Civis Mundi Digitaal #125
Naar Charles Wright Mills, White Collar: The American Middle Classes
De overgang naar de informatiemaatschappij werd gedragen door de nieuwe middenklasse met een term van Charles Wright Mills (1916-1962). Hij schreef daarover een standaardwerk: White Collar: The American Middle Classes (1951). Deze heterogene klasse bestaat vnl. uit administratief en dienstverlenend personeel, de hogere middenklasse uit managers en professionals, zoals advocaten, ingenieurs en artsen in loondienst. Zij gaven allen gestalte aan het informatietijdperk en vaak werkten ze in bureaucratische organisaties.
Hoewel zij individueel onbetekende, opgesplitste, gefragmenteerde radertjes lijken in het maatschappelijke raderwerk, “dragen ze gezamenlijk... de thema’s [en trends] die onze tijd kenmerken... Iedere theorie van de hoofdstroom dient zich rekenschap van hen te geven... Zij verrichten de belangrijkste routines van de 20e eeuw... De problemen waarmee de mensen met witte boorden worden geconfronteerd zijn de problemen van alle mensen in de 20e eeuw... Ze worden gedreven door krachten buiten hun controle, getrokken in bewegingen die ze niet begrijpen... Hun geïsoleerde positie maakt hen geschikt materiaal voor synthetische vorming in handen van de populaire cultuur – gedrukte media, film, radio en televisie [tegenwoordig sociale media en internet]... in een massamaatschappij die hen heeft gevormd en probeert te manipuleren”, schreef Mills in zijn inleiding (p ix,xii,xiv,xv). Toch gaven ze gezamenlijk vorm aan een toekomst die “niet van hun eigen makelij zal zijn”. Een toekomst die niemand in de hand heeft.
Overzicht: de oude en de nieuwe middenklasse
Het eerste deel van White Collar gaat over de oudere middenklasse, die vooral bestond uit kleine ondernemers, de oude middenstand en het klein- en middenbedrijf. Ze zijn grotendeels verdwenen en moesten plaatsmaken voor grote bedrijven en multinationals. Die hadden betere overlevingskansen bij crises, moordende concurrentie, oorlogen en het onstuitbare proces van schaalvergroting, bureaucratisering en kapitaalconcentratie. Het terugtreden van kleinere ondernemers begon all in de laatste decennia van de 19e eeuw, toen lieden als Rockefeller, VanderBilt en J P Morgan hun megabedrijven vestigden, en heeft zich tot in onze tijd voortgezet. Dat bleek in het bijzonder tijdens de coronacrisis, die deze tendens op scherp zette.
Het tweede deel van +White Collar Worlds (meervoud: het zijn verschillende beroepsgroepen!) gaat over de nieuwe middenklassen, de managers, de professionals in loondienst, de intellectuelen, de salesmen en de enorme bureaucratie. De nieuwe middenklassen namen de plaats in van de oude ondernemersklasse en kwamen in dienst van grotere bedrijven, de overheid en andere bureaucratische organisaties, die de kleine ondernemers hadden weggeconcurreerd.
Het derde deel Styles of Life gaat over de levensstijlen wat betreft het werk, de statuscompetitie en -obsessie (statuspanic), en de opvattingen en voorstellingen wat betreft succes. Het vierde en laatste deel Ways of Power gaat over politiek en de mogelijkheden tot organisatie van de white collar beroepsgroepen om voor hun belangen op te kunnen komen. Gezien hun politieke onverschilligheid en gedifferentieerde sociale structuur ziet hun politieke perspectief er passief uit. Ze hebben geen ‘vakbondsmentaliteit’. Plichtsgetrouw en volgzaam als hij is komt de stereotype ‘kantoorklerk’ niet zo gauw in actie. Gezamenlijke belangenbehartiging vanuit klassenbewustzijn en georganiseerde actie lag niet in de lijn der verwachtingen. Professionele beroepsgroepen zoals artsen, advocaten, journalisten, onderwijzers, docenten en wetenschappers zijn wel vaak lid van beroepsorganisaties van segmenten van de hogere white collar klasse. Zij behartyigen hun belangen meer dan de lagere middenklasse van het kantoorpersoneel.
In Deel 1 van deze serie stond The Lonely Crowd van Riesman centraal. In dit deel geldt dat voor White Collar. Het gaat over dezelfde sociale klasse in dezelfde tijd. Riesman heeft het boek van Mills besproken in The American Journal of Sociology, maar niet merkbaar verwerkt in latere edities van The Lonely Crowd. (https://www.journals.uchicago.edu/doi/10.1086/221021).
Riesman schrijft onder meer dat “Mills de lezer tot een oordeel leidt over de moderne industriële samenleving dat geen groot aantal stappen verwijderd is van Orwell’s 1984. Beide boeken ademen een vergelijkbare hopeloosheid.” Deze komt tot uiting de onvrijheid, onzelfstandigheid en het gebrek aan mondigheid en collectieve organisatie van de kleine kantoormedewerkers. Hun afhankelijke situatie contrasteert met die van de vroegere kleine zelfstandige en vakman “in een nostalgisch beeld van wat eens was.” Ook Orwell schetst een nostalgisch beeld van vroeger (Riesman in J P Verhoogt, Moderne maatschappijkritiek: C Wright Mills als criticus, p 166. Over Orwell, zie CM 103,104). Ook de vergelijking van Big Tech met Big Brother is niet ongegrond.
https://www.facebook.com/NewMiddleClassMusic/
De nieuwe middenklasse kenmerkt de moderne maatschappij
Het boek van Mills heeft een bredere strekking dan alleen de middenklasse, die verschillende lagen heeft van lower naar upper (bijv. managers) en de moderne informatiemaatschappij vertegenwoordigt. “De medewerkers hadden een onzekere positie met weinig invloed, waren nog niet georganiseerd, zoals de arbeiders in vakbonden of de dienstverlenende beroepen, en werken vaak als losse individuele radertjes die meestal onpersoonlijk routinewerk verrichten in bureaucratische organisaties, waar ze in loondienst werken en ontslagen kunnen worden.
“Het is duidelijk dat met nieuwe machines... mensen op kantoor worden vervangen door machines,” schreef Mills ver voor het computertijdperk in 1952 (‘A Look at the White Collar’ in Power, Politics and People: The Collected Essays of C Wright Mills, p146). Tegenwoordig worden mensen vervangen door de digitalisering, hoewel deze ook nieuwe, vooral geschoolde banen met zich meebrengt. Mills voorzag reeds een “machine revolutie op kantoor”.
Mills vond White Collar zijn beste werk. Sociologisch gezien is daarvoor veel te zeggen. Zijn boeken The Power Elite en The Sociological Imagination wwerden bestsellers. Maar Withe Collar geeft een diepgaand inzicht in de naoorlogse Amerikaanse samenleving. De karakteristiek kan gelden voor de hele westerse maatschappij tot ver na de oorlog tot in onze tijd, nu weinig mensen nog witte boorden dragen.
