Civis Mundi Digitaal #122
Indra in gevecht met een demon. In de Rigveda worden goden beeldend beschreven maar in de Vedische tijd worden zij niet afgebeeld. Beseften de Vedische wijzen dat zij niet afgebeeld konden worden en dat afbeelding kon leiden tot beeldenverering en afgoderij, zoals bij de joodse profeten? Afbeeldingen zijn van recentere tijd.
Overzicht van Vedische goden
In Deel 1 zijn de Veda’s geïntroduceerd, met name de Rigveda en haar centrale thema: “de strijd tussen de geestelijke machten van Licht en Duisternis, waarheid en bedrog, kennis en onwetendheid… De verovering van de waarheid op de duisternis van onwetendheid” (Aurobindo, The Secret of the Veda, p241). Deel 2 gaat meer specifiek in op de Vedische goden aan de hand van hymnen die aan hen zijn gewijd. Vanwege het aantal goden is Deel 2 in twee delen gesplitst. 2A gaat over hier zo genoemde ‘primaire’ goden, waaronder een aantal prominente Vedische goden gerekend worden en 2B gaat over de hier zogenoemde ‘hemelgoden’, die direct met het hemelruim te maken hebben (p491). Dit betrekkelijk willekeurige onderscheid komt niet uit de literatuur, maar werd wel geïnspireerd door Aurobindo, die in zijn Secret of the Veda rept van ‘primary deities’ (p380) en ook van ‘solar gods’. Hier vrij vertaald en ruimer genomen als ‘hemelgoden’. Beide soorten goden overlappen. Sommige hemelgoden zoals de zonnegod Surya, de godin van de dageraad Ushas en de behoeders van de kosmische orde, Mitra en Varuna, zijn ook primair en prominent aanwezig in de Rigveda. Volgens de Vedische hymnen zijn goden niet alleen in de hemel maar overal en vooral in ons diepste binnenste.
Alle goden zijn hemelgoden, maar sommige goden hebben ook een aardse functie. Indra is bijv. ook een strijdgod en oorlogsgod met zijn donder en bliksem als wapens. De vuurgod Agni en de godendrank Soma zijn ook ‘offergoden’, die een belangrijke rol spelen bij het ritueel. Aditi de moedergodin is een ongedeelde eenheid, waarin ook hemel en (moeder) aarde verenigd zijn. Zij is de moeder van een aantal ‘primaire goden’ en ‘hemelgoden’. Saraswati, de godin van kunst en kennis is ook een riviergodin. De goddelijke ambachtsman Tvastar is de vervaardiger van alle geschapen zaken. Yama is de heer van het dodenrijk, dat niet hetzelfde is als de hemel. Hij gaat over de dood als typisch aards verschijnsel.
Het belang van de goden varieert
Volgens Aurobindo is het belang van een god niet af te meten aan het aantal hymnen dat aan hem of haar is gewijd. Bij Indra zijn dat er maar liefst 250 hymnen, bij Agni 200 hymnen en bij Soma minstens 100, de hele 9e mandala (boek 9). Samen meer dan de helft van het totaalaantal hymnen. Op afstand volgen daarna andere goden. Aan Surya, Ushas, Mitra en Varuna zijn ook een significant aantal hymnen gewijd. Aan andere goden minder. Indra is echter alleen in de Veda’s prominent aanwezig. Voordien en nadien was hij afwezig. Een bij uitstek Vedische God.
Vishnoe komt sporadisch voor in de Veda’s, terwijl hij later met Shiva de belangrijkste hindoe-god werd. Rudra was de voorloper van Shiva, die als zodanig niet in de Rigveda voorkomt. Zo had de schepper Brahma zijn voorlopers in Tvastri en Viswakarman, de makers van alle dingen. Saraswati werd zijn echtgenote. Brahma, Vishnoe en Shiva vormen nog steeds de hindoe-drieëenheid, resp. de schepper, onderhouder en vernietiger. Vishnoe wordt evenals Mitra en Varuna in de Rigveda ook “behoeder van de werelorde” genoemd door V K Arya (De Veda’s, p42). Het lijkt erop dat de functies van eerdergenoemde Vedische goden in hem zijn opgenomen.
Shiva is ook de god van transcendentie de terugkeer naar het Absolute. Dat werpt een ander licht op het begrip ‘vernietiging’: geen negatie maar transcendentie. Hun functies zijn meer algemeen geworden, meer abstract. Ze worden niet meer gesymboliseerd door natuurkrachten of zijn geen vergoddelijkte natuurkrachten meer. Daarnaast zijn er allerlei lokale goden en godinnen, teveel om op te noemen.
Andere Vedische goden hebben het veld geruimd, ten gunste van de Hindoe drie-eenheid Brakma, Vishnoe en Shiva. Surya en Agni, de goden van de zon en het vuur, die aanschouwelijk aanwezig blijven, en ook andere goden bleven een rol spelen, maar niet meer zo prominent als in de Rigveda. Het monotheïsme kreeg meer de overhand met de hindoe-drieëenheid, met daarachter het onpersoonlijke Brahman en Atman, het Alomvattende en het Zelf. De natuurgoden zijn geweken. Ook in India is de onttovering en secularisatie op gang gekomen, zij het in mindere mate dan in het Westen. Haar rijke spirituele is echter nog steeds een inspiratiebron voor de hele wereld, niet in het minst de hymnen van de Rigveda.
