Civis Mundi Digitaal #123
18e-eeuws schilderij van o.a. koningszoon Rama, zijn vrouw Sītā en zijn broer Lakṣmaṇa bij de Vedische wijze Bharadwaja
https://hmn.wiki/nl/Bharadwaja
Aan het eind van de Vedische tijd maken diverse deskundigen melding van twee tendensen: enerzijds ritualisme, vertegenwoordigd door de offergeschriften van de Brahmana’s en anderzijds de filosofische bezinning van de Oepanishaden, die tot de bekendste Vedische geschriften behoren en een ander tijdvak inluiden. Dit deel gaat achtereenvolgens in op beide tendensen. Volgens Aurobindo e.a. zijn de Oepanishaden geen reactie op het ritualisme. Het zijn de geschriften van woudkluizenaars, die zich niet met rituelen bezighielden zoals de brahmanen. De Oepanishaden geven uitdrukking aan de monistische vedanta-filosofie, de dominante filosofie van India, waarbij al het bestaan en zelfs het niet-bestaan of het ongemanifesteerde tot één beginsel wordt herleid. Vedanta betekent letterlijk ‘einde van de Veda’, op te vatten in letterlijke en figuurlijke zin als het einde van het weten, het hoogste weten van het transcendente Zijn, Brahman genoemd. Vooral in latere hymnen in de 10e mandala komt dit monistische beginsel reeds naar voren (zie de Scheppingshymne aan het eind van Deel 1 en de hymnen aan Prajapati over de gouden kiem aan het eind van Deel 2B en Swami Ranganathananda, De boodschap van de Upanishads, p20).
Een brahmaan bij het offervuur https://wiki.yoga-vidya.de/Brahmane
Ritualisme
De Rigveda is zoals gezegd niet het enige onderdeel van de Veda’s. De hymnen werden gereciteerd bij offers. De formules daarvan werden in de zgn. Brahmana’s of offergeschriften vastgelegd, die ongetwijfeld exclusief bestemd waren voor de brahmanen. Na verloop van tijd zou het ritueel meer op de voorgrond zijn getreden dan de directe ervaring van transcendentie en de dynamische machten en krachten van het scheppingsproces. Er zou een rituele verstarring zijn opgetreden, die samenhing met de consolidatie van de leidende positie van de brahmaanse priesterkaste.
De Rigveda kende geen kasten, wel standen en stammen, zoals elders. De Vedische wijzen waren niet altijd brahmanen. De Vedische standenmaatschappij verstarde echter tot het meer rigide kastensysteem, dat een eigen dynamiek en absoptie- en integratievermogen heeft van bevolkingsgroepen en strikte rituele en functionele onderscheidingen kende in ‘reinheid’ en werkzaamheden. (Als voorbeeld van de uitgebreide literatuur hierover zie hierover bijv. Nirad C. Chaudhuri, The Continent of Circe: An Essay on the Peoples of India, p54 e.v).
“Het ritueel nam steeds in omvang en ingewikkeldheid toe en daarmee werd de functie als deskundige van de functionerende priester steeds gewichtiger: hij wist met welke spreuk deze of gene god gunstig te stemmen... In de kringen van deze brahmanen, machtige wegens hun ’weten’ (nl. het ritueel, de woorden en de resultaten daarvan), en ook door hun ambt – ze lieten zich goed betalen... – ontstond nu een ‘voorwetenschappelijke wetenschap’, gebaseerd op de overtuiging... dat het ritueel de onzichtbare machten kan beïnvloeden. Meer en meer wordt het offer een middel waarmee de mens ‘die weet’ machten en wezens... kan dwingen en beheersen” (Gonda, p51, zie ook A C Das, Rgvedic Culture, p509 e.v. ‘Some Causes of the Decline of Indo-Aryan Culture’ en Debiprasad Chattopadhaya, Science and Society in Ancient India, p226 e.v. De laatste wijst op het contrast tussen de geïnspireerde hymnen en de saaie, omslachtige en triviale offerformules, p230). Het ritualisme zou een oorzaak van verstarring en verval zijn geweest.
De brahmaan nam als het ware de plaats van goden in. https://imthehistorian.wordpress.com/tag/brahmanisme/
De macht van de brahmanen
Je zou misschien kunnen zeggen dat de goden de brahmanen gingen dienen in plaats van andersom, zoals eerder in de hymnen van de Rigveda. Hoewel het niet zijn gebied van expertise is, schreef Nietzsche treffend: “De brahmanen meenden dat de priesters machtiger waren dan de goden en dat de macht van de priesters beruste op ceremonieel, daarom kregen de dichters daar nooit genoeg van (van gebeden, offers, hymnen en verzen) als de werkelijke gevers van alle goede dingen.” Op verschillende plaatsen verwijst hij naar de macht van de brahmanen, o.a. in Morgenröthe en Zur Genealogie der Moral. (https://eternalisedofficial.com/2020/11/13/nietzsche-and-hinduism/).
