Mythen van Plato
Deel 1: De mythen van de klassenmaatschappij, de grot en Atlantis

Civis Mundi Digitaal #123

door Piet Ransijn

Bespreking van Bert van den Berg & Hugo Koning, De mythen van Plato: Verhalen voor alle tijden. Damon, 2022.

`In dit boek zijn alle mythen van Plato opgenomen,’ waaronder `de beroemde grotvergelijking’ en de `ladder der liefde’ uit het Symposium (p20). Jaren geleden verscheen het boek Mythen van Plato bij uitgeverij De Driehoek, in de vertaling van de Stichting School voor Filosofie, sinds lang uitverkocht. De mythen behoren tot het meest aansprekende deel van de filosofie van Plato (437-547 v Chr), die wellicht de meest invloedrijke klassieke en westerse filosoof is en blijft. Dit werk dat deze literaire parels van Plato weer toegankelijk maakt met toelichtend commentaar, voorziet in een blijvende behoefte. In een tijd waarin de behoefte aan grote verhalen toeneemt, is het werk van Plato en de klassieke filosofie in het algemeen een schatkamer van wijsheid waaruit we kunnen putten. 

Inleiding: wat zijn mythen?

Het woord mythe heeft vaak de connotatie van een verzonnen verhaal. Soms wordt het als een mooi woord voor een gewichtige leugen gebruikt waar een collectief in gelooft. Op zijn best zijn het dan vermoedens, soms met een kern van waarheid of een vage herinnering aan gebeurtenissen in een ver verleden. Ook bij Plato komt een dergelijke typering voor.

In meer strikte en serieuze zin zijn mythen godenverhalen, in ruime zin gaan ze over niet-menselijke personages, zoals helden, halfgoden, monsters en (mythische) dieren. Ze spelen zich af in een ver verleden, oeroude tijden, `toen de wereld net gechapen werd en nog haar definitieve vorm moest vinden... Ze hebben een bepaalde heiligheid, een andere status dan normale verhalen... De meeste mythologen vinden dat mythen traditionele verhalen moeten zijn, doorverteld van de ene generatie op de andere en niet toe te schrijven aan een oorspronkelijke bedenker’ (p8).

Dit laatste kenmerk geldt niet voor de mythen die Plato heeft bedacht, hoewel hij doet voorkomen dat het overgeleverde traditionele verhalen zijn. Wat betreft de kerngedachten in zijn mythen put hij inderdaad uit oude bronnen in een grijs verleden. Maar daar geeft hij zijn eigen formulering aan. Het zijn mythische verhalen met een bijzondere status, waarvan sommige behoren tot de beroemste onderdelen van zijn werken. 


Griekse goden die in mythen een hoofdrol spelen

http://bdzoom.com/104241/actualites/la-mythologie-grecque-en-bd/ 

Functies van mythen

Een ander kenmerk van mythen zou zijn dat mythen een verklaring bieden voor natuurlijke en/of sociale verschijnselen. Het zijn vaak ‘origin stories’, die de oorzaak daarvan aangeven, bijv. scheppingsmythen, zoals die in de Rigveda (zie CM 122). Bij Plato zijn mythen ook vaak `verhalende verklaringen’, die in cognitieve en emotionele behoeften voorzien.

`De vroege mens voelde zich allen een onbeschermd in een bedreigende wereld. Door de zon als vaderfiguur en de aarde als moederfiguur te zien, kon kon hij zich meer thuis voelen in zijn leefomgeving... De wereld is zo niet meer louter vijandig, maar krijgt een vriendelijk, zelfs zorgzaam gezicht. Het vertellen van mythen is dus een manier om existentiële angsten te bezweren en het welbevinden te vergroten’ (p9-10). Ze geven ook een collectieve identeit en gaan vaak over de oorsprong van een volk.