“White Collar is een indringend portret van de mensen die ‘het voornaamste routinewerk verrichten van de 20e eeuw’, van de topmanagers van grote bedrijven tot de verkoopsters in warenhuizen. De opkomst van deze nieuwe middenstand wordt door Mills geschetst als de historische aflossing van de ‘vrije ondernemers’ door de afhankelijke employé, van het verdwijnen van economische zelfstandigheid en de opkomst van grote bureaucratische organisaties.” (B Tromp, ‘Charles Wright Mills’ in Hoofdfiguren van de sociologie Deel 1, p233,234).
https://pimsep.com/2012/08/05/bureaucraten/
Schaalvergroting van bedrijven, rationalisering en bureaucratisering
De vergroting van bedrijven heeft zich doorgezet tot in onze tijd met Big Tech als grootste. Daarnaast Big Pharma en andere Big Business, die een enorme ongeziene macht hebben over kleine medewerkers in afhankelijkheidsposities. In de coronacrisis heeft het kleinbedrijf en de middenstand een nieuwe klap gekregen ten gunste van de multinationals. In het bijzonder voor Big Tech en Big Pharma heeft de crisis gunstig uitgepakt en vele miljarden opgeleverd. In het algemeen is sindsdien de kapitaalconcentratie verder toegenomen ten nadele van het midden- en kleinbedrijf en het gros van de burgers.
“Nuchter gezien doet Mills weinig meer dan een dozijn kernbegrippen uit Webers sociologie toepassen op de Amerikaanse samenleving. De analyse in termen van status, macht, rationalisering en bureaucratie wordt aangevuld met die van Marx over vervreemde arbeid. Dit gebeurde op een virtuoze manier... Niet alleen verkoopt hij [de white collar werknemer] zijn arbeid, maar zelfs zijn persoonlijkheid is marktwaar geworden” (Tromp, p234).
https://beeld.be/nl/werken/delphine-delphine-demasieres/vervreemding
Psychische gevolgen: vervreemding, manipulatie en consumentisme
Mills beschrijft met name de psychische gevolgen van toenemende rationalisering en bureaucratisering in termen van vervreemding, onvrijheid, onzekerheid, angst voor ontslag en gebrek aan perspectief en substantiële rationaliteit. “’Vervreemd van de gemeenschap en de samenleving in een context van wantrouwen en manipulatie; vervreemd van hun werk en henzelf... en politiek apathisch – zijn dit de nieuwe kleine mensen de onwillige voorhoede van de moderne samenleving... Naar beneden toe wordt de samenleving steeds meer object van management en manipulatie... Een individu is niet langer vrij om zijn werk te plannen, nog minder om het plan te veranderen waaraan hij onderworpen is. Hij wordt in hoge mate gemanaged en gemanipuleerd in zijn werk” (Mills, White Collar, p xviii, p226, Verhoogt, p166,171,177). Een trend die in de digitale samenleving een nieuwe fase ingaat, gestuurd door Big Tech. Internetgebruikers zijn nog onmachtiger en minder georganiseerd dan het kantoorpersoneel.
Employees kunnen geen kant op. Ze zitten vast in hun baantjes en kunnen weinig anders ondernemen dan hun vaak als zinloos ervaren geestdodende kantoorwerk, dat weinig aanzien heeft. Daarom zoeken ze naar zin, prestige, voldoening en zelfrealisatie in hun vrije tijd en in opzichtig consumeren van wat de van commercie doortrokken welvaartsmaatschappij te bieden heeft aan nieuwe gadgets. “De arbeid waarin zij zich niet meer kunnen realiseren, is geworden tot louter middel om geld mee te verdienen, waarmee zij zich de symbolen kunnen verschaffen die hun toch nog enige status verlenen.”
Zij worden daartoe geïnspireerd door de reclame en de media die “consumptie idolen” en rolmodellen presenteren van mensen die het gemaakt hebben (Verhoogt, p181). Zij lijken op nieuwe slaven, hoewel de arbeidsomstandigheden sindsdien zijn verbeterd. Het proletariaat is geëmancipeerd tot verburgerlijkte arbeiders. die in vakbonden hun belangen behartigen. Daarover heeft Mills geschreven in o.a. The New Men in Power, over vakbondsleiders. Zulke mensen ontbreken bij de ongeorganiseerde white collar klasse.
https://www.artmajeur.com/nl/ingridjoris/artworks/13144031/vervreemding
Verschuiving naar otherdirectedness
De studie van Mills gaat evenals die van Riesman over de nieuwe middenklasse, die vooral administratief werk verricht en met informatie en dienstverlening bezig is. Uitgaand van arbeidsrelaties legt Mills bredere verbanden met de naoorlogse cultuur en samenleving. Ontwikkelingen in zijn tijd werken door tot in de 21e eeuw en zijn verhelderend om de huidige informatiemaatschappij te begrijpen Niet in het minst de rol van Big Tech en de informatietechnologie, onze consumptieve levensstijl en onze informatieconsumptie.
Wat werk betreft zien we in aansluiting op de bevindingen van Riesman c.s. ook een verschuiving naar otherdirectedness. Er is bijv. al sinds een eeuw geleden meer aandacht gekomen voor ‘human relations management’ (HRM). Leiderschap is vaak verschoven van taakgericht naar relatiegericht en participerend leiderschap. “Van vakmanschap naar manipulatievaardigheden” is een typerende paragraaftitel bij Riesman (p129). Naast productie en prestatie is de status en erkenning van beroep en werk belangrijker geworden.
Thorstein Veblen, een van de kritische voorlopers van Mills, merkte begin vorige eeuw al een verschuiving op van productie en vakmanschap naar ‘business’. De vakman is meer inhoudelijk en innerdirected met zijn werk bezig. De handelsman is meer otherdirected in zijn (handels)relaties. In de informatiesamenleving staat communicatie centraal. Gedigitaliseerd datamanagement en internetwinkels veranderen nu de economie (Zie CM 124 over Big Tech en CM 102-104 over Veblen).
https://slideplayer.com/slide/6832725/
De inner- en otherdirected typologie bij Mills
Mills verwachtte evenals Riesman e.a. dat de middenklasse-cultuur en -mentaliteit gemeengoed zou worden. Administratie, informatie en communicatie staan centraal in de informatiemaatschappij. Ook zijn beschrijvingen van de “massamaatschappij” in The Power Elite (zie CM 102) sluiten aan bij beschrijvingen in de The Lonely Crowd, met name de titel. “Mensen uit de megasteden hebben veeleer een tijdelijke focus op heterogene kringen van incidentele kennissen dan een vaste kring van enkele welbekende groepen.... Men heeft veeleer contacten dan relaties en deze contacten zijn kortstondiger en oppervlakkiger” (Mills, p252). Ook Mills ziet een verschuiving van traditie naar massamedia. “Massacommunicatie vervangt traditie als levenskader... Vooral films... Niet de directrice of de society dame, maar de filmster wordt het model voor het kantoormeisje... De gecombineerde verslaggevers van de oostelijke steden kunnen niet op tegen een paar honderd journalisten die Hollywood verslaan” (p238,253).
