealiseerd. Bepaalde gevoelens hebben daarbij een motiverende werking, zoals zij in het boek uiteen zet.
Mozart: De bruiloft van Figaro
“Le nozze di Figaro is een cruciale tekst in de geschiedenis van het liberalisme door de manier waarop de vervanging van het ancien régime door een nieuwe orde van broederschap en gelijkheid wordt uitgebeeld” (p36). Het is deels gebaseerd op het toneelstuk van Beaumarchais De barbier van Sevilla, maar wijkt daar ook vanaf. De opera gaat over het cultiveren van empatische emoties en “richt zich vooral op gevoelens en op de rol van vrouwen... De nieuwe orde kan niet stabiel zijn zonder revolutionaire veranderingen in het menselijk hart... en een nieuwe opvatting van ‘de burger’, die resoluut breekt met de mannelijke normen van het ancien régime” (p27,28). Mozart en Da Ponte richten zich op een nieuwe publieke liefde, die wederkerig is, vrouwelijk aandoet, uitgaat van gelijkheid en vrijheid, en zich onderscheidt van de mannelijke macho overheersing, welke zich kenmerkt door hiërarchie en onderschikking, veinzerij en onoprechtheid.
Het ancien régime wordt gesymboliseerd door de graaf, die meent zich de geliefde van Figaro te kunnen toe-eigenen. Bij Beaumarchais “wordt Figaro... de apostel van een nieuw soort burgerschap, vrij van enige hiërarchie” (p39), met name in de vijfde akte. Bij Mozart Iijkt die rol veeleer weggelegd voor de vrouwen in de opera. Bij hem lijken Figaro en andere mannen op de graaf. “Het ancien régime heeft mannen op een bepaalde manier gevormd, waardoor ze in beslag worden genomen door rang, status en schaamte over eerverlies” (p40). Ze worden bij eerverlies vaak gedreven door rancune en wraakgevoelens. Hun wereld is er een van competitie om macht en status. Gezien de ongewenste intimiteiten en #MeToo schandalen en de economische, politieke en militaire competitie, lijken met name machtige mannen nog steeds op bezitterige, wedijverende heersers.
De vrouwenwereld in de opera kenmerkt zich daarentegen door vriendschap, partnerschap en zusterschap als variant van broederschap, die hiërarchie doorbreekt, en “wederzijds respect maar ook van een wederkerige genegenheid die dieper gaat dan respect” (p43). Zij belichamen een innerlijke vrijheid van de geest en democratische wederkerigheid. Vrijheid, gelijkheid en broederschap worden met elkaar verbonden.
“De mannelijke wereld van Figaro vormt een gevangenis, omdat iedere man beheerst door bezorgdheid om zijn status door het leven gaat en wat die gevangenen in het duet, was de belofte van een wereld zonder die spanning, een wereld waarin je voortaan echt vrij zou zijn om je aan streven naar geluk te wijden. Het nieuwe regime zoals dat nog nooit, door geenenkele natie ter wereld, is verwerkelijkt’ (p44,45). Het betreft het duet dat in de film Shawshank Redemption in de gevangenis ten gehore wordt gebracht aan alle gevangenen. “Ze horen iets in deze muziek en verstillen totaal, aan de grond genageld door een belofte van geluk... ‘iets dat zo mooi is dat er eigenlijk geen woorden voor zijn”’... zoals Red (Morgan Freeman) het uitdrukt.
Cherubino, gespeeld door een vrouw
Cherubino: een androgyn soort man
In de opera speelt volgens Nussbaum de tienerjongen Cherubino een cruciale rol, “het brandpunt van de uitbeelding van het nieuwe egalitaire burgerschap”. Zijn rol wordt gezongen door een sopraan, hoewel hij op cruciale punten duidelijk mannelijk is, met name in zijn puberale preoccupatie met vrouwen, waarbij hij bezitterige mannen in de weg zit. Hij heeft ook onmiskenbaar elementen die als vrouwelijk worden beschouwd. “Hij zingt van de liefde. Hij is de enige man in de opera die echt belangstelling heeft voor die emotie... ‘Iedere vrouw doet me blozen’” (p45). Hij voelt zich niet tot vrouwen aangetrokken om hen te overheersen. Hij geeft niet om eer, maar de liefde bezielt en verwart hem.
