De Veda’s
Deel 2B: ’Hemelgoden’ in de Rigveda: Mitra en Varuna, Surya en de Ashwins, Dyaus, Prithivi, Parjanya en Prajapati

Civis Mundi Digitaal #122

door Piet Ransijn

https://factsanddetails.com/world/cat55/sub354/entry-6451.html

Ushas, godin van de dageraad

 

In dit Deel volgen de zgn. ‘hemelgoden’, hoewel voorgaande goden ook de hemel als hun domein hebben, maar ook op aarde hun domein hebben. De goden in hetgeen volgt hebben meer exclusief de hemel of een aspect daarvan als domein, behalve Prithivi, de godin van de aarde, die hecht met Dyaus de god van de hemel is verbonden als een godenpaar. Varuna, de god van de onbegrensde hoogste hemel, is echter ook de god van de hemelse en aardse wateren. In de Vedische visie zijn hemel en aarde, de goden en de natuur met elkaar verbonden en doordrongen van het Ene. Verschillende goden vertegenwoordigen volgens de Duitse indoloog Herman Lommel “het Al-leven van de natuur” (Gedichte des Rig-Veda, p16). 

Mitra en Varuna: hoeders van de kosmisch orde

Deze met elkaar verbonden complementaire goden hebben een Perzische en zelfs Griekse verwantschap met resp. de god Uranos en de latere Mitras-cultus. Ook de Germaanse god Wodan zou met Varuna en Uranos verwant zijn. Mitra en Varuna lijken minder aardse en minder krijgshaftige goden, alsof ze uit een andere wereld, een andere cultuur komen. Als hemelse hoeders van recht en orde heben ze een verheven en gezaghebbende waardigheid, waarvoor ze niet hoeven te vechten.

Volgens Abinas Chandra Das behoren ze tot de oudste goden, ouder dan Indra, die later de rol van hoogste god overgenomen zou hebben (Rgvedic Culture, p56). Mitra zou een/de zonnegod zijn (geweest) en Varuna de god van de nachtelijke hemel (“aan Mitra behoort de dag, aan Varuna de nacht’, leren de Brahmana’s”, dat zijn andere Vedische geschriften), Varuna is echter ook een watergod, “heer der wateren” en als zodanig ook een vruchtbaarheids- en aarde-godheid. “Varuna is... de godheid van de gerst,” het oudste daar bekende graan. “Hij doet de bomen groeien... Ja hij wordt wel met Kama, de god van liefde en vruchtbaarheid, gelijkgesteld” (Gonda, De Oud-Indische godsdiensten p20,21).

“Varuna stut, vaak met Mitra, hemel en aarde, maakte een pad voor de zon, en heerst over de gehele wereld... doet niet alleen de maan schijnen... maar houdt ook ’s mensen handelen binnen de perken” (Gonda, 1948, p17). Ook sterren, winden en wateren voegen zich naar de door hem beheerde orde. En mensen dienen zich er ook naar te schikken. Varuna [‘hoeder van het rita’,1948] is vooral “de god van de gevestigde orde der dingen, van de vegetatie en het daarbij nauw betrokken water... De gevestigde orde berust op, is identiek met, de waarheid”.

Er is ook een samenhang met plichtvervulling en het zich houden aan beloften en verdragen. Varuna was ook “de god van de eed”. Volgens Aurobindo (p75) “vertegenwoordigen zij de werking van de waarheid in de menselijke geest [als...] krachten van de Waarheid.” Varuna wordt voorgesteld als uitgestrektheid, die beperkingen doorbreekt. “Mitra vertegenwoordigt vooral liefde, vreugde en harmonie.” Beide hebben te maken met het juiste handelen volgens de kosmische orde.

“Ondanks alle facetten van zijn wezen zal men als centraal moeten zien zijn nauwe verbondenheid met de universele Orde die hij hoedt. Met zijn broer Mitra - wiens naam de onbaatzuchtig helpende vriendschap uitdrukt – vormt hij welhaast een onafscheidelijk godenpaar, een typische Vedische ’dubbel-godheid... een complementair paar. Dan is Varuna de god die de inbreuk op de orde straft, Mirtra de god die verzoent, en de orde vreedzaam herstelt. De eerste is aanwezig is de gevreesde zijde van het vuur, de laatste in de gunstige zijde, enz.’’ (Gonda, p20-22).

“Oorspronkelijk was die [Mitra] een bemiddelende macht tussen de duisternis en het licht, maar al heel vroeg werd hij verpersoonlijkt als de voorvechter van het goede, in dienst van Ahura-Mazda, de ‘wijze heer’,” nl. de Perzische (zonne)god van licht, die met Varuna zou overeenkomen. De taak van Varuna is het behoeden van de orde, ‘rita’ in de Veda’s. ‘arta’ in Perzië, zowel ‘in het natuurgebeuren, de cultus en het morele gedrag van de mensen” (Verbruggen, p40). Hij straft de booswichten en leugenaars. Hij is ook de god van de waarheid, die met de universele orde samenhangt en van het (zon)licht, dat de vegetatie doet groeien, waar hij ook de beschermer van is.

Aurobindo beschrijft Varuna als de god van de hoogste, onbegrensde hemel. Zijn naam is te vertalen als ‘de alles omhullende hemel’ en zou verwant zijn met die van de Griekse god Uranus. De naam Varuna komt van een wortel ‘vr’ “die omringen, bedekken of doordringen betekent... beelden die onze naaste concrete representaties zijn van het oneindige....God als de hoogste omringende hemel... als een omvattende oceaan... als een doordringende ether... Deze godheid is de vorm of het spirituele beeld van een omvattende en verlichtende oneindigheid... Een minder duidelijk beeld dan een brandend vuur, de stralende zon of de lichtende dageraad” (p500). Deze hoogste, oneindige hemel houdt verband met de kosmische orde, die daarin zijn oorsprong zou vinden.