Bij de brahmanen kwam het offerritueel centraal te staan, op grond waarvan aan priesters een bijzondere macht en status werd toegekend, misschien enigzins te vergelijken met de rol van sacramenten en de bedienaren ervan in de RK Kerk. De Vedische wijzen “droegen zorg voor het collectieve leven van de gemeenschap... gemeenschappelijke rijkdom en welzijn” in plaats van alleen voor de bovenlaag van priesters en heersers met verstrengelde belangen (idem, p232,233). Volgens de filosoof en Veda-kenner Antonio de Nicolás was de Vedische maatschappij een open maatschappij... die zich steeds vernieuwde en waarin de continuïteit gewaarborgd werd... Echter, er was een voorwaarde aan verbonden...: elk mens diende te offeren... Om verstarring te vermijden... diende de mens zich voortdurend te vernieuwen door middel van het offer” (Gabrielli, p11,12, verwijzing naar Antonio de Nicolás, Meditations through de Rg Veda). De rituele verstarring leidde tot het tegendeel. Het offer werd een elitaire aangelegenheid van priesters.
De Vedische maatschappij kende geen kasten en was vrij egalitair en democratisch te noemen. “In de Vedas vinden we een democratische vergadering... De Rg Veda heeft het over een volk dat een koning kiest. De Veda’s spreken ook van de sabha van het volk (vergadering) als deel van de cultuur van de staat. Er zijn ook andere lichamen van volksvertegenwoordiging... De Veda bepleit universele vriendschap” (Ramanuj Prasad, Veda: A Way of Life, p42, zie ook A C Das, Rgvedic Culture, p307 e.v. en A C Basham, The Wonder that was India, p34). Meer over de dorpsraad of panchayat-democratie, het kastensysteem en de macht van de brahmanen in o.m. Francis Fukuyama, De oorsprong van onze politiek: van de prehistorie tot de Verlichting (zie CM 77 over moderniteit en spiritualiteit).
Max Weber beschrijft tendensen van ‘routinisatie van charisma’, die vergelijkbaar zijn met het toenmalige ritualisme van de brahmanen in India (Sociology of Religion). ‘Ambtscharisma’ nam steeds meer de plaats in van persoonlijk charisma, dat oorspronkelijk meer met directie ervaringen en uitzonderlijke spirituele kwaliteiten en gaven te maken zou hebben. Charisma stond oorspronkelijk voor ‘genadegave’. Een charismatisch persoon was een begenadigd persoon. Later werd charisma aan iemand toegedicht op grond van zijn ambt of verrichtingen die in aanzien stonden, om in onze tijd te degraderen tot de vermeende ‘uitstraling’ van popsterren en voetballers, die in zekere zin de positie van brahmanen en hun groepsritueel overgenomen lijken te hebben in een door en door aardse vorm van zinverlening.
Naast de toenemende nadruk op het ritueel, was er een filosofische tendens, waarvan de Oepanishaden de uitdrukking vormen, die door Störig e.a. na de tijd van de ritualistische offermystiek wordt gedateerd en voor de tijd van de hymnen (van o.m. de Rigveda). Datering is in India echter een hachelijke zaak. Bovendien vonden hymnen, offerritueel en filosofische beschouwing ook tegelijk en naast elkaar plaats, zoals blijkt uit de hymnen van de Rigveda. Er zijn wel accentverschillen in verschillende hymnen.
De verlichte visie en de levende spirituele ervaring van Vedische wijzen zou in de loop der tijd verloren zijn geraakt en verstard zijn in ritualisme. Hoe dit in zijn werk zou zijn gegaan wordt uit de doeken gedaan door Maharishi Mahesh Yogi. Cruciaal is dat de ervaring van transcendentie verloren zou zijn gegaan en het ritueel niet meer begeleidde en ondersteunde zoals in de Veda’s. Aurobindo heeft zich uitgelaten met woorden van een soortgelijke strekking: “De Ananda [de ervaring van gelukzaligheid] raakte verloren in het fysieke offer... de goden raakten verstoken van iets anders dan materiële energie en externe luister. De letter leefde voort toen de geest was vergeten; het symbool, het lichaam van de leer, bleef, maar de ziel van de kennis verdween uit het omhulsel (The Secret of the Veda, p57).