De verschuiving van innerdirected naar otherdirected komt bij Mills tot uiting in zijn beschrijving van de veranderende beelden van succes. “Volgens de oude ondernemersideologie was succes altijd verbonden met de nuchter persoonlijke deugden van wilskracht en spaarzaamheid, ordelijke gewoonten... self-reliance... morele tegenwoordigheid van geest [enz...] Nu ligt de nadruk op wendbaarheid, op kunnen omgaan met medewerkers en superieuren... Veeleer op gebruik maken en bejegenen van anderen dan op morele integriteit... en persoonlijke betrouwbaarheid... Train jezelf om te glimlachen... maak een goede indruk op andere mensen” (Mills, p260-64, Deel 3 Styles of Life hfst 12 Success). Men dient steeds in te spelen op andere mensen en veranderende omstandigheden. In deze beschrijving zij de inner- en otherdirected typen herkenbaar.
Otherdirectedness blijkt ook uit de competitie en obsessie met status, de status panic, die Mills in het gelijknamige hoofdstuk beschrijft. “De aanspraak op prestige van white collar wordt uitgedrukt in hun wijze van verschijnen, zoals de term ‘witte boorden’ impliceert... en moeten erkend worden door anderen... Door de indruk die men maakt kan men zich een kortstondig succes in statusaanspraak permitteren” (p241,255).
Status en prestige hangen ook meer samen met het consumptiegedrag dat zij tonen, en minder met hun werk, dat weinig status biedt. Een status die steeds minder werd, naarmate er meer white collar medewerkers kwamen. De kantoorklerk had en heeft weinig aanzien. In dit verband heeft Mills het over de ‘status proletarisering’ van het white collar proletariaat (p251). De lagere middenklasse onderscheidt zich steeds minder van de (hogere, geschoolde) arbeidersklasse en lijkt vaak lager.
“De strijd om het bestaan is... veranderd in een strijd om indruk te maken en schijn op te houden... Het is nodig de tekenen van economische verdienste te laten zien... die samengaat met economisch succes,” schreef Veblen in The Theory of the Leisure Class. Tekenen van succes laat men zien in het consumptiegedrag in de vrije tijd. “De sfeer van de vrije tijd en de wijze van verschijnen worden meer bepalend voor de status.” Het gaat om de indruk die men maakt op anderen. “Zelfvervreemding is daarbij inherent in het fetsisjisme van de uiterlijke indruk die men maakt” (p256,257). Fetisjisme is het toekenne van een bijzonder kracht aan voorwerpen. In dit geval statusgeladen objecten.
Door consumptiegedrag kan men als het ware tijdelijk een hogere status kopen door de indruk die men maakt. Ook “op vakantie kan met het gevoel van een hogere status kopen, al is het maar voor korte tijd. Een week in een duur vakantieverblijf... gerenommeerd hotel... of de eerste klas bootcruise... De prachtige twee weken voeden het droomleven in de duffe sleur... Het kunstmatige amusement en de statusverhoging bevestigen de illusoire wereld waarin veel white-collar mensen nu leven” (p257,258, hfst 11 ’The Status Panic’)
Vervreemding versus rede en vrijheid in De sociologische visie
Mills noemt het otherdirected type van Riesman in The Sociological Imagination (De sociologische visie) in de context van de vervreemde mens, die als het ware zichzelf is kwijtgeraakt in zijn voortdurende afstemming op anderen en de omgeving (p190). Vervreemding is een proces dat al langer aan de gang is. Het speelt een centrale rol speelt bij Marx, met name in zijn vroege economische en filosofische geschriften, waar Mills bij aansluit. Maar ook in de saociologie van Durkheim, Weber en andere sociologen is het begrip prominent aanwezig in de vorm van anomie of normvervaging, ‘onttovering’ en ontworteling. Dergelijke processen gaan samen met processen van rationalisering en modernisering.
Sociologische visie “is het vermogen om van het ene perspectief naar het andere over te gaan – van het politieke naar het psychologische... van een enkele familie... naar de wereld... van de meest onpersoonlijke en afstandelijke transformaties naar de meest intieme eigenschappen van het menselijke zelf en de onderlinge verbanden te zien... Deze visie stelt de bezitter in staat om het grotere historische panorama te beschouwen in termen van het innerlijke leven en de externe loopbaan van een verscheidenheid van individuen” (p11,13-14). In zijn studies geeft Mills uitdrukking aan zijn sociologische visie. Vanuit deze visie kan White Collar in een bredere context geplaatst worden.
Mills zocht aansluiting bij de Verlichtingstraditie, waarbij individualiteit, rede en vrijheid worden nagestreefd. Met rede bedoelde hij niet de eenzijdige functionele en instrumentele rationaliteit, die hij “rationalteit zonder rede” noemde en uiteindelijk kan leiden tot een “opgetogen robot” (p186). Het gaat hem om substantiële rationaliteit, waarde-rationaliteit, een soort redelijke bewustwording en het vermogen om redelijke bewuste keuzen te maken om gekoesterde waarden na te streven, zoals rede(lijkheid) en vrijheid.
Het mensbeeld van de Verlichting komt overeen met het innerdirected type en het nastreven van verinnerlijkte waarden volgens de inzichten van de geïndividualiseerde rede, die zich een zekere vrijheid ten opzichte van tradities kan veroorloven. Vrijheid omschrijft Mills als “allereerst de gelegenheid om beschikbare keuzen te formuleren, erover te argumenteren en dan te kiezen” (p193). Hij koppelt keuzevrijheid zo aan de rede en ons redeneervermogen. “Om vrij te zijn, moet een individu rationeel bewust zijn.” Het gaat erom dat de rede zijn kans krijgt om vrij zijn werk te kunnen doen in het leven van een individu (p185). Dat is in de moderne maatschappij lang niet altijd het geval.
“Tegenwoordig proberen mensen overal te weten te komen waar ze staan, en waar ze heen gaan en wat ze kunnen doen aan hedendaagse en toekomstige ontwikkelingen als hun verantwoordelijkheid... We moeten onze eigen antwoorden vinden” (p183,184). Oude tradities voldoen niet meer. Ook de waarden en normen die we van huis uit hebben meegekregen, lijken vaak verouderd. Mensen zijn op zichzelf en anderen aangewezen. En op het vermogen om bewuste redelijke keuzen te maken en zich zelfstandig denkend op te stellen tegenover de macht en manipulatie van rationele maar vaak onredelijke bureaucratische instellingen. Deze structuren “ontnemen hen de gelegenheid te handelen als vrij mens... De rationele organisatie is dan een vervreemdende organisatie... een vernietiger van vrijheid... de [voedingsbodem voor de] opkomst van de opgetogen robot... Fromm’s conceptie van de automaton. Rede en vrijheid worden bedreigd” (p187,189-191). Hij verwijst ook naar Orwells 1984.