In zijn aria’s klinkt tederheid, openheid, kwetsbaarheid en verwondering over de schoonheid van de liefde door. Heel anders dan de machtswellust van andere mannen. “Hij werd opgevoed door vrouwen... Een wereld van dronken mannen... stoere gezichten... en ‘veel eer’” lokt hem niet. “Door prachtig te zingen toont Cherubino zich een kandidaat voor broederschap, gelijkheid en het vrouwelijke soort vrijheid” (p47). In het plot van de opera vermomt hij zich als vrouw en leert hij ook lopen als een vrouw. Hij symboliseert een ander soort man en burger in een wereld van vrijheid, gelijkheid en broederschap of partnerschap in plaats van macht en hiërarchie.
Mozart en Da Ponte
Een egalitaire democratische wereld kan niet zonder liefde
“Aan het slot van de opera wijkt... de mannelijke wereld, althans tijdelijk, voor de vrouwelijke wereld en vraagt om vergiffenis,” bij monde van de graaf. De gravin aanvaard zijn onvolmaaktheid en de wisselvalligheid van de liefde. Ze vraagt geen perfectie, maar wel “wederkerigheid, respect en onderlinge afstemming... in een wereld waarin mensen zich inzetten voor vrijheid, broederschap en gelijkheid... op grond van een realistische visie op mannen en vrouwen, en waartoe die in staat zijn... Deze ideeën van vertrouwen, acceptatie en verzoening vind je niet in de tekst, maar alleen in de muziek... Mozarts muziek verkeert niet in een of andere onbereikbare hemel, maar verkeert midden in onze wereld” (p55-57). Zijn muziek geeft de uiteenlopende persoonlijkheden en schakeringen in het leven weergaloos weer van aardse naar hemelse sferen, die hij als geen ander heeft verklankt. Als veel meer mensen zoals Cherubino en Mozart van muziek zouden houden dan van wedijver om status en macht, zou een andere wereld gestalte kunnen krijgen in de harten van de mensen en in hun maatschappelijk handelen.
“Hier wordt aangegeven dat een democratische wereld niet zonder liefde kan... op een diep niveau dient de publieke cultuur gevoed en gesteund te worden door iets wat diep in het menselijk hart ligt en toegang geeft tot de krachtigste gevoelens... Zonder deze blijft de publieke cultuur flinterdun en koud, heeft ze niet het vermogen mensen te motiveren om voor het algemeen welzijn ook maar iets van hun eigenbelang op te offeren” (p50). Een blijvende verandering van de sociale structuur vraagt een verandering van het collectieve bewustzijn, zoals in eerdere artikelen naar voren kwam. Collectief bewustzijn omvat gedachten en gevoelens, houdingen en opvattingen. Zie ook Toon van Eijk, Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling.
Mozart wordt in de film Amadeus voorgesteld als een wonderkind en een ondeugende jongeman, die niet goed past in een wereld van status wedijver, die ook in artistieke kringen heerst. Het gaat hem niet om status, maar om schoonheid en liefde, die hij in zijn muziek weergeeft. Hij hield van zijn vrouw Constanze, van zijn vader en moeder en zijn zusje Nannerl, met wie hij samen opgroeide onder het gezag van zijn liefdevolle maar autoritaire vader Leopold. Als vrije kunstenaar had hij enige moeite met autoriteit, zowel met die van de bisschop van Salzburg, zijn eerste patroon en opdrachtgever, als die van zijn vader. Hij vestigde zich na zijn ‘ontslag’ in het keizerlijke Wenen als zelfstandig kunstenaar. Ongetwijfeld heeft hij zijn levenservaringen verwerkt in zijn muziek, zoals ook Beethoven en andere kunstenaars, die hun stempel hebben gedrukt op de overgang van het ‘ancien régime’ naar de moderne tijd. Mozart was lid van de orde van de vrijmetselarij, een genootschap van vrijdenkers dat zich bezig hield met zelfontplooiing en broederschap ongeacht geloof, ras of geaardheid. Idealen ervan vinden weerklank in zijn werken.
