Civis Mundi Digitaal #125
Bespreking van Francis Fukuyama, Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Verdediging van een klassiek ideaal, Atlas Contact, 2022. Vertaling van Liberalism and Its Discontents, 2022.
Er is een breed ongenoegen in de samenleving over de werking van het liberale democratische systeem. Dat betreft niet zozeer het democratische gehalte, maar meer het liberale karakter waar de schoen wringt. Het liberalisme wordt gekenmerkt door het fundamentele belang dat wordt gehecht aan individuele rechten en vrijheden. Deze rechten en vrijheden zijn beschreven in de grondwet en worden beschermd door wetten en instituties, zoals de rechtspraak, tegen inbreuken van andere burgers, maar ook van de overheid zelf.
Het liberalisme staat onder druk van politiek links vanwege de grote inkomens- en vermogensongelijkheden die zijn ontstaan door het vrije economische verkeer en die maar matig gecorrigeerd worden door de belastingen. En het staat onder druk van politiek rechts door de in hun ogen te grote rol van de overheid in het maatschappelijk leven en de te grote persoonlijke en culturele autonomie die de emancipatiebewegingen claimen en die volgens de conservatieven de traditionele maatschappelijke waarden ondergraven.
Francis Fukuyama prijst het liberalisme in de zin dat het een regeringsmodel biedt waarbij alle politieke issues onafhankelijk, los van het stelsel zelf, bekeken en besloten kunnen worden. Het liberalisme is een instrumentele methode van wetten en regels en brengt geen inhoudelijke visie op de mens of maatschappij met zich mee. Het biedt daardoor alle mogelijkheden om politieke conflicten onderling te regelen, al kan het proces van compromisvorming traag en moeizaam zijn. In dit boek wil hij geen pasklare recepten aanbieden voor bovengenoemde problemen, maar meer fundamenteel kijken naar enkele issues die het functioneren van het liberalisme bedreigen.
De natiestaat
Van nature is het liberalisme universalistisch en kent het geen criteria voor het vormen van landen of naties. Het liberalisme is gebaseerd op wetgeving en om die te handhaven is een politionele en militaire macht nodig die orde houdt op een afgebakend stukje grond. Het liberalisme biedt zelf geen criteria voor natievorming zoals taal, cultuur, of etniciteit. Hoe de natie is ontstaan, is dus een product van het verleden. Of Schotland en Catalonië recht hebben op zelfstandigheid is niet iets wat op grond van liberale principes kan worden besloten. In hoeverre een land moet openstaan voor immigratie is ook een open vraag.
Er is dus een permanente spanning tussen het universalistische karakter (“alle mensen zijn gelijk”) en het particuliere karakter van inwoner zijn van een land door geboorte. Dat klemt als de immigratie de balans binnen een samenleving dreigt te verstoren. Zo vrezen de Republikeinen in de VS dat ze als ‘WASPs’ (White, Anglo-Saxion, Protestant) door de groei van de etnische minderheden hun meerderheid zullen kwijtraken, en doen alle mogelijke moeite om zoveel mogelijk macht te behouden via verandering van kiesdistricten (‘gerrymandering’), wijziging van de lokale kieswetten, waardoor minder mensen kunnen stemmen, en uitbreiding van de bevoegdheden van de gouverneur om uitslagen ongeldig te verklaren. Beter kunnen ze volgens Fukuyama kijken naar Benjamin Disraeli, de premier in Engeland eind 19e eeuw, die niet bang was om het kiesstelsel te verruimen, ook al dacht de toenmalige elite dat ze volledig weggestemd zou worden door het volk. Het bleek dat de nieuwe groepen kiezers uiteindelijk de Tory’s een ruime meerderheid opleverden. Dit leert volgens Fukuyama dat we flexibel moeten omgaan met grenzen en immigratie. De meeste landen zullen sowieso multi-etnisch worden.