Boeddha, Shankara en andere verlichte leraren brachten de directe ervaring van transcendentie weer tot leven, maar vanwege het ongrijpbare, transcendente karakter ervan raakte deze ervaring weer verloren, tot een volgende leraar deze weer tot leven bracht in levend inzicht, dat berust op de ervaring van de onzichtbare bron en basis van ons bestaan.
https://www.hindoe.eu/goden/klassiek-godenpantheon/incarnaties-van-vishnoe/boeddha/
De verlichte Boedda onder de boom, belaagd door demonen en hemelse nimfen
Boeddha nam afstand van het ritualisme
In het zgn. brahmanisme, waaruit het hindoeïsme zou zijn voortgekomen door vermenging met volksreligies in een eeuwenlang proces, kwam het ritueel centraal te staan. De levende spirituele ervaring, waaraan de Vedische wijzen uitdrukking gaven, zou op de achtergrond zijn geraakt. Dit komt ook naar voren in de levensbeschrijving van Gautama Boeddha (+563-483 v Chr.). Hij nam afstand van de brahmanen en hun leer, die hem geen verlichting of geestelijke bevrijding bood, maar gevangen hield in rituelen en overtuigingen. Dit klinkt ook door in de verdichte levensbeschrijvingen van Herman Hesse, Siddharta en Edwin Arnold, The Light of Asia. Boeddha richtte zich op de essentie: geestelijke bevrijding, ‘nirvana’, letterlijk ‘niet waaien’, innerlijke vrede, een tot rust gekomen (lucht)stroom van gedachten. Zijn onorthodoxe leer, die afstand nam van het brahmanisme, was op nirvana en innerlijk inzicht gericht en een daarop gerichte levenspraktijk.
Volgens Maharishi Mahesh Yogi waren de Veda’s, evenals Boeddha’s onderricht en dat van andere verlichte wijzen, gericht op geestelijke bevrijding of verlossing. Zij zagen overal “het alomtegenwoordheid van het eeuwige Zijn... in de gemanifesteerde verscheidenheid van de schepping.” Dit Zijn raakte echter uit het zicht “als de visie van de mens eenzijdig wordt en hij door de bindende invloed van de wereld der verschijnselen gevangen wordt” (Maharishi, Bhagavad Gita, Voorwoord, p11).
Verlichte wijzen herstellen van tijd tot tijd het contact met het onzichtbare transcendente, verenigende aspect van de werkelijkheid en het geïntegreerde leven, dat niet gebonden is aan de verschijnselenwereld. Het leven heeft meer te bieden dan alleen het zichtbare en tastbare. Waarden, principes en wetmatigheden zijn ook belangrijk. Wetenschappelijke beginselen, wetten en inzichten gaan voorbij de zichtbare verschijnselen. Als voorbeelden van verlichte leermeesters noemt Maharishi Krishna, Boeddha en Shankara. Boeddha sprak vanuit het bewustzijnsniveau van nirvana, innerlijke vrijheid. Dit integreerde hij in denken en handelen. Meditatie bleef een belangrijke methode, terwijl hij afstand nam van rituelen.
Leraar en leerlingen https://blog.ucbmsh.org/uncategorized/education-during-vedic-period-in-india;
https://educational-system.blogspot.com/2013/09/vedic-education-gurukula-system-of.html
De kloof tussen leraar en leerling
“Het is het onfortuinlijke lot van iedere grote leermeester dat hij spreekt van zijn bewustzijnsniveau en zijn volgelingen de boodschap slechts op hun niveau in zich kunnen opnemen. Hoe meer tijd er verstrijkt, des te groter wordt de kloof tussen leer en begrip... De samenleving vergat het primaire belang van de verwerkelijking van het Zijn en werd eens te meer in de oppervlakkigheden van het leven ondergedompeld.” Zo werden de Vedische wijzen ook niet op hun bewustzijnsniveau begrepen. Hun subtiele perceptie van de werkelijkheid werd door velen niet gedeeld, die in de hymnen voornamelijk verbeelding zagen en dichterlijke weergave van natuurkrachten.
“Shankara herstelde de wijsheid van het absolute... Hij bracht de boodschap van vervulling door directe verwerkelijking van het transcendente Zijn in de toestand van Zelf-bewustzijn, wat de basis voor al het goede in het leven is... Dit is de essentie van Shankara’s boodschap, zoals het de essentie is van de boodschap van Heer Krishna en van de gehele Vedische filosofie” (Maharishi, p13). Shankara wordt beschouwd als de grootste filosoof van India. Hij zou rond 800 hebben geleefd (ong. 788-820), werd slechts 32 jaar oud en zou een ‘wonderkind’ geweest zijn. Hij becommentarieerde de belangrijkste Indiase geschriften: de Bhagavad Gita, de dertien belangrijkste Oepanishaden en de Brahma-soetra’s, een samenvattend commentaar op de Oepanishaden. Hij herstelde de vedanta-filosofie in India na de boeddhistische suprematie. Volgens sommigen zou de eerste Shankara (adi-Shankara) al in de vierde eeuw v Chr. hebben geleefd. Zijn opvolgers noemden zich nl. ook Shankaracharya, naar de leerstoel (charya, chair) die hij gesticht had.
