Massapsychologie

Civis Mundi Digitaal #123

door Mathieu Wagemans

Bespreking van: Gustave Le Bon, De psychologie van de massa, Uitgeverij Succesboeken, 2022

 

 

Wie de overtuiging heeft dat we voor ingrijpende veranderingen staan in politiek en bestuur, zal in het boek, dat oorspronkelijk in 1895 verscheen, veel waardevol materiaal vinden. We bevinden ons in een tussenfase,  waarbij we niet altijd helder hebben waarom het oude minder waardevol is en we het nieuwe nog niet hebben ontdekt of geconstrueerd. We hebben slechts de ervaring dat traditionele instrumenten en denkwijzen niet meer helpen en hun werking gaandeweg hebben verloren, maar we kunnen tegelijkertijd de noodzakelijke systeeminnovaties nog niet goed benoemen. We beseffen slechts dat verdere perfectionering van het oude ons niet verder brengt.

Le Bon is aan het denken gezet door psychologische processen die zich afspelen binnen massa’s. Het zijn processen die inductief worden benaderd en bestudeerd en waarvan de uitkomsten niet met de thans geldende logica kunnen worden begrepen. Ze zijn, bezien vanuit ons rationeel denkkader, irrationeel. Of anders gezegd, ze hebben een eigen rationaliteit, hoe irrationeel ze ook ogen.

De relatie tussen leiding en massa

Het leidt tot ongebruikelijke uitspraken. Als voorbeeld de relatie tussen massa en leiderschap. Het beeld wordt doorbroken dat de macht bij de leider ligt. Le Bon stelt dat het omgekeerde geldt. Het is de massa die bepalend is en die zich laat leiden door kernovertuigingen. De leider ontleent zijn positie aan het respecteren en bevestigen van de basisposities van de massa en de daaruit voortvloeiende verwachtingen. Dat lijkt op het eerste gezicht een merkwaardige positie, wanneer we de omvangrijke kritiek bezien die we hebben op autoritaire systemen. Het sluit eerder aan bij de stelling dat een volk de leiders krijgt die het verdient. Autoritaire systemen worden zo, enigszins sterk uitgedrukt, van een democratische basis voorzien.

Een dergelijk perspectief werpt een geheel ander licht op wat we tegenwoordig aan pogingen ondernemen om het democratisch gehalte van een samenleving te versterken. Gechargeerd zou je kunnen stellen dat het de burgers zelf zijn die kiezen voor autoriteit. En de leider ontleent zijn gezag aan het feit dat hij de onderliggende oriëntaties van de bevolking kent en vervolgens weet te bespelen. Bijvoorbeeld door angstbeelden op te roepen die als het ware de tegenpool  bewerkstelligen van wat een volk beoogt. De leider roept het beeld op dat hij die angsten kan bevechten en wegnemen. Dat geeft vertrouwen, ook al is dat vertrouwen de uitkomst van manipulatieve processen. Zo beschouwd kunnen de kwaliteiten van de leider worden teruggevoerd op het inzicht van de leider in de onderliggende waardenposities van de massa en het vermogen die te bespelen. Met als risico dat wanneer de leider afwijkt van wat de massa ten diepste beweegt, hij het vertrouwen zal verspelen. Uiteindelijk regeert de massa.

De rol van het onbewuste

Le Bon kon slechts tot zijn inzichten komen door in zijn denken ruimte te maken voor het onbewuste. Weet een massa zelf wel wat de dominante drijfveren en inspiratiebronnen zijn die het gedrag bepalen? Laten we ons in het tijdperk van de moderniteit niet leiden door illusies en zijn het niet die illusies die ons het zicht ontnemen op de werkelijkheid? Belemmert het streven naar het kenbare en het beheersbare ons niet, om het ongekende en het onvermogen toegankelijk te maken en te doordenken? Vraagt het irrationele niet aandacht, omdat we anders niet het thans dominante betekeniskader kunnen doorzien? Wat sluiten we buiten door een rationele perspectief te kiezen? Veronachtzamen we niet het irrationele met als gevolg dat we geen inzicht kunnen verwerven in onze dominante denkkaders en bestaande routines in ons handelen?

In de benadering van Le Bon vragen de onvoorspelbare en impulsieve acties van de massa erom te worden onderzocht in plaats van terzijde te worden geschoven als ongewenst. Ze vragen te worden gerespecteerd als wezenlijke uitdrukkingen van wat een massa onbewust beroert. Daarvoor is nodig de vanzelfsprekendheden en aannames te identificeren die betekenisgeving door de massa diepgaand beïnvloeden zonder dat we ons daarvan bewust zijn. 