Mills pleit voor redelijke bewustwording, opvoeding en onderwijs tot een “vrij en rationeel individu... Op het vlak van het menselijk bewustzijn moeten vrijwel alle oplossingen voor de grote problemen liggen” (p207). Daarmee doelt hij niet alleenop bewustzijnsverandering, maar ook aanpassing van sociale structuren en processen om ruimte te maken voor vrije en redelijke ontplooiing en verwerkelijking van bewust gekozen en gekoesterde waarden. In de informatiemaatschappij evenals in de industriële en premoderne samenleving ligt daar een taak voor ons.
Een nieuwe fase; van achter het scherm mensen persoonlijk beïnvloeden https://www.emons.eu/nl/carriere/online-marketing-branding-specialist-europa/
Marketingmentaliteit en persoonlijkheidsmarkt
Mills schrijft over een “samenleving van employees”, die worden gedomineerd door een “markeling mentaliteit”. Een “persoonlijkheidsmarkt” lijkt daarbij onvermijdelijk. Vakmanschap verschuift naar "handling, selling, and servicing people”. “De markt bereikt nu iedere instelling, iedere relatie” (Mills, p161). Ook persoonlijke en zelfs intieme eigenschappen worden in de sfeer van handel getrokken. Het worden waren op de arbeidsmarkt. Tegenwoordg wordt allerlei digiatale persoonlijke informatie verhandelt.
“Voor de huidige maatschappij geldt dat kopen en verkopen een allesdoordringend principe is geworden... [Onze] eigen persoonlijkheid [wordt] een instrument ten behoeve van kopen en verkopen” (Verhoogt, p174). Dat geldt nu voor onze persoonlijke data. Ook ons privéleven en internetgedrag raken steeds meer doordrongen van de handel in gepersonaliseerde data. Die handel is uitgebreid tot stuitende proporties, en trekt zich weinig of niets aan van privacy (zie Big Tech in CM 124). Amazon kan bogen op een paragraaftitel van Nills: ’de grootste bazar van de wereld’. De schaalvergroting van warenhuizen vond al in zijn tijd plaats. “De Bazar noemde zich de Universal Provider... de All Around Store” (Mills, p166,167). Bij Amazon heeft deze trend van schaalvergroting zich doorgezet.
”De onderneming lijkt autonoom te worden, met een eigen motief: de wereld manipuleren om winst te maken... Dit motief wordt belichaamd in een gerationaliseerde onderneming... Zoals de arbeider de machine niet meer in bezit heeft, maar erdoor wordt beheerst, zo is de middenklasse-mens geen eigenaar meer van de onderneming, maar wordt erdoor beheerst” (Mills, p108).
Mills merkte reeds de gepersonaliseerde dienstverlening en public relations op, die worden gerationaliseerd en gepersonaliseerd om de verkoop te bevorderen. De huidige digitalisering en datamanagement zijn bedenkelijke vormen van voortgezette en overtrokken rationalisering.
“Zonder gemeenschappelijke waarden en wederzijds vertrouwen worden verkooprelaties verfijnd op vele manieren, zodat ze dieper ingrijpen in alle levensgebieden en relaties.... De verkopersethiek en conventies pretenderen [persoonlijke] interesse in anderen om hen te manipuleren... Mensen raken vervreemd van elkaar als ze heimelijk als instrument worden gebruikt”.
“Na verloop van tijd is de cirkel rond: men wordt een instrument van zichzelf en ervan vervreemd... Wat begon als publieke en commerciële (zaken)relaties is diepgaand persoonlijk geworden: er is een public-relations [en een commercieel] aspect aan privérelaties van allerlei soorten, waaronder de relatie met onszelf.” Met andere woorden: mensen worden ontmenselijkt en dom gemaakt, “politically emasculated and culturally stultified”. (Mills, hfst 8 ’The Personality Market’, slot, p187-88, https://en.wikipedia.org/wiki/C._Wright_Mills,. https://en.wikipedia.org/wiki/White_Collar:_The_American_Middle_Classes).
Het lijken profetische woorden. Ze kunne worden toegepast op het huidige datamanagement van Big Tech, die van onze maatschappij met behulp vanl van internet een grote winkel, showroom en panopticum maken, waarin mensen van alle kanten worden bekeken. De laatste woorden van Mills in White Collar zijn: “Op de marktplaats van de Amerikaanse maatschappij zijn de nieuwe middenklassen te koop... Wie sterk genoeg is, kan ze waarschijnlijk kopen. Tot dusver heeft niemand een serieus bod gedaan” (p354).
Tegenwoordig zijn de data van alle sociale klassen en groeperingen te koop. Bedrijven doen biedingen bij Big Tech. Hun data brengen samen miljarden op. Mensen verkopen zichzelf als het ware aan BigTech door hun internetgedrag. Tegenwoordig verkiopen ze niet alleen hun arbeid, maar ook hun persoonlijke gegevens. Hoe langer men aan het scherm zit, deste meer data en geld hun data opbrengen. In Mills’ openingszinnen staat o.m.: “welke toekomst zij ook hebben, deze zal niet door hen gemaakt zijn... Intern zijn ze verdeeld, gefragmenteerd, extern zijn ze afhankelijk van grotere krachten” (p ix). Mills zag de bui al hangen.
https://verkenjegeest.com/wp-content/uploads/2018/04/Noam-Chomsky-over-massale-manipulatie-e1538900870490.jpg
Van macht en gezag naar manipulatie
Riesman gaat niet mee met de hypothese van een heersende klasse, die ook door Mills wordt verworpen (“Is there a ruling class left?” Riesman, p217. Nee dus). De machtselite van Mills is een diffuus gezelschap van diverse (elitaire) groeperingen. Diversiteit geldt wellicht nog meer voor de middenklassen. De macht in de VS en andere westerse landen is verdeeld over bedrijven, partijen, media, lobbygroepen, intellectuelen en andere groeperingen (hfst 10 ‘Images of Power’). Mills meende dat de middenklasse vatbaar zou kunnen worden voor manipulaties van Big Business. Ze vormden niet alleen een economisch potentieel, maar ook een politiek potentieel, een soort zwijgende meerderheid, die nog geen duidelijke stem en visie had en niet georganiseerd was in vakbonden. Heeft hij ongelijk gekregen?