Mozarts tijdgenoten Rousseau en Herder
“Mozarts filosoferende tijdgenoten, Jean-Jacques Rousseau en Johann Gotfried Herder... zijn net als Mozart van mening dat een nieuwe politieke cultuur moet worden geschraagd door nieuwe gevoelens... door iets wat de kant op gaat van liefde, gericht op de natie en haar morele doelen” (p50). Rousseau eindigt Le contrat social met een hoofdstuk over ‘de burgerlijke godsdienst’. Er zijn collectieve emotionele banden nodig om burgers te verenigen, gelijkheid te bevorderen en te bestendigen. Het christendom schiet volgens hem tekort. Door de bovenaardse gerichtheid is het betrekkelijk onverschillig voor politieke zaken en het leert de mensen slaaf te zijn. “Het heeft een geest die de tirannie gunstig gezind is” (p51).
De burgerlijke religie is gericht op burgerschap en ”gevoelens van maatschappelijkheid”, d.w.z. broederschap en respect voor de wet. Het gaat om eensgezindheid. Kritisch denken ziet Rousseau niet zitten. Daardoor komt de individualiteit en het rationele denken in de verdrukking. Zijn sociaal contract blijft gebaseerd op gehoorzaamheid en ondergeschiktheid aan het collectief, de ‘volonté générale’, de ‘algemene wil’. “Er is geen ruimte voor het soort wederkerigheid dat belichaamd wordt door Mozarts vrouwen” (p52). Geen ruimte voor eigenzinnigheid, kritiek en heterogeniteit. Er is geen vrije ruimte voor tegenspraak en afwijkende individuele ontplooiing, scherts en humor, die de gevestigde orde relativeert.
Herders Briefe zur Beförderung der Humanität (1793-97) komen meer overeen met de visie van Mozart en Da Ponte. De nieuwe vaderlandsliefde ziet hij als vrouwelijk. “Zijn ‘grote vredesvrouw’ stelt hij gelijk met ‘universele billijkheid, menselijkheid, effectieve redelijkheid’.” Waaronder “een gevoel van billijkheid jegens andere volken” (p54,55).
Herder onderscheidt “zeven (emotionele) ‘gezindheden’...
De eerste is een ‘afschuw van oorlog’ [...als een] diepgaande moreel degeneratie.
Ten tweede... een ‘verminderde achting voor heldenroem’ [...en] valse glans wegblazen’,” die veroveraars omgeeft.
Ten derde “afschuw van valse staatsmanskunst... ongehoorzaamheid en oneerbiedigheid jegens het soort gezagsdragers dat graag opzweept tot oorlog om hun eigen machtsbelangen te bevorderen... Actief bijdragen tot kritisch burgerschap... en streven naar wat echt voortreffelijk is.”
“Ten vierde... vaderlandsliefde die wordt gezuiverd van ‘ballast’... vooral van de noodzaak om de beminnenswaardige kwaliteiten van iemands natie te omschrijven in termen van concurrentie met andere naties, en zelf van oorlog tegen hen.”
“De vijfde gezindheid is die van een ‘gevoel voor billijkheid jegens andere volken’.”
“De zesde is een gezindheid tot eerlijke principes ten aanzien van handelsbetrekkingen, zoals het verbod op een monopoliepositie over de zeeën en het vaste voornemen dat armen landen niet worden opgeofferd aan de hebzuchtige belangen van de rijkere landen.”
“Ten slotte zullen burgers behagen scheppen in nuttige werkzaamheden, want de maïsstengel in de hand van de indiaanse vrouw is zelf een wapen tegen het zwaard’.” Hij doelt op de Delaware-indianen die met behulp van vrouwen een vredelieven volk van ‘zusterkinderen’ werden. (Over Herder, zie verder CM 111 en 113).
“Burgerliefde kan alleen echt gelukkig maken als de cultuur van mannelijke wedijver vrouwelijk wordt gemaakt.” Cherubino heeft een afkeer van oorlog en valse staatsmanskunst, vanwege zijn opvoeding door vrouwen. Herder benadrukt verder de cruciale rol van kritisch denken, een kritische publieke cultuur “en het dagelijks leven te bezien op een redelijke manier, en niet uitsluitend op basis van de onverzadigbare gulzigheid van een obsessieve eerzucht” (p54,55).
