Het democratisch tekort

Civis Mundi Digitaal #122

door Erik Jansen

Bespreking van Claude Lefort, Het democratisch tekort, over de noodzakelijke onbepaaldheid van de democratie. Boom, 1992; Wat is politiek? Boom, 2018

 

Met de dreiging van autocratieën en populisme in onze tijd, wordt weer teruggegrepen op het denken over democratie van Claude Lefort (1924-2010), de linkse Franse filosoof die begin jaren vijftig met zijn collega’s van Les Temps Modernes (o.a. Sartre) brak vanwege de excessen van het stalinisme, en uiteindelijk ook brak met het communisme en het marxisme. Vanwege die excessen en de ervaringen met het Duitse en Italiaanse fascisme, richtte hij zijn aandacht op de condities waaronder de democratie weerstand kan bieden aan deze totalitaire tendensen, die als ontsporingen van de democratie voortdurend op de loer liggen. Hitler en Mussolini wonnen via parlementaire verkiezingen een meerderheid alvorens ze de absolute macht grepen, al dan niet via het uitroepen van de noodtoestand. Door de noodtoestand, die een heerser tijdelijk alle volmachten geeft, te misbruiken voor het benoemen van vriendjes op sleutelposities en de rechterlijk macht buiten spel te zetten, kan het parlementair stelsel duurzaam ontwricht worden. Een weg terug is dan moeilijk. De liberale scheiding van de machten in uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht geeft op zich dus geen garantie dat de uitvoerende macht – eenmaal de touwtjes in handen – de macht daarna weer uit handen geeft.

 

Condities voor de democratie

Hoewel er geen garanties zijn tegen machtsmisbruik, kunnen we wel streven naar een cultuur waarin de democratie beschermd wordt door een behoedzame opstelling. In zijn analyse komt hij tot drie stelregels waaraan het democratisch gebeuren idealiter zou moeten voldoen:

(1) De macht moet symbolisch zijn.

De macht mag geen deel uitmaken van de maatschappij zelf. Zij die regeren zijn tijdelijk aangesteld via verkiezingen en mogen geen deelbelangen vertegenwoordigen. De zetel van de macht is “leeg” in de betekenis dat de bezetting tijdelijk is en op basis van overeenstemming, niet van werkelijke macht. Het politieke proces moet plaatsvinden als op een denkbeeldig toneel, zodat iedereen kan volgen wat de afwegingen en beslissingen zijn, om daar eventueel bij een volgende verkiezingen op terug te komen. Het regeren moet zich voltrekken binnen het kader van de heersende wetten.

(2) De macht moet geen ideologie opleggen.

Een regering mag louter een programma uitvoeren dat recht doet aan de pluriformiteit van de maatschappij, rekening houdend met de onbepaaldheid (contingentie) van de praktijk, en met de rechten van minderheden. Het beleid moet in overleg bepaald worden en op ieder moment weer ter discussie gesteld kunnen worden. Dat betekent een veelal moeizaam en traag proces van compromisvorming. De politiek lijkt daardoor onmachtig en geeft burgers vaak het gevoel dat ze niet gehoord worden en dat het allemaal veel eenvoudiger zou kunnen, als de burger maar direct gehoord zou worden.

(3) De begrenzing van de samenleving is niet eenduidig te bepalen.

Alleen burgers met een Nederlands paspoort kunnen in Nederland stemmen, maar dat betekent niet dat de rest van de wereld buitengesloten is, of dat “het eigen volk” als eerste aan bod moet komen. Het politieke proces is georganiseerd in het kader van nationale staten, maar we leven in een samenleving die nauw verbonden is met de wereld om ons heen. Uit dien hoofde zijn er ook verplichtingen ten opzichte van de wereld als het gaat om bijvoorbeeld vluchtelingen of klimaatmaatregelen. Onze morele horizon krijgt vorm in de mensenrechten zoals die in de loop van de eeuwen zijn ontwikkeld. Het gaat om rechten als vrijheid en gelijkheid die vastgelegd zijn in de verklaringen van de Amerikaanse onafhankelijkheid en Franse Revolutie en in de handvesten van de Volkerenbond en de Verenigde Naties. Deze mensenrechten vormen de basisideeën van onze beschaving en kunnen op ieder moment een inspiratiebron zijn voor het aanpassen van lokale en nationale wetten om recht te doen aan de nieuwe eisen van vrouwenemancipatie, gendergelijkheid, mondiale rechtvaardigheid en beheer van de aarde.