Mythen worden vaak gecombineerd met rituelen zoals in de Rigveda, als `verhalen die rituele begeleiden en bestendigen’(p10). Ze hebben een symbolische waarheid of betekenis. Ze zijn waar in overdrachtelijke zin en geven vaak de ‘condition humaine’ treffend weer. Bijv. het bijbelse paradijsverhaal, aan de hand waarvan humanistisch psycholoog Erich Fromm de menselijke situatie kenmerkt in De gezonde samenleving. Mythen bevatten ook vaak ideologieën, die een sociale situatie verklaren en rechtvaardigen en achterliggende waarden ondersteunen en bestendigen.

https://nl.wikibooks.org/wiki/Plato 

Mythologie en de rol van dichters

Mythologie is de bestudering van mythen en traditionele verhalen in ruimere zin. Het is een term van Plato, maar er werd al eerder kritisch gekeken naar goden- en heldenverhalen door filosofen, die de dichters `van de troon wilden stoten... Plato’s houding ten aanzien van dichters is ambivalent.’ (p12). Ook ten aanzien van mythen. Hij verwijst er geregeld naar en was zelf een dichterlijk filosoof. Zijn taalgebruik was vaak dichterlijk en literair. `Hij lijkt te erkennen dat dichters vanwege hun goddelijke inspiratie wel degelijk de waarheid kunnen verkondigen [...hoewel] er geen sprake is van logische onderbouwing’ (p13).

`Soms kan (dichterlijke) passie “ons de grootste zegeningen brengen” (Plato, Phaedrus, 244a)... Vervoering en bevlogenheid hebben een bijzondere charme. “De niet-intellectuele elementen zijn onmisbare bronnen van motiverende energie [...en] vervullen een belangrijke rol bij ons streven naar inzicht”’ (zie Martha Nussbaum, Wat liefde weet, p72,73, CM 119 Deel 5A).

Allegorische en verbindende betekenis van mythen

In Plato’s tijd waren er al een aantal denkers die mythen als allegorieën zagen en niet letterlijk namen. Zo gezien hadden ze een diepere betekenis en een historische kern. Enerzijds botsen ratio en mythe, anderzijds vullen ze elkaar aan. In onze tijd van verdergaande secuarisatie, onttovering en `ontideologisering’ beseft men meer en meer het collectieve belang van `grote verhalen’. Deze kunnen verbindend werken en waarden bijbrengen en versterken. Plato had oog voor de vormende en verbindende waarde van mythen, die een belangrijke rol speelde bij zijn eigen filosofische mythen. Hij illustreert en versterkt zijn rationele betoog met beeldende verhalen, die appeleren aan het gevoel en de verbeelding en hand in hand gaan met de ratio. Ze geven zijn werk een hoog literair gehalte. 

Plato`s oermythe

In Plato`s mythen komen bepaalde grondthema`s telkens terug. Namelijk zijn dualistische visie. Hij onderscheidt een onvolmaakte zintuiglijke en een perfecte transcendente Ideeënwereld. De laatste zou voor de rede toegankelijk zijn. Ook de mens heeft deze twee aspecten: `een sterfelijk lichaam en een onsterfelijke ziel. Na de dood verblijft de ziel tot het moment van reïncarnatie in een wereld waarin het mogelijk is de Ideeën in hun pure vorm waar te nemen.’

`In de oermythe vinden we de ideeënwereld terug in de kosmos, die bestuurd wordt door de goden... een collectief van samenwerkende opperwezens... die het universum in gezamenlijkheid regeren. Orde, rechtvaardigheid en regelmaat zijn de voornaamste kenmerken van de kosmos... Circulariteit is een belangrijke eigenschap’ (p18).

Mensen leven een `laag-bij-de-gronds’ bestaan, of zelfs ondergronds, zoals in de mythe van de grot, of gekerkerd in het lichaam. Het is een lange weg om daarbovenuit te stijgen en de goddelijke wereld van de Ideeën te schouwen, zoals priesteres Diotima laat zien in de dialoog Symposium. Onze ziel heeft een zinnelijk en goddelijk aspect. Dit laatste maakt het schouwen van de Ideeën mogelijk. Goed zorgen voor de ziel en een rechtvaardig leven leiden in overeenstemming met de kosmische en maatschappelijke orde is hiervoor van belang. Dat vergt al onze aandacht, `want de mens heeft de neiging zijn goddelijk deel te verwaarlozen’ (p19). 

