Ethische filosofie in de 20e eeuw
Deel 5C. Martha Nussbaum over doelen, middelen en problemen bij politieke emoties

Civis Mundi Digitaal #119

door Piet Ransijn

Na het historische deel over politieke emoties aan de hand van werken van Mozart, Comte, Mill en Tagore volgt een meer pragmatisch deel van haar boek Politieke emoties: Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan (2013). De centrale vraag is, hoe medegevoel meer plaats kan krijgen in de politiek. Mozart, Herder, Comte Mill en Tagore gaven voorzetten. Literatuur, poëzie, kunst en religie spelen volgens hen een cruciale rol bij het cultiveren van gevoelens, met name medegevoel.

Dit deel 5C gaat over medeleven, zowel bij mensen als bij dieren, en hoe ,dit bij kan dragen aan een meer rechtvaardige samenleving, die Nussbaum als doel stelt. Daarbij komen ook problemen aan de orde, zoals hulpeloosheid, narcisme en egoïsme en onderlinge afkeer en haatgevoelens en de projectie daarvan op andere personen en groepen.

Een rechtvaardige samenleving kan niet alleen gericht zijn op economische groei die ongelijk wordt verdeeld. Het gaat om kwaliteit van leven: “een breed scala aan doelen die te maken hebben met gezondheid, onderwijs, politieke rechten en vrijheden, milieuvriendelijkheid... menselijke ontwikkeling... mogelijkheden om een rijk en lonend leven te leiden.” Zie de ‘capabilities’ benadering in Deel A. “Ieder mens is een doel op zich” (p121), zoals Kant al benadrukte.

Nussbaum gaat uit van Rawls’ sociaal liberale visie wat betreft rechtvaardigheid: “Ieder individu bezit een op rechtvaardigheid gebaseerde onschendbaarheid, die zelfs niet kan wijken voor het welzijn van de samenleving als geheel” (p122, A Theory of Justice, p3). Een belangrijk principe om bijv. in aanmerking te nemen bij de corona-politiek of de overlast die bedrijven als Shell en Tata Steel teweegbrengen bij burgers. Burgers zijn gelijkwaardig en hebben een waarde die niet opgeofferd mag worden aan een algemeen belang, maar zijn wel van elkaar afhankelijk. Ze dienen onafhankelijk hun keuzen te kunnen maken, zonder schade te veroorzaken. Vrijheid, verdraagzaamheid, gelijke bescherming door wetten en samenwerking zijn belangrijk op alle niveaus.

Voor wederzijds respect en verdraagzaamheid is een verruiming van het medegevoel gewenst, om bijv. geweld en bedrog te voorkomen. Evenals Mill is Nussbaum voorstander van herverdeling van rijkdom en bezit, maar niet van het elimineren van alle vormen van ongelijkheid. Ook kritisch denken en respect voor afwijkende meningen vindt zij waardevol. Ze is een voorstander van pluralisme en diversiteit. Evenals Rawls streeft ze daarbij naar ‘een overlappende consensus’, die meer variatie laat dan de ‘consensus universalis’ van Comte. Respect voor de menselijke waardigheid is een fundamenteel principe. Dwang wijst zij af. Overreding en discussie is de weg.

Ook wetgeving en sociale en educatieve programma’s zijn essentieel. Bijv. een fair belastingstelsel of afschaffing van onaanraakbaarheid en rassenongelijkheid in resp. India en de VS. Om tot een meer rechtvaardige samenleving te komen is intellectueel en emotioneel draagvlak nodig voor institutionele hervormingen, bijv. in de vorm van ontwikkeling van empathie en wederzijds begrip. 

Medeleven bij mens en dier

Vermogen tot medeleven is universeel en komt ook bij hogere dieren voor, zoals honden, primaten, olifanten en walvisachtigen (o.a. dolfijnen). Mensapen en olifanten hebben ook een vorm van zelfbesef. Van de trouw van dieren kunnen we soms veel leren. Aangrijpend is het voorbeeld van de hond Rollo in de roman Effi Briest van Theodor Fontane (zie CM 111 en 113). “Alleen de trouwe newfoundlander Rollo, die niets van van gevallen vrouwen of sociale stigma’s weet, blijft tot het eind vol liefde en ligt ontroostbaar op Effi’s graf. Effi’s vader voelt vagelijk dat Rollo beter is dan zij beiden zijn. Hij vraagt zijn vrouw of het instinct van de hond niet deugdelijker is dan hun onvolmaakte oordeelskracht” (p143).