In oude tijden, ook in het bijbelboek Genesis, waren er twee wateren, onder en boven, het ‘hemelwater’. Varuna had met de bovenste te maken, eigenlijk de ether, en later mogelijk alle oceanen en wateren. Wateren zijn een symbool voor een oorspronkelijk, grenzeloos, omvattend soort bewustzijn. Donkere wateren vertegenwoordigen het nog onbewuste. “Dag en nacht, licht en donker zijn symbolen van zijn oneindigheid. ‘De lichtende Varuna heeft alle nachten omvat, hij heeft de dageraden in hem door zijn scheppende weren; hij heeft alle objecten in zijn visie’” (p503). Zijn onbegrensdheid en omvattende, alwetende visie geeft hem een universeel karakter en maakt hem tot hoeder van de waarheid, de werkelijkheid van de kosmische orde. Hij geeft ruimte aan de weg van de zon en andere goden.

Mitra vertenwoordigt harmonie, schoonheid, orde en perfectie, “het opbouwende licht” (p509). De naam betekent ‘vriend’ en komt van een wortel die omarmen betekent. Daarom wordt hij de “Heer van Liefde” genoemd, “een goddelijke vriend, een vriendelijke helper” (p510). Hij brengt (goddelijke) vreugde en harmonie, hij omarmt, als een omarmende harmonie, die berust op de waarheid van de goddelijke wet (rita, later dharma), die hij behoedt. Door hun alwetende, brede, onbelemmerde en juiste visie hebben Mitra zowel als Varuna een juist oordeel. Met Mitra en Varuna zijn de andere hemelgoden Aryaman en Bhaga verbonden, die minder bekend zijn en resp. edele of juiste aspiratie en vreugde, welbehagen betekenen. Aurobindo noemt hen eveneens “Hoeders van het Licht”.

De volgende verzen geven de grootsheid weer van Mitra en Varuna (Rv 5.62, vs 1,3, p519):

“De [kosmische] Waarheid omhult de immer staande waarheid van u, waarbij de paarden van de zon worden ingespannen. Daar staan de tientallen honderden samen stil [m.a.w. daar is overvloed]; Die Ene heb ik geschouwd als de grootste van de belichaamde goden”

“U ondersteunt de hemel en de aarde, O Mitra en koning Varuna, door uw grootsheid; u doet de groei op aarde toenemen, u voedt de stralende kudden van de hemel, u doet de regen van de wateren van de hemel stromen, snel en krachtig.”

“O Mitra en Varuna verlicht in het bewustzijn door de Wet, door de kennis van het machtige Ene hoedt u de werken [van de schepping]; door de Waarheid besturen jullie de hele wereld van ons worden; u plaatste de zon aan de hemel, een wagen van variërende pracht” (5.63 vs 7, p525).

“O Mitra en Varuna, mogen mijn denken [en bewustzijn] de verlichte hoogste wereld behouden die uw bezit is, zodat het ons zal inspireren naar het huis van de meesters van overvloed voor hen en voor alle mensen die u ondersteunen.”

“Immers in hen brengen u beiden, o Varuna, de macht en de uitgestrektheid [onbegrensdheid]; vorm in ons de uitgestrekte wereld voor het veroveren van overvloed, voor gelukzaligheid, voor het geluk van onze ziel” (V.64 vs 4,6, p529,529)

Varuna, god van de hemel en de wateren, psychoanalytisch symbool van het onbewuste 

Hymnen aan Varuna

In de volgende poëtische versregels komt de veelzijdige aard van Varuna, “die de aarde gespreid heeft als een tapijt voor de zon” als god van water, vegetatie en vruchtbaarheid, hemelgod en morele god tot uiting. Deze hymnen lijken minder heroïsche en krijgshaftig, meer ingetogen, gewetensvol en beschouwend dan bijv. die aan Indra (Verbruggen, p44,45, Rv 5.85 vs 2,3,6,7; Aurobindo, p544):

Over de wouden heeft Varuna de atmosfeer gespannen...

De zon plaatste hij aan de hemel, de somaplant op de bergen...

De koning van de hele natuur drenkt de bodem

zoals een onweer de aarde drenkt met regen...

 

En dat andere geweldige wonderwerk van de geïnspireerde god

heeft niemand ooit durven tarten: dat de bruisende rivieren

hun water moeten neerstorten in de ene oceaan

en hem nooit kunnen doen overstromen.

 

Indien we ooit een fout begingen tegen u,

gastvrije vriend gelijk Aryaman, geliefde vriend gelijk Mitra,

tegen iemand die is als een broer, als een familielid – ver of nabij

bevrijd ons dan van die fout, o Varuna!

Ook de volgende ‘gewetensvolle’ hymne (p46, Rv 7,86) drukt uit dat Varuna een god van hemel en aarde is en van het dubbele verblijf van de zon, overdag en ’s nachts. Behalve de kosmische orde en het onderscheid van hemel en aarde, overziet en behoedt hij ook de morele orde en begeleidt hij onze wensen naar rijkdom en vervulling in overeenstemming met de morele en universele orde.

Wijs werd het mensdom door de kracht van hem

die de twee uitgestrekte werelden heeft gescheiden,

de koepel van de hemel hoog heeft opgestuwd,

die de zon een dubbel verblijf gaf en de aarde heeft gespreid

 

In mijn bange hart stel ik een vraag:

‘’Wanneer ben ik weer in het binnenste van Varuna? [in (de) orde]...

Ik vraag me af waarin de overtreding bestond, Varuna

Ik wil ze kennen en wend me tot de wijzen...

 

Zeg het me, zodat ik vrij van straffen wordt door u te huldigen,

u die nooit liegt en die alleen door eigen wetten wordt beheerst...