Auguste Comte
Comte’s religie van de mensheid
De Franse filosoof en socioloog Auguste Comte (1798-1857) was met Herder een van de eersten die het belang inzag van publieke emoties. Bij Comte werden deze door rituelen bekrachtigd. Na de Franse revolutie en de terugval in autoritaire verhoudingen onder Napoleon zocht men naar nieuwe vormen van broederschap, verbondenheid en solidariteit. Consensus speelt in het werk van Comte een sleutelrol als maatschappelijk bindmiddel. Behalve gemeenschappelijke normen, waarden en ideeën, speelden gevoelvolle betrokkenheid en dienstbaarheid daarbij een belangrijke rol.
De val van het ‘ancien régime’ maakte de weg vrij voor “egocentrische hebzucht en een duidelijk gebrek aan gemeenschapszin” (p60). Daarom zagen diverse denkers het belang in van bevordering van medegevoel. In socialistische kringen streefde men naar herverdeling, socialisering of nationalisering van het eigendom en naar klassesolidariteit onder de arbeiders. Comte zag meer heil in ‘consensus universalis’, algemeen gemeenschapsgevoel en uitbreiding van het medegevoel voorbij de eigen groep, klasse of natie. Zoals bij Mozart en Herder ging het hem erom dat “de ‘vrouwelijke’ geest [het gevoel] een plaats krijgt in het hart van de samenleving” (p63). Kunst en verbeeldingskracht zouden dit bevorderen.
De term ‘altruïsme’ is door Comte bedacht. Bekommernis om anderen en het cultiveren van morele gevoelens is nodig voor het nastreven van algemeen welzijn. Dat gaat niet vanzelf, zoals Adam Smith meende. Het vraagt een actieve inzet, van burgers en overheid. Hoewel Comte een positivistisch filosoof was, bij wie de wetenschap hoog in het vaandel stond, zag hij de waarde en de noodzaak in van religie., Daarom proclameerde hij de nieuwe, positivistische en humanistische, seculiere ‘religie van de mensheid’. Deze leek verdacht veel op een soort Rooms katholicisme zonder God en bijbel. Behalve door zijn sociologische inzicht werd hij hiertoe mede geïnspireerd, toen hij de waarde van het gevoel ontdekte, nadat hij een diepe platonische liefde had opgevat voor een gehuwde adellijke dame, Clothilde de Vaux, die helaas al vrij spoedig stierf aan tuberculose. De religie van de mensheid was onder meer bedoeld om de mensen te inspireren tot altruïsme en saamhorigheid door gevoelens te cultiveren door middel van collectieve rituelen.
Ondanks zijn oog voor de kwaliteiten van vrouwen, beperkt hun invloed zich bij Comte tot de huiselijke omgeving en het opvoeden van kinderen, hoe belangrijk dat ook is. De geestelijke leiding van de maatschappij “moet worden toevertrouwd aan een kleine groep gespecialiseerde filosofen... in een door de staat gerund onderzoeksinstituut... Verder gaat de invloed van de staat op hen niet” (p65). Zij doen geen onderzoek, maar voeren Comtes programma uit, dat in detail is uitgewerkt en het morele leven tot in bijzonderheden structureert. “Een onderwijsprogramma voor kinderen wordt door de filosofen aan de moeders bijgebracht” (p67).
De RK Kerk stond model voor de seculiere uitwerking van zijn programma, dat gericht is op het cultiveren van medegevoel en de geest van universele broederschap. Daarvoor creëert hij een hele cultus met cultiverende rituelen, waarbij de mensheid, ‘Le Grand Être’ en de aarde als ‘Le Grand Fétiche’ worden vereerd, alsmede nobele mensen uit het verleden als nieuwe heiligen. Naast het gevoel worden ook verbeeldingskracht en inlevingsvermogen ontwikkeld door poëzie, literatuur en beeldende kunst.