“We kunnen empathie definiëren als het vermogen je andermans toestand voor te stellen door het gezichtspunt van die ander... een bepaald soort verbeeldingsvolle verplaatsing in de ander... Medeleven is vaak een uitvloeisel van empathie” (p147, zie ook Max Scheler, Wesen und Formen der Sympathie, te bespreken in volgend nummer). Evenals Scheler heeft Nussbaum het ook over “aanstekelijkheid [en...] aanstekelijke emoties” als meest elementaire vorm van medeleven” (p149), die mogelijk een instinctief karakter heeft, dat ook bij dieren voorkomt. Zij verwijst naar Frans de Waal en geeft diverse treffende voorbeelden van medegevoel bij dieren.

Typerend voor mensen zou o.a. het vermogen tot onpartijdigheid zijn, ondanks onze voorkeur voor dichstbijzijnde groeperingen en grotere vijandigheid tegenover vreemden. “Kijkend naar onze dierlijke erfenis zien we dus een aantal zaden van de morele attitude die rechtvaardige instituties ondersteunen, maar ook zien we veel begrenzingen, die we moeten proberen te overstijgen, èn we zien dat we zowel de biologische als de culturele toerusting hebben om die begrenzingen – althans in principe – aan te pakken” (p138). 

Problemen in het sociale leven

In dit hoofdstuk gaat Nussbaum in op het aloude probleem van het kwaad, gebrek aan medeleven, zwakheid en gebreken, afgunst en hebzucht, egoïsme en narcisme, discriminatie, stigmatisering, irrationele afkeer en ideeën over onreinheid. Is het aangeboren of aangeleerd of beide? Kant deed de volgende observatie: “Afgunst, verslaving aan macht, hebzucht, en de daarmee samenhangende neigingen, belagen zijn natuur - die uit zichzelf niet veeleisend is -, zodra hij zich te midden van andere mensen bevindt” (p166). Mensen worden vaak door anderen op het slechte pad gebracht en “brengen elkaar tot kwaad”. Dat betekent niet dat dit (geheel) aangeleerd is. “Kant stelt zich waarschijnlijk een aangeboren neiging voor” (p167). Deze manifesteert zich door “wedijverende zelfzucht”. Het kwaad en allerlei negatief gewaardeerde eigenschappen hebben dus een sociale kant. Bijv. geprojecteerde of “projectieve afkeer is sociaal bepaald” (p183).

Een baby is volgens onderzoek van psychoanalyticus Donald Winnicot narcistisch. Freud sprak reeds van “’zijne majesteit de baby’... Alles hoort mij te bedienen” (p171). Door een gestoorde ontwikkeling kunnen mensen in een narcistisch stadium blijven steken. Daarover gaan werken van Erich Fromm, die het over een regressieve ontwikkeling en behoeftenvervulling heeft (o.a., in De gezonde samenleving en The anatomy of Human Destructiveness). Empathisch gedrag is een vermogen dat kan worden aangeleerd door liefde van de ouders en opvoeders. Ontbreken hiervan kan leiden tot gebreken.

“Liefde... is in de vroege ontwikkeling van het kind een onmisbare sleutel tot de ontwikkeling van oprechte bekommernis om en respect voor anderen – een uitweg uit de opsluiting in het egoïsme van de vroegste jeugd” (p188). Liefde blijft onmisbaar omdat beperkende tendensen (hulpeloosheid, angst en woede) kunnen blijven opspelen, waardoor mensen in narcisme kunnen vervallen. Narcisme kan ook de kop opsteken in het politieke domein. Het is niet moeilijk voorbeelden te vinden van narcistische politici. Deze problemen kunnen worden aangepakt door ontwikkeling van medegevoel, zoals beschreven in Deel B.

Naast aangeboren neigingen is er groepsgedrag, dat bepaalt welke groepen verwerpelijk zijn en op afstand gehouden moeten worden. Zo wordt de wereld opgesplitst in segmenten. Nussbaum verwijst naar Jonathan Swifts stigmatisering van mensen als afstotelijke ‘yahoos’ door de paardachtige Houyhnhnms (zie George Orwells samenvatting in CM 111). Meer reële voorbeelden zijn de onaanraakbaren in India en Afro-Amerikanen, latino’s e.a. in de VS.

