Heksenwijsheid
Deel 4: Antropologisch en sociologisch commentaar: is hekserij religie of zwarte magie?

Civis Mundi Digitaal #124

door Piet Ransijn

Bespreking van Susan Smit, De wijsheid van de heks: Wat ik de afgelopen twintig jaar van de oude natuurreligie heb geleerd. Amsterdam, Uitg. Lebowski/OverAmstel, 2022

Is hekserij een vorm van natuurmystiek of magie?

https://www.inspirerendleven.nl/manifesteer-je-wensen-met-jouw-eigen-magie/  

Er zijn vele richtingen bij de hekserij. Het is een oeroude vorm van religie en magie. Susan Smit geeft haar richting weer in een ruimer positief kader, nl. de Reclaimingstraditie. Hekserij of ‘witchcraft’ is een onderzoeksgebied in de culturele antropologie, de religiewetenschap, de (cultuur)sociologie en de zgn. esoterische wetenschappen of esoterie, die teruggaat op de Griekse, Egyptische en Midden-Oosterse mysteriescholen, waardoor Plato ook beïnvloed zou zijn. Zijn dialogen zouden daar sporen van tonen (Zie H Groot, Plato en zijn betekenis voor onze tijd, zie CM 28, 29 en 123).

Smit beschouwt hekserij als religie en verbonden met magie. Het onderscheid is volgens James Frazer(De Gouden tak / The Golden Bough: A History of Myth and Religion), Bronislaw Malinowski e.a.(Magic, Science and Religion) dat magie specifiek gericht is op beheersing van natuurlijke en bovennatuurlijke krachten, die vaak in elkaar overgaan, maar ook worden onderscheiden. Religie daarentegen is meer omvattend, heeft geen specifiek doel en wordt omschreven als “de menselijke houding ten opzichte van een sacrale orde die al het zijn omvat [en...] waarvan de betekenis de mens opneemt en transcendeert.” “Het gaat om de verbinding, de relatie, tussen de kosmische en de menselijke orde... De menselijke orde is ‘juist’ in zoverre deze in overeenstemming is met de uiteindelijke ‘juiste’ orde van het universum” (Peter Berger, ‘Religious Institutions’ in Neil Smelser, Sociology, p337-38). Hiermee wordt religie gerelateerd aan juist gedrag en ethiek. “De fundamentele factor in iedere en alle religieuze opvattingen is het geloof in een soort macht die de gewone wereld transcendeert” (Edward Norbeck, Religion in Primitive Society, p34).

Magie is meestal gericht op specifieke praktische doelen in deze wereld, terwijl religie meer gericht is op verbinding en verzoening met het heilige en afgeleid zou zijn van het woord ‘religio’ en het werkwoord ‘religare’ dat verbinden betekent. “Cicero herleidde het echter tot ‘relegere’,” dat te maken heeft met nadenkendheid, nauwgezetheid, eerbied en plichtsbesef. In China heet de religie ‘tsiao’ = leer, in India [sanatana] ‘dharma’ = vaststaande [eeuwige] wereldorde... in Arabië ‘din’... de goddelijke beschikking, bij de oude Germanen ‘ê’ = het gebruikelijke, de goddelijke wet, de goddelijke orde” (Paul Schebesta, De oorsprong van de godsdienst, p48).

Magie heeft ook een ethisch aspect, dat tot uiting komt in het onderscheid tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ magie, dat bij vele volken geldt. “De ‘witte’ magie is de goede magie – de magie ten behoeve van het leven, tot instandhouding en versterking van de levenskracht. De ‘zwarte’ magie is de slechte magie – de tovenarij, de hekserij, die het leven met vernietiging bedreigt... ‘Witte’ magie... staat in dienst van de medemens en de [stam]gemeenschap... Aan de magie (en ook aan de tovenarij/hekserij) ligt een heel eigen soort ‘wereldbeschouwing’ ten grondslag. Haar centrale idee bestaat hierin dat men alles, het levende en het levenloze, door een geheimzinnige kracht bezield en onderling verbonden ziet... die haar ‘bedienaars’ altijd ter beschikking staat... De levenskracht komt van het Hoogste Wezen, dat zelf de meeste ‘kracht’ bezit” (Schebesta, p58,59. Hij licht dit toe met voorbeelden van vele volken. Zie ook James Frazer, The Golden Bough en William Howells, De godsdienst der primitieve volken, p38 e.v.).