Overigens is bewustmaking van de massa nog niet zo eenvoudig. Le Bon stelt dat het vermogen van de massa om logisch na te denken, gering is. De massa is vooral gevoelig voor het wonderbaarlijke en het legendarische. De leider dankt zijn invloed aan het vermogen een slim gebruik te maken van die verbeeldingskracht.   

De kracht van de taal

Le Bon wijst in dit verband op de kracht van de taal. Door een zorgvuldige keuze van woorden en begrippen kan de leider een voorstelling van zaken geven die burgers aangenaam in de oren klinkt. Het onaangename wordt niet benoemd maar opzij gedrukt door wat burgers aanspreekt. Gevolg daarvan is dat illusies worden gecreëerd die voor werkelijk worden gehouden. In wezen is het een manipulatie van betekenisgeving. Het onderscheid tussen werkelijkheid en illusie wordt als het ware “wegbetekend”. De massa verkiest de illusie boven de werkelijkheid.

Daar moet niet enkel negatief over worden gedacht. Illusies zijn noodzakelijk en vormen volgens Le Bon de basis van beschavingen. Een dergelijke gedachte lijkt op het eerste gezicht weliswaar vreemd, maar die opvatting heeft bij latere filosofen een stevige onderbouwing gekregen. Zie bijvoorbeeld het eerder gerecenseerde  boek van Nusselder: Meer dan de mens alleen: Filosofie van het verlangen in Civis Mundi nr 113, augustus 2021.    

Zo beschouwd past het denken van Le Bon haarfijn in het heden. Het is actueler  dan ooit. Hoe wij in de moderniteit successen konden bereiken door onze ogen te sluiten voor een deel van de werkelijkheid. Die gedeeltelijke blindheid was een noodzakelijke voorwaarde voor succesvol handelen. Door aan natuur en milieu geen aandacht te schenken en in economisch opzicht niet te waarderen, konden we de productiviteit enorm verhogen. We houden gemankeerde systemen in stand en wanneer we vanuit het dominante economisch denkkader denken en handelen, zijn we zelf de bron van buitensluiting van alles wat niet past in het geldend denkkader en betekenisloos wordt geacht.

Wat beweegt de niet-stemmers?

Ook vanuit een democratisch perspectief bezien is de visie van Le Bon interessant. Niet de verkiezingsuitslagen zijn dan bepalend voor de toekomst maar het verlies aan vertrouwen van de massa in de leiding. Wie gekozen wordt heeft niet noodzakelijkerwijs de steun van het volk. Het signaal dat niet-stemmers geven, is veel relevanter om te worden onderzocht. Zoals op gemeentelijk niveau waar in veel gemeenten nauwelijks 50% van de stemgerechtigden hun stem uitbrengt. Wat beweegt niet-stemmers en wat zijn de onderliggende posities die daar de oorzaak en bron van vormen?

Daarbij is een belangrijke overweging van Le Bon dat de massa de eigen onderliggende waarden slecht kan articuleren. Dat vermogen is beperkt. Het helpt machthebbers dus niet om te reageren op de wensen en eisen van de massa. Die zijn in hun onderlinge verbanden gebrekkig en hebben mede daardoor vaak een grillig karakter. Dat maakt het extreem lastig voor leiders en bestuurders eraan tegemoet te komen. De massa ontbeert eigen kennis, kennis over zichzelf, over wat de massa ten diepste beweegt. Het onbewuste domineert en is bepalend. Dat kan een belangrijke bron van invloed zijn voor leiders. Men begrijpt en doorziet de massa beter dan dat de massa daar zelf toe in staat is. Het zijn de elites die hun macht ontlenen aan het inzicht in wat   de massa beweegt en aan het vermogen die processen te bespelen.

De massa is niet tot ordening in staat

Le Bon werpt zo ook een verhelderend licht op de ervaring van velen dat we in een periode van complexiteit en chaos leven. Je zou kunnen stellen dat we die chaos zelf veroorzaken in onze zucht naar ordening. Wat niet past in onze ordeningen, wordt terzijde geschoven. Zo zijn we zelf de constructeurs van de chaos. We kunnen slechts tot inzicht komen door aandacht te hebben voor het wezen van ons eigen denkkader. Zolang we dat inzicht niet hebben, kunnen we ook niet werken aan deconstructie van het bestaande en constructie van een nieuw denkkader. Dan hebben een pogingen tot verandering slechts tot effect dat ze het verleden herhalen in plaats van de toekomst te ontwerpen.

De positie van de massa is weliswaar sterk maar tegelijkertijd benadrukt Le Bon het onvermogen van de massa tot ordeningen te komen. Macht aan het volk betekent dan kiezen voor chaos. De massa is daarom destructief van aard.