Groepsdwang en autoritair gedrag kunnen kwalijk gedrag versterken. Nussbaum verwijst naar de experimenten van Solomon Asch en Stanley Milgram, waarbij mensen de aanwijzingen van autoriteiten in witte jassen opvolgden bij het toedienen van pijnlijke stroomstoten aan proefpersonen tot ver boven een verantwoorde grens. Ze verwijst verder naar De autoritaire persoonlijkheid van Theodor W Adorno en Hannah Arendt(De banaliteit van het kwaad en Totalitarisme).

Er is veel literatuur over ‘het kwaad’ en bedreigingen van een rechtvaardige en fatsoenlijke samenleving en het belang van kritische visies, die kritiekloze volgzaamheid en conformisme doorbreken. Opvoeding en onderwijs spelen daarbij een belangrijke rol, waarbij persoonlijke verantwoordelijkheid en medeleven worden aangeleerd “om de wereld door de ogen van anderen te zien en hun individualiteit te erkennen” (p191, Zie ook Piet Ransijn en Nico Schulte, Bewustzijn als bewapening: vrede en ontwapening door groei van collectief bewustzijn, waarin o.m. factoren die oorlog en agressie resp. vrede en menselijke ontplooiing bevorderen worden behandeld). 

Heeft de januskop van de vaderlandsliefde ook een andere kant? 

Publieke emoties en de januskop van vaderlandsliefde

Liefde en medeleven kunnen “de stabiliteit van hervormingsgezinde fatsoenlijke samenlevingen aanzienlijk versterken”. Belemmerende emoties dienen derhalve te worden beperkt. Welke strategieën zijn daarvoor beschikbaar? Eén ervan is het richten van de liefde van de burgers op hun eigen land en alle medeburgers. Een vraag daarbij is: “hoe moet je gestalte geven aan de gevoelens die burgers koesteren voor hun eigen land?” (p200). Het betreft vaderlandsliefde. Nussbaum en degenen op wie zij zich beroept, zijn daarvan voorstanders, mits met mate en in stijl, niet gericht tegen andere personen en naties. Retoriek van politieke leiders daaromtrent wordt vaak sceptisch bejegend, maar kan ook constructief worden aangewend zoals Nussbaum laat zien aan de hand van historische voorbeelden. Namelijk wat betreft de natievorming in de VS en India na hun onafhankelijkheidsstrijd. Hoe werd in deze naties de eenheid bevorderd door hun eerste nationale leiders? Zij deden een beroep op de liefde voor het land en het vrijgeworden volk.

De liefde voor de eigen regio en het eigen land kan iets moois zijn, dat mensen inspireert tot inzet, toewijding en trouw en tot kunstuitingen. Zij kan een gemeenschappelijk doel geven, dat nodig is voor een saamhorigheidsgevoel en het realiseren van algemene belangen, waar iedere burger baat bij heeft.

Vaderlandsliefde heeft een januskop. Het roept op tot plichten ten aanzien van het algemene nationale belang, maar kan ook omslaan in fanatisme en vijandschap. Daarom is het zaak er redelijk en kritisch naar te kijken en kritische vermogens niet uit te schakelen. Nussbaum gebruikt de metafoor van het veelkoppige monster Scylla en de gevaarlijke draaikolk Charibdis, waar het schip van staat en volk tussendoor dient te laveren. Monsterlijke koppen zijn intolerante waarden, het opleggen van nationalistische opvattingen, overmatige nadruk op nationale solidariteit en homogeniteit ten koste van individualiteit, kritische geest en afwijkende meningen, verder vijandschap naar andere volken en naties en uitsluiting van andere (etnische) groepen.

Aan de kant van de draaikolk dreigt schipbreuk en verwatering, waardoor er weinig of niets van nationale idealen terecht komt. Nussbaum geeft als voorbeeld het “constitutioneel patriottisme” van Habermas, die als Duits filosoof voorzichtig is met vaderlandsliefde (p219). Wat kunnen we ons voorstellen van ‘liefde voor de constitutie’, ook al staat de Duitse grondwet model voor de bescherming van grondrechten en burgerlijke vrijheden? Nussbaum wijst evenals Comte e.a. op het nationele belang van collectieve rituelen en symbolen. 