In de leer van Shankara speelde behalve kennis, inzicht en bewuste ervaring van de uiteindelijke werkelijkheid ook toewijding tot God een belangrijke rol. Hij schreef ook hymnen (zie Helmut von Glasenapp, Indische Geisteswelt: Glaube, Dichtung und Wissenschaft der Hindus, p249, ‘Hymnus an die Göttliche Mutter’). “Zijn hart gaf uitdrukking aan de hoogste transcendente toewijding aan God (para bhakti), terwijl zijn geest het bewustzijn van het Zelf... uitdrukte (gyana). Dit bracht Shankara’s onderricht ertoe, uit te stromen in extasen van devotie en tegelijkertijd in heldere uitdrukkingen van kennis... over de goddelijke natuur... Maar... Shankara’s boodschap onderging na verloop van tijd onvermijdelijk hetzelfde onfortuinlijke lot als die van andere grote leermeesters. Als de bewoners van een huis de fundamenten vergeten, gebeurt dat omdat de fundamenten zich onder de grond bevinden, aan het zicht onttrokken. Het wekt geen verbazing dat het Zijn uit het oog werd verloren, want het bevindt zich in het transcendentie gebied van het leven.”
“De toestand van de werkelijkheid, zoals deze door de verlichten wordt beschreven, kan geen weg voor de zoeker worden, net zomin als de beschrijving van een bestemming de weg erheen kan vervangen... omdat de leer van het ene bewustzijnsniveau komt en op een volledig verschillend niveau wordt ontvangen... Het onderricht [van Shankara en andere leermeesters] werd eenzijdig en van zijn volledigheid beroofd... Toen Shankara’s hoge ideaal van transcendente toewijding uit het gezicht verdween... hielden andere leermeesters de weg van toewijding instand, maar zonder de juiste basis in het [transcendente] Zijn. Zij kregen volgelingen en zo ontstonden er vele devotionele sekten, alle op het niveau van emotie en alle gegrondvest op de aangename basis van hoop dat ‘ons gebed eens verhoord zal worden, dat Hij eens tot ons zal komen en ons tot Hem zal roepen’... Het is ver verwijderd van... het echte contact tussen de toegewijde en zijn God... Maar Shankara’s principe van toewijding is vanaf het allereerste begin op transcendent bewustzijn gebaseerd.”
“Zoals toewijding louter bleef op het niveau van denken en het aannemen van een gevoelsmatige houding (‘mood-making’, stemming maken), zo onderging kennis hetzelfde lot, toen eenmaal de directe weg naar transcendent bewustzijn verloren was gegaan... Op het vruchtbare veld van transcendent bewustzijn vinden zowel kennis als toewijding hun vervulling. Maar toen dit principe eenmaal in vergetelheid was geraakt en de techniek om transcendent bewustzijn te ontwikklen verloren was gegaan, zijn vele, vele generaties gestorven zonder het licht van God te zien en zonder vervulling te bereiken” (p14,15).
Shankara, een van de de grootste filosofen van India, met vier leerlingen, schilderij van Raja Ravi Varma, 1904
Hoe onthechting in het centrum van de Indiase cultuur kwam
“Zijn [Shankara’s] leer werd als de kern van Vedische wijsheid geaccepteerd en in het centrum van de Indiase cultuur geplaatst.” Zijn leer werd geïnterpreteerd als bedoeld voor kluizenaarsorden in termen van verzaking en onthechting. Zo ging men ook de Indiase cultuur beschouwen in termen van levensverzaking, een “onthechte levensopvatting... als de grondslag van Vedische wijsheid”, waardoor de “heelheid van het leven en de vervulling verloren ging. Deze dwaling heeft de Indiase cultuur eeuwenlang beheerst. Leven op basis van onthechting! Dit is een volledige verdraaiing van de Indiase filosofie. Het heeft niet alleen de weg van [Zelf]verwerkelijking teniet gedaan, maar heeft voortdurend zoekers naar waarheid op een dwaalspoor gebracht... Niet alleen de weg naar verlichting ging verloren maar de hele kunst van het leven verdween in wolken van onwetendheid die iedere fase van het leven verduisterden” (p16).