John Stuart Mill
Kritiek en alternatieven van John Stuart Mill
Ondanks het visionaire perspectief met oog voor wat mensen verbinden en bezielen kan, kleven er bezwaren aan de visie van Comte, die door zijn weldoener en collega-filosoof John Stuart Mill naar voren worden gebracht, met behoud van het positieve concept (zie zijn The Utility of Religion, 1874 en Auguste Comte and Positivism, 1865). Zelfs een serieuze adept als Mill vindt dat Comte te ver gaat in zijn gedetailleerde uitwerking, die tot in het belachelijke wordt doorgevoerd. Comte’s visie is gespeend van humor. Ook zijn “manie voor controle en homogeniteit” en de veronachtzaming van individuele en culturele verschillen zijn bezwaarlijk. Maar vooral het opgelegde karakter van de positivistische religie en de traditionele rolverdeling van de seksen.
“In Mills visie is er geen goed bewijs voor de stelling dat de aard en capaciteiten van vrouwen fundamenteel anders zijn dan die van mannen... Vrouwen worden gevormd door de cultuur... en de samenleving heeft hen gewoontegetrouw zeer slecht behandeld” (p78, zie Mill, The Subjection of Women, 1869). Mill is een hervormingsgezind politiek denker, die zich o.m. heeft ingezet voor het vrouwenkiesrecht. Ook was hij voorstander van “een aanzienlijke herverdeling van welvaart en inkomen (samen met de herdefiniëring van eigendomsrechten)... en wetten tegen een wrede behandeling van dieren” (p74). Dergelijke hervorming dienden samen te gaan met ontwikkeling van medegevoel.
Behalve tegen dwang van de staat is Mill sterk gekant tegen “het verstikkende effect van de tirannie van de meerderheidsopvatting op de individuele vrijheid en daarmee op de maatschappelijke vooruitgang” (zie On Liberty besproken in CM 118). Mill wil afwijkende meningen ruimte geven, zolang ze geen aantoonbare schade veroorzaken. Volgzaamheid en onderwerping vindt hij weerzinwekkend. “Hij denkt dat de vrijheid om anders te zijn en van mening te verschillen essentieel is voor de gezondheid van de samenleving” (p78,79).
In overeenstemming de rol van moeders bij Comte “maakt Mill duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor karaktervorming en voor ontwikkeling van de morele gevoelens grotendeels bij het gezin ligt” en in tweede instantie bij een stelsel van publieke educatie “waarbij je afwijkende meningen niet hoeft te onderdrukken” (p79). Onderwijs gedijt in vrijheid en dient een wettelijk recht te zijn voor alle kinderen, ook de allerarmsten. Bij ethiek en politiek laat hij ruimte voor eigen oordeel en eigen afwegingen. Daarbij is de bestudering van uiteenlopende ethische waarden, religies en levensvisies belangrijker dan het leren verwerven van rijkdom. Ook dient men te leren op te komen voor zichzelf, maar met medegevoel voor anderen. Poëzie, literatuur en “verwondering over de schoonheid van de natuur”, die met name in de poëzie van Wordsworth (zie CM 111) en andere romantische dichters en kunstenaars tot uitdrukking komt, zijn volgens Mill bevorderlijk voor de vorming van het medegevoel.
“Het is daarom niet verwonderlijk dat Mill... veel aandacht schenkt aan het thema esthetische educatie, die hij omschrijft als een vorming die de emoties verfijnt en cultiveert door de beleving van kunstwerken” (p83). Bijv. Dantes Divina Commedia, gotische kathedralen en oratoria van Händel. “Kritische openheid voor andere zienswijzen en afwijkende geluiden” vindt hij essentieel.
Ondanks zijn indrukwekkende voorzet in het voetspoor van Comte, vindt Nussbaum zijn alternatief toch te mager en steekt zij haar licht op bij de Indiase schrijver, dichter, componist, dramaturg, filosoof, educator en Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore (1861-1941).