De nieuwe middenklasse van white collar zit vaak gevangen in een bureaucratische organisatie met beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en perspectieven. “Degenen die de macht hebben oefenen deze op verhulde wijze uit: zij bewegen zich van gezag naar manipulatie... De management demiurg breidt zich uit naar opinie en emotie... In de beweging van gezag naar manipulatie verschuift macht van het zichtbare naar het onzichtbare, van het bekende naar het anonieme... Exploitatie wordt minder materieel en meer psychologisch... Het bewerken van instemming met gezag is verschoven naar het domein van manipulatie waar de machtigen anoniem zijn” (Mills, p110).
De bureaucratie in de tijd van Mills had al een enorme macht en controle over mensen gekregen door “de mogelijkheid van absolute controle over een veelheid van individuele administratieve operaties door de controle van formulieren” (hfst 9 ‘The Enormous File’). Met internet, sociale media en surveillance-technologie is dit meer geworden. En met surveillance en evaluatie door klanten, collega’s en leidinggevenden kunnen mensen nog meer gecontroleerd worden.
Macht lijkt meer gecentraliseerd geraakt, met name de macht op en over internet. Deze macht is verworden tot manipulatie, heimelijke macht, die wordt uitgeoefend zonder dat wij ons ervan bewust zijn. Daardoor is het moeilijker ons ertegen teweer te stellen. Mills beschreef reeds dat in bureaucratieën macht en gezag verschoven naar manipulatie. Een dergelijke macht is effectiever om mensen te beheersen en te controleren dan dwang en krijgt een voorkeur. Dat zien we tegenwoordig met name bij Big Tech, die gebruik maakt van de moderne informatietechnologie. O.a. Rusland en China wordt ook nog gewerkt met met gewelddadige repressie. Gezag vraagt legitimatie. “Manipulatie komt op als gecentraliseerde macht niet publiekelijk wordt gerechtvaardigd en als machthebbers niet geloven dat ze deze kunnen rechtvaardigen” (Frank W. Elwell, ‘C. Wright Mills on White Collar’ (http://www.faculty.rsu.edu/users/f/felwell/www/Theorists/Essays/Mills1.htm)
https://voxeurop.eu/nl/de-eu-heeft-e
Rationalisering, bureaucratisering en digitalisering
Mills is beïnvloed door Karl Marx en het Amerikaanse pragmatisme, maar werd geen marxist of pragmatist. Machtsverschillen, conflict en antagonisme tussen sociale klassen en groeperingen zoals vakbonden en werkgevers speelden in zijn werk een belangrijke rol. Ook vervreemding is bij hem een centraal thema. De sociologie van Mills sluit echter meer aan bij de ‘klassieke sociologie’ van Karl Mannheim en Max Weber, wiens werk hij deels vertaald heeft. Het proces van rationalisering en bureaucratisering, dat leidde tot toenemende eenzijdige instrumentele en technische rationaliteit en controle, is cruciaal in hun werken. Digitalisering is te beschouwen als een verdergaande fase van rationalisering en bureaucratisering met nog meer controle-, beïnvloedings- en surveillance-mogelijkheden ten koste van onze vrijheid en privéleven.
“Het is vreselijk om te denken dat de wereld op een dag gevuld kan zijn met kleine radertjes, kleine mensen die zich klampen aan kleine baantjes en streven naar de grotere... Het is een ontwikkeling waarin we al gevangen zitten. En de grote vraag is daarom niet hoe we deze kunnen promoten en bespoedigen, maar hoe we ons tegen deze machinerie teweer kunnen stellen om een deel van de mensheid vrij te houden van deze uitverkaveling van de ziel, van deze superieure beheersing door de bureaucratische manier van leven” (Max Weber in R A Nisbet, The Sociological Tradition, p 299).
Miils schreef met dezelfde strekking: “Rationaliteit lijkt nu een nieuwe vorm te hebben aangenomen en heeft zijn zetel niet in het individu, maar in de instituties die door hun bureaucratische planning en mathematische predictie zich zowel meester maken van de vrijheid als de rationaliteit van de kleine individuele mensen die erin gevangen zitten (p.xvii, Tromp, p235).
Informatietechnologie, digitalisering, sociale media en internet hebben geleid tot een nog meer ingrijpende vorm van bureaucratisering, die doortrokken is van het kapitalistische streven naar winst en rendement. “Het bedrijf werd mettertijd autonoom, met een eigen motivatie: de wereld manipuleren om winst te maken.... Exploitatie wordt minder materieel en meer psychologisch” (Mills, White Collar, p108, J P Verhoogt, Moderne maatschappijkritiek: C Wright Mills als criticus, p173).
Big Tech lijkt tegenwoordig wat het bovenstaande betreft alle records te breken. De wereld is een grote markt geworden, die met informatietechnologie en databeheer nog meerte manipuleren valt. In de consumptiemaatschappij, die doortrokken is van jacht op geld om dingen te kopen en te verkopen, worden status en prestige in toenemende mate gebaseerd op consumeren. Door persoonsgericht adverteren met behulp van datamanagement wordt dit consumptiegedrag versterkt ten koste van persoonlijke autonomie en substantiële, waardegedragen rationaliteit. Zo worden mensen bij toenemende welvaart armer en afhankelijker als persoon.
“Niemand weet wie in de toekomst zal leven in deze kooi... waarvan de onbetekenende mens meent dat hij een niveau van beschaving heeft verkregen dat nooit eerder is bereikt”, schreef Weber aan het eind van De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme. Dit kunnen we ons ook afvragen bij de huidige digitale samenleving.
Mensen en robots beginnen meer op elkaar te lijken
https://www.bcs.org/articles-opinion-and-research/a-robot-promoted-me-the-future-of-automation/
Mechanisering, automatisering en digitalisering
Rationalisering gaat samen met mechanisering, die leidde tot industrialisatie, fabrieksarbeid, verstedelijking en het ontstaan van een arbeidersklasse. Na de tweede wereldoorlog is de arbeidersklasse door toenemende welvaart en sociale wetgeving verburgerlijkt en gaat deze over in de nieuwe middenklasse. De arbeidersbeweging ging gepaard met sociale wetgeving, die leidde tot de naoorlogse verzorgingsstaat en meer administratie meebracht. Dat gold ook voor de handel, verkoop en productie van bedrijven. De industriële maatschappij ontwikkelde zich tot postindustriële informatiemaatschappij.
Automatisering en digitalisering vormen een volgende fase, daarna mogelijk ook robotisering. Met superintelligentie ijkt het echter zo’n vaart nog niet te lopen, volgens Nick Bostrom in de boekbespreking in dit nummer. Mensen lijken wel in toenemende mate te worden beheerst door computers, sociale media, internet en de bedrijven die deze sturen.