Rol van de overheid
Het liberalisme heeft ook geen uitgesproken idee over de rol van de overheid en de meningen lopen uiteen van sterk libertair, de overheid moet zich nergens mee bemoeien, tot sterk egalitair, de overheid moet de onrechtvaardigheden zoveel mogelijk wegnemen. De ideeën over de rol van de staat zijn periodiek aan sterke golfbewegingen onderhevig. Na de Tweede wereldoorlog was er veel aandacht voor de uitbouw van de verzorgingsstaat maar met de uitdijende overheidsfinanciën in de begin jaren tachtig kreeg de neoliberale tegenbeweging met de nadruk op marktwerking en privatisering weer alle ruimte. Dat de deregulering ook voor de financiële markten is doorgevoerd acht Fukuyama nog steeds een grote fout (gezien ook de grote kredietcrisis) die nog steeds niet gecorrigeerd is.
Hij noemt verder een drietal aannames waar vraagtekens bij gezet kunnen worden. Zo is het persoonlijk bezit heilig in het liberalisme en ook zeker een grote drijfveer voor de motivatie om hard te werken. Echter, bezit dat al langer in de familie is, verliest zijn rechtmatigheid. Zo is grootgrondbezit lang niet altijd een eigen verdienste, maar komt mogelijk voort uit machtsverschillen in het verleden. Ook een volledig vrije economische ontwikkeling, zoals rond globalisering en de internetbedrijven, is niet altijd wenselijk. Als die ontwikkeling ertoe leidt dat mensen zinvol werk verliezen, dat winkels in de stadscentra moeten sluiten, omdat iedereen zijn boeken en kleding op internet koopt, dan kun je je afvragen of dat gewenste ontwikkelingen zijn.
Ook de theorie dat ‘zelforganisatie’ altijd te verkiezen is boven planmatige sturing van de overheid is dubieus. Fukuyama houdt het een beetje in het midden hoe wél een maatschappelijk optimum te vinden is, dat meestal niet vanzelf ontstaat door vrije concurrentie en zelforganisatie. Hij verzet zich tegen het enige criterium dat nu vaak in de praktijk wordt gehanteerd, nl. de laagste prijs voor de consument. Er zijn veel dingen die goed uitpakken voor de consument individueel, maar die de maatschappij als geheel schaden.
Identiteitspolitiek
Individuele autonomie wordt tot het uiterste doorgevoerd door liberalen ter rechterzijde, die voornamelijk denken aan economische vrijheid, maar even zeer door liberalen ter linkerzijde, die meer uit zijn op individuele zelfverwerkelijking. De conservatieven haken af als zaken als ras, geslacht, gendervoorkeuren en andere identiteitscategorieën actief worden toegepast bij het aannemen van mensen, toegang tot zorg, en aandacht in het onderwijs, en non-binaire personen niet meer met ‘hij’ of ‘zij’ mogen worden aangesproken, maar alleen met ‘hen’. Volgens de conservatieven hebben de progressieven de culturele tradities inmiddels zodanig uitgehold dat van een samenleving geen sprake meer is.
Het liberalisme gaat uit van het autonome individu, los van zijn achtergrond, cultuur, en de groep waartoe hij behoort, maar dat wil niet zeggen dat mensen zonder maatschappelijke verbanden zouden moeten leven. Iedereen mag zich verenigen in kerken of andere maatschappelijke organisaties, maar de staat moet daarvan los staan en zich onthouden van inmenging in de persoonlijke overtuigingen. Het liberalisme onderschrijft verder het meritocratische ideaal dat iedereen gelijke kansen moet krijgen om zich zelfstandig een maatschappelijke positie te verwerven. Echter dit ideaal werkt niet altijd in de praktijk. Zwarten zijn in de VS decennialang als minderwaardige burgers behandeld en ook vrouwen hebben lang geen vergelijkbare kansen gehad als mannen.
De kritiek op het liberalisme uit zich hier in drie vormen. De eerste kritiek is dat het liberalisme te weinig doet om gelijkheid te realiseren. Dit onderschrijft Fukuyama en hij vindt dat we via allerlei wegen inclusief de rechterlijke macht gelijke kansen moeten afdwingen.