Magie, vooral ‘witte’ magie, gaat over in religie en beide zijn vaak niet zo gemakkelijk te onderscheiden als ‘witte’ en ‘zwarte’ magie, die meestal individuele egoïstische wensen en motieven betreft ten koste van anderen, terwijl religie in essentie een sociaal karakter zou hebben. “Volgens Durkheim is ‘het religieuze’ te vereenzelvigen met ‘het sociale’” (Malinowski, p21).

Hekserij geldt anders dan bij Susan Smit vaak als zwarte magie. De heks is meestal een boze heks, de tovenaar een boze tovenaar, hoewel dat niet zo hoeft te zijn. Er zijn ook tovenaars, magiërs en medicijnmannen die hun vermogens ten goede aanwenden en mensen helpen, vaak wat betreft ziekten en gezondheid. Norbeck omschrijft hekserij (‘witchcraft’) als “magische handelingen en gebruik van bovennatuurlijke krachten om schade te doen aan medemensen” (p188). Dit is een beperkte en negatieve opvatting van hekserij, zoals deze volgens Susan Smit later gemeengoed is geworden, en berust ook op het onderscheid in witte en zwarte magie. Er zijn ook andere volken waarbij hekserij meestal negatief wordt bestempeld. Dit geldt niet voor medicijnmannen (en vrouwen). 

Heksenverbranding bestendigde mannelijke dominantie 

Sociale functies van heksenvervolging

“Deskundigen zagen de betekenis van hekserij als een expressie van angst uit talloze bronnen. Heksen werden gezien als projecties, het gieten van angsten in een concrete vorm... of de daden van een heks worden gezien als verbeelding van wensen die volgens de gewoonten zijn verboden. Opvattingen en praktijken wat betreft hekserij zijn dan middelen ter expressie en controle van verdrongen wensen, angsten en vijandschap.” Gezamenlijke actie tegen heksen kan zo worden gezien als sociaal verbindend... “Een gezamenlijk front van antagonisme versterkt banden van groepssolidariteit” (Norbeck, p192-94). Dus als een manier om een bepaalde sociale orde te vestigen en te handhaven, zoals het bestendigen van de mannelijke dominantie in de kerk en de geneeskunde (zie Deel 1). Heksen fungeren zo als “zondebok”, als gezamenlijke vijand, waar verdrongen gevoelens op worden geprojecteerd.

Dit biedt een functionalistische verklaring. Hekserij zou een verbindende sociale functie kunnen hebben, afgezien van een ontwrichtend, onderdrukkend en vrouwonvriendelijk effect naar bepaalde vrouwelijke leden van de samenleving en de solidariteit onder vrouwen. Heksen kregen de schuld van allerlei onheil, waarvan de oorzaak symbolisch werd aangepakt door heksen te vervolgen. Geloof in hekserij en met name toenemende beschuldigingen ervan kunnen zo worden gezien “als indicatief van stress in de sociale structuur... Maar deskundigen kunnen moeilijk de negatieve effecten van hekserij [en heksenvervolging] zijn ontgaan wat betreft het opwekken van spanning en ontwrichting van sociale relaties... Het is onmogelijk om sociale harmonie te zien in de gevangenneming, marteling en het doden van vele duizenden mensen” (p194-95,204).

“In iedere samenleving volgt beschuldiging patronen... Een superieur persoon... vestigt macht over een inferieur persoon. Omstandigheden die antagonisme tussen seksen zouden kunnen voeden zijn gezocht ter verklaring waarom het geslacht van een persoon die wordt beschuldigd van hekserij... uitsluitend mannelijk in sommige samenlevingen is en vrouwelijk in andere samenlevingen. Afrikaanse heksen zijn over het algemeen vrouwelijk en komen wat dit betreft overeen met Europese heksen in het verleden... niet alleen wat betreft opvattingen over sekse... Antropologen kijken naar... condities die zouden kunnen leiden tot antagonisme tussen seksen” (p195,197).