De edele god heeft de onwetenden kennis geschonken:

hij die de meest wijze is, drijft de hunkerende mens naar rijkdom

 

 

Surya, de zonnegod, Savitar de aandrijver en de Ashwins

Surya behoort ook tot de “hoeders van het licht”. Licht en waarheid staan tegenover duisternis en onwetendheid als een strijd tussen dag en nacht om het bezit van de hemel, ofwel de antinomie tussen het donkere eindige en lichte oneindige, dat ook de hoogste hemel kenmerkt, waarvan Varuna de heer is. Meer dan Varuna is Surya “de verziende, allesziende god, die door zijn stand aan de hemel de mensen opwekt tot werkzaamheid of uitnodigt tot rust” (Verbruggen, p50).

Daarom wordt hij ook Savitar, ‘drijver’ genoemd. Hij zet niet alleen aan tot activiteit maar verdrijft ook de duisternis en het kwaad. “Goden, mensen, dieren, levenden en doden, water en licht drijft hij aan.” Een van de meest heilige verzen van de Veda in dit morgen- en avondgebed: “Mogen wij ontvangen dit voortreffelijke licht van de god Savitar, die onze geïnspireerde gedachten moge aansporen” (Gonda, p18).

“O Zon, u bent alziende intelligentie... Mogen wij levende wezens, aanschouwen dat u ons het grote licht brengt, die het licht uitzendt van visie naar visie van vreugde en ons doet opstijgen naar gelukzaligheid in de uitgestrektheid van uw kracht daarboven,” roept een Vedische wijze. (Aurobindo, p479). Hij wordt het oog van Mitra en Varuna genoemd, dat alles ziet. Zijn licht is vooral ook het innerlijke licht. Zijn stralen activeren het bewustzijn en “verlichten de geest”, zoals hij alle levende wezens activeert en doet ontwaken en groeien met zijn verlichtende energie (p289 e.v.).

De tweelingbroers de Ashwins, ‘kinderen van de hemel’, zijn verbonden met de zon. De naam betekent ‘paardrijders’, zij leiden de paarden van Surya (ashwa=paard). Paarden symboliseren kracht, energie en snelheid, positieve actie gericht op resultaat en vervulling. Zij hebben een jeugdig elan en brengen jeugdigheid, gezondheid en vreugde. “Zij verschaffen de vitale krachten” (Aurobindo, p85). Zij trekken het bewustzijn en de levensenergie omhoog. Paarden zouden trouwens een helende werking hebben en worden evenals dolfijnen ingezet bij therapie. De Ashwins spannen de gevleugelde paarden voor de gouden zonnewagen als de zon opkomt, zie het beeld in de volgende verzen. De zonnewagen zien we ook bij de Grieken, Romeinen en Germanen (Verbruggen, p51,52, Rv I.35):

Rijdend op zijn wagen door de donkere hemelruimte

brengt hij de mensen tot rust

Savitar, de god die komt op een gouden wagen

 en die alle schepselen gadeslaat...

en alle boosheid en kwaad verdrijft...

 

De schitterende god Savitar drijft de duisternis voor zich uit

met de kracht van zijn glans stuwt hij ze voor zich uit...

De vogel [dwz de zon] waakt in het midden van het luchtruim...

Savitar is gekomen, de god met de gouden ogen

en hij brengt aan de vrome de geschenken die hij verlangt...

 

Hij verdrijft ziekte en hij leidt het zonlicht

Door de donkere ruimte keert hij naar de hemel weer...

[hij] komt naar ons, de lieflijke god die ons helpt,

de god die demonen en tovenaars verjaagt,

de veelbezongen god, die blijft tot de avond valt

 

Het alwetende, verlichtende aspect van de zonnegod komt naar voren in de volgende hymne, waarin een verband gelegd wordt met Varuna (Verbruggen, p53,54, Rv I.50)

De god die alle wezens kent

heeft hoog zijn schitterende banieren gehesen

zodat iedereen de zon kan zien

 

Samen met de nacht gaan de sterren

er heimelijk vandoor gelijk dieven

en maken plaats voor de zonnegod

die zijn blik laat rusten op ieder wezen...

 

U rijst naar de hoogte en hebt uitzicht

op alle goden, uitzicht op alle mensen,

op iedereen en iedereen ziet uw zonnegloed

 

U bent het oog waarmee de zuiverende Varuna

neerziet op de ijverige offerpriester,

de dienaar van uw dienaars...

 

Wij zijn uit de duisternis gekomen

en zien het verheven licht om ons heen

en gaan naar de zon, de god van de goden,

het hoogste licht

De gang van de zon is een ordenend principe. Overdag spoort hij aan tot activiteit, ’s avonds tot rust.

De avondzon doet de reiziger halthouden op zijn tocht...

De vaardige vakman legt zijn werk neer...

Savitar heeft perioden afgebakend...

Wie in een huis woont, keert weer naar zijn woonstede

Het [haard]vuur wordt weer geboren, de gloed verspreidt zich...

 

Wie vertrokken was om winst te maken, keert nu terug

Het hart van de reiziger verlangt alleen nog naar huis

De ene na de ander legt zijn onvoltooide werk neer

en plooit zich naar de wet van de goddelijke Savitar...

 

De bomen horen nu toe aan de slapende vogels

En niemand overtreedt de wet van de goddelijke Savitar...

Iedere vogel en ieder dier gaat naar zijn nest of hok

Savitar verspreidt alle wezens naar hun eigen rustplaats.

 

Hij wiens wet niet wordt overtreden

door Indra, Varuna, Mitra, Aryaman of Rudra,

wiens wet zelfs niet overtreden wordt

door de krachten van het kwaad:

die god Savitar roep ik aan

voor mijn welzijn en geluk

en voor hem buig ik me diep

 

Laten we Geluk, Gedachte, Overvloed wakker schudden

Moge mensenlof, echtgenoot van vele godinnen, ons helpen...