“Hymnen en gebeden zijn meer de moeite van het beluisteren waard dan de verschrikkingen van legers die elkaar afslachten… Het benaderen van meer waarachtige kennis en diepere liefde voor het goddelijke is het fundament dat onder de wereldse geschiedenis ligt: het is het licht, de ziel en het leven van de geschiedenis,” schreef de grote oriëntalist Max Müller. Er speelden zich in zijn tijd andere oorlogen af dan die in de Oekraïne van nu. Hij was de eerste vertaler van de Rigveda en zoon van Wilhem Müller, de dichter van de Schubert-liederen (Abinas Chandra Das, Rgvedic Culture, p540-41). Het geweld en de negativiteit in onze tijd vraagt niet alleen om een ander beleid maar ook een ander bewustzijn met meer harmonie en spiritualiteit. Ook daarom in dit Deel 2 een keur van hymnen uit de Rigveda om dit grootse werk toe te lichten. De hymnen zijn hier gegroepeerd rond de belangrijkste goden. In de Rigveda zijn ze gegroepeerd naar de rishi’s die deze hymnen weergaven.
Interpretaties: naturalistisch, psychologisch en fysiologisch
Wat betreft de interpretatie van de hymnen is reeds een naturalistische benadering in termen van natuurkrachten genoemd en daarnaast een spirituele of psychologische interpretatie in termen van innerlijke processen in het bewustzijn. Deze benaderingen sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar vaak aan. Sanskrietgeleerden als Jan Gonda, Hendrik Verbruggen en anderen combineren beide benaderingen in resp. De Vedische religie/De Indische godsdiensten en Rigveda.
Neurowetenschapper Tony Nader geeft een fysiologische interpreatie in zijn boek Human Physiology: Expression of Veda and the Vedic Literature. Hij liet zich daarbij inspireren door Maharishi Mahesh Yogi en werd diens opvolger als leider van de ‘Transcendente Meditatie Beweging’ en geliëerde organisaties en universiteiten. De ‘bewustzijnsbenadering’ wordt door Aurobindo voorgestaan in The Secret of the Veda, nadatde verborgen symboliek van de Veda’s hem duidelijk werd door eigen onderzoek en ervaringen, die hij o.m. kreeg in de gevangenis, waar hij als strijder voor de Indiase onafhankelijkheid werd geïnterneerd. Hij was zowel intellectueel als spiritueel onderlegd, heeft vele boeken geschreven en kende twaalf talen, waaronder Latijn, Grieks, Sanskriet en andere Indo-Europese talen en was ook dichter. Dat kwam goed van pas bij zijn interpretatie van de Veda’s. Hij werd twee keer voorgedragen voor de Nobelprijs. Daar bewustzijnstoestanden samengaan met fysiologische toestanden, sluiten de benaderingen van Aurobindo en Nader bij elkaar aan. Dit artikel beperkt zich tot de interpretatie in termen van bewustzijnsprocessen mede vanwege mijn ontoereikende fysiologische kennis.
Sri Aurobindo (1872-1950) rond 1900
Indra en de Maruts
Enkele goden zijn reeds geïntroduceerd, met name de leidende god Indra, die het chaosmonster Vritra versloeg in een kosmische strijd tussen Zijn en Niet-Zijn. Deze begrippen hebben een hogere mate van abstractie dan de vaak aanschouwelijke teksten van de Rigveda weergeven. Indra, de god van donder en bliksem en de Maruts, de stormgoden, zijn ook hemelgoden. Maar ook meer dan dat. Indra is de meest prominente god in de Rigveda. Hij komt overeen met Thor of Donar bij de Germanen.
Sommige geleerden zien in Indra in oorsprong een regen- en vruchtbaarheidsgod, vandaar een storm- en donder-, een strijdgod. “Zijn veelgenoemde betrekking tot ojas, ‘levenskracht, vitaliteit, creatieve energie’, wettigt de conclusie dat ook deze uiterst gewichtige potentie een belangrijk aspect van het wezen van deze god vormde... Indra... is tevens de ‘macht’ die zich openbaart in alles wat kracht is in de natuur... donder, vruchtbaarheid, vitaliteit van de stier, strijd... een reusachtige held, strijdend tegen wat voor mensen schadelijk is... Het goddelijke wordt in de natuur, inclusief de menselijke natuur, gevoeld, beleefd en ervaren. En dit goddelijke heeft verschillende aspecten: het is de mens goed gezind, het geeft gewenste gaven... Het is ook gevreesd, omdat het onbegrijpelijk dreigend-verheven kan zijn, omdat het vernietigt” (Gonda, p14,15).