Het zou ook te maken hebben met het (be)vestigen van mannelijke dominantie en bedreiging van mannelijke macht en gezag. Vaak zijn onafhankelijke vrouwen (daarom) het mikpunt, ook in sommige Afrikaanse samenlevingen. “Studies van hekserij onder Amerikaanse indianenstammen vertellen ons herhaaldelijk dat de individuen die het meest waarschijnlijk van tovenarij worden verdacht of aangeklaagd degenen zijn die niet conformeren met ideale gedragspatronen [bijv...] mensen die zich publiekelijk uitspreken” (p202).

Hekserij zou correleren met een minder goede organisatie van samenlevingen en sociale spanningen en is niet in alle samenlevingen even prominent aanwezig. “Geloof in hekserij dient als mechanisme tot sociale controle.” In Europa werd het in verband gebracht met “de opkomst en acceptatie van wetenschappelijke kennis [die] geloof in hekserij onhoudbaar maakte” (p201). In het algemeen komen deze bevindingen overeen met die van Susan Smit, die echter een positief alternatief van hekserij benadrukt.

https://www.desteven.nl/persoonlijke-ontwikkeling/communicatie/weerstand/zondebok 

Zondebokken

James Frazer gaat uitgebreid in op het vrijwel overal voorkomende sociale verschijnsel van zondebokken, die “de verzamelde rampspoed en zonden van het hele volk soms opgelegd krijgen” (p539). Vaak is het een stervende god(heid) of een dier, een zondebok. Het doet denken aan “het lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld”, een formulering uit de RK Kerk. “Het idee dat we onze schuld en lijden op een ander wezen kunnen overdragen dat het voor ons zal dragen is bekend in het wilde denken. Het komt voort uit de duidelijke verwarring van het fysieke en mentale, het materiële en het immateriële. Want het is mogelijk een lading hout, stenen of wat dan ook van onze rug op de rug van een ander te verplaatsen. Zo verbeeldt de wilde zich dat het evenzeer mogelijk is om de last van zijn pijn en verdriet naar een ander te verplaatsen, die er in plaats van hemzelf onder lijdt. Zo kan ook de hele gemeenschap worden bevrijd van onheil.

Frazer heeft hiervan tal van gevallen gedocumenteerd bij vele volken. Vaak in de vorm van verjagen van demonen en duiveluitdrijvingen. Men gelooft veelal dat “onheil wordt veroorzaakt door een krachtige en kwaadaardige geest” (p548). Dergelijke verjagingen gebeuren vaak periodiek, op gezette tijden. “In het christelijke Europa zien we de overleving van het oude heidense gebruik van het verjagen van kwade krachten op bepaalde tijden in het jaar tot in moderne tijden. Aldus [gaat dit] in sommige dorpen... met de uitstoting van heksen... In Centraal-Europa is of was de favoriete tijd om heksen uit te stoten de Walpurgisnacht, de avond van de eerste mei” (p560).

Heksen, maar ook andere dragers en sommige voorwerpen, werden beschouwd “kwade invloeden te belichamen... Vaak is het voertuig dat de verzamelde demonen of kwalen van de hele gemeenschap wegvoert een dier of zondebok... Bij gelegenheid is de zondebok een mens” (p565-69). Niet zelden een vrouw. Daarop projecteert men als het ware zijn gemeenschappelijke ellende en frustraties. In Europa, maar ook elders, troffen heksen dit onfortuinlijke lot. Zo werd aan het onzichtbare, ongrijpbare kwaad een tastbare vorm gegeven, die hanteerbaar is en uitgebannen kan worden. Verbranding werd vaak gezien als de meest grondige vernietiging en zuivering. Steniging en andere vormen van marteling en mishandeling en mensenoffers kwamen ook frequent voor.