In plaats van achter machines, typemachines en ander apparaten zitten mensen achter schermen. Wat is er wezenlijk veranderd? De macht is ook nog steeds geconcentreerd, zij het in andere bedrijven dan vroeger. Het surveillance-kapitalisme lijkt een nieuwe fase in te luiden met horigheid aan Big Tech (zie CM 124).
Wat te doen? Allereerst de situatie onder ogen zien en er ons kritisch van bewust te worden. Vervolgens onze autonomie en vrijheid behoeden. Burgers en overheid dienen hun verantwoordelijkheid te nemen en hun invloed en gezag te versterken tegenover Big Tech en andere Big Business. Misschien is een nieuw soort keynesiaanse economie gewenst met een andere rol van de overheid, de gemeenschap en de commons, die zou kunnen worden uitgewerkt. Mariana Mazzucato en anderen hebben al een voorzet gedaan om het neoliberalisme terug te fluiten in De ondernemende staat (zie CM 106 en 107).
Dit alles vraagt veel creatieve intelligentie. Het is de vraag of deze achter schermen optimaal tot zijn recht komt. Het lijkt vooral ook een zaak van samenwerking volgens het principe van twee weten meer dan één. Zie bijv. Peter Turchin, Ultrasociety: How 10.000 years of war made humans the greatest cooperators on earth. Hij laat zien hoe we door de eeuwen heen beter af zijn geweest met samenwerking. Daarbij kan internet behulpzaam zijn.
https://mindyoung.nl/bijzondere-ervaringen/gedachten-en-gevoelens
Computers, smartphones en telecommuncatie kunnen ook strees geven
Een telegemeenschap?
Alvin Toffler heeft het in De derde golf (p345), de overgang naar de informatiemaatschappij, over de vorming van een “telegemeenschap”. “De populaire vrees dat computers en telecommunicatie ons zullen beroven van het persoonlijk contact en het surrogaat zullen vormen voor echte menselijke relaties is naïef. Het omgekeerde zou weleens het geval kunnen zijn”. Is het niet naïef om te denken dat “nieuwe technieken wellicht zorgen voor versterking van de banden in het gezin en de plaatselijke gemeenschap[?] Computers en telecommunicatie kunnen ons helpen bij de opbouw van het gemeenschapsgevoel.” Zie ook Rana Foroohar in Big Tech, besproken in CM 124. Internet zou volgens aanvankelijke idealistische verwachting wereldwijd leiden tot verbinding en kennisoverdracht.
Volgens Norbert Elias in Gesellschaft der Individuen zou toenemende solidariteit vooral gelden op mondiale schaal (zie bijv. nu solidariteit met Oekraïne, maar tegen Rusland). Op lokale en persoonlijke schaal zou de individualisering echter toenemen. Ieder achter zijn eigen scherm. Ook het nationalisme lijkt welig te tieren. Tevens schijnt het thuiswerken het contact met collega’s en de banden in het gezin niet te hebben verbeterd, zoals Toffler veronderstelde. Het gaat volgens hem vooral “om het aanpakken van passiviteit en onmacht”, met name wat betreft het leggen van contacten.
Het is de vraag of internet en sociale media in het algemeen behalve tot meer kwantiteit ook hebben geleid tot meer kwaliteit van de contacten. Bij sommige contacten zal dit ongetwijfeld het geval zijn. Die worden echter gecompenseerd door uitwassen, zoals vormen van intimidatie e.d. via internet en sociale media en internetcriminaliteit,. Soms met fatale gevolgen, zoals bij Amanda Todd, een meisje dat met naaktfoto’s werd gechanteerd. Het hangt af van hoe we de informatietechnologie gebruiken, zoals dat ook geldt voor andere technische middelen. En dat hangt weer af van ons niveau van ethisch, sociaal en spiritueel bewustzijn en het in praktijk brengen van normen en waarden.
Internet en media lijken enerzijds te leiden tot meer verbindingen, anderzijds tot individualisering. Zoals gezegd, ieder achter zijn eigen scherm. Vandaar de vatbaarheid voor informatiebubbels en algoritmen bij gebrek aan een sociaal-cultureel kader om informatie in te plaatsen. De bubbel wordt het nieuwe kader, waarin men vooral gelijkgezinden zoekt. Een ongezonde situatie die onafhankelijk en kritisch bewustzijn bemoeilijkt.
https://www.recupel.be/nl/blog/elektro-apparaten/
We gebruiken een enorme hoeveelheid vervuilende apparaten om het leven te veraangenamen
Nabeschouwing: afhankelijkheid van apparaten
Zoals de arbeidersklasse en de ondernemers de industriële maatschappij gestalte gaven, zo dragen de middenklassen de informatiemaatschappij. De consumptieve leefstijl van de middenklassen verspreidde zich over de hele samenleving. De ‘American way of life’ werd overal geadopteerd. Door economische groei, concurrentie en fusie van bedrijven vermindert het aantal kleine ondernemers, die de oude middenklasse vormen. Er is een toename van grote bedrijven, bureaucratische organisaties en kantoormedewerkers. Zij vormen de nieuwe middenstand, maar hoeven niet meer te plannen en te sparen voor hun eigen bedrijf. De uitgestelde behoeftebevrediging, die typerend was voor de middenklasse en gestimuleerd werd door de protestantse en in ruimere zin de christelijke ethiek, werd in de moderne tijd veranderd in een hedonistische consumptiecultuur met milieuvernietigende consequenties.
Goedkoop vermaak en producten die het leven veraangenamen en comfortabeler maken, zijn voor de meeste mensen beschikbaar geworden in een rat race naar steeds nieuwere en betere producten en aan de man of vrouw gebracht door uitgekiende reclame. Burgers zijn hard op weg consumptieslaven te worden als ze het al niet zijn. Ze gaven de aarde een ander aanzien.
Men woont in steeds grotere getalen in megasteden, meestal zonder een verleden en leidt vaak lege en vervreemde levens ver van de natuur als deelgenoten van een schrale en massale stadscultuur, waar de smaak van de massa gestuurd wordt door reclame en moeilijk voorspelbare rages. Men voorziet zich van een steeds groter aantal apparaten om het leven te veraangenamen. Het leven staat in dienst van de productie en consumptie en een niet aflatende maar steeds toenemende stroom van informatie. Bij voorkeur met een goedbetaalde baan om al die apparaten en andere gadgets en hebbedingen te kunnen bekostigen.
‘Hogere’ doelen en waarden kalfden af en verschraalden met de teloorgang van de gevestigde religies, hoewel mensenrechten meer naar voren lijken te komen. Het gezin werd een “haven in een harteloze wereld” van de grote stadscultuur, naar een boektitel van Christopher Lasch, en werd vaak door relatieperikelen en een hoge echtscheidingsgraad geteisterd. Het consumptieve geluk kwam centraal te staan. Ook relaties werden geconsumeerd. Als ze niet bevredigden, werden ze vervangen door andere. Verouderde producten werden vervangen door nieuwere. Het moderne leven wordt meegenomen door een voortdurende stroom van producten en apparaten die het leven daarvan afhankelijk maken.