Laat uit lucht, water en aarde uw gulle giften komen

Giften waar we naar uitkijken en die u ons schenkt

(Verbruggen, p55,56, Rv 2,38)

 

In een andere hymne wordt “de weldoende god Surya... het gemeenschappelijk goed van alle mensen” genoemd, “het oog van Mitra en Varuna, de god die de duisternis oprolt... Schitterend verheft hij zich uit de schoot van Ushas onder het gejubel van de zangers... Nooit schendt hij de algemeen geldende wet... Gedreven door Surya, kunnen de stervelingen zich aan hun taak begeven, hun plicht vervullen” (Verbruggen, p58, Rv 7,63).

Op plichtsvervulling wordt (ook) toegezien door de morele goden Mitra en Varuna. In de laatste hymne wordt ook een verband gelegd met Ushas, de godin van de dageraad. De volgende hymne legt een verband met Mitra (Rv V.81, v1 1,4, Aurobindo, p555,556):

“De verlichten verbinden hun geest en hun gedachten met de verlichte godheid, het uitgestrekte, verlichte bewustzijn; de ene kenner van alle manifestaties van kennis, hij alleen ordent de zaken van het offer. Groot is de lofprijs aan Savitar, de scheppende godheid”

“Maar ook gaat u, o Savitar, naar uw drie stralende werelden van de hemel en manifesteert zich in in de stralen van de zon en u omringt de twee kanten van de nacht, en u wordt Mitra, o God, met zijn gevestigde wetten van Waarheid.” 

Ushas, godin van de dageraad 

Ushas, de godin van de dageraad

De lieflijke godin Ushas is “een dochter van de hemel”, verwant met met de Griekse godheid ‘Eos’ en de Romeinse Aurora. Bovendien toont zij enige gelijkenis met de Germaanse lentegodin Ostara. Ratri, de godin van de sterrennacht, is de zuster van Ushas. De (godin van) dageraad maakt de weg vrij voor de zon die haar volgt en wordt voorgesteld als haar minnaar en ook als haar kind, hoewel zij ook een dochter van de zon wordt genoemd. “De lieflijke, wonderen verwekkende brengt het zonlicht tevoorschijn en breidt zich uit naar de uiteinden van de hemel en de aarde” (Rv 3.61 vs 4, Lommel, p33).

“Gekleed in licht... onthult ze haar charmes... Ze rijdt op een stralende wagen, getrokken door rode paarden of koeien, die waarschijnlijk de rode stralen van de morgen symboliseren. Stralend... verdrijft ze met haar licht de duisternis van de nacht... Ze opent de hemelpoorten, wekt alle levende wezens en zet ze aan tot beweging. Ze schenkt haar vereerder in overvloed rijkdom, kinderen, bescherming en een lang leven” (Wikipedia).

Zij wordt “het schoonste licht der lichten” genoemd, “de dochter van de hemel”, die poorten voor ons opent en “geschenken brengt... en schatten zichbaar maakt.” “Met bonte kleuren straalt zij uit de hemelpoort, de zwarte opening heeft zij afgedekt, ze maakt [de wezens] wakker en rijdt met rode paarden voort... Wordt wakker, nieuw levensfrisheid zal ons deel zijn, het duister is verdwenen en het licht komt op de voorgrond” (Rv 1.113, vs 14, 16, Lommel p30-31).

“Ze wordt voorgesteld als een mooi jong meisje, licht en vrolijk gekleed als een danseres die haar bekoorlijkheden graag onthult, de duisternis verdrijft en de uiteinden van het uitspansel bij haar ontwaken verlicht... De Ushas-liederen behoren tot de bekoorlijkste uit de hele verzameling” (Gonda p23, Verbruggen, p61-64; A C Das, p454-55, de volgende hymne Rv I,92).

Zie hoe Ushas haar banier opricht in het oostelijke luchtruim

 en zich siert en zalft met het zonnelicht als balsem...

Gelijk een danseres tooit ze zich met lichtende sieraden

Haar borst ontbloot ze, gelijk een koe pronkt met een gezwollen uier

 

Om licht te schenken aan het hele heelal, brak Ushas de duisternis open...

En weer werd zichtbaar het schitterende licht dat ze spreidt

Ushas drijft de vormeloze, duistere afgrond voor zich uit...

Zo stuwt de dochter van het firmament haar veelkleurig licht de hoogte in...

 

Glimlachend als een minnares die haar weg wil banen, straalt ze

en met haar minzaam gelaat wekt ze ons tot gelukzaligheid

De glanzende dochter van het firmament die rijke giften schenkt...

Gezegend in uw bekoorlijkheid... blijft u licht verspreiden.

 

Terwijl ze uitkijkt over alle schepselen, verspreidt de godin

In de verte haar glans, duidelijk zichtbaar voor ieder oog

Ieder wezen dat leeft, wekt ze op tot beweging...

 

De godin van alle eeuwen, altijd en altijd opnieuw

geboren en getooid in steeds dezelfde kleur,

dwingt de sterveling om af te takelen,

ontrooft hem zijn levensdagen

 

Ze is ontwaakt, ze heeft de uiterste grens

van het firmament onthult en haar zuster verdreven

Terwijl ze de generaties van stervelingen uitdunt

glanst de jonge vrouw onder het bewonderend oog van haar minnaar...

 

Zichtbaar wordt ze door de weerkaatsing van zonnestralen...

Ushas... schitterende schenkster van giften en gaven

geef ons een afschijnsel van uw rijkdom, hier en nu.