Alle mensen zijn kinderen van de aarde https://www.dbnl.org/tekst/list002vand01_01/list002vand01_01_0001.php

https://www.goedbodembeheer.nl/sibyle-von-olfers-de-wortellkindertjes 

1.     De Nobele leugen

Het boek begint toepasselijk met de mythe van `de Nobele Leugen’ (De Staat 414b-415d). Deze illustreert de vormende functie van fictie en geloof. Plato gaat uitgebreid in op de ongeloofwaardigheid van het verhaal, maar vertelt het toch vanwege de vormende boodschap.

Mensen `moeten geloven dat zij in werkelijkheid in een ruimte onder de grond waren geschapen en gevoed... En dat de aarde, hun moeder, hen geboren had laten worden op het moment dat de mensen helemaal voltooid waren... Jullie allemaal, burgers, zijn dus broeders’ (414d,415a, p25,26).

Mensen hebben allen dezelfde moeder, de aarde. Maar zij zijn niet gelijk(waardig).

`Bij degenen die geschikt zijn om te regeren heeft hij goud... toegevoegd... Bij de helpers heeft hij zilver gebruikt, en ijzer en brons bij de landbouwers en andere vaklui... Het is mogelijk dat er soms een zilveren iemand uit een gouden mens wordt geboren, of een gouden uit een zilveren en zo verder’ (415ab, p26).

`De kinderen moeten de status krijgen die van nature voor hen geschikt is.’ Dat geldt ook als een `gouden’ of `zilveren’ kind geboren wordt bij ouders die niet van goud of zilver zijn. Zo kunnen kinderen promoveren tot wachter. Als regel worden kinderen van hetzelfde soort geboren bij ouders van dat soort, maar er kunnen uitzonderingen zijn.

`Denk je dat er een manier is om burgers van deze mythe te overtuigen?... Want het zou ze meer geneigd maken om voor de stad en elkaar te zorgen’ (415cd, p26). Geen kans bij de eerste generatie. Later misschien wel. 

Bespreking: bekrachtiging van de klassenmaatschappij

Het gaat er bij deze mythe om dat mensen voor elkaar zorgen naar hun kwaliteiten, die verschillen per klasse, gesymboliseerd door toegevoegde metalen aan de menselijke basisbestanddelen. Dus ook om de acceptatie van een strikte klassenmaatschappij. De mythe heeft twee aspecten: 1. mensen zijn allen geboren uit dezelfde grond van moeder aarde. 2. Maar met verschillende toegevoegde metalen, die staan voor verschillende kwaliteiten. Ze hebben een gelijke oorsprong, maar zijn toch ongelijk.

Alle burgers zijn derhalve broeders, ook al zijn ze niet allen gelijk. `De mythe is dus bedoeld om ervoor te zorgen dat de inwoners van Plato`s ideale staat hun plek in  de maatschappij kennen en accepteren’ (p29). Deze heeft bijgevolg een ideologische strekking.

Het tweede gedeelte is gebaseerd op het idee dat gouden, zilvereen, bronzen en ijzeren tijdperken elkaar opvolgen, dat bij de dichter Hesiodos voorkomt en overeenkomt met het Indiase idee van tijdperken of yuga`s (zie CM 78 over Vedisch leven). Bij Plato lijken de mensenzielen die maatgevend zijn voor deze tijdperken, gelijktijdig voor te komen: gouden, zilveren, bronzen en ijzeren zielen.

Karl Popper keert zich in The Open Society and Its Enemies tegen de ondemocratische ideale staat van Plato, waarin de filosoof-koningen gebruik maken van leugenachtige verhalen om het volk te overtuigen en mee te krijgen. De nadruk op gemeenschappelijke grond zou associaties oproepen met de Blut und Boden-ideologie. Het lijkt wat ver gezocht om zeer uiteenlopende tijdperken en samenlevingen te vergelijken.