Washington crosses the Delaware river 

Amerikaanse voorbeelden: Washington, Lincoln, Roosevelt, Martin Luther King

George Washington de eerste president van de VS stond voor de taak de eenheid van de verdeelde natie te behouden na de onafhankelijkheidsstrijd, waarin hij zich geprofileerd had als oorlogsheld. Dat hielp hem. Hij was een man van gewicht die geen gewichtigheid nodig had. Hij koos voor een stijl van eenvoud, waardigheid en toegankelijkheid. Als hij op straat liep, was hij benaderbaar. Evenals Mozart was hij een vrijmetselaar. Hij benadrukte en belichaamde waarden als vrijheid en gelijkheid, en hield het land bijeen, bezield door deze kernwaarden van de natie.

Abraham Lincoln stond voor de taak het land te leiden na de burgeroorlog die omwille van de rassenkwestie werd uitgevochten. Ook hij richtte zich op democratische waarden zoals het gelijkheidsideaal en het federale ideaal van een ongedeelde Unie. Opmerkelijk is zijn verwijzing naar “het ontwringen van zijn brood aan het zweet op andermans gelaat,” dat hem impliciet strijdig leek met rechtvaardigheid en naastenliefde voor iedereen. Ook richtte hij zich op “blijvende vrede, onderling en met alle volken” (p228). 

In dit gedenkteken van Amerikaanse presidenten zijn Washington (links) en Lincoln (rechts) prominent aanwezig 

Franklin Delano Roosevelt stond voor de taak de economische crisis te keren. Daarvoor diende hij de natie mee te krijgen voor zijn New Deal, een sociaal gerichte politiek die het individualistische liberale land niet gewend was en door tegenstanders als ‘socialistisch’ werd bestempeld. In Amerika is dat ongeveer even erg als ‘fascistisch’. Hij deed een beroep op de inzet voor elkaar van alle Amerikanen om zich niet te laten leiden door angst en vrees en deed een beroep op “verhevener waarden dan geldelijk gewin,... de vreugde van het presteren, de opwinding van scheppend werk, de vreugde en de morele stimulans van werk [in plaats van...] de dolle jacht op vervliegende winsten.” Verder verwees hij naar het pioniersgedrag van de goede buur, die “de rechten van anderen respecteert” èn zijn eigen verplichtingen. “Het helpen van anderen wordt gezien als de manier waarop een verantwoordelijk iemand leeft” (p310). Hij omarmde verder de economie van Keynes, die aansloot bij zijn visie (zie CM 107, Keynes Deel 2). Dat hij gehandicapt was wegens polio en aangewezen was op een rolstoel, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan zijn medegevoel voor kwetsbare mensen.

Martin Luther King leidde zijn volk naar gelijke rechten, die nog steeds niet waren ingelost sinds de afschaffing van de slavernij. Hij wees op de belofte die dit inhield en de nationale verplichting van Amerika. Hij benadrukte het geweldloze karakter van de strijd, met waardigheid en discipline vanuit de kracht van de ziel. Beroemd is zijn zinsnede ‘I have a dream’. Zoals genoemde presidenten vestigde hij de aandacht op de nog te realiseren taak. Uiteraard deed hij een beroep op vrijheid en gelijkheid, maar ook op de solidariteit van de Amerikanen als een volk dat naar haar eigen idealen leeft. 

Indiase voorbeelden: Gandhi en Nehru

Mohandas Gandhi maakte volgens Nussbaum van zichzelf ook in fysieke zin een symbool van zelfbeheersing voor heel India door zich als een soort monnik te gedragen en te kleden. Bovendien zag hij er op die manier arm uit, zoals één van de miljoenen armen die India rijk was. Hij kreeg de bijnaam ‘Mahatma’, ‘grote ziel’, door zijn geestkracht en taaie geweldloze volharding. “Gandhi leunde zwaar op het traditionele hindoeïstische beeld van de ascetische sannyasin” (onthechte monnik, p237). Hij richtte zich echter ook op moslims, die belangrijke posities in zijn beweging kregen, evenals vrouwen. Hij stond boven de partijen. “Hij was zachtaardig en eerbiedig, en hij stond open voor anderen” (p239). Tegelijk was hij veeleisend wat betreft geweldloosheid, discipline, zelfopoffering, vastberadenheid en solidariteit, ook t.o.v. de rijken, waartoe zijn belangrijkste medestander Jawaharlal Nehru behoorde. Veel van zijn ideeën waren bepaald niet modern, vooral niet wat betreft economie. Fabrieken wees hij af ten gunste van huisindustrie, bijv. het spinnewiel. Bedrijven als Tata Steel pasten niet in zijn visie. Nehru volgde hem daarin niet. Die was meer reëel. “Gandhi was een man met een hoge moraal en een groot strategisch vernuft” (p239). Hiermee is een complexe persoon als hij, die ook zijn feilen had, niet adequaat beschreven, maar het schetst een beeld van hem.