We zien dit vooral bij de levenskrachtige en onstuimige stormgoden, de Maruts, die “in een schare voortsnellen, met fonkelende speren en glanzende zwaarden bewapend, prachtig uitgedost, juichend en schreeuwend, brullend als leeuwen... Zo vertegenwoordigen zij het elementaire leven in al zijn onstuimigheid” (p16). Dit biedt een heel ander beeld dan het onttoverde, wetenschappelijke verhaal van wind en storm als luchtverplaatsing, hoewel er zekere overeenkomsten zijn. “Ze drijven de wolken vanuit de zee naar het land en besproeien daarmee de aarde. Vooral dit zegenbrengend aspect van hun wezen wordt sterk beklemtoond. Maar hun onweerstaanbare kracht wordt ook gevreesd” (Verbruggen, p105). Dit is nog steeds het geval bij wervelstormen of windkracht 10. De volgende versregels gaan over de stormgoden, zowel de Maruts als de Rudra’s waarmee zij verwant zijn:
“Krachtig zijn ze opgegroeid, de Rudra’s en ze veroveren zich een plaats in de hemel. Ze zingen hun lied en scheppen daarmee de kracht van Indra... Geduchte krijgers, die glans verspreiden met hun speren, die met uw geweldige kracht het onwankelbare doet wankelen” (Verbruggen, p107, Rigveda I,85).
Aurobindo benadrukt dat Indra een bewustzijnsenergie of “kracht van de geest” is (Master of luminous Mind, verlichte intelligentie). Hij opent het bewustzijn voor het licht en voor “een continent van vreugde” voorbij belemmerende krachten omdat hij “in zijn grootsheid een continent van gelukzaligheid is” (p259-265, Rv 1.4 vers 10). Indra wordt bijgestaan door de Maruts, die ook geestelijke krachten of gedachte-energieën zijn, “maar altijd de begeleiding van een hogere macht nodig hebben... In Indra vinden zij hun volledigheid en harmonie” (p274), zoals het volgende vers aan Indra uitdrukt, dat aangeeft dat het een innerlijk proces betreft (Rv 1.171 vs 5, p267):
U door wie de bewegingen van de geest zich bewust en stralend ontwikkelen
in onze morgen door de stralende kracht van de voortschrijdende Dageraad,
O Stier van de kudde [van lichtstralen], versterk het geïnspireerde weten in ons
door de Maruts in hun energie door u, de energieke, onverzettelijke gever van kracht
https://svasthaayurveda.com/the-four-types-of-agni/
Agni, het goddelijke vuur
Agni komt in de Rigveda als eerste naar voren. Hij is de god van het vuur en van het offervuur. Maar een dergelijke beschrijving is volgens de Duitse indoloog Herman Lommel te beperkt. “Hij is de levensgloed, het levensvuur, een goddelijke kracht die de wereld doordringt” (Gedichte des Rig-Veda, p16). Zijn naam is verwant met het Latijnse ‘ignis’. “Hij is de dagelijks opnieuw geboren, eeuwig jonge god. Iedere ochtend ontstaat hij uit vele geboorten bij vele offervuren... Terecht wordt hij dan ook ‘de Huispriester’ genoemd. Hij is de alwetende (Jatavedas, die de wezens kent) voor zijn vereerders... Van al de goden staat hij het dichst bij de mensen... de band tussen de aardse werkelijkheid en de godenwereld” in de vorm van het offervuur ”(Verbruggen, p15, Gonda, p23,24).
Want alleen het offer, de rite, die door u, Agni,
aan alle zijden wordt afgebakend,
geeft toegang tot de wereld van de goden...
Want als de goden een goed vuur krijgen,
brengen ze ons al wat we verlangen...
Laat lofzangen heen en weer golven tussen ons,
die sterfelijk zijn, en u, de onsterfelijke
(Verbruggen, p.16,19 Rigveda l,1 vers 4 en l,26 vers 8 en 9).
Hij wordt “de lichtende herder van de wereld genoemd... die schittert in de duisternis” (p.16, Rv l,1). Hij verjaagt door zijn glans de duisternis als het “onsterfelijk licht”. Dit licht is ook in ons hart geborgen. Het innerlijke en het uiterlijke licht gaan in de volgende hymne in elkaar over. (Verbruggen, p.24,25, Rv 6,9 vers 5,6):
Hij is het licht, onwrikbaar bevestigd, opdat we zouden zien.
Snel als de gedachte is hij, sneller dan al wat vliegt!
En alle goden, terecht verenigd, eensgezind,
begeven zich naar die uitzonderlijke bron van inspiratie.
Naar de verten vliedt mijn gehoor, mijn gezichtsvermogen.
Naar de verten streeft het licht dat in mijn hart geborgen is
en mijn gedachten gaan naar verre aanschouwing... Wat zal ik ontdekken?
Hij wordt ook “het kind van de wateren” genoemd. In water huist groeikracht, energie die met vuur samenhangt. En de bliksem verschijnt uit vochtige wolken. “Het heldere, zuivere water omspoelt het helderstralende kind van de wateren... Betrouwbaar en onuitputtelijk straalt in het water het zuiver goddelijke wezen. Alle schepsels, alle planten [zijn] zijn vertakkingen” (p20,21, Rv l,35). Agni is niet alleen als offervuur met alle goden verbonden, maar ook als kind van de wateren met alle wezens. “Van goud is zijn gestalte, gelijk goud is hij om te zien en de kleur van het kind is de kleur van goud.” De innerlijke betekenis zal duidelijk zijn. Het inwendig en uitwendig vuur heeft in elk geval twee aspecten: licht en energie, die als kracht of warmte voelbaar is.