De mythe van Plato is niet bedoeld om de superioriteit van de Atheners te bekrachtigen, maar hun onderlinge verbondenheid, en zaait geen verdeeldheid. Zij wijst juist op de gemeenschappelijke oorsprong en daarmee samenhangende plichten, die echter verschillen per klasse. De mythe nuanceert het gelijkheidsideaal en bekrachtigt een functionele klassenmaatschappij.

Plato benadrukt dat de mythe een functionele `nuttige leugen’ is, fictie, een verhaal met een moraal met de bedoeling er gezamenlijk in te geloven om samen een betere maatschappij te vestigen. Gemeenschappelijke mythen en overtuigingen zijn daarvoor wenselijk, zoniet noodzakelijk vanwege hun verbindende kracht. 

https://www.bijbelcitaat.be/plato-allegorie-van-de-grot/

https://parabelproject.nl/beeldverhalen-bij-plato/ 

2.     De allegorie van de grot

Dit is Plato`s beroemdste mythe, die zijn filosofie allegorisch samenvat (De Staat 514a-517a). `Stel je voor dat er mensen wonen in een soort onderaardse grot... Die mensen zitten al van jongs af vast met boeien... en kunnen alleen maar naar voren kijken... Achter die mensen brandt een vuur’ (514ab, p34). Er worden voorwerpen langs dat vuur gedragen die schaduwen op de muur werpen, welke de geketenden waarnemen. De voorwerpen kunnen ze niet zien, alleen de schaduwen. `Een bizar beeld, met bizarre gevangenen... maar niet zo anders dan wij!’ (515a).

`Denk je niet dat zij de schaduwen die zij zagen, zouden benoemen alsof het de voorwerpen zelf waren?... Ervan overtuigd dat de werkelijkheid niets anders is dan de schaduwen’ (515bc).

`Stel je voor dat er iemand wordt losgemaakt... om omhoog te kijken naar het licht – dat zou hem wel pijn doen en door de schittering van het licht zou hij niet kunnen kijken naar de dingen waarvan hij eerst de schaduwen zag’ (515cd). Het zou verwarrend voor hem zijn. Wat is echt? Het (zon)licht van boven door de tunnel, het vuur, de voorwerpen of de schaduwen?

De zon zou hem aanvankelijk zozeer kunnen verblinden `dat hij niets meer zou kunnen zien van wat we nu waarheid noemen... Het lijkt me dat hij eerst tijd nodig heeft om te wennen, voor hij de bovenwereld kan zien. Het zal hem aanvankelijk het makkelijkst afgaan de schaduwen te bekijken... en later pas de dingen zelf... Uiteindelijk kan hij dan, denk ik, de zon zien, niet de weergave ervan in het water of een andere spiegel maar de zon zelf... Dat zij alles in onze zichtbare wereld bestuurt en dat zij op een of andere manier de oorzaak is van alles dat zij zagen in de gevangenis’ (516abc).

Zou deze bevrijde gevangene goed zijn in het herkennen van voorwerpen en het voorspellen van hun volgorde? Nee dus. Zijn zicht zou in het donker slechter zijn geworden door het zonlicht. `Het kan behoorlijk lang duren voor ze weer gewend zijn aan het donker. Hij zal zich dan wel belachelijk maken en ze zullen wel zeggen dat hij die verpeste ogen te danken heeft aan zijn tocht omhoog, en dat het niet de moeite waard is om te proberen omhoog te gaan. En als iemand zou proberen hen los te maken, dan zouden ze hem doden’ (517a, p37). 