Jawaharlal Nehru was afkomstig uit een elitair milieu, maar bekeerde zich tot de eenvoudige levensstijl van Gandhi, ook uit sympathie voor de minder bedeelden, van wie hij zich het lot aantrok. Zoals genoemde presidenten wees hij op de toekomst van India en de taak die er voor de natie en de hele mensheid lag. Hij deed een beroep op de solidariteit van de nieuwe natie en beschouwde zich als ‘eerste dienaar van het volk’. “Zijn leefwijze was in zekere zin iconisch voor de nieuwe natie en ook voor de nieuwe relatie tussen regering en volk, in tegenstelling tot het machtsvertoon van het Britse regime” (p242). 

 Andere wegen naar bevordering van medegevoel

Medegevoel kan niet alleen door politici en hun redevoeringen worden ontwikkeld, maar dient ook ingebed te zijn in het onderwijs, wetgeving en andere instituties. Dat geldt eveneens voor liefde voor het eigen land zonder overdreven patriottisme. Nussbaum wijdt een heel hoofdstuk met voorbeelden uit de Griekse oudheid aan de wijze waarop tragedies en komedies medeleven kunnen ontwikkelen. Vaak komen er tragische dilemma’s aan de orde, waarmee mensen noodgedwongen leren omgaan. Komedies daarentegen laten meer de positieve kanten van het leven zien, vaak met enige scherts en humor, die onontbeerlijk is. Ook andere literatuur, poëzie en kunsten, zijn zoals eerder vermeld, bevorderlijk voor de cultivering van het (mede)gevoel. Dit geldt ook voor gedenktekens, nationale symbolen en parken. De rol van sport bij de nationale identiteit is algemeen bekend. Men denke aan het ‘oranjegevoel’, hoewel dat wat oppervlakkig kan overkomen, werkt het heel aanstekelijk. Sport kan verbroederend werken. 

 

‘De vijanden van medeleven: angst, afgunst, schaamte’

Dit is de titel van het voorlaatste hoofdstuk, waarin de keerzijde aan bod komt. Zo zijn er nog meer negatieve emoties. Om dergelijke emoties binnen de perken te houden, is wetgeving cruciaal, maar niet genoeg. Ook emotionele en fysieke steun en medeleven is nodig. Een beperking van medeleven is, dat het zich vaak voornamelijk beperkt tot de eigen groep, kring, gemeenschap of natie. Het neigt naar particularisme en trekt naasten voor. Daarom zijn algemene beginselen en wetten nodig, opdat mensen niet afhankelijk worden van particuliere en selectieve goedgunstigheid. Een dergelijke gerechtigheid dient echter niet emotieloos te zijn, maar gevoed te worden door gevoelens. “Ik bedoel dat de publieke cultuur niet lauw en emotieloos mag zijn, willen de juiste instituties en beginselen voortbestaan” (p304). Omdat deze voortdurend worden bedreigd door angst, afgunst e.d.

Bezorgdheid om algemeen welzijn is iets anders dan angst. Bij de coronacrisis was de grens niet altijd duidelijk en werd deze voortdurend overschreden. Angst zetelt in het zgn. reptielenbrein, “de amygdala... dat niet verbonden is met de hogere cognitieve vermogens.” Daarom gaat het mogelijk vaak gepaard met nepnieuws, desinfomatie en kan het “geassocieerd worden met heimelijkheid en verborgenheid, of met sluwheid en listigheid – stereotypen die dienen om minderheden te demoniseren”(p304,305). 

“Hier liggen allerlei problemen op de loer. In elke samenleving wordt de burger door politieke retoriek doordrongen van wat gevaarlijk is; soms klopt dat, soms klopt dat niet.” Het beleid is vaak meer gericht op angst aanjagen dan op het wegnemen ervan (zoals bij Roosevelt). Bange burgers zijn vaak volgzaam. “Door zijn biologische wortels maakt hevige angst ons extreem egocentrisch... Een publieke cultuur die alomvattend medeleven wil aanmoedigen dient dus ook de angst in te perken” (p305,306, zie de coronacrisis en het nieuws). Ziehier een opsteker voor het coronabeleid.