Aurobindo noemt Agni “een innerlijke kracht van verenigd Licht en Kracht in een innerlijke rite... een offer van het zelf van het menselijke aan het goddelijke en een afdalen van het menselijke in het goddelijke dat door het offer gesymboliseerd lijkt te worden” (p68,69). Hij noemt hem ook “de verlichte wil”, de omhoog strevende aspiratie waarin de aspecten licht en kracht samengaan (p276,278 e.v). Hij verenigt niet alleen licht en kracht maar ook “pracht en luister”. Agni is ook een vitale kracht, in de Ayurvedische gezondheidsleer vertegenwoordigt hij het spijsverteringsvuur. Hij doet denken aan de god Eros bij Plato (Symposion), de passie die omhoog streeft. “De Veda spreekt van deze goddelijke vlam in een serie van overvloedige prachtige beelden” (p390). Daarvan zijn er al enkele beschreven. De volgende verzen geven ook een innerlijk proces weer (Rv 5.1 vs 4, p394):
“De geest van de mensen die groeien in de godheid bewegen zich geheel naar de vlam van de [goddelijke] Wil, zoals al hun zien samengaat in de Zon die verlicht. Als de twee dageraden [dag en nacht] met tegengestelde vormen aan hem worden overgebracht, wordt hij voorafgaand aan de dagen geboren als wit paard” (het paard is een symbool van kracht).
“Deze vlam van de wil schijnt naar buiten met het onbegrensde licht van de waarheid en maakt alle dingen manifest door de grootsheid ervan. Hij overmeestert de kennisvormen die niet goddelijk zijn en van kwade motivatie; hij scherpt zijn horens om de Rakshasa [demon] te spiezen.” (5.2 vs 9, p399).
“U bent degene van de uitgestrektheid, o Wil, als u wordt geboren wordt u de Heer van de Liefde als u geheel bent ontvlamd. In U zijn alle goden, o zoon van Kracht; u bent de Kracht in de geest voor de sterveling die het offer aanbiedt” (5.3 vs 1, p401, de eerste regels refereren naar de onbegrensdheid van de god Varuna en de sympathieke god Mitra).
“Eén hart geworden met de godin van de Waarachtige visie [Ila], werkzaam door de stralen van de Zon van het Licht, blijf met ons verbonden met liefde, o Kracht: aanvaard in het hart uw brandstof in ons, o Kenner van de geboorten, en breng ons de goden die ons offer mogen nuttigen” (5.4 vs 4, p406).
Het offer is (ook) een innerlijk offer “Ik breng mijn gedachten naar voren als offer(gave)” (5.12 vs 1, p433) en “’de volheid van de ziel is uitgespreid als een zetel van het offer in de kracht van de verlichte wereld en alle inspiraties worden eromheen geplaatst” (5.18, vs 4, p447).
“Al deze mensen die met een hart van liefde hun offerzetel hebben klaargemaakt, vinden u in de verblijfplaats van hun ziel, de priester van het offer, de geliefde, en zij reiken hun vele objecten van verlangen naar hem uit” (5.23 vs 3, p457-58).
“De goddelijk Wil geeft aan degene die offert de zoon [Agni] die geboren is uit zijn werken, die wemelt van inspiraties en de vele stemmen van de ziel, de hoogste, de onverslaanbare, de Meester van de dingen die de oren opent voor de kennis” (5.25 vs 6, p461).
“Hij is de gezonden impuls van de waarheid en het denken van de waarheid. Hij is het universele leven en allen doen hun werken in hem” (1.3 vs 3, p579).
Aurobindo benadrukt de innerlijke betekenis van het ritueel en de symbolen. “Het offer is vet geven van de mens van wat hij in zich heeft aan de hogere of goddelijke natuur en de vrucht ervan is de verdere verrijking van zijn mens-zijn door de rijkelijke overvloed van de goden... Het uiterlijke offer kan niets anders zijn dan het symbool van een innerlijk (over)geven” (p242,245). Het offervuur van Agni vertegenwoordigt ook een innerlijk vuur, zoals alle goden een innerlijke betekenis hebben.
https://www.sanskritimagazine.com/indian-religions/hinduism/vayu-ethereal-vibration-universe/; https://www.hinduwebsite.com/symbolism/symbols/wind.asp
Vayu, de windgod
Zijn naam is verwant met ons woord ‘waaien’. Hij is de metgezel van Indra, de god van de donder, Vayu en de Maruts, de goden van de wind en de storm, en Parjanya, de regengod. “Voorzien van honderd ogen doorkruist hij het luchtruim. Hij gedraagt zich totaal onberekenbaar en richt verwoestingen aan... maar schenkt ook roem, rijkdom en kinderweelde... Er bestaan merkwaardige overeenkomsten tussen de goden van de wind en die van het vuur. Beide zijn ze veranderlijk en ongrijpbaar... Het vuur is tegelijk weldoend en verwoestend; dat geldt ook voor de wind, die dood en leven brengt, ziekte en rijkdom... Volgens een wijdverspreide opvatting bevrucht de wind de velden en zorgt hij ook voor de vruchtbaarheid” (Verbruggen, p82). De wind verspreidt stuifmeel, dat planten bevrucht. De volgende hymnen bezingen de luister van Vayu (Rv 4.48, vs1, 3, Aurobindo, p307; 10.168 v3 3,4 en 10.186, vs 1, Verbruggen, p.83,85,86;):
Wilt u de gewijde energieën manifesteren
die ongemanifesteerd zijn, als onthuller
van vreugde en verrichter van goed werk.