Plato in gedachten verzonken op het graf van Socrates, die in de dialogen de filosofie van Plato uit de doeken doet https://nl.aliexpress.com/item/32910901971.html 

Bespreking: de filosofie van Plato in een notedop

De grotvergelijking staat middenin De Staat en geeft in zekere zin de kern ervan weer. `Je zou kunnen zeggen dat het de hele filosofie van Plato in een notedop bevat’ (p39). De zon staat voor de transcendente werkelijkheid. De schaduwen voor de wereld van de verschijnselen. De voorwerpen zouden de Ideeën kunnen weergeven. Deze worden zichtbaar door het levenslicht van het bewustzijn, dat oplicht als een vuur, ontstoken door de zon, die `op een of andere manier de oorzaak is van alles [wat wij zien]’ (516c). De grot staat voor de aardse materie, waarin wij mensen gekluisterd zijn als lichamelijke, zinnelijke wezens.

Volgens Plato gaat het verhaal over het belang van onderwijs en onderricht. Het onderwijs is nogal beperkt als het betrekking heeft op het kijken naar schaduwen. Het licht ontgaat ons dan, waardoor voorwerpen zich aftekenen, die evenmin zichtbaar zijn en aanschouwd kunnen worden.

Echter `de jeugd kan niet gelijk het felle licht van de filosofische waarheid verdragen, net zomin als de mensen die zich eerder `in volslagen duisternis’ hadden bevonden het licht van de zon kunnen zien. Het is dus zaak om ze eerst te laten wennen aan een `indirect licht van waarheid gemengd met mythen’ (volgens de platonist Ploutarchos, p39).

De grotvergelijking gaat over veel meer dan (filosofie)onderwijs. Het geeft de metafysica en kennisleer van Plato allegorisch weer. Er zijn gradaties van kennis van zintuigelijk tot rationeel en `gnosis’: het schouwen van de Ideeën en de hoogste Idee van het Goede dat Plato met de zon vergelijkt. 

 

De politieke dimensie

`Tenslotte is er ook een politieke dimensie aan het verhaal’ (p39). Het maakt deel uit van de dialoog De Staat, die gaat over de ideale maar ook nogal omstreden staatsinrichting, waarbij de filosofen koningen zijn. Een idee dat we eveneens in India vinden, o.m. in de Bhagavad Gita IV-2, die rept over`koninklijke wijzen’of ‘rajarishi`s’. Plato was teleurgesteld in de Atheense democratie waarin Socrates als het ware `democratisch’ door een meerderheid, die zich door hem bedreigd voelde, ter dood veroordeeld werd. Het was een van de meest aangrijpende ervaringen in het leven van Plato. Zo waren er meer misstanden: `algemene corruptie, machteloosheid en onrechtvaardigheid van zowel de oligarchie als de Atheense democratie’ (https://nl.frwiki.wiki/wiki/All%C3%A9gorie_de_la_caverne).

Het schrikbewind van de dertig oligarchen was een nog grotere ramp, waarna de democratie werd hersteld. Daarom zag Plato meer heil in een bestuur van wijze en rechtvaartvaardige filosoof-koningen die de waarheid hadden geschouwd. In China zouden er volgens Lau Tse in Tau Tse Tsjing ooit wijze keizers zijn geweest, die de maatschappelijke orde in overeenstemming met Tau konden verbinden met de kosmische orde.

De filosofie van Plato lijkt meer dan met het taoïsme verwant met de Indiase vedantafilosofie van de Oepanishaden, zelfs wat betreft de dialoogvorm, en misschien nog meer met de dualistische yoga- en sankhya-filosofie, twee andere scholen van de Indiase filosofie. De overeenstemming geldt wellicht nog sterker voor de neoplatoonse filosofie van Plotinos c.s. (zie o.m. H. Groot, Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden en De betekenis van Plato voor onze tijd; H J Störig, Geschiedenis van de filosofie Deel 1). 