Le Bon gaat inhoudelijk in op de kenmerken van de massa. Hij noemt het gemak waarmee het individu zich onderwerpt aan de massa. Dat is vreemd omdat de massa niet goed in staat is tot verhevenheid. Integendeel. Le Bon duidt als kenmerken van de massa op intolerantie, extremiteit van gevoelens en conservatisme. Het extreme komt voort uit de neiging tot overdrijving. Men klampt zich vast aan beelden die al het andere verdringen. Er ontstaat blindheid en doofheid. De blik wordt verengd. Moreel kan er sprake zijn van zowel destructief gerichte krachten als moreel hoogstaande. Als voorbeeld de kruistochten die een morele basis hadden maar vervolgens konden ontaarden.

Le Bon gaat ook in op het onderscheid tussen oppervlakkige factoren die van invloed zijn op de massa en dieper gelegen factoren. Voor de leiding van een land is het wezenlijk dat onderscheid te kennen. Dat lijkt ook in de huidige tijd een belangrijk onderscheid. Kan een uiting van ontevredenheid worden opgevat als een incident of is het een uiting van dieper gelegen onvrede? Die laatste onvrede kan het gevolg zijn van langer durende processen, waarin het vertrouwen afneemt en de onvrede groeit. Komt die onvrede tot uitdrukking, dan helpen bezweringsformules niet en hebben oppervlakkige interventies niet de beoogde werking. Integendeel, ze kunnen de woede nog vergroten vanwege de overtuiging van de leiding om op een dieper gelegen onvrede met een al te  doorzichtig gemak te reageren. De massa voelt zich dan niet serieus te genomen. De context van onvrede rond inhoudelijk handelen verschuift dan naar een context van gebrek aan vertrouwen dat zich niet door enkele goed gemikte interventies laat herstellen.

Voorbijgaande en fundamentele ideeën

Belangrijk daarbij is het onderscheid dat Le Bon maakt tussen voorbijgaande ideeën en fundamentele ideeën. Een beschaving, zo stelt hij, kent een aantal fundamentele ideeën, die niet zo gemakkelijk verdwijnen daarnaast zijn er voorbijgaande ideeën die niettemin tijdelijk kunnen worden beleefd als fundamenteel. Die fundamentele ideeën werken overal in de praktijk door, maar dat wil niet zeggen dat ze voor ieder duidelijk zijn. Integendeel, er is een noodzaak, zo stelt Le Bon, om ze te verhelderen en toegankelijk te maken voor de massa.

Ik werd ook getroffen door de visie van Le Bon op instituties. Die laten zich nog niet zo gemakkelijk veranderen. “Het duurt eeuwen om een politiek regime te vormen en eeuwen om het te veranderen.” Een institutie is, zo zou je kunnen stellen, zowel uitdrukking als drager van een betekeniskader. Ze zijn dus niet de oorzaak van problemen maar het is eerder zo, dat ze de problemen in stand houden. Door organisatorische ingrepen kun je weliswaar instituties veranderen, maar dat schept geen enkele garantie dat ook de onderliggende vraagstukken daardoor worden opgelost. Er is een noodzaak om dieper te graven.

Collectieve overtuigingen

Verandering van die basisoriëntaties is echter nog niet zo eenvoudig. Le Bon benadrukt de onveranderlijkheid van bepaalde collectieve overtuigingen. Of die waar of relevant zijn is niet zo relevant. Het gaat om de kracht waarmee ze worden gedragen. Ze zijn bron van eenheid en een massa kan daardoor nauwelijks ruimte bieden voor afwijkende ideeën.

Le Bon noemt als voorbeeld het Romeinse Rijk, dat was gebaseerd op het streven naar ordelijkheid en uniformiteit. Die uniformiteit  zou thans haaks staan op onze postmoderne wens tot differentiatie en bijgevolg onze kritische houding ten opzichte van processen van uniformering. Maar ook hier kunnen de opvattingen van Le Bon ons helpen door zijn onderscheid tussen wat zich aan de oppervlakte afspeelt en de onderliggende oriëntaties. Hoe de waan van de dag het exploreren van diepere lagen onmogelijk, althans lastig maakt. Houden we zelf ook niet illusies voor werkelijk zodat we ons niet hoeven te vermoeien met lastig oplosbare vraagstukken?

Afsluitend een wat de verschijningsdatum betreft een oud boek dat echter uiterst actueel is en, nog sterker, kan bijdragen aan verklaringen waarom we met al ons streven naar innovatie vaak in het verleden blijven denken en handelen.