De smartphone lijkt het ultieme apparaat dat ons leven steeds meer bindt en stuurt, maar waarheen? Internet en sociale media zijn de kanalen voor miljardenwinsten en kapitaalconcentratie, die door het aanprijzen van consumptieartikelen met gepersonaliseerde reclame worden gegenereerd.
Herstel van immateriële waarden
Is het niet hoog tijd om menselijke waarden te herstellen in een duurzaam leven waarin de natuur en medemensen een vooraanstaande plaats innemen en waarin we kiezen voor wat het leven blijvende vervulling geeft? Zullen immateriële waarden meer prominent worden, zoals sociologen als Sorokin en Inglehart veronderstelden? Worden productie en consumptie mede daardoor weer tot acceptabele proporties teruggebracht in een circulaire economie die de aarde in stand houdt en niet ruïneert?
We kunnen hier een bewuste keuze maken als we ons bewust zijn van de opties die we hebben. Waarom kiezen we niet voor een meer spirituele levenswijze gericht op zelfverwerkelijking en menselijke waarden? Dat lijkt ook beter voor de aarde. Bovendien kan het meer innerlijke vrijheid geven dan alleen of voornamelijk materiële verworvenheden ons te bieden hebben.
Overheidsregulering van Big Tech en andere energievretende megabedrijven en milieuwetgeving e.d. zijn hard nodig. Deze dienen echter te worden gedragen door een collectief (bewustzijn) dat daarachter staat en kiest voor een leefwijze met minder consumptieve gewenning en verslaving met immateriële waarden die niets kosten en gratis beschikbaar zijn in de diepte van ons hart en onze geest. Veel mensen lijken niet meer te weten dat ze een hart, een geest en een ziel hebben en geloven misschien dat dit producten zijn van geconditioneerde hersenwerking waarover we weinig te zeggen hebben. Een dergelijke zienswijze past bij een consumptieve leefwijze, die wordt aangedreven door de industrie, welke in toenemende mate de wetenschap financiert om lucratief onderzoek te doen naar bijv. gedragsmanipulatie en naar steeds meer geavanceerde en verslavende apparaten, die we niet nodig hebben om een gelukkig leven te leiden. Zo’n leven vraagt een keuze en richting van binnenuit, waarbij reflectie en meditatie een prominente plaats hebben. (Zie o.m. Toon van Eijk, Klimaatcrisis, gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling).
Een meer duurzame samenleving en leefwijze kan niet hoofdzakelijk door overheidsingrijpen worden gerealiseerd. Mocht dat wel het geval zijn, dan riekt het naar totalitarisme en overheidsdwang. Het gaat om een keuze die wij in groten getale maken, ieder voor zich en de overheid voor ons allen.
Het volgende deel plaatst bovenstaande sociologische bevindingen in een nog bredere cultuurhistorische context.
Noot: Fear of Falling: The Inner Life of The Middle Class
Onlangs overleed on derzoeksjournaliste Barbara Ehrenreich, auteur van Fear of Falling: The Inner Life of The Middle Class (1989) en van Nicled and Dimed - On (Not) Getting by in America (2001) over de onderklasse, gebaseerd op participerende observatie als o.m. serveerster, bejaardenverzorgstr, afwasser en medewerkster bij een supermarkt. Fear of Falling ademt de geest van Mills, die enkele decennia eerder ook al geen opwekende beschrijving gaf, die nog altijd actueel blijkt, evenals het boek van Ehrenreich, dat de visie van Mills lijkt te ondersteunen. "Het is een analyse die een kwart eeuw later in Nederland nog door politici... wordt overgenomen... ’Miljoenen mensen doen dit soort werk hun leven lang,’ zei ze toen ze in 2018 de Erasmusprijs in ontvangst nam" (NRC 5 sept.).
"A brilliant and insightful exploration of the rise and fall of the American middle class by New York Times bestselling author, Barbara Ehrenreich.
One of Barbara Ehrenreich’s most classic and prophetic works, Fear of Falling closely examines the insecurities of the American middle class in an attempt to explain its turn to the right during the last two decades of the 20th century.
Weaving finely-tuned expert analysis with her trademark voice, Ehrenreich traces the myths about the middle class to their roots, determines what led to the shrinking of what was once a healthy percentage of the population, and how, in its ambition and anxiety, that population has retreated from responsible leadership.
Newly reissued and timely as ever, Fear of Falling places the middle class of yesterday under the microscope and reveals exactly how we arrived at the middle class of today.|"
Big Tech stemt zich met gepersonaliseerd adverteren af op de persoon in de massa
Bijlage 1 De tragische levensloopbaan van de white collar girl
Mills wisselt zijn betoog af met illustratieve portretten en typeringen die zijn boek onderhoudend maken. De white collar girl en de intellectueel zijn gekozen omdat vrouwen evenzeer als mannen de informatiemaatschappij en de overgang er naar toe dragen, zoals ook Fukuyama bevestigt in Deel 4. Bovendien geeft Mills een aandoenlijk portret van de white collar girl, ook al komt het misschien wat gedateerd en stereotype over. De intellectueel speelt in het meest bekende boek van Miils, The Sociological Imagination (De sociologische visie) een cruciale rol, Daarvan is in White Collar nog geen sprake. Toch zal de overgang naar een meer gewenste maatschappij een voorhoede nodig hebben. Intellectuelen komen daarvoor vanouds in aanmerking. Ongeorganiseerde white collar medewerkers vormen een achterhoede zoals Mills’ laatste hoofdstuk The Politics of the Rearguard, bevestigt de politiek van de achterhoede. De white collar girl treedt bepaald niet op de voorgrond. Zij houdt zich doorgaans met andere aangelegenheden bezig. Voor zijn beschrijving van de white collar girl put Mills uit Amerikaanse romans en films bijv The Job van Sinclair Lewis en de toenmaals populaire film Kitty Foyle: The Natural History of a Woman. Hij put in White Collar veelvuldig uit romans en films.
“De white collar girl wordt gewoonlijk geboren bij ouders uit de lagere middenklasse in een kleine stad... Na haar high school krijgt ze, knap en leuk als ze is, een baan in haar eigen stad. Maar zij smacht naar onafhankelijkheid van familie en lokale bindingen; ze wil naar de grote stad, bij voorkeur New York... Ze deelt [daar] een appartement met een goede vriendin, soms uit haar eigen stad.... een essentiële psychologische behoefte in de grote stad en... de enige redding van eenzaamheid en verveling.”