O Vayu, kom in uw wagen van gelukkig licht
naar het drinken van de soma-wijn...
De welwillende godinnen, de donkere en de lichte
[Ratri en Ushas, de sterrenhemel en de dageraad]
zijn in duizenden kleuren gekomen in uw spoor
Kom naar ons in uw schitternde wagen
Kom bij ons en drink hier de soma, Vayu!
Waar is hij geboren? Vanwaar is hij gekomen?
De adem van de goden, de kiem van het heelal
is een god die zich beweegt volgens eigen vrije wil
Men hoort zijn geraas, maar zijn gestalte ziet men niet
Laten we met onze offers hulde betuigen aan Vayu!...
Ik bid dat Vayu hulp laat aanwaaien
Geluk en troost voor onze harten
En dat hij ons leven verlengt
Volgens Aurobindo representeert Vayu de levensenergie (prana, die verband houdt met levensadem en het element lucht, p309). Hij is vaak verbonden met Agni en Indra, die licht en kracht representeren. Hij stuurt samen met hen de onbewuste levensenergie die tot manifestatie komt in het bewustzijn en bewuste activiteit. “Hij dient de gewijde energieën tot de bewuste activiteit te brengen, die nog niet zijn gemanifesteerd, nog verborgen zijn in de donkerte van het onderbewustzijn” (p310, zie vers 1 boven). Dit geeft vreugde en goed werk. Hij haalt belemmeringen weg die manifestatie in de weg staan.
“Het is een complexe energie van bewustzijn [nl. donker en onbewust, licht en bewust, zie vers 3] die het resultaat zal zijn van de beweging van Vayu; het is de opkomst van de volledige beweging van mentale activiteit die eerst alleen latent en potentieel was in de mens – ‘de negenennegentig paarden die worden ingespannen door de geest’” (vs 4, p313). Ook paarden representeren (levens)kracht en levensvreugde, die toeneemt tot honderd en duizend volgens vers 4 (hier niet vertaald). Dit is in grote lijnen de interpretatie van Aurobindo in termen van innerlijke, psycho-fysiologische processen. Ook Soma kan in in principe in termen van dergelijke processen worden toegelicht.
Drinken van soma
Soma
Soma is een soort godendrank en een drank die als godheid wordt vereerd en vooral aan Indra en Agni wordt verstrekt. “Soma is evenals Agni het Al-leven in de natuur. Zoals Agni het levensvuur, de levensvlam is, zo is Soma het levensvocht, het water des levens” (Lommel, p16). Behalve een drank “was soma tegelijkertijd een machtige godheid, een synthese van de levenskrachtige, goddelijke vochten en sappen in de natuur.” Dus ook in het menselijk lichaam, in relatie met andere ‘lichaamssappen’.
“In de teksten is het niet altijd duidelijk of de godheid, dan wel de drank bedoeld wordt... Hij sterkt de goden, vooral zijn beste vriend Agni, en zijn vereerders brengt hij in een wondere wereld van licht” (Verbruggen, p26). De hymnen gingen samen met het soma-ritueel. Zoals nectar en ambrozijn bij de Grieken is Soma ook symbool voor gelukzaligheid die door het menselijk lichaam heen kan stromen of vibreren, en wordt hij of het “de gelukzalige” genoemd. “Zijn snelle extasen voeden de ziel die hem zuivert; hij stijgt op naar het hoge niveau van de hemel door het bewuste hart” (Rv 9.83 vs 2.Aurobindo, p351-55).
De plant die het betreft “is nog niet met zekerheid geïdentificeerd.” Er worden veronderstellingen geopperd, dat het hennep zou zijn. Zo is nog veel onduidelijk omtrent de Vedische cultuur en vooral de godenwereld. Soma is echter veel meer dan een mysterieuze plant en vertegenwoordigt ook een weinig tastbare werkelijkheid op het grensvlak tussen het aardse en het hemelse en lijkt ook bedoeld als drank ter bevordering van onsterfelijkheid, om een wereld van onsterfelijk licht te ervaren, zoals in de volgende hymne verwoord (Verbruggen, p33, Rv 9,113; A C Das, p 399,400. Het woord ambrozijn zou verwant zijn met het Sanskrietwoord voor onsterfelijkheid, ‘amrita’, Lommel, p17-18).
Waar het licht bestendig schittert
Breng mij in die wereld, o Reiniger, waar het zonlicht heerst
in die wereld van onsterfelijkheid, die onvergankelijke wereld
vloei daar overvloedig voor Indra, o soma...
Binnen de omheining van de hemel, waar jeugdige wateren stromen
verleen me daar onsterfelijkheid o Onsterfelijke...
Waar men wandelt naar believen, in het drievoudige firmament
in de hemel der hemelen, waar lichtende werelden zich bevinden
verleen me daar onsterfelijkheid, o Onsterfelijke...
Waar wensen en verlangens wonen, het domein van de roze zon
waar de overledenen gevoed en verzadigd worden
verleen mij daar onsterfelijkheid, o Onsterfelijke...