 

Een illusoire wereld in moderne sciece fiction

De auteurs gaan vooral in op de `angst dat de wereld een illusie is’ (p40). Dat zegt Plato echter niet. Er zijn `gradaties van echtheid’ (p39). De film The Trueman show en de dystopische science fiction filmThe Matrix passeren de revue. De eerste film gaat over een man die leeft als ster in de kunstmatige wereld van een filmset. Hij begint te twijfelen aan de echtheid daarvan en weet uiteindelijk te ontsnappen. Het roept associaties op met het boek The Republic of Plato van de filosoof Alain Badiou over een werkelijkheid die door de media worden geproduceerd:

“Stel je een gigantische bioscoop voor. Het scherm... blokkeert alle zicht op iets anders... De toeschouwers zijn, sinds ze bestaan, opgesloten op hun stoel, de ogen gericht op het scherm, het hoofd vastgehouden door stijve koptelefoons... Achter deze tienduizenden, bevindt zich op hoofdhoogte een enorme houten loopbrug... Daarachter overspoelen enorme projectoren het scherm met een bijna ondraaglijk wit licht... Op de catwalk circuleren allerlei automaten, poppen, kartonnen figuren, poppen... aangestuurd door afstandsbediening. Dieren, brancarddragers, zeisdragers, auto’s, ooievaars, gewone mensen, gewapende soldaten, bendes jonge mensen uit de buitenwijken, tortelduiven, culturele organisatoren, naakte vrouwen... Op het scherm zien we de schaduwen die de projectoren doorsneden in dit onzekere carnaval. En door de koptelefoon hoort de roerloze menigte geluiden en woorden... Ze hebben daarom geen andere waarneming van het zichtbare dan de bemiddeling van schaduwen... Zelfs als we veronderstellen dat ze manieren bedenken om onderling te discussiëren, schrijven ze noodzakelijkerwijs dezelfde naam toe aan de schaduw die ze zien als aan het object dat ze niet zien, waarvan deze schaduw de schaduw is… Ze horen alleen maar de digitale kopie van een fysieke kopie van menselijke stemmen " (https://nl.frwiki.wiki/wiki/All%C3%A9gorie_de_la_caverne).

The Matrix gaat over een wereld die is overgenomen door intelligente machines. Mensen leven als levende batterijen via kabels `aangesloten op een virtuele wereld’ (p41). Een `gevangene’ Neo weet te ontsnappen, maar wordt verraden door een mede-gevangene met de toepasselijke naam Cypher, die meent dat ontsnappen aan de matrix geen aantrekkelijke optie is, zoals bij de geketenden bij Plato. En Cypher wordt als beloning weer aangesloten op de matrix. 

 

Actuele maatschappijkritiek: het volk en de grot

Vervolgens gaat het boek in op de fictieve geluksmachine van Robert Nozick (Anarchy, State and Utopia, 1974). Deze machine komt ook in het artikel Filosofie en AI in dit nummer ter sprake en dateert van voor The Matrix. Hier kunnen we zelf nog aangeven of ze verder willen als ze `periodiek uit de roes van de machine gewekt worden om te checken of we nog steeds tevreden zijn met ons imaginaire leven’ (p42).

`Nozick vermoedt dat er zich weinig liefhebbers zouden aanmelden’ voor de machine, omdat mensen actief dingen willen doen en niet alleen passief willen verbeelden. Verder willen ze een levensecht iemand zijn en geen persoon in een tank, die door anderen voorbedachte bedenksels imaginair beleeft. De grot van Plato is te vergelijken met de ervaringsmachine van Nozick.

Verder gaan de auteurs in op het boek van voormalig Denker des Vaderlands René ten Bos, Het volk en de grot: Waarom mensen geen feiten willen kennen. Die zgn. feiten zouden vaak zijn voorgekauwd door een progressieve elite van `volksverheffers’: wetenschappers en journalisten, die niet de feitelijke waarheid onthullen maar `een bepaalde progresieve agenda’ waaraan het volk zich mag gaan conformeren. Dat zagen we ook bij het nieuws over corona, dat meestal éen kant op wees en feiten vanuit die invalshoek presenteerde met massale vaccinatie als oplossing.