Aurobindo benadrukt ook de innerlijke betekenis aan de hand van zijn vertaling van andere hymnen. De Dageraad onthult het innerlijke licht en vertegenwoordigt “de komst en de voortgang van het goddelijke licht... Zij is oeroud en eeuwig... maar bij haar komst is zij altijd jong en fris voor de ziel die haar ontvangt” (p295,296, Rv 3.61 vs 1, Lommel, p 33).

“Dageraad, die alle werelden voor zich uit ziet, u staat hoog opgericht en bent in hun waarneming onsterfelijk; u beweegt over hen als een wiel, o nieuwe dag, die voortgaat over een gelijkmatig veld.”

“De Dageraad beweegt zich in haar overvloed als iemand die een genaaid gewaad van zich af laat vallen, als de bruid van gelukzaligheid, perfect in haar werk, perfect in haar vreugde, verruimt zij de uiterste grenzen van hemel en aarde,”

“Ontmoet de Dageraad als zij breeduit naar u schijnt, breng met overgave je volledige energie voort. Hemels en extatisch is de kracht waarin zij opkomt en zachtheid vestigt; zij doet de verlichte wereld schijnen en geeft een gelukzalige visie” (Rv 3.61 vs 3-5, p293-94).

“O Dageraad, kom met al uw pracht van de hemel, laat ons vandaag ontwaken in de grote vreugde, zoals u ons doet ontwaken bij de geboorte van het kind van kennis, het geïnspireerde horen van de waarheid...”

“O Dageraad, onze dame van overvloed, brengt hen verlichting, uitgestrekte luister; zij zullen ons de vreugde laten genieten van uw paarden en de vreugde van uw kudden.” (Rv 5.79 vs 1,7, p549,551).

“Zij biedt een mooie visie, doet mensen ontwaken, maakt hun wegen gemakkelijk te bereizen en gaat voor hen uit. Groots is haar wagen, hoe uitgestrekt en aldoordringend is de godin, die licht brengt bij de aanvang van de dagen.”

“Aanschouw haar in haar tweeledige energie van de hemel en de aarde, hoe blakend komt haar blankheid naar voren als zij haar lichaam voor ons onthult. Zij volgt de wegen van de waarheid volledig als iemand die wijs is en weet, en zij verdwaalt niet in onze regionen.”

Zie, hoe schitterend haar lichaam is als zij ontwaard wordt, als zij zich opricht en baadt in het licht, dat haar vereerders dit mogen aanschouwen! Terwijl zij al het lelijke en alle duisternis verdrijft komt de Dageraad, de dochter van de Hemel, met het licht” (Rv 5.80 vs 2,4,5, p553-54, Lommel p32-33).

Ook in andere hymnen toont zij haar stralende schoonheid (Rv 6.64, vs 2, en RV 7.77 vs 1,2, Lommel, p 34):

“U, vreugdebrengende, laat zichzelf aanschouwen en straalt uw licht om u heen, uw stralen richten zich ten hemel, u ontbloot uw borst en toont uzelf aanlokkelijk mooi, lichtend in uw heerlijkheid, godin Morgenrood.”

“Stralend is zij genaderd als een jonge vrouw, raakt alles aan wat leeft opdat het zich gaat roeren. Het is nu aan de mensen hun vuur te ontsteken; zij heeft reeds het licht gemaakt en de duisternis verdreven.”

“Naar allen toegewend heeft zij hen wijd en in het licht gezet; ze heeft zich schitterend opgeheven in heldere, lichtende, goudkleurige kleren, prachtig om te zien straalt de moeder van de koeien [symbool voor zonnestralen], zij die de dag aanvoert.” 

https://www.deviantart.com/thecomtesse/art/Ratri-771404560 

Ratri, de godin van de sterrennacht

Over Ratri, zuster van Ushas, godin van de nachtelijke sterrenhemel gaat de volgende hymne (Verbruggen, p76, Lommel, p 97, Rv 10,127, ):

Zachtjes daalt de godin Ratri neer, op menige plaats

heeft ze haar stralende blikken laten vallen

 en ze heeft zich gehuld in haar luister

 

De onsterfelijke godin heeft de wijde ruimte gevuld

met haar glans, de bergen, de dalen,

Ze verzet zich tegen de vloed van duisternis

Haar komst heeft de avondschemering verdreven

en ook de donkere duisternis moet wijken

 

Toen u ons naderbij kwam, zijn we naar onze woning

teruggekeerd om te rusten, zoals een vogel naar zijn nest...

Op mij komt de duisternis af, tastbaar, voelbaar,

zwartbeschilderd, verdelgt ze Ushas

zoals men een schuldvordering delgt

 

Hemelgod Dyaus en Prithivi, godin van de aarde. https://thegoddessgarden.com/hindu-goddess-prithvi/ 

Dyaus, Prithivi en Parjanya

Zij zijn de goden van de hemel, de aarde en de regen. Dyaus komt overeen met de Griekse god Zeus, de Romeinse God Jupiter (Dyaus-Pitar) en de Germaanse god Ziu of Tiu, naar wie de dinsdag genoemd is. De hemel is de luchtruimte, de atmosfeer, waarin donder en bliksem, regen en wind zich voordoen. “Prithivi, de Aarde, is de moeder van alles op aarde... symbool van geduld en wijsheid... Parjanya is de vruchtbare Regenwolk. Hij bevordert de plantengroei en vruchtbaarheid... Soms vertoont hij ook een androgyn karakter... In de jongere teksten is hij gehuwd met Prithivi” (Verbruggen, p115,118, vlg. hymne p116, Rv 1,160 en I,185):

Dyaus en Prithivi zijn welwillend voor ieder mens:

ze eerbiedigen de Orde en dragen de Zanger van de ruimte

Tussen de twee godinnen... die luisterrijk het leven schenken

 beweegt zich de zuivere zon volgens de wetten van de natuur

 

Wijs en ruim, sterk en onuitputtelijk... bekleed met vorm en kleur

zijn [ze] zo doortastend als twee wondermooie meisjes...