Waar men lust, genot, wellust en voldoening vindt
Waar de hoogste begeerten en verlangens in vervulling gaan
verleen me daar onsterfelijkheid, o Onsterfelijke
https://www.hinduhumanrights.info/soma-the-elixir-of-immortality/
Soma zou lichtende werelden binnen bereik brengen
Ook vervulling van wereldse verlangens
Vooraf aan deze ‘hemelse hymne’, die uiting geeft aan het verlangen naar onsterfelijkheid, gaat een “ironische, erg ‘wereldse’ hymne, waarvan de boodschap luidt, dat iedereen hetzelfde zoekt... Die gedachte klinkt trouwens door in vele hymnen, zij het niet altijd zo duidelijk uitgesproken.” Bovenstaande hymne zegt dat soma zoals andere goden helpt verlangens te vervullen, ook aardse verlangens, zoals in de volgende hymne (Verbruggen, p30, Gabrielli, p72-73, Rv 9,112).
Verschillend zijn de bezigheden, gelijklopend het verlangen
De wagenmaker zoekt wat gebroken is, de arts zoekt een zieke,
De priester zoekt iemand die soma perst...
Verschillend zijn de bezigheden, maar allen willen we geld
We lopen erachter gelijk een koeherder achter zijn koeien...
Het trekpaard kijkt uit naar een lichte wagen,
De verleider naar de glimlach van een vrouw,
de penis zoekt een behaarde gleuf,
de kikker snakt naar water.
Vloei overvloedig voor Indra, o soma
De Soma-verering is verwant met de Perzische Haoma-verering. Er zijn meer overeenkomsten tussen de Perzische en de Vedische cultuur en hun goden en gebruiken. Zarathustra lijkt op een Vedische rishi die zijn eigen gang is gegaan. In Perzische teksten is Zarathustra een hoofdpersoon. “Eer aan Haoma,” zegt hij, “hij bereidt het best de weg voor de ziel... De eerste gunst vraagt ik u, doodafwerend Huoma: het beste leven voor de goeden, een schitterend leven dat alle geluk verschaft” (p38, Zie ook H. Verbruggen, Het land van Zarathustra, p72). Verder gezondheid en een lang en levenskrachtig leven, ook seksuele kracht, overwinning van vijandschap en nageslacht, heiligheid en kennis. Kortom Huoma helpt bij de vervulling van uiteenlopende verlangens.
Rudra door Pieter Weltevrede https://sreenivasaraos.com/2012/09/29/the-rudras-eleven/
Rudra: welwillend en vreeswekkend
Goden hebben ook een vreeswekkend aspect. Dat geldt in het bijzonder voor de god Rudra en de schare van de Rudra’s, die overeen komen met de eerder genoemde Maruts. “Ze zijn een deel van het wezen van hun heer, Rudra, een verschijningsvorm van hem... [De] heer der demonen huist bij voorkeur op plaatsen waar beklemming de mens overvalt, bos, bergen, wildernis” (Gonda, p16, Verbruggen, p104). Het is bij uitstek een dualistische god: zowel heilbrenger en weldoener (Shankar, Shiva) als vernietiger, zoals bij roofdieren.
Shiva is zijn latere opvolger, eigenlijk een van de namen van Rudra. Zijn naam is verwant met ons woord ‘rood’. “Rudra moet ooit betekend hebben: ”Stralen, diep gekleurd, rood”. Het heeft ook de connotatie van “heftig of gewelddadig” (Aurobindo, p82). Het ambivalente karakter van Rudra komt naar voren in de kromme paden van de magiër in de volgende versregels (Verbruggen, p109,110, Rigveda I,114 vers 4,9,10,11):
de schitterende god die kromme paden volgt,
de magiër die zorgt voor het welslagen van het offer, smeken we om genade.
We smeken dat hij zijn goddelijke toorn ver van ons verwijderd houdt,
alleen zijn welwillendheid verlangen we voor ons...
Schenk ons dan, vader van de Maruts, uw tevredenheid,
want heilvol is uw tevredenheid en weldoend in hoge mate.
En alleen uw welwillendheid verlangen we voor ons.
Houdt ver van ons uw mensenverdelgende en runderdodende macht...
Dat ook Mitta, Varuna, Aditi, Prithivi en Dyaus onze smeekbede inwilligen”
De slotregel roept de steun in van andere goden en geeft een onvolledig overzicht van de Vedische goden. Ook in andere hymen komt de welwillende en tegelijk vreeswekkende ambivalentie van Rudra naar voren, die ook de natuur kenmerkt (Verbruggen, p112-114, Rigveda 2,33).
We wensen niet uw woede te ontketenen...
Ik hunker ernaar de vriendelijkheid van Rudra te winnen,
zoals ik onder een brandende zon ernaar
hunker een schaduwrijke plek te bereiken.
Waar is uw medelijdende hand, Rudra, zo helend en zo koel,
de hand die de kwaadaardigeheid van de goden afwendt?...
Dat het wapen van Rudra zich afkere van ons, dat aan ons voorbijgaat
de geduchte kwaadaardigheid van de angstaanjagende god!
In het duale karakter van Rudra en andere goden komt ook een ethisch onderscheid naar voren in heil- en onheilbrengend, gezond en ongezond, levensbevorderend en levenbeschadigend. Dit onderscheid ligt ten grondslag aan de moraal en levenswaarden. De Vedische hymnen zijn steeds op het positieve, levensbevestigende gericht, op groei van het innerlijke licht en alle natuurlijke weldaden die het leven kan brengen.