 

Consideratie met de democratie

Lefort vindt dat de burger consideratie moet tonen met de zwaktes van de democratie en dat hij de neiging tot ‘populistische’ onvrede over het trage politieke proces moet onderdrukken en niet moet vervallen in sentimenten als dat “de politici er alleen maar zitten om hun eigen zakken te vullen en om onderling in achterkamertjes de zaken regelen, terwijl ze voorbijgaan aan de rechtvaardige verlangens van het volk en alleen de belangen van de elite vertegenwoordigen”. Het politieke proces is inderdaad traag en stroperig. Als er zich een probleem voordoet komt de politiek veelal niet verder dan weer een nieuwe commissie in het leven te roepen. Zie het briljante essay van Arnon Grunberg over Lefort in de NRC [2]. De burger moet consideratie hebben met het ‘democratisch tekort’ en moet niet in de verleiding komen directe vormen van democratie zoals referenda en burgerfora te gebruiken als alternatief voor de electorale vertegenwoordiging.

Aan de andere kant moet ook de autonomie van de burger in acht genomen worden. Het is niet de bedoeling dat de overheid ingrijpt in het leven van de individuele burger. Zo was Lefort ongelukkig met het opleggen van een algemeen rookverbod, omdat daarmee gepoogd werd met een beroep op het beschermen van de ‘mee-rokers’, een mentaliteitsverandering bij de rokers te bewerkstelligen [3]. Daarnaast moet de overheid zich ook niet bemoeien met de religieuze en levensovertuigingen van de burger. Ook moet de overheid zich onthouden van al of niet historisch gefundeerde ideeën over de etnische of geografische aard van de natie. De democratie moet open zijn naar de toekomst en niet bepaald worden door ‘eeuwigheidswaarden’ over de lotsbestemming van de natie. Die ideologieën (van een duizendjarig rijk, groot-Rusland, etc.) leiden alleen maar tot stilstand en geweld. De toekomst moet ‘open’ zijn dwz. ‘noodzakelijk onbepaald’.

 

Autocratie en totalitarisme

Zoals gezegd werd Claude Lefort gemotiveerd door de gevaren van het totalitarisme. Het is slechts een kleine stap van democratie naar autocratie en vandaar naar totalitarisme. In een autoritaire staat pretendeert de leider alles te weten, terwijl de uitvoerders van het beleid voortdurend moeten schipperen tussen de “idealen” van de leider en de onvolkomenheden van de praktijk. De leider ziet zich als ‘drijfriem’ van de geschiedenis, die de massa moet motiveren voor zijn idealen. Oppositie en tegenstand worden gezien als sabotage en als inmenging van buitenlandse machten. Het overheidsapparaat wordt overgenomen door partijgenoten en in dienst van de leider gesteld. Zodra de scheiding tussen overheid en samenleving verdwijnt en de staat zich steeds meer gaat bemoeien met de media en zich gaat richten op de ‘opvoeding’ en ‘normering’ van de bevolking verzeilt men in een totalitaire staat. De verschillende culturele, wetenschappelijke, juridische en esthetische sectoren worden ondergeschikt gemaakt aan de staat.

Lefort constateert dat politiek links in het verleden te weinig oog heeft gehad voor deze totalitaire tendensen, overtuigt als men is dat de overheid een belangrijke rol heeft te spelen in de vormgeving van het maatschappelijk leven, en dat de onderdelen van de maatschappij perfect op elkaar kunnen worden afgestemd. We zien dit in communistische landen waar naast de partijpolitieke organen ook wijkcomités, fabrieksraden, arbeidersmilities en rode gardes worden opgericht, onder directe sturing van de partij gebracht, tot de partij het hele leven beheerst.