Ook de Yoga-filosofie werd verkeerd geïnterpreteerd als achtvoudig pad met acht stadia. Terwijl het ‘ledematen’ (astanga’s) betreft, die gelijktijdig beoefend kunnen worden. “Samadhi [transcendent bewustzijn] kan niet worden bereikt door yama, niyama [geboden en verboden], enz. Meesterschap in deugden kan alleen door herhaalde ervaring van samadhi worden verworven. Omdat het gevolg ten onrechte voor de oorzaak werd aangezien, werd deze grote levensfilosofie verdraaid en de weg naar samadhi geblokkeerd. Toen het inzicht in de Yoga verloren raaktte, verloren de andere vijf klassieke systemen van de Indiase filosofie hun kracht., Ze bleven op het theoretische vlak van kennis steken, want alleen door Yoga treedt [deze] kennis het praktische leven binnen... Dit heeft de weg naar de volledige ontwikkeling van hart en geest geblokkeerd, die zo precies door Shankara was vernieuwd.” (p16,17).
De interpretaties van de Bhagavad Gita en andere Indiase geschriften staan tegenwoordig zo vol met het begrip verzaking zodat... praktische mensen ze met wantrouwen beschouwen.” Dit gold bijv. voor Albert Schweitzer (zie CM 115). Ook Max Weber beschreef de Indiase cultuur en religie in termen van onthechting en wereldverzaking, wereldontvluchtende mystiek en ascese. De hymnen uit de Veda’s geven echter een oorspronkelijke levensbevestigende levensinstelling aan, zonder verzaking en onthechting, maar gericht op levensvervulling, ook van wereldlijke verlangens.
De Veda’s en de Oepanishaden werden mondeling overgedragen en later op schrift gesteld
Kennis op schrift leeft niet altijd in de harten van degenen die het lezen.
Cycli van verval en herleving van kennis van het geïntegreerde leven
Maharishi geeft en passant in grote lijnen een kritisch overzicht van de Indiase filosofie en cultuur en de centrale plaats van de Veda’s en de leer van Shankara, die op de Veda’s is gebaseerd. Ook het onderricht van Maharishi is erop gebaseerd in een oorspronkleijke levensbevestigende interpretatie. Zijn leermeester, Swami Brahmananda Saraswati, bekleedde de leerstoel die door Shankara was gesticht, de positie van Shankaracharya (letterlijk leerstoel van Shankara) te Jyotir Math in de Himalayas.
Cycli van verlies en herleving van kennis van het geïntegreerde leven en methoden tot bewustwording, meditatie en zelfreflectie speelden zich niet alleen in India af, maar welllicht ook in China en het Westen. Als we Nietzsche mogen geloven is de boodschap van Jezus niet adequaat begrepen (zie CM 121). Jezus sprak van een ander bewustzijn dan degenen die hem onvolledig begrepen. De verlichte bewustzijnstoestand, het [transcendente] rijk van God, dat niet van deze wereld is, werd later buiten en na het leven geplaatst, onbereikbaar in dit leven. Ook ontstond er een leer van onthechting en verzaking, zij het voornamelijk in kloosters. In de hele westerse cultuur maakte de aardse gerichtheid in de klassieke cultuur in de Middeleeuwen plaats voor een hemelse gerichtheid, die na de Renaissance zich weer naar de aarde keerde tot in onze aardse gerichte tijd.
Pitirim Sorokin heeft eveneens een cyclische theorie uit de doeken gedaan in zijn Social and Cultural Dynamics: A Study of Change in Major Systems of Art, Truth, Ethics, Law and Social Relationships. Sorokin toetst zijn theorie van verlies en herleving van de kennis van het transcendente Zijn en de daarop gebaseerde cultuur in de geschiedenis van Europa vanaf de oude Grieken. Dit Zijn kan voorgesteld worden als persoonlijke God of als onpersoonlijk beginsel, bijv. Logos, Brahman of Tao. ‘God is dood’ bij Nietzsche is op te vatten als het ontbreken van de ervaring van transcendentie (God), die nog levend was in spirituele culturen van bijv. India en China, het boeddhisme, het christendom en het islamitische soefisme.
https://indianyug.com/indian-history-timeline/
Overzicht van perioden
Wat betreft India onderscheidt John Alphonso-Karkala schematisch de volgende tijdperken in An Anthalogy of Indian Literature, die organisch in elkaar overgaan en overlappen en enigszins aandoen als een opgelegd schema.
In de laatste periode, vond er weer een doorbreking van de filosofie van onthechting plaats en een toenemende gerichtheid op het aardse leven, zoals oorspronkelijk in de Veda’s, maar op een moderne manier, geïntegreerd met westerse cultuurelementen en zonder groepsritueel zoals in de Veda’s. Ook vond bij sommige leraren een heroriëntatie plaats op de Veda’s, de Oepanishaden en andere Vedische geschriften, zoals bij Maharishi, Aurobindo en de Ramakrishna Mission. Het overzicht van Gonda in zijn Inleiding tot het Indische denken, 1948 en werken van anderen komt globaal overeen met genoemde perioden, maar meer gedifferentieerd in hoofdstukken. Ook bij hem overlappen de perioden.