De tweede kritiek is dat er formeel misschien geen sprake is van racisme of discriminatie, maar dat dit nog wel ingebakken zit in de maatschappelijke instituties en in het cultureel ‘bezinksel’ van de samenleving. Dit wordt ook wel aangeduid met termen als ‘institutioneel racisme’ en ‘institutioneel kolonialisme’. Fukuyama ziet in de vorm en aard van de westerse instituties geen reden waarom racisme of kolonialisme bewust of onbewust bevorderd zouden worden. Voor zover westerse bedrijven door hun economische macht ontluikende bedrijvigheid in de Derde wereld de kop indrukken, verwijst hij naar het succes van Zuidoost-Azië dat nu, evenals China, een bedreiging vormt voor de economische macht van de VS.
De derde vorm van kritiek is dat er volgens sommigen geen universele vormen van kenvermogen en van cultureel welbevinden bestaan en dat specifieke groepservaringen (altijd) een hogere waarde hebben dan de universele (Westerse) opvattingen over het goede leven. In deze visie is het niet juist dat de liberale staat die verschillende (etnische) groepen als zodanig niet erkent als belangrijke woordvoerders van de gemeenschap, maar alleen aanspreekt via hun individuele leden. Dat laatste is volgens Fukuyama toch terecht. Als je binnen de staat wel een grotere rol toekent aan religie of etniciteit, zoals in Polen, Hongarije, Turkije, Rusland, India, en de Islamitische landen, dan verval je al snel in autocratische regimes, want niet de mening van de kiezer staat dan centraal, maar het realiseren of beschermen van een nationale cultuur, de communistische maatschappij, de godsdienstige staat, kortom, alle soort van strevingen die ten koste gaan van de persoonlijke vrijheid en waarmee je ook al snel in racistische vaarwater terecht komt.
Het autonome ik
Dat het liberalisme gestoeld is op het autonome individu, wil volgens Fukuyama niet zeggen dat het hoogste doel in het leven is het ‘ontdekken’ van jezelf naar de geest van Jean-Jacques Rousseau, of het ideaal van ‘zelfverwerkelijking’ die, zoals Abraham Maslow poneerde, uit zou gaan boven de sociale behoeften als respect en onderling relaties. Hij hekelt de theorie van John Rawls, die een ethiek wilde ontwerpen voor een liberaal stelsel zonder expliciete a priori waardeoordelen. Rawls’ methode gaat uit van de ‘oorspronkelijk positie’, de situatie waarin individuen het eens kunnen worden over een eerlijke verdeling (van achter een denkbeeldige sluier van onwetendheid) zonder dat ze kennis hebben van hun feitelijke positie in de maatschappij (zie ook de bespreking van A Theory of Justice in CM#117). Maar daarmee laat hij het individu volledig autonoom de standaard voor gerechtigheid bepalen. Zo wordt het waardenvrije principe van de economische markt weerspiegeld in een ‘ethische’ markt, die zich daar helemaal niet voor leent.
Als we onze ambities en doelen kiezen los van tradities of gewoontes, maar puur op basis van eigen persoonlijke voorkeuren, dan zal dat volgens Fukuyama een lege conclusie opleveren, die geen enkele morele diepte kent. Het leven is geen markt waar iedereen vrij is zijn eigen ding te doen en zich van de gemeenschap of het goede leven niets hoeft aan te trekken. Ook in het liberalisme is het wenselijk dat mensen maatschappelijk zijn ingesteld, vrijgevig en attent, en zichzelf verbeteren door onderwijs en studie. Karakter is iets wat door mensen vrijwillig kan worden gecultiveerd, het is een belangrijk onderdeel van de persoonlijke autonomie. Het liberale stelsel is waardenvrij maar de individuele burger moet dat juist niet zijn.