De twee wederhelften die welwillend zijn voor ieder mens...

Dyaus en Prithivi, machtig paar van wie we de lof gezongen hebben

verleen ons grote roem en grote macht... Geef ons onmetelijke kracht!...

 

Wie van beide was de eerste, wie kwam later?

Hoe zijn ze geboren? Wie, o wijzen weet dat werkelijk?

Ze voeden alles wat een naam heeft...

 

Met vertrouwen roep ik de twee verheven verblijfplaatsen aan

die met behulp van de goden het levenslicht schenken

de twee met het mooie gelaat, die onsterfelijkheid verwierven

 

Dyaus en Prithivi, behoed ons voor de afschuwelijke afgrond...

Behoed ons voor zonde en bescherm ons tegen kwaad

Help ons als een vader en moeder met uw beschermende gunst

 

Parjanya is waarschijnlijk een oudere god wiens functies, eerst als regenwolk, daarna als donderwolk, later door de meer prominente strijdbare god Indra zijn overgenomen en uitgebreid. Hij zou overeenkomen met de Litauwse god Perkunas en de Gothische Fairguni, de god van de donder(wolk). A C Das brengt de ontwikkeling van de goden en hun functies in verband met de overgang van herdersvolk dat leeft van veeteelt naar volk dat overwegend leefde landbouw.

Het vruchtbare gebied rond de Gangesvallei was meer geschikt voor landbouw dan voor veehouderij. Landbouw is gevoeliger voor regen en droogte dan veeteelt. En voor een monster als Vritra dat de regen tegenhoudt en door een krachtige god als Indra overwonnen diende te worden. Vritra zou aanvankelijk geen monster geweest zijn, maar een ’deva’, een godheid, terwijl Indra (Andra) bij de Perzen een demon zou zijn geweest (volgens Rigveda 1.32 vs 12; Das, p60-67, 92-93). We zien hiet een ecologische interpretatie van de Veda’s. De regengod heeft volgens Das ecologische en agrarische functies.

Verzen aan de regengod Parjanya (Rv 5.83; 7.101, p.123):

Winden waaien, bliksems flikkeren, planten bloeien op

de hemel zwelt, de zon druipt van water

levenssappen stromen door de hele natuur

als Parjanya de aarde verfrist met zijn zaad...

door wie alle planten in duizend vormen bloeien...

 

Huil en loei, donder en verspreid uw levenskiemen

Vlieg heen een weer rond de wereld in uw wagen vol water...

Open de hemelsluizen en laat het water stromen...

 

U heeft de regen uitgestort: hou er nu mee op!

Dorre gronden werden doordrenkt; plantenrijkdom

voor de voeding van de mensen heeft u geschapen

Op uw beurt ontvangt u van hen hun vrome toewijding...

 

Moge mijn woord het hart beroeren van Parjanya,

Die regeert uit eigen kracht en moge hij het aanvaarden

Laat uw levengevende zegen over ons neerdalen

Laat planten onder hoede van de goden rijke vruchten dragen

 

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Tri_Vikrama_Avatar-_Lord_Vishnu_became_a_huge_figure_from_little_Vamana_and_measured_the_world_with_three_steps.jpg

Vishnu, de instandhouder

Hiermee is de godenwereld van de Veda’s voor een deel maar zeker niet volledig beschreven. Ook de latere hoofdgod Visnoe, de onderhouder van de schepping, komt er reeds in voor, maar niet op de voorgrond. De drie enorme stappen waarmee hij het universum omvat en uitmeet, worden in een hymne beschreven. “Het resultaat van de eerste twee schreden is zichtbaar (aarde en lucht), maar zijn hoogste voetspoor (‘boven de vlucht van de vogels’) zette hij in het onzichtbare paradijs... ‘aan gene zijde van het luchtruim’” (I.154, vs 1.4, Verbruggen, p79,80; Gonda, p.18,m Aurobindo p343-44).

De heldendaden van Vishnu ga ik nu verhalen

De kosmische ruimte heeft hij gemeten, de hemel omhoog

gestuwd, toen hij met veelomvattende tred

zijn drie geweldige schreden heeft gezet...

 

Geheel alleen heeft hij met slechts drie schreden

de ruimte gemeten die zich eindeloos uitstrekt...

Hij schraagt heel alleen de drievoudige wereld

de aarde, de hemel en al wat bestaat

Hij hielp Indra in de strijd tegen Vritra, heeft de discus als attribuut, die staat voor de zon, en de grote vogel Garuda is nauw met hem verbonden, alsook “andere goden die groei en vruchtbaarheid bevorderen... De later veelvuldige verklaringen van zijn wezen als ‘doordringer’ moeten ons doen besluiten, dat de naam Visnu veeleer stond voor de idee van universele penetratie van een alomtegenwoordige machtige weldoende energie, die het o.a. door ruimte te scheppen Indra mogelijk maakt zijn grote daad te verricht en die zeer wezenlijk bijdraagt tot de instandhouding van... processen in het heelal (o.a. vruchtbaarheid) waarvan ’s mensen leven en welzijn afhangen” (Gonda, p18).