Volgens Frazer en andere antropologen zijn dergelijke misstanden gerelateerd aan de irrationele misvattingen en bijgeloof. Veronderstelde en verbeelde connecties worden verward met werkelijke, verifieerbare connecties. Ook in onze tijd is het zoeken van zondebokken en projectie van eigen schuld en onheil op anderen een veelvoorkomende bezigheid. Bij voorkeur projectie op verantwoordelijke leidende personen of mensen die anders zijn, zoals allochtonen. Hekserij is dan wel in onbruik geraakt, maar zondebokken, die verantwoordelijk gesteld worden voor de rampspoed van de samenleving, zijn er nog steeds.

 

Animisme: ’primitieve mensen’ zien dieren en dingen als bezield. Afbeeldingen zouden magische invloed hebben. 

https://bebaspedia.com/sejarah/ingin-tahu-apa-itu-animisme-dan-dinamisme-mari-simak-ulasan-berikut-ini/ 

Antropologische en sociologische theorieën

In de sociale wetenschap gaat men anders te werk dan een romanschrijfster. Men verzamelt, vergelijkt, rangschikt en analyseert gegevens, zoekt verschillen en overeenkomsten en past deze vaak in een theoretisch kader, waarmee men verschijnselen probeert te verklaren. Andere wetenschappers bemerken dat hun bevindingen vaak niet in eerdere theorieën passen en komen met concurrerende theorieën. Aanvankelijk werden theorieën gekleurd door christelijk en/of westers superioriteitsdenken, waarvan antropologen in toenemende mate de onhoudbaarheid aantoonden. Invoelend begrijpen is bij bestudering van sociale verschijnselen vaak van significant belang, afhankelijk van de benaderingswijze en wetenschappelijke achtergrond. Bij Max Weber bijv. speelde dit een belangrijke rol, met name in zijn godsdienstsociologische werken. Hij relateerde sociale en religieuze verschijnselen aan de waarden, motieven en zin die mensen toekenden aan hun handelen (in termen van ‘Sinnzusammenhänge’ en ‘Wertbeziehung’, zie Sociology of Religion, pxxiii).

Het werk van Susan Smit is te beschouwen als een case study van haar eigen ervaringen die zij in verband brengt met de Reclaimingsbenadering. Zo kan een antropoloog een case study maken van zijn veldwerk bij een stam en deze vergelijken met andere studies. Emile Durkheim verrichtte bijv. een case study van religie bij de Australische Aboriginals op basis van secundair onderzoeksmateriaal, waarmee hij zijn theorie van collectief bewustzijn toetste (zie CM 120). Evans-Pritchard bestudeerde de samenleving en de religie van de Nuer, een stam in Soedan. Daarna schreef hij een meer algemeen werk over religie Theories of Primitive Religion. Zo zijn er talloze voorbeelden, die in genoemde werken van Frazer, Malinowski,  Schebesta, Norbeck e.a. worden weergegeven. 

Psychologische en sociologische theorieën

Antropologen en sociologen zijn vaak betrokken bij een bepaalde sociaal wetenschappelijke richting, waar zij hun onderzoek mee in verband brengen. Evans-Pritchard onderscheidt psychologische en sociologische theorieën. Bij de laatste, aangevoerd door Emile Durkheim, wordt religie vooral gezien als sociaal verschijnsel met sociale functies, zoals in het bovenstaande toegepast op (vervolging van) hekserij.

Bij psychologische theorieën worden intellectualistische verklaringen onderscheiden van verklaringen van religieuze gevoelens en intuïties die ten grondslag zouden liggen aan religie (zie bijv. Schleiermacher in CM 120 over De macht van het heilige of Rudolf Otto in Das Heilige, die het gevoel van ontzag voor het heilige en ‘numineuze’ als kenmerk en oorsprong van religie beschrijft). De intellectualistische beschrijving van Max Weber van de ontwikkeling van religie in termen van het proces van rationalisatie en onttovering wordt eveneens in dat nummer weergegeven.