Tagore: individuele passie en nationale solidariteit
Het positivisme van Comte had een wereldwijde invloed, met name in Zuid-Amerika en Bengalen en heeft o.m. op het werk van Tagore een stempel gedrukt. Met name The Religion of Man (1931) is door Comte geïnspireerd. Ook benadrukt hij het belang van vrijheid en het recht op afwijkende meningen. Tijdens de Indiase onafhankelijkheidsstrijd was hij voorstander van nationale idealen, maar tegen nationalisme gekant dat andere naties bestrijdt. “De aanbidding van het Land, wordt het land tot een vloek” (p89). Opmerkelijk is dat het volkslied van zowel India als Bangla Desh afkomstig is van Tagore. Hij is radicaal tegen “elk raciaal en religieus onderscheid... Het hele boek is er op uit respect te tonen voor de vele verschillende culturen en tradities” (p93).
Ook bij hem is er oog voor de culiverende liefde voor de natuur. Over de morgenstond schrijft hij bijv.: “‘mijn hele hart – in feite mijn hele lichaam – dronk dan in één teug het overvloeiende licht en de vrede van die stille uren’... Deze verwondering over de schoonheid van de natuur, is in Comtes wereld van georganiseerde rituelen onvoorstelbaar” (p94). Tagore verwijst naar gepassioneerde ervaringen en poëtische scheppingskracht, die in principe in ieder mens aanwezig zijn. “Onderscheid tussen de seksen wordt afgewezen” (p95).
Tradities worden bevraagd en niet kritiekloos gevolgd. “In de ogen van Tagore vormde een verwrongen opvatting van mannelijkheid de kern van zowel interne als externe onderdrukking” (p111). Vandaar dat vrouwen een voorname plaats in zijn toneelstukken innemen en vaak het voortouw nemen, evenals bij Mozart. Individuele liefde en creativiteit staan centraal op de door hem geleide school in Santiniketan, Bengalen.
Daar “probeerde hij het beste van de Indiase en Europese tradities met elkaar te verbinden. Hij begreep echter dat de wetenschappelijke moderniteit leeg en onbetrouwbaar zou blijken, tenzij ze gevoed en aangestuurd werd door de geesteswetenschappen. Bovenal vertrouwde Tagore op de schone kunsten als belangrijkste ontwikkelingsmiddel... Het gepassioneerde humanisme dat in Santiniketan werd aangeboden droeg bij aan de vorming van een bepaald soort burger, sterk en niet onderdanig... Kritisch denken werd vermengd met emotie... Het besef van de eigen uniciteit stond altijd centraal... Vooral voor vrouwen was dit gevoel van individualiteit bijzonder bevrijdend... Dit gevoel van individualiteit betekende geen ondermijning van het algemene medegevoel maar eerder een versterking ervan” (p99,101). Verder was Tagore geestig, speels en gepassioneerd. Dit alles volgens een voormalig studente Amita Sen, Joy in All Work.
Liederen van Tagore
Het curriculum werd doorspekt met liederen. Hierbij fragmenten van de teksten van het favoriete lied van Gandhi en het Indiase volkslied. “Als niemand je oproep beantwoordt, ga dan verder alleen... Als niemand iets zegt, ja dan heb je pech. Als gezichten zich afwenden, als iedereen bang blijft, open dan je hart en zeg hardop wat je bezielt, zeg het, alleen” (p103).
Het volkslied ‘Jana Gana Mana’ “richt zich tot een niet met name genoemde bron, misschien het geweten, of de dharma (de morele wet), of een andere reeks zedelijke idealen...
‘U bent de heerser over de geest van alle mensen.
Bestemmer van India’s lot
Uw naam maakt de harten wakker van de bewoners van
[dan volgen diverse delen van heel India]...
De hindoes, boeddhisten, sikhs, jaïnisten, parsen, moslims en christenen
het Oosten en het Westen scharen zich naast uw troon
en weven de krans van liefde
O! U die brengt de eenheid van het volk
U zijt de zege, bestemmer van India’s lot
De nacht is voorbij en de Zon is opgerezen boven
de bergen aan de oostelijke horizon...
Door de straling van uw medeleven wordt het India dat
sliep nu wakker en aan uw voeten leggen we ons hoofd...
U zijt de zege, bestemmers van India’s lot” (p105).
De gemakkelijk mee te zingen tekst op een wiegend ritme doet een beroep op “pluralisme, harmonie en wederzijds respect” (p107).