Ook Aurobindo noem Vishnu “aldoordingend” en een vriendelijke godheid, de ‘onderhouder’ en ‘ondersteuner’ in het latere hindoeïsme. Met de drievoudige wereld wordt de aarde, de hemel en dat wat boven de hemel is bedoeld, dat overeen komt met het onbegrensde. Het wordt aangeduid als ‘Dat’, de wereld van gelukzaligheid, waarbij het onbegrensde bestaan wordt gerealiseerd, waar Vishnu zijn hoogste stap heeft gezet (p344-50). 

https://www.rudraksha-ratna.com/articles/lord-prajapati omringd door allerlei wezens

Prajapati, Heer van de wezens

In de volgende scheppingshymne van het ‘gouden ei’ of ‘gouden zaad of kiem’ wordt de scheppende god Prajapati geboren en ook de goden en de schepping. De hymne is zoals vaker niet zonder tegenstrijdigheden. Eerst ontstaat hij uit het zaad of ei, daarna uit de wateren, die mogelijk het zaad of de kiemkracht bevatten, zoals in andere hymnen. Daarna worden de wateren uit hem geboren. Het kan allemaal. De eenheidsvisie in de volgende hymne is te vergelijken met de scheppingshymne in Deel 1 (Verbruggen, p198,199, Gabrielli, p 65-67, Rv 10,121).

“Men stelde zich deze vraag... Is er soms één principe één oergrond van alles, waarmee alles samenhangt, waarvan alles afhankelijk is?... De godheid Prajapati bevredigde een tijdlang hen die een eenheid zochten waarop alles moet teruggaan: hij wordt als de hoogste godheid en de wereldschepper beschouwd. Werden de goden met kosmische machten gelijkgesteld, Pajapati wordt geïdentificeerd met de hoogste en meest algemeen categorieën (... d.i. de enige macht die identiek is met het cyclische wereldgebeuren)” (Gonda, p54). Hoe het ook is gegaan, er lijkt de toenemende gerichtheid op (het vinden van) één beginsel, die met name later in de Oepanishaden, de filosofische geschriften van de Veda’s, sterker naar voren komt en “het grote en allesbeheersende thema van de Indische filosofie zal worden” ( H J Störig, Geschiedenis van de filosofie, Deel 1, p32). In de latere Vedische hymnen komt dit reeds naar voren, met name in de scheppingshymne waarmee Deel 1 eindigt. 

Prajapati https://naijasuperfans.com/prajapati-all-you-need-to-know-about-the-vedic-deity-of-hinduism/

 

In den beginne rees het gouden zaad op [gouden ei of kiem]

Zodra dit een embryo werd, was hij de enige heer van de schepping

De aarde en de hemel hield hij op zijn plaats

Wie is de god die we moeten eren met offeranden?

 

Hij die de levensadem schonk en de kracht

Hij naar wiens levensadem al zijn goden zich plooien

Hij wiens afschaduwing leven is en dood

Wie is de god die we moeten eren met offeranden?

 

Hij die door zijn grootheid de enige heer werd

van al wat op aarde ademt en sluimert...

Hij door wie het ontzagwekkende firmament

en de aarde stevig zijn bevestigd...

Hij die de uitgestrekte hemel heeft gemeten

Wie is de god die we moeten eren met offeranden?

 

Toen de machtige wateren kwamen, die het heelal in zich dragen

als hun vrucht, die Agni het leven schonken, steeg hij

daaruit op als de Ene levensadem van de goden...

Te midden van de goden was hij de Ene god

Wie is de god die we moeten eren met offeranden?...

 

Moge hij ons geen schade berokkenen

Hij die de aarde verwekte en de hemel schiep

Wiens wetten rechtvaardig zijn

en die de machtige schitterende wateren schiep

Wie is de god die we moeten eren met offeranden?

 

O Prajapati, heer van de schepping

U alleen zijt het, die al deze schepselen omhelst

Willig de wensen in, waarvoor we dit offer brengen

Maak ons tot bezitters van grote rijkdom 

Interpretatie en vervolg

In Deel 3 wordt een nadere toelichting gegeven. De interpretatie van de Veda’s, met name de hymnen, kan tot allerlei speculaties, hypothesen en theorieën aanzetten, die moeilijk toetsbaar zijn. In de hymnen vibreren en resoneren verfijnde waarnemingen en cognities van scheppende processen die door vibrerende energieën gestalte krijgen. Het zijn meer dan fantastische godenverhalen. Verbeelding en verklanking liggen in het verlengde van de waargenomen werkelijkheid.

Zou het mogelijk zijn de deva’s (goden), die te maken hebben met natuurkrachten en met innerlijke krachten in onszelf, in verband te brengen met energieën die bekend zijn in de moderne natuurkunde? Grote fysici zoals Niels Bohr (de complementariteit van het Yin en Yang), Werner Heisenberg (was in India de gast van Rabindranath Tagore), Erwin Schrödinger (Mind and Matter), Arthur Eddington (The Nature of the Physical World)en vele anderen hebben kennis genomen van oosterse geschriften en zich erdoor laten inspireren (zie CM 26 en 27). Einstein las de Bhagavad Gita en misschien ook andere oosterse geschriften. Zijn idee van het verenigde veld komt overeen met het Indiase eenheidsprincipe.

De nog ongedifferentieerde primaire energie die bij de Oerknal vrij zou zijn gekomen, zouden we door Agni, het vuur, gerepresenteerd kunnen zien. Agni is het eerste woord van de Rigveda, die met hem begint, als het ware de Oerknal van de Rigveda. Wat was er vóór de Oerknal? Waren Zijn en Niet-Zijn een ongedifferentieerd geheel, een soort ‘eenheidsworst’ of chaos? Was het Zijn omsloten door het Niet-Zijn in de soort van afgrondelijke, duistere chaos van het monster Vritra? Heeft Indra met zijn bliksemenergie Zijn en Niet-Zijn van elkaar gescheiden en het Zijn als het ware vrijgemaakt uit de beperkende omhulling van het Niet-Zijn, zodat het zich verder kon ontwikkelen? Vritra staat voor beperking, stagnatie. Kwamen daarbij misschien de ‘wateren’ vrij, op te vatten als een soort kosmische energie van sterrennevels en kosmische straling?