Eén van de eerste antropologische theorieën is het fetisjisme, door Charles Brosse populair gemaakt werd en door o.a. Auguste Comte overgenomen. Daarbij konden voorwerpen als het ware geladen zijn met (magische) macht of levenskracht. Het werd beschouwd als een soort afgodendienst of vorm van magie. Vervolgens kreeg het animisme van Edward Tylor bekendheid. Het komt neer op geloof in zielen, geesten en later goden en “het geloof aan een algemene bezieldheid” (Tylor, Primitive Culture, zie Schebesta, p64). Ook deze theorie bleek niet algemeen geldig en werd gevolgd door het préanimisme en oermonotheïsme, toen antropologen ontdekten dat de opvatting van een persoonlijke of onpersoonlijke goddelijke macht of kracht samen kon gaan met het geloof in geesten en daar mogelijk aan vooraf ging. Het wijdverbreide geloof in het voortleven van de ziel heeft daarmee te maken.

Verder worden het sjamanisme en het totemisme onderscheiden. Over het eerste schreef Mircea Eliade een standaardwerk Shamanism: Archaic Techniques of Ecstasy (1951). Hij zou het sjamanisme beschouwen als ”primitieve mystiek... en opstijging van de geest naar het absolute: een gedachte die in het latere gnosticisme een centrale plaats inneemt” (Schebesta, p68). Sjamanen beleven een spirituele connectie met krachten in het universum. Ze zouden het sjamanisme meer beschouwen als (spirituele) helingsmethode en bewustzijnsverruimende techniek dan als een religie. Een sjamaan is magIër, priester, medicijnman, genezer, mysticus en dichter (p4). Eliade beschrijft het sjamanisme in Azië, Amerika, Oceanië en bij de oude Indo-Euopese volken als een veelvormig universeel gegeven.

Het Australische totemisme wordt o.a. door Durkheim als uitgangspunt genomen in zijn Elementary Forms of the Religious Life. Het totem kan een symbool zijn van de clan of de gemeenschap, die volgens Durkheim het eigenlijke object was van de religie. Het totemisme is echter geen universeel verschijnsel, dat bij alle religies voorkomt en is onhoudbaar als algemene verklaring. Durkheim bood ook een functionalistische theorie van religie in termen van sociale functies en gerelateerd aan de sociale structuur. Dit vormde een uitgangspunt van het latere functionalisme en structuralisme, dat de sociale structuur beschouwt waarin een verschijnsel is ingebed. “Het functionalisme werd de dominante theoretische oriëntatie in moderne analytische studies van religie onder antropologen en sociologen” (Norbeck, p130. Hij gaat er uitgebreider op in met de nodig kritiek, zoals de statische ordening: alles heeft een functie of een disfunctie in de status quo).

De oorsprong, toekomst en verklaring van religie blijven echter onduidelijk en gehuld in mysterie, alsook de werking van magie, die evenals religie meer omvat dan ineffectief en irrationeel bijgeloof (‘superstition’), zoals velen aanvankelijk geneigd waren te denken. In diverse bronnen worden gevallen gerapporteerd van werkzame magische praktijken en vervloekingen, die inderdaad schadelijk zouden kunnen zijn. De werking wordt o.m. verklaard vanuit angst en (auto)suggestie, die fysiologische reacties kunnen hebben (Norbeck, p190). Dergelijke verklaringen zijn niet toereikend om alle gevallen te verklaren en laten ruimte voor het onverklaarbare.

Bij hekserij, zoals weergegeven door Susan Smit, gelden al deze genoemde visies, die elkaar niet uitsluiten maar tegelijk van toepassing kunnen zijn. Zij heeft geen last van dergelijke theoretische kaders en benadert de hekserij vrij onbevangen vanuit persoonlijk interesse en ‘resonantie’. Zij heeft geen religieuze of wetenschappelijke achtergrond, wel een diep verlangen naar het spirituele of ‘het goddelijke’. Volgens Plato en andere filosofen zou dit verlangen een kenmerk van de menselijke ziel zijn, die terugverlangt naar zijn oorsprong en spirituele bestemming. Smit onderging heksenrituelen, samenkomsten enz., bestudeerde geschriften, heksenprocessen en andere onderwerpen waarover haar boeken gaan. Ze geeft blijk van invoelend begrijpen en betrokkenheid bij historische en contemporaine heksen. Betrokkenheid en interesse is ook vaak kenmerkend voor grote sociologen en antropologen, die dikwijls zeer geïnteresseerd waren in religie, ook al waren zij agnosten, zoals Durkheim en Weber.