Dialoog tussen woudkluizenaars, zoals in de Oepanishaden
https://juwelenschip.nl/2018/06/26/wijsheidcitaten-in-de-upanishads-over-het-zelf/
De Oepanishaden
Gonda en anderen onderscheiden een ritualistische en een filosofische tendens in de latere Veda’s, die resp. in de ritualistische geschriften van de Brahmana’s en de filosofische Oepanishaden tot uitdrukking komen, die gebaseerd zijn op innerlijke ervaringen en zelfreflectie. Het betreft ervaringskennis, een innerlijk gerichte bewustzijnswetenschap. Zij beschrijven “feiten van spirituele ervaring” (S Radhakrishnan, Principal Upanishads, p53).
De Oepanishaden vormen met de zgn. woudboeken of aranyaka’s de geschriften van in het bos levende kluizenaars. Ze geven een meer symbolische uitleg van het Vedische ritueel, zoals bij Aurobindo. ‘Oepanishad’ betekent letterlijk nabij (oepa) neer (ni) zitten (shad) en wel ‘aan de voeten van een meester’, dus persoonlijk onderricht, geen boekenwijsheid. Het zou ondanks het besloten karakter ervan geen geheime leer zijn, zoals Paul Deussen doet voorkomen in Das Geheimnis des Vedas: Ausgewählte Texte der Upanishad’s (zie ook H. Groot, Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden en Ranganathananda p20-21).
Vooral de 10e mandala van de Rigveda en de latere Brahmana’s geven reeds uitdrukking aan een monistische tendens om alles terug te brengen naar één (scheppend) beginsel, macht of energie, die zich manifesteert in alle verschijnselen inclusief de goden. Zie bijv. de scheppingshymne in Deel 1 en de hymnen aan Prajapati (het gouden ei). In de Oepanishaden werd dit ene beginsel Brahman genoemd. De rituelen zouden werkzaam zijn door deze “mystieke kracht-substantie” (Gonda 1948, p31) in beweging te brengen, die boven de goden uitgaat.
Brahman is dan het Ene dat de wijzen verschillende namen geven (Rigveda, i,164,16). Brahman betekent letterlijk “Woord Dat wat groot wordt,” afgeleid van de wortel ‘brih’, ‘groot worden’ (J C Chatterjee, Wijsheid van de veda’s, p45,152).
“Het ene beheerst alles wat zich roert en wat vast is, wat gaat en vliegt en wat zich verschillend ontwikkeld heeft” (1948, p33). De Oepanishaden richten zich vooral op het Ene, dat al vrij vroeg in de Veda’s naar voren komt. “Brahman is empirisch en niet-empirisch, het empirische is het niet-eigenlijke, het niet-empirische is het ware (satya) brahman,” zegt een latere Oepanishad. “Het Brahman wijzigt zich tot alle wezens, dringt erin, en alle wezens hebben in Brahman hun fundament, rusten erin... Brahman is het Ene... Hoe verheven deze speculaties ook zijn, ze zijn ondergeschikt aan de ritualistiek,” althans in (de periode van de) de Brahmana’s (1948, p37).
De purusha-hymne (Rigveda 10.90) toont de overgang van de Vedische zienswijze naar die van de Oepanishaden. Brahman wordt voorgesteld als persoon met duizend hoofden, een veelvormig schepsel. Je zou het een symbolische voorstelling van het universele en ook persoonlijke bewustzijn kunnen noemen, het ‘Atman-Brahman’, dat centraal staat in de Oepanishaden. De grondstelling luidt dat Atman, het Zelf - aanvankelijk de “levensadem”, daarna het bewustzijn, “uit inzicht bestaand” (1948, p43) - in essentie identiek is met Brahman, het Al, de wereldgrond, op te vatten als universeel bewustzijn.
“De Man [mens] met duizend hoofden, duizend ogen, duizend voeten
bedekte de wereld langs alle kanten en strekte zich nog tien vingers verder uit.
Dat is de Man die alles is, al wat ooit geweest is en wat ooit zal zijn.
Hij is de vorst van de onsterfelijkheid, waarvan hij door voedsel de grenzen overschrijdt
Zo omvangrijk is de Man en nog veel meer dan dat
Al de schepselen vormen een kwart van hem en driekwart is wat onsterfelijk is in de hemel
Met driekwart steeg de man hemelwaarts en een kwart van hem bleef hier
Vandaar strekte hij zich uit naar alle kanten over al wat eet en al wat niet eet...”