De etherische en atmosferische luchtenergie wordt gesymboliseerd door Vayu, de god van de wind. De golf van subtiele levensenergie, die voelbaar is bij de morgenstond en samenhangt met de zonne-energie van Surya / Savitar, wordt vertegenwoordigd door Ushas. De natuur wordt wakker en komt tot leven in de morgenstond als de zon opkomt. De verre kosmische energieën van sterrenstelsels en kosmische ruimten worden door Ratri gesymboliseerd. De energie van het elektromagnetisme door de Indra met zijn donder en bliksem, die met atmosferische verschijnselen zoals storm en regen intervenieert: de stormgoden, de Maruts en de Rudra’s en de regengod Parjanya. Dit alles vindt plaats in de lucht, de atmosfeer, de hemelruimte van Dyaus, die samenhangt met het energiesysteem van de aarde, Prithivi, en de zonne-energie en atmosferische krachten van Vayu, Indra, de Maruts en de Rudra’s. Dit zijn naturalistische interpretaties. Er is ook een spirituele, psychologische interpretatie mogelijk, zoals Aurobindo laat zien, die door de fysiologische interpretatie van Tony Nader wordt ondersteund.

Interpretaties in termen van bewustzijn liggen voor de hand, omdat in de Indiase filosofie universeel bewustzijn een soort oerbeginsel is, waaruit de diverse energieën en de materie voortkomt. Het dualisme van geest en materie geldt in India niet zoals in het Westen. Het een is in het ander aanwezig. Kennis (Veda betekent weten), informatie en energie worden beschouwd als meer fundamenteel dan de grovere en meer manifeste materie. Het menselijk bewustzijn wordt beschouwd als een soort microkosmos, de natuur of het universum als macrokosmos, waarin zich parallelle processen zouden afspelen. Wij zijn een deel van de natuur. De natuurwetten gelden ook voor ons innerlijk en uiterlijk functioneren.

Afgezien van de betekenis en de interpretatie zijn veel hymnen ontegenzeggelijk mooi. Ze spreken tot het hart en de verbeelding. Ze kunnen bij de aandachtige lezer een innerlijke snaar raken en resoneren met iets diep in ons bewustzijn. Dat geldt ook voor de recitaties als ze worden voorgedragen of gezongen. Er gaat een bijzondere fascinatie van uit, ook al zijn sommige hymnen voor ons onbegrijpelijk, terwijl andere weer wel te volgen en te waarderen zijn.

Deel 3 in volgend nummer  gaat in op het eind van de Vedische tijd en de opkomst van de Vedanta-filosofie in de Oepanishaden. Kenmerkend voor deze tijd was een toenemende verstarring van het Brahmaanse ritualisme, naast filosofische bezinning door woudkluizenaars, die zich moinder met rituelen bezig hielden en daaraan een symbolische duiding gaven, zoals in de latere (scheppings) hymnen van de Rigveda reeds naar voren komt, zie het eind van Deel 1 en bovenstaande hymne van de gouden kiem.

 Gayatri Mantra’s powerful benefits for students; chanting rules, meaning

 

https://blisscredo.com/gayatri-mantra-benefits-for-students-gayatri-mantra-chanting-rules-meaning/

 

Slot: Gayatri mantra

De beroemdste en naar verluidt een van de krachtigste mantra’s van de Veda’s is de Gayatri Mantra. Gayatri is een metrum en ook de vrouw van Brahma de schepper:

Om Bhur Bhuvah Svaha
Tat Savitur Varenyam
Bhargo Devasya Dhimahi
Diyoyonah Prachodayatt

Aldus te vertalen: “Door alle lagen van ervaring heen is Dat,
de ware aard die het bestaan verlicht, het allerhoogste Ene.
Moge alle wezens door subtiele en meditatieve intelligentie

de verheven schittering van verlicht bewustzijn, gewaar zijn.”

Woord voor woord vertaling: Om/aum: oergeluid, Bhur: de aarde, Bhuvah: de atmosfeer, luchtruim, Svah: de hemel, Tat: DAT, het almachtige, Savitur: lichtgevend, Varenyam: verering, verheven, Bhargo: zuiver, Devasya: genade, Dheemahe: wij mediteren, Dhiyo: intellect, Nah: ons, Prachoday: verlicht, leidt. https://www.happywithyoga.com/meditatie/gayatri-mantra/.

  

https://vedicfeed.com/goddess-ushas/

 Godin van de dageraad    

2022 05 05 Over de godin Ushas

 

Na een ingetogen lange nacht

in zichzelf vervuld van sterrenpracht

grijpt de dageraad met zachte glans

’s ochtends vroeg haar gouden kans

In de vroege morgen wisselt zij de wacht

met haar zuster van de sterrennacht*

*De godin Ratri

 

Een nieuwe morgen wordt geboren

en nog voor het zonnegloren

kleurt de morgenhemel rozerood

in een langgerekte wolkenstrook

met schitterende zachte kleuren

in een immerschoon natuurgebeuren

 

De godheid van het morgenlicht

toont al vroeg ontsluierd haar gezicht

Ook haar boezem wordt ontbloot

bij de opkomst van het morgenrood

Door kleurrijke wolkenformaties

toont zij grotendeels haar gratie

 

Ushas laat haar sluier achter

De zon lijkt niet te kunnen wachten

en toont zonder nog te dralen

oogverblindend al zijn stralen

en ook Ushas in haar volle pracht

De zon heeft haar nu in zijn macht

 

Nadat Ushas in de morgen is geboren

gaat haar zachte luister weer verloren

In het schitterende prille zonlicht

wordt de glans van haar gezicht

door de morgenzon doorstraald

zienderogen weggehaald 

 

Wordt weer opgeborgen

tot de volgende morgen

als zij zich weer tonen mag

bij de aanvang van de nieuwe dag

 

Haar prille ingetogen glans

krijgt dan weer een nieuwe kans

om ons ongesluierd te bekoren

als de nieuwe morgen wordt geboren