Nussbaum geeft andere voorbeelden: Churchill in zijn eerste rede als oorlogspremier op 13 mei 1940 en Roosevelt in zijn eerste inaugurele rede in 1933 tijdens de economische crisis, die veel ernstiger was dan de coronacrisis. Zij zien de dreigende feiten onder ogen maar wekken ook vertrouwen dat men het gezamenlijk aankan. “Kom laten we samen met vereende krachten voorwaarts gaan” (Churchill, p307). Roosevelt doet een beroep op “de Amerikaan [als...] moralist: hij wil een verantwoordelijk en moedig man zijn, hij wil laten zien dat hij zichzelf kan redden en hij wil zijn plicht doen jegens anderen” (p311). 

Het ombuigen van afgunst en rancune

Afgunst ligt dichtbij ressentiment en rancune, waarover Ter Braak een pamflet schreef dat onlangs weer werd uitgegeven. Hij verwijst naar Nietzsche en Max Scheler, die erover schreven. Wat schrijft Nussbaum? Ook zij schrijft dat democratie vanwege onoverkomelijke ongelijkheid wordt bedreigd door afgunst en rivaliteit. Het heeft ook te maken met de preoccupatie met geld en status. Als deze de mensen minder in hun greep zouden hebben, zou er wellicht meer medegevoel zijn. Roosevelt deed een beroep op “verhevener waarden dan geldelijk gewin” en relativeerde “de dolle jacht op vervliegende winsten” (p310).

Publieke gevoelens kunnen worden omgebogen naar inzet voor het algemeen belang. Zelfs Hitler wist mensen daartoe te motiveren, ondanks “het nationaal socialisme als rancuneleer”, volgens de titel van Ter Braak. “Afgunst is iets anders dan rancune, een emotie die een moreel besef van onrecht omvat... Bij afgunst komen geen morele overwegingen kijken. Zoals Rawls opmerkt: ‘Het is voldoende dat de betere omstandigheden van de ander onze aandacht trekken’” (p323). En onze afgunst. Zo voelde Duitsland zich bijv. onrechtmatig behandeld door de onmogelijk hoge herstelbetalingen, een haard van rancune, waar Hitler gebruik van maakte.

Rawls noemt drie condities voor vijandige afgunst.

1. gebrek aan vertrouwen in eigen waarde en vermogen,

2. vernederend ervaren, omstandigheden, die afgunstwekkende discrepantie zichtbaar maken,

3. gebrek aan het perspectief van een constructief alternatief voor vijandigheid. “Wie laag staat in de pikorde, voelt zich vaak hopeloos” (p324). 

De ‘Four Freedoms’ van Roosevelt

Het is echter ook mogelijk constructieve alternatieven te bieden, lotsverbondenheid te creëren, grondrechten te respecteren en zo mogelijk te garanderen. Dat deden genoemde politici. Roosevelts “Four Freedoms” zijn een beroemd voorbeeld in zijn ‘Second Bill of Rights’. Hitler deed het met vijandschap. Roosevelt toonde dat dit niet nodig is. De ‘Four Freedoms’ zijn 1. vrijheid van meningsuiting, 2. vrijheid van godsdienst, 3. vrij zijn van behoeftigheid, 4. vrij zijn van angst. “Hij verkondigde dat deze vrijheden ‘overal ter wereld’ zouden moeten gelden” (p327). Een utopie of een nastrevenswaardig doel, waar mensen zich gezamenlijk voor kunnen inzetten? Hij pleit voor economische rechtvaardigheid als benaderbaar doel.

“We zijn tot het heldere inzicht gekomen dat er geen waarachtige persoonlijke vrijheid kan bestaan zonder economische zekerheid en onafhankelijkheid. ‘Behoeftige mensen zijn geen vrije mensen’. Mensen die hongerig zijn en geen werk hebben, zijn het hout waaruit een dictatuur gesneden is” (p329). Hij werkt dit uit in een aantal concrete rechten met algemeen geluk en welzijn als doel.