Volgens Ten Bos valt er (ook volgens Plato) in de grot best te leven met de schaduwen, ook al weet men niet werkelijk waar het om gaat. Men zingt mee met favoriete artiesten zoals André Hazes c.s. Het is er best gezellig. Wetenschap biedt ook de uiteindelijke waarheid niet, kwaliteitsjournalistiek nog minder, hoewel wetenschappelijke kennis wel een hoge mate van waarschijnlijkheid zou hebben, die echter nauwelijks doordringt tot de grotbewoners. Deze vormen geen homogene massa. `In elk geval is er een tweedeling tussen geketende en ongeketende gevangenen, die de eersten wat willen wijsmaken’ (p45).

Tenslotte legt het boek Eco-Republic: What the Ancients Can Teach Us about Sustainable Living (2012) van Plato-kenner Melissa Lane een verband met de grotbewoners en hun beperkte visie. Alternatieve eco-activisten `zetten andere mensen aan tot reflectie’ door tegen de consensus van een consumptieve levensstijl in te gaan (p45). De idealen van een meer ideale staat dienen leidend te zijn in ons persoonlijk leven. De gevangenen zijn `niet zo anders dan wij,’ merkt Socrates op (515a), Zijn wij ook niet gevangen in zinnelijkheid en materie? Plato`s allegorie zet aan tot zelfreflectie.

https://www.spanjevandaag.com/19/11/2018/verloren-stad-atlantis-vermoedelijk-gevonden-in-andalusie/ 

3.     De mythe van Atlantis

Plato geeft een gedetailleerde beschrijving van het hoog ontwikkelde land Atlantis in twee dialogen die volgen op De Staat: Timaeus 20d-26e en Critias 108e-121c. Te gedetailleerd om hier weer te geven. Volgens de auteurs zijn deze teksten bedoeld om zijn ideale staat te beschrijven. Atlantis is volgens hen geen legende maar louter fictie. Daar zijn de meningen over verdeeld. Plato gebruikt de term ‘atopos’ voor het verhaal, dat letterlijk `geen plaats’ betekent en hier vertaald wordt als `vreemd, `bizar’. Het verhaal is waar wat betreft Athene, maar Atlantis heeft geen plaats en is dan ook nergens te vinden, alleen in de teksten van Plato.

De fictie zou zijn geïnspireerd op de overwinning van Athene op het Perzische wereldrijk bij de slag van Marathon (490 v Chr). Een van de belangrijkste veldslagen uit de geschiedenis, die de ontluikende westerse beschaving vrijwaarde van Perzische overheersing. De mythe verwijst echter naar een overwinning van Athene in een slag met Atlantis, die lijkt op deze slag en het vervolg. De beschrijving van Atlantis doet volgens de auteurs denken aan de Historieën van Herodotus over o.m. Babylon en Perzië. Onlangs verscheen De Perzen: Een nieuwe geschiedenis van de eerste supermacht ter wereld door Lloyd Llewellyn, besproken in NRC 10 juni. Daar lijkt op het eerste gezicht niet zo heel veel nieuws naar voren te komen vergeleken met Het land van Zarathustra door Hendrik Verbruggen of Henri Stierin, De Perzen, Panorama van oude culturen. Herodotus was pro-Grieks, maar geeft een overtuigend beeld van de exotische rijkdom van de Perzen, die inderdaad doet denken aan de beschrijving van Plato van Atlantis. 