Overigens doet Fukuyama het voorkomen alsof John Rawls in eigen persoon de jaren zeventig golf van zelfverwerkelijking inclusief alle recente uitingen van wellness, mindfulness, meditatie-apps, aerobictrainingen en organisch voedsel, heeft uitgelokt en de belofte heeft doen postvatten dat dit alles ons tot een beter mens maakt, ook in ‘spirituele’ zin. Dat is natuurlijk niet het geval, maar John Rawls vertaalde de tijdgeest wel naar een ethiek van rechtvaardigheid uitgaande van een individuele motivering. Is de aandacht voor yoga en gezondheidsdiëten dan zo schadelijk? Ja, zegt Fukuyama, alle aandacht voor de eigen zelfverwerkelijking gaat ten koste van de gemeenschappelijke betrokkenheid die nodig is om een liberale samenleving te onderhouden. Men valt volledig terug op de kleine kring van familie en vrienden, in plaats van in bredere zin betrokken te zijn bij de gemeenschap en de politiek.
De vrije pers
Het liberalisme gaat uit van vrije meningsvorming en vrijheid van politieke organisatie. Impliciet is de aanname dat ieder individu ook rationeel zijn mening kan vormen op basis van openbare en betrouwbare informatie, zoals aangeleverd door de wetenschap en de vrije pers. Die laatste premisse gaat echter dankzij het internet niet meer op. Het internet biedt een grote variëteit aan afwijkende meningen zoals anti-vax, anti-klimaat en anti-overheidsopvattingen, en dan hebben we het nog niet over de grote verscheidenheid van persoonlijke bedreigingen aan politici, bestuurders en wetenschappers, en het brede scala van hoax en complottheorieën. Het is moeilijk onderscheid te maken tussen een blogger, die beweert dat een politicus corrupt is, en een onderzoeksjournalist die de financiële dossiers van die politicus is nagegaan en hetzelfde beweert. Op internet lijken die twee uitspraken even geloofwaardig. Voor de grote internetplatforms is virale marketing en sensatiezucht belangrijker dan het zorgvuldig onderzoeken van informatie. Een prikkelend en onwaar verhaal kan met een snelheid en op een schaal worden verspreid waar oude media hoogstens van kunnen dromen.
Jonathan Haidt en andere sociaalpsychologen voeren aan dat mensen hun mening niet vormen op basis van objectieve informatie, maar beginnen met een intuïtieve grondhouding en daar hun informatie bij zoeken [1]. De internetplatforms haken daarop in door op basis van die eerste voorkeur alleen informatie aan te bieden die die mening versterkt. In plaats van een bijdrage te leveren aan een sociaal proces waarin nieuwe en gevarieerde informatie wordt gewogen, geordend en bediscussieerd, vertonen de platforms de neiging bestaande overtuigingen en voorkeuren te versterken, alles ten bate van het eigen bedrijfsmodel (zoveel mogelijk ‘hits’ voor hun reclame).
Al in de zeventiger jaren bracht de Frankfurter Schule de vraag naar voren in hoeverre de burger wel echt autonoom is en kan zijn, gegeven dat de maatschappelijke krachten, zoals bedrijven en instituties, zoveel macht uitoefenen op de burger als consument en cliënt, dat van vrijheid eigenlijk geen sprake meer is. Nu is het niet alleen meer het ‘bedrijfsleven’ dat de maatschappij met reclame overspoelt, maar zijn het net zo veel andere groeperingen die de publiek opinie bewerken. Verder dan een pleidooi voor bescherming van de vrijheid van meningsuiting en naleving van beleefdheidsvormen komt Fukuyama echter niet.
Wie heeft het gedaan? Links of rechts?
Dit is een bijzonder goed geschreven boek (waarvoor we de vertaler ook moeten bedanken) dat de verschillende dilemma’s helder en duidelijk uiteenzet en met de nodige sprekende voorbeelden illustreert. Hij prijst het liberalisme als een waardenvrij regeringsmodel dat alle burgers de mogelijkheid biedt om het met elkaar eens te worden, en tegelijkertijd iedereen de vrijheid te geven om het eigen leven naar eigen inzichten in te richten. Het samenleven kan echter niet zonder gedeelde waarden. Vandaar zijn pleidooi voor meer beleefdheid en beschaving, vooral in de sociale media. Hij pleit ook voor mildheid in het identiteitsdebat, waarbij opvalt dat hij die oproep vooral doet aan links.