Het werk van Tagore kent meer passie en creativiteit dan dat van Comte en Mill. Het lijkt in die zin meer verwant met Mozart. “Tagore is niet geïnteresseerd in instituties” (p108). Wel in onderwijshervorming, religie en volkscultuur. Hij zoekt naar “het juiste evenwicht tussen solidariteit en individuele experimenten” en geeft evenals Mill ruimte aan afwijkende meningen.
Via toneel “gaf Tagore zijn leerlingen een model van vrij burgerschap mee dat ze nooit meer vergaten. Net als hun hele opleiding is dit beeld van vrijheid geladen met passie... Leerlingen verwezenlijkten dit model op hun eigen individuele wijze, met hun eigen uitingen van verzet en hun eigen kenmerkende vormen van creatieve vreugde” (p111).
Slot en vervolg
Hoe kan medegevoel meer plaats krijgen in de politiek? Door een ander soort burgers. Mozart schetst deze burger in het profiel van Cherubino, Comte in altruïstische burgers. Mill in kritische en vrijheidslievende burgers die zich inzetten voor het algemeen welzijn. Tagore schetst hen in liederen, romans en toneelstukken, die blijk geven van hooggestemde aspiraties en kritische vrijheid. Literatuur, poëzie, kunst en religie spelen een cruciale rol om gevoelens te cultiveren, vooral medegevoel.
Het volgende Deel 5C gaat over over doelen, middelen en problemen wat betreft een politiek met meer gevoel. Hoe kan medeleven bijdragen aan een meer rechtvaardige samenleving, die Nussbaum als doel stelt. Welke problemen komen daarbij aan de orde? Nussbaum gaat in op hulpeloosheid, narcisme en egoïsme, onderlinge afkeer en haatgevoelens en de projectie daarvan op andere personen en groepen. Mensen blijven ambivalente wezens, zo ook hun gevoel, zoals bleek in Deel A.
https://samenvoornederland.com/de-revolutie-voor-vrijheidsrechten/
Vrijheidsrechten 2022 02 06
N a v Martha Nussbaum, Politieke emoties:Waarom een recht vaardige samenleving liefde nodig heeft
“Ieder individu bezit een op rechtvaardigheid gebaseerde onschendbaarheid,
die zelfs niet kan wijken voor het welzijn van de samenleving als geheel”
John Rawls, A Theory of Justice, p3, in: Martha Nussbaum, Politieke emoties, p122
De samenleving die wij wensen
biedt ruimte aan diverse mensen
Dit impliceert rechtvaardigheid
vrijheid en gelijkwaardigheid
gelijke rechten en verdraagzaamheid
Anders denkend dan de meerderheid
raakt men niet zijn rechten kwijt
De overheid dringt niet zijn mening op
opdat iedereen gevaccineerd wordt
Een gezondheidsvisie is een ieders recht
en soms vindt men vaccinatie slecht
Met verwijzingen naar de bij-effecten
die men bij bepaalde mensen kon ontdekken
De overheid dient burgers te beschermen
en zich over dissidenten te ontfermen
Mensen met een andere visie knechten
staat haaks op het principe gelijke rechten
Een groter besmettingsgevaar
is statistisch maar ten dele waar
Vaccinatie kan de mensen niet beletten
vaak ook andere mensen te besmetten
En zeker op termijn
kunnen we niet zeker zijn
Dus het lijkt op discriminatie
van de mensen zonder vaccinatie
Dissidente visies knechten
en inbreuk op de vrijheidsrechten
is een zorgelijke ongewenste trend
die beslist moet worden afgewend
Er is ook geen recht om te besmetten
dus is het zaak goed op te letten
De voorzorgen in acht te nemen
en zich niet voor avonturen lenen
Rechten brengen plichten mee
en zorg voor ieders wel en wee
Aangewezen op het burgerlijk fatsoen
kan de overheid niet alles doen
Haar taak is rechten te beschermen
en zich over alle burgers te ontfermen
Het principe van rechtvaardigheid
gaat uit van de gelijkwaardigheid
van alle burgers voor de grondwet
Dissidenten worden niet apart gezet