Roosevelt poogt emoties van rivaliteit en afgunst tussen groeperingen, die samengaan met deplorabele omstandigheden van velen, om te buigen naar een gezamelijke constructieve inzet. Hij kwam op voor de achtergestelden en deed een beroep op meer fortuinlijke medeburgers. Verschillen zijn niet volledig op te heffen, maar wel om te buigen in de richting van een meer rechtvaardige samenleving, bijv. door sociale wetgeving, waarvoor Roosevelt zich sterk maakte en waarvoor hij de steun van de elite en de meerderheid van het Congres wist te krijgen. Voor president Biden is Roosevelt een inspirerend voorbeeld. Het is echter nog afwachten wat er van zijn (sociale en economische) beleid terecht komt, waarvan de aandacht wordt afgeleid door de oorlog in de Oekraïne.

Het beleid van Gandhi en Nehru in India is vergelijkbaar. Onder nog moeilijkere en armoedigere omstandigheden deden ook zij een beroep op nationale empathie en inzet voor meer vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. Ook zij hebben afgunst actief bestreden. Terwijl Hitler deze heeft gevoed en gericht op andere naties en bevolkingsgroepen. 

https://historiek.net/bewegend-beeld-van-roosevelt-in-rolstoel-opgedoken/23358/

“Dat er filmbeelden zijn waarop de president in zijn rolstoel zit is bijzonder, want 

Roosevelt wilde niet graag gefilmd of gefotografeerd worden als hij in zijn rolstoel zat.”  

Schaamte en stigmatisering

Beide gaan vaak samen. “Gestigmatiseerde minderheden voelen de schaamte die ze volgens de dominante groepen moeten voelen” (p339). Vernederende omstandigheden, die ook tot afgunst kunnen leiden, zoals Rawls aangaf, tasten hun waardigheid aan. Schaamte is vaak schadelijk en schept verdeeldheid, maar kan volgens Nussbaum ook opbouwend werken door maatregelen te treffen en omstandigheden te verbeteren. Een voorbeeld is de wetgeving jegens onaanraakbaren in India ter bescherming van hun grondrechten. Een ander voorbeeld is het beëindigen van wettelijke rassendiscriminatie. Grondrechten van minderheden zijn van wezenlijk belang. Geldt dat ook nu niet voor de rechten van niet-gevaccineerden? Wordt hier een nieuwe minderheid gecreëerd door een uitsluitingspolitiek, die te vervangen is door een uitgebreider testbeleid? Kwesties die bij Nussbaum aan de orde komen, zijn nog steeds springlevend. Daarom is haar boek de moeite waard.

Roosevelt was invalide, hoewel hij dit wellicht om pragmatische redenen verborgen hield en zijn rolstoel buiten zicht hield onder een lange jas. “Zijn werk zou daarvan te leiden hebben gehad.” Zijn invaliditeit heeft hem echter gemaakt tot een legendarische leider. “Men is het er tegenwoordig wel over eens dat hij erdoor aan statuur en begrip heeft gewonnen... Ook omdat Roosevelts invaliditeit volgens veel biografen juist in belangrijke mate had bijgedragen aan zijn begrip voor anderen... ‘Als je twee jaar in bed ligt te zwoegen om je grote teen te bewegen, lijkt alles daarna eenvoudig’” (p349-51).

Hij schiep “instituties van een fatsoenlijke samenleving [...waarin] angst en afgunst binnen de perken worden gehouden” en had oog voor de emoties van mensen, die hij constructief wist te mobiliseren (p353). 

https://slidetodoc.com/theologisch-denken-over-hedendaagse-ervaringen-van-gezinnen-annemie/ 

Conclusie: ’Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan’

In het slothoofdstuk met deze titel vat Nussbaum haar boek samen. Ze is tegen afgedwongen  homogeniteit, die geen ruimte laat voor individule variatie en afwijkingen, zoals bij Rousseau en Comte. Ze voelt meer voor Mozart, Herder, Mill en Tagore, “die emotie als iets veel gevarieerders en zelfs innerlijk tegenstrijdigs opvatten... Een gezonde samenleving moet, in de geest van Mill,  de algemeen-menselijke neiging om te buigen voor gezag en groepsdwang tegengaan” (p356).

Zij pleit voortdurend voor ontwikkeling van medeleven en “verbeeldingsvolle betrokkenheid... gevoed door liefde. Liefde draagt dus bij aan gerechtigheid” (p357). Ook vaderlandsliefde is van wezenlijke waarde, hoewel mensen daar door oorlogen vaak allergisch voor lijken geworden.