Zijn het echter juist niet de Trump adepten die de grootste verdedigers zijn van de ‘white supremacy’? Niet zozeer de progressieven koesteren de eigen autonomie, maar vooral de conservatieven en Trump-aanhangers, hetgeen zich uit in een virulent anti-overheidssentiment en het vasthouden aan eigen wapenbezit. Fukuyama veroordeelt het optreden van Trump en zijn ontkenning van de verkiezingsuitslag, maar doet geen oproep aan de Trump aanhangers om zich te onthouden van hun nationalistische en racistische agenda. Het zijn momenteel juist de Republikeinen die de politiek saboteren en hun internationale verplichtingen niet nakomen. De huidige politieke patstelling in de VS tussen progressieven en conservatieven leidt tot een gebrek aan democratisch doorzettingsvermogen, waardoor veel op het bordje van rechters komt. Door de partijdige benoemingen van Trump is de politieke patstelling in de VS nu echter ook tot het Hooggerechtshof doorgedrongen. De volksvertegenwoordiging moet over de wetten gaan en niet de rechterlijke macht. Fukuyama mist hier een kans om niet alleen progressief links met zijn lhbtqi+ alfabet de mantel uit te vegen, maar vooral ook conservatief en populistisch rechts.
Zijn we allemaal geen free riders?
Het grootste probleem van het liberalisme noemt Fukuyama niet expliciet, maar het kwam af en toe in het boek al wel even langs: het ‘freeridership’ in de vorm van exorbitante bonussen van financiële topmensen, de belastingontwijking, en de schade die de technologische ontwikkelingen opleveren voor de maatschappij. Iedereen optimaliseert naar eigen voordeel, maar als het misgaat, zoals met de kredietcrisis, dan mag de overheid bijspringen. We zouden nog veel verder kunnen gaan door het algehele afwentelen van de gevolgen van de ongebreidelde economische groei op natuur en klimaat te noemen. Niemand overtreedt expliciet een wet maar iedereen gedraagt zich als een freerider die de voordelen voor zichzelf houdt en de nadelen aan de maatschappij of de natuur afschuift.
Het liberalisme leidt tot een maatschappelijk nihilisme: alles mag, wat niet expliciet verboden is. Het klimaat is het sprekende voorbeeld van de ‘tragedy of the commons’, het teloorgaan van het gemeenschappelijk bezit, omdat iedereen vrij is wel of niet met het gemeenschappelijke belang rekening te houden. Maar niet alleen het klimaat kunnen we als voorbeeld nemen. Ook de gezondheidszorg is een groeiend probleem. Meer dan de helft van de mensen is te zwaar, beweegt te weinig, en eet ongezond, maar rekent wel op medische verzorging bij een hartaanval.
Mochten er ooit wél gedragsbeperkende maatregelen komen (omdat alle bomen sterven of de helft van ons inkomen naar de gezondheidszorg gaat) dan gaat dit ongetwijfeld op groot maatschappelijk verzet stuiten: “wie gaat mij zeggen hoe ik moet leven?” oftewel de zo bejubelde liberale autonomie. Fukuyama noemt het populisme niet expliciet en ook het afhaken van een groot deel van de bevolking bij verkiezingen noemt hij niet. Kennelijk telt dit alles niet, zolang “het (liberale) haar maar goed zit”.
Noten
[1] Jonathan Haidt, The Righteous Mind: Why Good People are Divided by Politics and Religion. Pantheon, 2012. Zie ook de bespreking van de vertaling van dit boek, Het rechtvaardigheidsgevoel, in CM#108 en CM#109. Progressieven en conservatieven verschillen op waarden als autoriteit, vrijheid, zorgzaamheid, eerlijkheid, loyaliteit, en heiligheid.