 

De Egyptisch god Thoth, de god van de wijsheid en het schrift, god Hermes, de boodschapper der goden en legendarische magiër Hermes Trismegistus. https://spiritueleteksten.nl/hermetisme-hermes-trismegistus/hermes-trismegistus-toegelicht-door-jacob-slavenburg-op-symposion-5-van-stichting-rozenkruis/ 

Hermetische kennis

Behalve in de culturele antropologie, godsdienstsociologie en religiewetenschap is er ook veel kennis over religie en magie overgeleverd door de zgn. hermetische wetenschappen. Het gaat daarbij om gesystematiseerde kennis die mogelijk ten dele toetsbaar zou kunnen zijn en enige opleiding vereist, dus kenmerken heeft van de conventionele wetenschappen, die de hermetische wetenschappen niet accepteren als wetenschap. Hermetische kennis is geassocieerd met de god Hermes, de boodschapper der goden, die het contact tussen mensen en goden onderhoudt, en met de legendarische magiër Hermes Trismegistus, de Griekse naam voor de Egyptisch god Thoth, de god van de wijsheid en het schrift.

Tot de bekendste disciplines van de hermetische kennis behoren de astrologie, alchemie en occultisme, verder de joodse kaballah, de leer van de oorspronkelijke Zarathustra, gnosticisme en neoplatonisme, magnetisme, waaronder dierlijk magnetisme of mesmerisme, numerologie en de esoterische filosofie van Pythagoras, theosofie en antroposofie.

Door kerkelijke verboden ontstonden geheime of besloten genootschappen waarvan de Vrijmetselaars en de Rozekruizers tot de bekendste behoren. Ze gaan wellicht terug op de antieke mysteriescholen. Ook de orde van de tempeliers was een besloten genootschap, evenals de (van origine Duitse) illuminati.

Genoemde richtingen komen aan de orde in het historische standaardwerk van Eliphas Levi, alias Alphonse Louis Constant, The History of Magic Including A Clear and Precise Exposition of Its Procedure, Its Rites and Its Mysteries. Het isgebaseerd op Doctrine and Ritual of Transcendent Magic / Leer en ritueel der hogere magie. “Het meest indrukwekkende, onderhoudende en briljante van alle studies over het onderwerp, waarmee ik bekend ben,” aldus de vertaler (p5).

De auteur heeft een priesteropleiding gevolgd, is uit zijn ambt gezet of getreden en werd nadien “adept en meester” in een aantal doctrines, en schrijft vanuit deze ervaring, met name met de joodse Kaballah, anders dan sociale wetenschappers die afstandelijk observeren en beschrijven, tot op zekere hoogte invoelend begrijpen, maar vooral interpreteren in theoretische kaders. Zijn priesterlijke toon blijkt uit zijn verkondiging van een magisch geloof naast een historisch onderzoek van de magie. De historische bronnen die hij aanboort zijn indrukwekkend, maar schieten hier en daar tekort, bijv. wat betreft India (p13).

Het zou gaan om geheime, werkzame spirituele kennis die toegang zou verschaffen tot bepaalde vermogens. In de uitwendige (exoteric) religie is daarvan weinig overgeleverd. Daarnaast is er “het domein van de zwarte magie, het terrein van misvattingen en nachtmerries, maar met uitzonderlijke resultaten” (p8).

Hij gaat uit van de hypothese van het “astrale licht... een algemene verzamelplaats van vibraties... en vormbeelden. Het kan de Verbeelding van de Natuur worden genoemd... een blinde kracht die ten goede en ten kwade kan worden gebruikt en in het bijzonder gehoorzaam is aan het licht van genade. Het bevat het element van elektriciteit en weerlicht.” De manifestaties van deze ene kracht “zijn niet te scheiden van de primaire materie en brengt deze in beweging” (p9,39,40). In sterren, planeten, metalen, planten, dieren en mensen neemt deze kracht verschillende vormen aan, die uit dieren en mensen geëxtraheerd kan worden. Het astrale licht is de ‘steen der wijzen’ en heeft een heilzame en genezende werking, aldus een puntsgewijze samenvatting van een oude filosofie, die volgens de vertaler een speculatief karakter kan hebben waarvan hij het fijne niet weet. Eliphas Levi claimt dit wel te weten en beschikt onmiskenbaar over veelomvattende kennis daarover.