“Vrijheid en welbevinden van alle burgers” kenmerkt het soort samenleving dat zij nastreeft (p359). Zij ziet daarbij “idealen als middel... om mensen te motiveren”, naar het voorbeeld van genoemde politici (p361). Bijv. de beroemde droom van Martin Luther King.

Nussbaum spreekt zich uit voor een sociaal gericht politiek liberalisme, dat ruimte laat voor persoonlijke verschillen, die niet verdrongen mogen worden door algemene belangen en zeker niet door een dominante groep of meerderheid. “Onze publieke cultuur mag niet draaien om één dominante groep en de ideeën die daar heersen.” Dit sluit een “overlappende consensus” niet uit “te midden van de vele redelijke levensbeschouwingen... Het pluralisme mag niet verloren gaan en er mag nooit sprake zijn van een hiërarchie van levensbeschouwingen” (p363.364, verwijzend naar Rawls). Zie bijv. islamitische samenlevingen of de hedendaagse rechts-hindoeïstische Indiase politiek, die tegengesteld is aan die van Gandhi en Nehru.

Het gaat om “gezamenlijke politieke idealen”, die de nationale identiteit en eenheid in verscheidenheid kunnen versterken. Dit vraagt een “kritische geest” en “kritische vrijheid” en bescherming van kernwaarden (p365).

Liefde kan bijdragen aan gerechtigheid door compassie, emotionele ontwikkeling en bezieling en besef van waarden te verlevendigen, de liefde voor het mooie, goede en waarachtige, in platonische klassieke termen. Mensen dienen hart te hebben voor anderen en voor hun samenleving. Zonder gevoel blijft het leven en samenleven vlak of wordt het misschien banaal, waardoor het dichter in de buurt kan komen van de ‘banaliteit van het kwaad’. “Wat mensen verbindt moet iets reëels zijn, anders dringt het eigenbelang zich op de voorgrond” (p369). En iets wat hen motiveert en inspireert om samen voor te werken en te leven.

“Het moge duidelijk zijn dat het nogal wat verschil uitmaakt of iemand oprecht van anderen houdt dan wel een louter gezagsgetrouw en plichtsgetrouw burger is... die alleen maar doet wat moet...  Van de eerste soort burger gaat waarschijnlijk meer uit als het gaat om het ondernemen van actie... Heeft een natie geen behoefte aan een hart?” (p370, 371). 

 Goed en kwaad

2022 02 07 N a v Martha Nussbaum, Politieke emoties: Waarom een rechtvaardige samenleving liefde nodig heeft

 

Heeft het radicale kwaad

zijn wortel in de menselijke aard?

Of wordt het door omstandigheden

sinds een ver en grijs verleden

in ons sociale leven ingebracht

als een destructieve kracht?

 

Tal van grote wijze  filosofen

hebben er hun hoofd over gebroken

Maar waar het eigenlijk om gaat

is het goede, niet het kwaad:

 

Verbinding met de bron van liefde

die opwelt in de grondloze diepte

van ons essentiële menselijke zijn

waar wij ons bewust van kunnen zijn

Door bewustzijn van ons wezen

kunnen we van kwaad genezen

 

De illusie van veiligheid werd door corona doorgeprikt

                                                              Veiligheid               2022 02 05  N a v onderstaande links

 Diep in hun reptielenbrein

willen mensen veilig zijn

maar de vatbaarheid voor vrees

lijkt nog niet zo groot geweest

 

Mensen zijn hun anker kwijt

Zoeken naar geborgenheid

Vandaar een grotere gevoeligheid

voor angst en andere narigheid

 

Angst maakt mensen kwetsbaar

zwakker en beïnvloedbaar

Dat wordt collectief versterkt

Daar wordt dagelijks aan gewerkt

 

Als mensen meer gegrondvest zijn

in hun eigen zelfbewustzijn

vinden ze verbondenheid

in hun eigen collectiviteit

en kunnen zij weer leven

zonder vrees en beven 

https://parisinstitute.org/depictions-article-challenging-our-fatalistic-addiction-to-safety/

https://www.hpdetijd.nl/2022-02-03/maar-neil-het-ging-toch-om-vrijheid/?share_code=gN0zhywAToeT&vgo_ee=rOozdWbWFeRAlUdNqs1eBovy7T5YEJ8ohjC9vauJg30%3D