 

Populisme

Aan de andere kant is er de dreiging van het populisme dat zich kenmerkt door het afwijzen van de “lege plaats” van de macht door het heil te verwachten van één persoon die van wanten weet. Het eigen volk wordt op vage culturele of zelfs racistische wijze gedefinieerd en de bestuurlijke elites worden als de verraders van het volk gezien. Politiek is alleen mogelijk als er een ‘polis’ is gedefinieerd. Men kan pas spreken over algemeen belang, openbare veiligheid, en gemeenschappelijk welzijn, als er een zelfbegrenzing is van Nederlanders ten opzichte van buitenlanders. Het populisme zoekt die begrenzing echter in historische, culturele, zo niet racistische onderscheidingen. Het ‘persoonlijke’ van de leider, de verheerlijking van de geschiedenis en het ‘vaderland’, het ‘culturele’ van het eigen volk, en de ‘vitaliteit’ van de daadkracht die beloofd wordt, zijn duidelijk tegengesteld aan de condities die Lefort propageert [4]. Helaas verkopen die populistische praatjes goed in de media en in de politieke retoriek, terwijl de ‘lege plaats’, de ‘scheiding van staat en samenleving’ en de ‘traagheid van de democratie’ van Lefort daar maar bleekjes en abstract bij afsteken. Dat maakt het populisme zo verleidelijk.

 

Betekenis voor nu

Het is duidelijk dat het denken van Claude Lefort en de nadere uitwerking in het werk van zijn leerlingen zoals Rosanvallon (zie CM#120) zeer relevant is ook voor de huidige tijd. De democratie is kwetsbaar en mist bij tijd en wijle daadkracht. Juist in onze tijd zijn er echter de nodige maatschappelijke problemen zoals inkomensongelijkheid, migratie en het klimaatprobleem, die niet via de markt kunnen worden opgelost. We ontkomen er waarschijnlijk niet aan de overheid meer armslag te geven. Daarnaast zal het klimaatbeleid, zoals dat vorm krijgt binnen de internationale gemeenschap, in de komende jaren ook beperkingen opleggen aan de autonomie van burgers, met alle mogelijke populistische onvrede van dien. Tragisch is dat nu – net na de coronacrisis – door  de oorlog in de Oekraïne – die  juist voorkomt uit het Russische autocratische denken – die problemen weer naar de achtergrond zijn verschoven. We moeten kennelijk eerst de erfenissen van de 20ste eeuw afschudden, voor we aan de uitdagingen van de 21ste eeuw toekomen.

Noten

[1] Het boekje Het democratische tekort uit 1992 bevat een drietal essays Le retrait du politique, La logique totalitaire, en Droits de ‘l’homme et politique. Deze vertaalde essays zijn voorzien van een inleiding door Donald Loose en Philippe Van Haute (Radboud Universiteit). De vertaling is van Henk van der Waal. Het fraaie omslagontwerp is van Leendert Stofbergen. Het boekje is alleen nog antiquarisch te verkrijgen of te lenen via bibliotheek.nl (uit de stadsbibliotheek van Maastricht).

In 2018 zijn deze essays opnieuw vertaald door Pol van de Wiel en Bart Verheijen en uitgebreid met enkele andere essays. De vertalers schreven ook een inleiding. De nieuwe bundel verscheen onder de titel Wat is politiek? bij uitgeverij Boom.

[2] Arnon Grunberg, In de democratie is het centrum van de macht onbezet, NRC zaterdag 2 april 2022, link.

Zie ook het ‘bewerkte citaat’ Het altaar blijft leeg uit dit artikel in CM#121

[3] Ger Groot, interview met Claude Lefort, Staatsmacht is een lege plaats, Trouw 21 november 1992, ook in: Twee zielen, gesprekken met hedendaagse filosofen, SUN, 1998.

[4] Bert van Roermond, De halve waarheid van het populisme, Tijdschrift voor rechtsfilosofie en theorie, 2011, pdf.