Volgens Levi gaan de diverse tradities uit van dezelfde soort basiskennis als de joodse traditie van de Kaballah en het oorspronkelijke esoterische christendom, “dat niet is aangepast aan de massa” en is getransformeerd in allerlei verhalen voor de goegemeente (p8). Er zijn tal van verbindingen te leggen met de kennis van andere volken verzameld door de culturele antropologie en religiewetenschap en met de hekserij zoals weergegeven door Susan Smit. Het voert echter te ver om dat hier verder uit te diepen. Er blijft een breed studieterrein beschikbaar, dat in diskrediet is geraakt, maar waarvan nog veel aspecten onopgehelderd zijn, die vanuit vigerende paradigma’s louter speculatie lijken. 

Magie, religie en wetenschap

James Frazer (p11,12) noemt magie een soort pseudowetenschap gebaseerd op de aanname dat er een mysterieuze verbondenheid is tussen mensen en dingen onderling, die elkaar onzichtbaar kunnen beïnvloeden, “niet heel anders dan wat wordt gepostuleerd door de wetenschap... om te verklaren hoe dingen elkaar fysisch kunnen beïnvloeden door een ruimte die leeg lijkt te zijn.” Maar dan volgens principes die volgens hem niet kloppen, zoals de ’wet van de overeenkomst’: beïnvloeding door imitatie. Bijv. een mens voorstellen door een poppetje of een afbeelding of foto en daar dan invloed op uitoefenen in de verwachting de voorgestelde persoon te beïnvloeden. De invloed zou dan echter niet uitgaan van het poppetje, maar vanuit de voorstelling in het bewustzijn van de persoon die het maakt en de energie van diens gedachten en gevoelens.

Verder noemt hij de ‘wet van contact en besmetting’ (‘contagion’): als je met iets of iemand in contact hebt gehad, kan dit een zekere invloed blijven hebben. Dat geldt vooral voor (persoonlijke) voorwerpen, haren, nagels, bloed en speeksel van mensen en dieren, die hun levensenergie zouden bevatten. Volgens Frazer zou magie vergaand berusten op denken in analogieën in plaats van observatie en onderzoek en een primitief voorstadium zijn van religie en wetenschap. Het blijkt echter meer een onderdeel van religie te zijn, dat ermee samengaat. Anders dan Susan Smit staat hij kritisch tegenover de ‘wetten van de magie’.

Frazer categoriseert en inventariseert uiteenlopende vormen van magie en religie, mythen en rituelen in een van meest uitgebreide standaardwerken op dit gebied. De titel van zijn boek The Golden Bough is ontleend aan de maretak, die tussen hemel en aarde op de stam van andere bomen groeit, en op het gelijknamige onderstaande schilderij van Turner. In zijn boek heeft hij de rode, zwarte en witte draden van resp. religie, magie en wetenschap verweven in een weefsel. “Wat zal de kleur van het weefsel zijn die de lotsgodinnen nu weven met het gonzende weefgetouw van de tijd?... We weten het niet.  Een zacht glanzend licht verlicht het achterste gedeelte van het weefsel. Wolken en dikke duisternis verbergen zich aan de andere zijde” (p713-14).

Het ziet ernaar uit dat de witte draden van de wetenschap de overhand hebben gekregen. Wetenschap en techniek kunnen religie en ethiek echter niet vervangen, die onmiskenbaar psychische en sociale functies hebben, waarin wetenschap en techniek niet voorzien. Eliphas Levi neigt evenals zijn oudere, resp. jongere tijdgenoten Auguste Comte, Emile Durkheim en anderen naar een universele, wetenschappelijke religie, die Comte de positieve religie van de mensheid noemde. “Het was het doel van deze Geschiedenis van de Magie om te laten zien dat aanvankelijk de symbolen van de religie die van de wetenschap waren... Moge religie en wetenschap, verenigd zijn in de toekomst, elkaar ondersteunen... als twee zusters, want zij hadden één wieg” (Levi, slotzin, p 374).