De hymne vertelt verder hoe uit de Man als offergave dieren, strofen, melodieën en formules ontstonden en ook de vier kasten. Hij is grotendeels, driekwart ongemanifesteerd.
De maan werd geboren uit zijn geest, uit zijn oog ontstand de zon.
Indra en Agni werden geboren uit zijn mond en uit zijn levensadem ontstond de wind.
Uit zijn navel steeg het middelpunt van de kosmos op, uit zijn hoofd ontwikkelde zich het firmament. Uit zijn twee voeten kwam de aarde voort en uit zijn oor de windstreken. Zo hebben ze de werelden geordend.
In de laatste strofen komt het offer weer naar voren. Purusha wordt geofferd maar is ook het wezen aan wie geofferd wordt (Verbruggen, p194-197, Gabrielli, 68-71, Gonda, 1945, p34, A C Das, p478). De hymne toont een frappante gelijkenis met de reus Ymir in de Germaanse Edda-liederen 4, 34-35. De hymne heeft een monistische strekking, die vergelijkbaar is met de scheppinghymne aan het eind van Deel 1 en de aan Prajapati-hymne van het gouden zaad, kiem of ei aan het eind van Deel 2.
De strekking van dit vers komt overeen met die van slothymne
Slothymne
De Oepanishaden vormen het meest bekende en volgens velen meest belangrijke onderdeel van de Veda’s en vragen minstens een apart artikel om ze tot hun recht te laten komen. Een passend besluit van dit artikel over de Veda’s is de laatste hymne van de Rigveda bijhet laatste gezamenlije offerritueel. Onderstaande hymne illustreert onmiskenbaar het verbindende vermogen van collectief ritueel, zoals dat o.m. door Emile Durkheim wordt benadrukt in Les formes élementaires de la vie religieuse (zie de bespreking van Hans Joas, De macht van hert heilige in CM 120, deel 2).
In het kader van de ‘religie van de mensheid’ van Saint-Simon, Comte en Durkheim (zie Nussbaum Deel 5B in CM 119) is Purusha met zijn duizend hoofden ook op te vatten als de mensheid, die volgens Durkheim door God wordt gerepresenteerd. De vereniging van de mensheid is een mondiale opgave voor de komende tijd. De Vedische wijsheid, met name deze laatste hymne, kan hierbij een inspiratie zijn. Behalve kennis en inzicht is er ook een verbindend collectief bewustzijn nodig, dat door collectief ritueel bevorderd kan worden, zoals Durkheim, Nussbaum, Hans Joas en anderen schrijven.
“Goddelijk Vuur, u zamelt bijeen alle kostbare goederen voor uw toegewijden.
U wordt op het altaar van het offer ontstoken. Breng ons overvloed.
Kom tezamen! Spreek tezamen! Laat uw geesten verbroederd zijn,
gelijk de goden van weleer, die in harmonie de eredienst verrichtten.
Eensgezind is de raad, eensgezind de vergadering, eensgezind de geest.
Laat uw gedachten eendrachtig zijn. Ik bied u een gemeenschappelijk doel.
Met vereende geesten offeren wij het offer.
Laat uw doel zijn één en enig. Laat uw harten zijn alle in een.
Laat uw geest ook zijn verenigd in vrede in allen, zo moge u zijn” (Gabrielli, p57)
Praktische toepassingen
Over de Veda’s is uiteraard veel meer het vermelden waard. Diverse schrijvers leggen de nadruk op praktische toepassingen van de Vedische levenswijze. In CM 78is het boek vanNarada Kush, Vedisch leven: Leefstijl, Preventie & Zelfheling besproken, waarin ook de gezondheidsleer van de Ayurveda aan de orde komt. Het is een vervolg op zijn boek De Veda’s voor iedereen: Hun diepere betekenis en opraktische toepassingen. Eerder genoemd zijn J C Chatterjee, Wijsheid van de veda’s; Ramanuj Prasad, Veda: A Way of Life. Deze boeken gaan niet alleen over de Veda’s, maar de hele Vedische literauur en de Indiase filosofie en levensvisie in het algemeen, die de moeite waard is om kennis van te nemen. Dat geldt ook voor A C Bhaktivedanta Swami Prabhupada, Veda: Secrets from the East; Maharishi Mahesh Yogi, The Science of Being and Art of Living en andere werken.