Aditi, de moedergodin en nimfen, de apsaras
Aditi is een heel andere meer voedende en opbouwende figuur dan Rudra. Zij is de moeder van vele goden, de Aditya’s genoemd, onder hen Indra, Surya, Vishnu, Mitra en Varuna, kinderen van het onbegrensde licht dat Aditi is. “Aditi is oorspronkelijk het zuivere bewustzijn van het oneindige bestaan dat één is en zelfverlichtend; zij is het licht dat de moeder van alle dingen is.” Haar naam is te vertalen als “in wie geen dualiteit is”, de ongedeelde eenheid (Aurobindo, p473,494). Tegenover haar staat haar zuster en rivaal Diti, de dualiteit. Een mens heeft beide aspecten in zich, het individuele en het universele. Hij heeft het vermogen zich te openen voor het onbegrensde licht van Aditi.
“Hoewel geen enkel lied aan haar gewijd is, wordt ze vaak genoemd... Ze draagt de hemel, schraagt de aarde, is de moeder van de vijf volkeren, d.i. de hele mensheid. Ze is ‘wat geboren is en nog geboren moet worden’... ‘het Zijn en het Niet-Zijn rusten in de schoot van Aditi’. Zo schijnt ze de Oermoeder te zijn... Adita staat ook in betrekking tot het licht: haar zonen Mirtra en Varuna plaatsten de zon in de hemel als een lichtende wagen. Evenals deze goden beschermt Aditi de wereldorde, die onverbreekbaar verbonden is aan het kosmische gebeuren, waarvan de loop van de zon wel de duidelijkste manifestatie is.
Aditi behoedt de goede gang van zaken, bevrijdt van zonde, beschermt tegen nood. Het gebied van haar functies is zeer ruim, ze heet dan ook vaak de ‘wijde’ , haar naam is te vertalen met zoiets als ‘onbeperkte’ [of ‘de Grenzeloze’ bij Verbruggen]... Haar voornaamste aspect schijnt het moederschap te zijn... Zo’n godheid die zelden in menselijke gedaante werd voorgesteld of uitgebeeld, bleef een abstracte, maar geduchte macht op de achtergrond” (Gonda, p22, Verbruggen, p13). Zij werd aangeroepen om haar “verhevenheid en rechtvaardigheid, handhaver van de natuurlijke en zedelijke wereldorde: ‘macht en wil op de achtergrond’... niet te beïnvloeden zoals andere goden” (Gonda, p22).
Saraswati, godin van kennis en kunst
Behalve Aditi en Ushas, de godin van de dageraad zijn er verder weinig godinnen in de Rigveda, anders dan in het hindoeïsme, hoewel de goden wel echtgenotes hebben. Aurobindo noemt Saraswati, de godin van kennis, kunst en inspiratie, Ila, Bharati of Mahi en Sarama, die eveneens met inspiratie en intuïtie te maken hebben en andere aspecten vertegenwoordigen. “Saraswati representeert de auditieve, hoorbare waarheid, sruti, die het geïnspireerde woord geeft; Ila vertegenwoordigt dristi, de waarheids-visie... Bharati of Mahi is de uitgestrektheid van het waarheidsbewustzijn... Toen de Vedische kennis in verval raakte, zijn Bharati, Saraswati en Ila ineengesmolten” (p96). Sarama wordt in andere hymnen genoemd (3.31, vs 6, p213 e.v.). Zij ondekte de gestolen koeien, het verborgen licht, in eerdergenoemde mythe (aan het eind van Deel 1) en heeft ook te maken met visie en intuïtie. Aurobindo verwijst naar het volgende vers (5.1 vs 8, p411):
“De drie godinnen die gelukzaligheid geboren doen worden, zij met de visie van kennis, zij van de stroom van haar inspiratie en zij van haar uitgestrektheid, zij die geen misstappen begaan, mogen zij hun zetel innemen aan het altaar van het offer.” Het vers verwijst resp. naar Saraswati. Ila en Mahi.
In de Rigveda komt Ila ook voor als Ida, de godin van de spraak, evenals Saraswati in de Purana’s (oude verhalen). Ze worden in een adem genoemd in de Rigveda: “Moge Ila, Saraswati en Mahi, de drie godinnen die geboorte geven aan gelukzaligheid, hun plaats nemen op de offerzetel, zij die geen fouten begaan, niet kwetsen” (Rv 10.110, Aurobindo, p94). Saraswati is ook de naam van een belangrijke rivier, die later is opgedroogd. Inspiratie is te vergelijken met het stromen van een rivier. “De rivier van inspiratie die uit waarheid-bewustzijn stroomt” (Aurobindo, p108). In het latere hindoeïsme is zij de echtgenote van Brahma, de schepper.
https://www.hinduismfacts.org/apsara/
Verder komen er veelvuldig nimfen in de Vedische geschriften voor, “de Apsaras die aan de oevers van meren en rivieren wonen, dan ook in bomen, over bovennatuurlijke macht beschikken, allerlei gestalten (mens, watervogel) kunnen aannemen, voorspoed en welvaart brengen. Ze zijn het ideaal van Indische vrouwenschoonheid, en gelden als vrouwen van de hemelse Gandharva’s [hemelse muzikanten die enigszins lijken op engelen, al schenken ze ook mensen hun gunst” (Gonda, p23).