De moraal van het verhaal

Atlantis was evenals Athene van goddelijke oorsprong, door (een) God gesticht, nl. de (zee)god Poseidon. Aan het eind van het verhaal gaat Plato in op de reden van de ondergang en volgt de moraal van het verhaal. `Gedurende vele generaties, zolang het wezen van de god in hen nog sterk genoeg was, waren ze gehoorzaam aan hun wetten en verhielden ze zich harmonieus tot het goddelijke waarmee ze verbonden waren. Hun gedachten waren oprecht en in ieder opzicht edelmoedig, en ze gingen met mildheid en verstand om met de wederwaardigheden van het lot en met elkaar. Ze hadden alleen respect voor deugdzaamheid en hadden weinig ontzag voor hun welvaart. Ze verdroegen zonder problemen hun massa`s goud en andere bezittingen, alsof het een last was. Hun rijkdom maakte hen niet dronken van overdaad, ze hadden zichzelf onder controle en struikelden niet. Met hun sobere verstand zagen ze scherp dat al hun voorspoed groeide door een combinatie van gedeelde vriendschap en deugdzaamheid, terwijl het najagen van welvaart er juist toe leidt dat welvaart verloren gaat, en daarmee samen ook de deugd omkomt.’

`Als gevolg van zo`n manier van denken en de goddelijke natuur die in hen aanwezig bleef, kwamen ze tot de voorspoed die zojuist is besproken. Maar toen raakte het goddelijke deel in hen verzwakt omdat het regelmatig met een grote mate van sterfelijkheid vermengd raakte.’ Daarmee doelt Plato op het zinnelijke, stoffelijke aspect in ons, waarin de onsterfelijke ziel verblijft. `Het menselijke temperament won aan kracht en ze gedroegen zich schandelijk omdat ze niet meer in staat waren hun succes te dragen... vervuld als ze waren van hebzucht en machtshonger. En Zeus, de god der goden... nam zich voor een straf op hen los te laten... Daarom riep hij alle goden samen... en sprak;’ (Critias 120d-122c, p71,72).

Op dit kritieke punt breekt het verhaal af. De vraag is of het opzet is of verloren is gegaan. De auteurs menen dat het geen toeval is, ook omdat de andere dialogen van Plato wel compleet bewaard zijn. Het verhaal eindigt met een waarschuwing, die gericht is tegen Athene, dat de machtigste stad van Griekenland was geworden en andere steden onderdrukte in de Delisch-Attische zeebond. 

Destruction, from The Course of Empire by Thomas Cole (1836) 

Bespreking: Atlantologie

De herontdekking van Plato tijdens de Renaissance na de val van Constantinopel in 1453 en de vertaling door Marsilio Ficino ging vooraf aan de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492. `Neoplatoonse commentatoren... namen alles wat ze bij Plato lazen bloedserieus’ (p75). Dat gold ook voor Ficino, die `met stelligheid concludeert dat Atlantis geen mythe maar een feit is.’ (p77). Dat droeg er volgens de auteurs toe bij dat het Atlantisverhaal serieus werd genomen. Zo ontstond de `atlantologie’. Het bestaan van het Amerikaanse continent met hoogwaardige beschavingen sloot aan bij een mogelijk eerder bestaan van Atlantis.

Omdat Atlantis door de golven zou zijn verzwolgen kon het Amerika niet zijn, dat er wel in verbinding mee geweest kon zijn. Want Atlantis zou ernaast hebben gelegen in wat nu de Atlantische oceaan is. Het werd door latere `atlantologen’ verondersteld in de buurt van Spanje, Schotland, Engeland, Ierland en de Britse eilanden of zelfs bij Zweden en Bremen, volgens nazi-atlantologen, als een argument voor de superioriteit van de noordelijke beschaving.

Het verhaal bleef tot de verbeelding spreken. Het werd onderwerp van stripboeken en videogames en werd verfilmd, o.a.door Disney in 2001.

De moraal van het verhaal is ook vandaag de dag actueel, nu de hele menselijke beschaving wordt bedreigd door de gevolgen van overconsumptie, hoogmoed, uit de hand lopende welvaart, gebrek aan zelfbeheersing, excessieve rijkdom van een superrijke bovenlaag, die zich niet alleen de toorn van de goden, maar mogelijk ook die van mensen op de hals kan halen en die natuurrampen kan veroorzaken. Plato geeft aan waarom een beschaving ten onder kan gaan. De mythe laat ook zien hoe gemakkelijk mensen nobele en minder nobele leugens en ficties geloven als een autoriteit dergelijke beweringen meent te kunnen staven.