Nabeschouwing
Na het schrijven van dit artikel trof mij een zekere overeenkomst tussen Indra en de aartsengel Michael, die soms wordt afgebeeld als een soort drakendoder en een strijdbare engel was. Als aanvoerder van de ‘hemelse legerscharen’ overwon hij de krachten der duisternis, die werden aangevoerd door de gevallen engel Lucifer. De strijd tussen licht en duisternis is een universeel thema, dat bijv. in de Perzische religie o.a. bij Zarathustra naar voren komt. De Perzische taal, cultuur en religie was nauwer verwant met de Vedische beschaving dan die van de Grieken en andere Europeanen.
De vergelijking van de Vedische cultuur en religie met andere tradities gaat echter voorbij het bestek van dit artikel, hoewel het een thema is, waar veel interessants over te vermelden valt. Bij de RK symbolen waarmee ik ben opgegroeid, troffen mij ook diverse overeenkomsten. Een paar voorbeelden tot besluit. Zo herinner ik me een lied met de titel ‘Geest die vuur en liefde zijt’ over de Heilige Geest. Het doet denken aan de vuurgod Agni, die een verbindende rol heeft onder de goden.
Verder wordt er gesproken en gezongen over ‘levend manna’, het goddelijk voedsel dat doet denken aan Soma. Aurobindo heeft het over Soma-wijn, hetgeen doet denken aan het sacrament van brood en wijn, dat oude wortels heeft in mysteriegodsdiensten en het jodendom. Bij de Grieken was nectar en ambrozijn het voedsel van de goden. Dit zijn slechts een paar associaties van de Veda’s met andere tradities, die duidelijk maken dat het een meer universele symboliek betreft, die een diepere betekenis heeft dan op het eerste gezicht lijkt. In een meer verlicht bewustzijn kunnen dergelijke symbolen meer diepgaand en als werkelijk worden ervaren.
Als ik dit schrijf treft mij de titel van een boek, dat pontificaal in de logeerkamer staat: Wereld vol wonderen. De wereld en het bewustzijn zijn inderdaad nog vol mysterie. Als het bewustzijn zich ontwikkelt, komt er meer aan het licht en overwint het licht de duisternis, beperkingen en onwetendheid. Krachten van het licht leiden ons leven. Hetgeen hard nodig is in deze kenterende tijd van grote veranderingen en bedreigingen.
Volgens Einstein dienen onze problemen op een ander niveau van bewustzijn te worden opgelost dan het niveau waar ze ontstaan. Daarom is bewustwording een eerste vereiste om onze problemen het hoofd te bieden. Niet alleen rationele reflectie, maar ook diepere spirituele bewustwording van de lichtkrachten in ons die onder anderen worden gerepresenteerd in de Veda’s.
De weg naar transcendentie 2022 05 26
Als mensen zich niet meer bewust zijn
van het onbegrensde transcendente zijn
leven zij voortdurend in de schijn
Begoocheld en gevangen in materie
verstoken van het alomvattende mysterie
Zo raakt men allengs de verbondenheid
met de bron van de geschapen wereld kwijt
De onbegrensde eenheid in verscheidenheid
waarmee men zich niet meer verbond
raakt dan steeds meer op de achtergrond
Het idee van kosmische verbondenheid
fascineerde filosofen echter nog een lange tijd
Toen de levende ervaring was verloren
bleven allerlei ideeën mensen nog bekoren
Het idee van kosmische verbondenheid
zien we wereldwijd in iedere tijd
Maar de levende ervaring van verbondenheid
met een onbegrensde en transcendent domein
verdween geleidelijk uit het bewustzijn
Meditatie werd niet goed meer aangeleerd
De weg naar binnen bleef voor velen geblokkeerd
Religie werd verstard in geloof en ritueel
De verbinding met het levende geheel
raakte steeds meer op de achtergrond
toen men de weg naar binnen niet meer vond
De innerlijke zin verschoof naar uiterlijk vertoon
en steeds meer onbegrip was ’s werelds loon
Het Ene bleef de mensen echter fascineren
en een aantal van hen bleven mediteren
De transcendentie ging zo niet verloren
maar werd van tijd tot tijd herboren
in een innerlijk beleefd bewuszijn
waar wij allen mee behept zijn
Iedereen kan toegang krijgen
en zich naar het transcendente neigen
door een zuivering van het bewustzijn
van opdringerige uiterlijke schijn
Door de innerlijke stilte te ervaren
komt het denken tot bedaren
Door bewustzijn van de innerlijke eenheid
gaat de geest voorbij verdeeldheid
Ons bewustzijn is een eenheid
waar de wereld in vibreert
achter de verscheidendheid
die in eenheid convergeert
Zoals de golven van de oceaan
niet volkomen op zichzelf bestaan
maar in het water van de oceaan
naar boven komen en weer ondergaan
Zo doordringt het ene Zijn
alle dingen die geschapen zijn
in een transcendent bewustzijn