Bij godsdienstwetenschappelijk en historisch-sociologisch onderzoek zijn geen samenlevingen gevonden zonder equivalent van religie. Religie zou een ‘cultural universal’ zijn. Er zijn geen volkomen goddeloze of religieloze volken. Zelfs in het geseculariseerde Westen gelooft nog ongeveer de helft in God en meer dan de helft in een hogere macht of iets dergelijks (‘ietsisme’). Mogelijk zijn samenlevingen zonder religie niet levensvatbaar, in verval geraakt en uitgestorven, misschien omdat de sociale cohesie in het geding was. We weten het niet.

Kan dit gelden als waarschuwing voor toenemende irreligiositeit en atheïsme? Wat het laatste betreft zijn er atheïstische religies, zoals het boeddhisme en confucianisme. Bij het taoïsme kan Tao als onpersoonlijke godheid beschouwd kan worden. Verder zijn er equivalenten mogelijk, hoewel het bij (pseudoreligieuze) ideologieën, net als het trouwens bij religieuze bewegingen en religies, vaak oppassen geblazen is. Mythische verhalen dat hoogmoed ten val komt, zoals de ‘Val van Icarus’ en het verhaal van de gevallen engelen, en dat volken zonder god of gebod zichzelf kunnen vernietigen, hebben echter een waarschuwend karakter, opdat de mensheid de gevallen engelen niet achternagaat.

De functies waarin religies voorzien wijzen erop dat het zaak is om niet te licht te denken over een samenleving zonder religie en het experiment van een seculiere of geseculariseerde samenleving, waarin trouwens volgens Hans Joas, De macht van het heilige, besproken in CM 120, met religie verwante ideaalvorming opkomt.

 

The Golden Bough, Joseph Mallord William Turner (1834). De profetes Sybille (links) houdt een gouden maretak omhoog, die “Aneas op haar verzoek plukte voor hij de hachelijke tocht naar het dodenrijk ondernam” (Frazer, p3). Daarachter het land van Nemi en het meer van Avernus, de poort naar de onderwereld. De dansende figuren zijn de schikgodinnen die de lotsbestemming schikken, een hint naar de mysteries van de onderwereld. Dit betreft de mythe waarmee Frazers The Golden Bough opent en eindigt. https://www.tate.org.uk/art/artworks/turner-the-golden-bough-n00371

                               Nieuwe bezieling                          2022 07 10

 

Kan een heks ons redden

en kan zij een ramp beletten?

Ons een andere richting wijzen

naar een betere levenswijze?

Naar harmonie met de natuur

door milieubewust bestuur

 

Kan zij oude wonden helen

met behulp van rituelen?

Kan zij onbewuste krachten

door de kracht van de gedachten

op de verdere ontplooiing richten

en de menselijke geest verlichten?

 

Kan zij ons opnieuw bezielen

voor het hogere te knielen?

De goddelijke vonk in ieder wezen

die de ziel is van het kosmisch leven

 

Zijn wij niet door licht omgeven

van een energetisch lichtlichaam

dat na de dood blijft voortbestaan?

De bezieling van de goddelijke vonk

die aan ons het leven schonk

 

Zijn wij mensen niet verweven

met de keten van het leven

en met ieder levend wezen?

In een zinvol en bezield geheel

vormen wij een onderdeel

 

Wij kunnen onze ondergang beletten

en de menselijke samenleving redden

door onze verbinding met de keten

van het leven onze zorg te geven

Onze toekomst ligt in de verbinding

met de aarde en in zelfbezinning

 

In herstel van de cultuur

na een vastgelopen avontuur

van de overheersing der natuur

De heks herstelt het evenwicht

Richt zich op het innerlijke licht

en de medemenselijke plicht

 

Voelt zich diep verweven

met de bron van al het leven

waarin onze collectieve redding ligt

en uiteindelijk onze bestemming ligt