Tvastar, de goddelijke vakman en scheppende god
Hij wordt in de Veda’s ook geïdentificeerd en geässocieerd met de (latere) scheppende goden Viswakarman, de Al-maker, en met Pajapati, ‘Heer van de wezens’ of nakomelingen. Deze werd later ook wel vereenzelvigd met Brahma, de Schepper in de Hindoe-drie-eenheid van Brahma, Shiva en Vishnu. Hij wordt de Eniggeborene genoemd, de schepper van alle vormen, die bestond voordat hemel en aarde ontstonden.
“Hij schiep de schepselen en de werelden. In Tvastar kwam de wens op een huis voor zichzelf te bouwen. Dat was de Hemel en de Aarde. Toen de Hemel en de Aarde van Tvastar werden gescheiden, ontstond de schepping en daarmee de veelheid waarin wij leven” (Gabrielli, p16). Hij wordt ook beschouwd als de vader van Indra, die werd geboren uit de Hemel en de Aarde, en hij maakte diens onoverwinnelijke wapen, de donder en bliksem (vajra) en ook andere wapens. Zijn Griekse equivalent is de goddelijke smit Hephaistos. Aan Viswakarma, de ‘opvolger’ van Tvastar, zijn de volgende verzen gewijd (Rv 10,81, John Alphonso-Karkala, An Anthology of Indian Literature, p36. Paul Deussen, Geheimlehre des Veda, p6):
Wat was de plaats waar hij zich vestigde?
Wat ondersteunde hem en hoe
toen Viswakarman alziend de aarde schiep
en met zijn almacht de hemel opende
Hij die ogen heeft aan alle kanten om hem heen
Gezicht, armen en voeten ook aan alle kanten
Hij de ene god, die hemel en aarde heeft geschapen
en met zijn armen als vleugels verbond met de hemel
De rol van de oude god Tvastar wordt in latere delen van de Rigveda overgenomen door Vishwakarman en Prjapati, zie het eind van Deel 2B, waarin de ‘hemelgoden’ aan de orde komen.
Tvastar en Viswakarman http://sublanarya.blogspot.com/2017/05/hamutian-pantheon-suryayana-surya.html
De vele armen en hoofden zijn een zinnebeeld voor almacht, alwetendheid en alziendheid en komen vaker voor
Yama, de god van het dodenrijk
Yama, Yima in het Perzisch, is een kleinzoon van Tvastar, “oorspronkelijk een androgyne figuur, die ontdubbeld werd in Yama en zijn tweelingzus Yami... Hij was de eerste sterveling die naar het dodenrijk ging... Hij werd er de vorst over de schimmen, koning van de voorvaderen en opperrechter van alle mensen... Als eerste toonde hij de mensen de weg naar een mysterieus verblijf... Omdat de dood geen onderscheid maakt, heet Yama - vooral in de jongere teksten – ‘Heer van de gerechtigheid” (Verbruggen, p125,126, Rv 10,14).
Die naar verre verten is gegaan langs steile paden
en die voor velen de weg heeft gevonden
de zoon van Vivasvant die de zielen verzamelt,
koning Yama: hem moet men eren met offeranden
Yama is de eerste die de weg gevonden heeft
naar de weide die men ons nooit meer ontnemen zal.
Zo een sterveling geboren is, volgt hij zijn eigen weg
naar de plaats waarheen ook onze vaderen zijn gegaan...
Ga voort, ga voort langs deze oude paden
waarlangs ook onze voorvaderen zijn heengegaan
Daar zal je twee vorsten zien, Yama en Varuna,
Die zich verheugen in de goddelijke drank.
Eén met de voorouders, één met Yama in de hoogste hemel
als vergelding voor je offers en goede daden
Laat alle onvolmaaktheid achter en ga naar
het ware verblijf, ga over in een glorierijk lichaam
Hoewel er nog veel meer te vermelden is, lijkt het een passend besluit van dit Deel 2A te eindigen met de god van het levenseinde, om Deel 2 B te vervolgen met de hemelgoden.
https://9gag.com/gag/a5WK5XV The Hindu god of death Yama
Offervuur 2022 05 11
N.a.v. Sri Aurobindo, The Secret of the Veda
Diep in onze kernstructuur
ligt het Vedisch offervuur
een vlam die in ons brandt
die aan het menselijk verstand
een helder schijnend licht geeft
dat ons vuur en leven leeft
en het hart zijn warmte geeft
Is het onze levenskracht
die dit vuur heeft voorgebracht?
Of heeft dit vuur de levenskracht
in ons mensen voortgebracht?
Kunnen wij de kennis van de Veda
ooit in ons toereikend weten?
Het heilig Vedisch offervuur
verlicht ook onze kenstructuur
Ons eigen Zelfbewustzijn
in ons eigenlijke diepste zijn
Waar de grenzen van het inzicht
overgaan in helder licht
En het Ene zonder tweede
dat zich door ons niet laat meten
oplicht in de onbegrensdheid
zonder enig onderscheid
Onderscheiding lijkt verdwenen
aan gene zijde van ons weten
Onderscheid is niet verdwenen
Maar gaan alom over in het Ene
Voorbij de grenzen van het weten
schijnt de lichtglans van het Ene
Daar waar ook de goden zwijgen
en zich naar elkander neigen
in een diep intiem verbond
waar de wereld uit ontstond