“Haar eerste baan is een voortzetting van haar opleiding als typiste... Ze leert de kantoorroutine met ... zijn nieuwe efficiënte drukte. Ze leert ook omgaan met het mannelijke element op kantoor en begint te geloven dat alle mannen uit zijn op één ding... Ze krijgt haar eerste cocktail van een verkoper die een expert is wat betreft de psychologie van typistes.... Er is een baas... wiens secretaresse zij op een dag hoopt te worden. Er zijn lagere executives en salesmen, die in aanmerking komen voor een huwelijk of een date of op zijn minst goed zijn voor een etentje... Het liefdeleven van de white collar girl omvat vaak frustrerende ervaringen met een vriend... Als de white collar girl niet haar gewenste man krijgt verhardt de ervaring haar en maakt haar tot de koele, gepolijste stedelijke carrièrevrouw en vrijgezelle vrouw. Ze heeft geen bezwaar tegen love affairs ‘als ze genoeg om de man geeft’, maar ze ziet een huwelijk niet zitten. Na haar eerste frustrerende ervaring, komt de liefde echter op het tweede plan te staan in haar carrière. Want ze begint haar baan leuk te vinden en krijgt promotie.”
“Als ze een succesvolle carrièrevrouw wordt, denkt ze aan een upper-class man en is ze te ontwikkeld voor de gemiddelde man uit haar kennissenkring. Gewoonlijk heeft ze een voorkeur voor mannen die ouder zijn dan zij. Boven de dertig, kijkt ze een beetje moederlijk naar het incidentele liefdeleven van jongere happy-go-lucky meiden. Ze is nu een ontwikkelde vrouw, efficiënt in haar werk, en verdringt haar liefde voor haar getrouwde baas, voor wie zij zich onmisbaar maakt... Mettertijd verlangt ze naar een gezinstoekomst, ze neemt echter genoegen met de ... liefdeloze routine van het kantoor... De carrière heeft het huwelijk vervangen; het conflict van de white collar girl is opgelost; ze is hoger opgeklomen; ze zit in een vrouwenklooster” (Mills, 202-04, ‘The White-Collar girl’).
Bijlage 2 De afhankelijke positie van intellectuelen
“Van alle groepen van de middenklasse zijn de intellectuelen het meest wijdverspreid en heterogeen... Ze moeten veeleer omschreven worden in termen van hun functie en kenmerken dan hun sociale positie: als mensen die zijn gespecialiseerd in symbolen, intellectuelen produceren, distribueren en bewaren verschillende vormen van bewustzijn. Ze zijn de directe dragers van kunst en ideeën. Zij proberen een zin voor individuele geest te cultiveren in hun zelfbeelden, die enige afstand nemen van populaire waarden en stereotypen... ‘tegenover het regime van bruikbaarheid en conformiteit’” (Mills, p142,143).
Ze staan vaak kritisch tegenover autoriteit en gevestigde meningen en veroorloven zich een zekere vrijheid van denken, die echter vaak in gebaande ideologische paden terecht komt. Het ideaal van ‘de vrije geest’ wordt vaak niet gerealiseerd. “In een korte liberale periode in de westerse geschiedenis waren vele intellectuelen vrij... om opvattingen en ideeën te bekritiseren... te strijden voor een nieuw soort vrijheid... De condities voor vrijheid zijn niet langer beschikbaar... voor de intellectueel, en nergens is het verval voor de intellectuelen duidelijker geweest dan in de 20e eeuw in Amerika” (p143,144).
Linkse intellectuelen
Er was een tijd dat ‘linkse intellectuelen’ zich roerden. Maar de recessie van het socialisme, de val van het communisme en de opkomst van het neoliberalisme is hun stem verzwakt. Ze zochten een alliantie met de arbeiders, die niet erg slaagde, daar beiden in verschillende (ideeën)werelden leefden. Big Business kreeg de overhand. “Zelfs de productie van utopia’s leek te worden gecontroleerd en gemonopoliseerd door de medestanders van big business, die het publiek een technologische val van ‘toeters en bellen’ voorhouden zonder te vertellen hoe deze goederen wijd verspreid konden worden... Komende technologische wonderen werden benadrukt” (p147). Dat is inmiddels wel gebeurd met de TV, de mobiele telefoon en tal van gadgets. “De ingenieur en technicus kregen de overhand over de intellectueel” (p160). Dat zien we nu vooral bij Big Tech.
“De malaise van de Intellectuelen” was dat zij terecht kwamen in “de malaise van een spirituele leegte” (p148). Het existentialisme geeft daaraan bijv. uiting (zie CM 118). Zij verloren hun radicaliteit en vrijheidszin, namen genoegen met vrije seks en vrije (artistieke) expressie en pasten zich aan.
In de tijd van Mills kreeg het systeembevestigende structuur-functionalisme de overhand in de sociologie, dat hij bekritiseerde in The Sociological Imagination. De sociale structuur en “de bureaucratie bepalen in toenemende mate de condities van het intellectuele leven” (p149). Ook universiteiten zijn bureaucratieën geworden, waar de meerderheid lijkt te regeren en wie men het meest citeert. Dissidente visies worden geweerd. Dat kwam bijv. tijdens de coronacrisis tot uiting. Hetzelfde geldt voor het medische establishment, dat het medisch tuchtrecht en de marketing machine van Big Pharma achter de hand heeft om artsen in het gareel te houden en gebaande paden te laten volgen.
Intellectuelen werden marketeers. Hun werk werd een opinievormend beroep (opinion-forming profession). Ze werden ook communicatiedeskundigen die samenwerkten met managers. “Zowel de stijl van werken en leven van intellectuelen en managers als hun overheersende interesses komen op veel punten overeen... In een bureaucratische wereld van georganiseerde onverantwoordelijkheid is het echter moeilijker geworden om een afwijkende visie te hebben... Tussen de intellectuelen en hun potentiële gehoor staan technische, economische en sociale structuren die door anderen worden bestuurd... als de intellectueel wordt ingehuurd door de informatie-industrie, moet zijn algemene streven natuurlijk bepaald worden door de beslissingen van anderen in plaats van door zijn eigen integriteit... In zijn geval [van ingehuurd man] wordt veeleer manipulatie dan gezag uitgeoefend... De vrijheid van free-lance wordt beperkt” (p149,150).
https://www.youtube.com/watch?v=sfLgYQyXvzg
Ten dienste van zakelijke belangen
Wat betreft scriptschrijvers “wordt hun werk aangepast aan massa-effecten om te verkopen op een massamarkt... De thema’s van massaliteratuur en –vermaak, van pulp en bagger... worden bepaald door de redacteur of directeur. De schrijver voldoet aan een order... Zelfs de redacteur... of de directeur... ontsnapt niet aan de depersonalisatie van de publiciteit en vermaaksindustrie. Hij is ook in dienst van een zakelijk bedrijf, geen zelfstandige persoonlijkheid. Massacommunicatie wordt niet zozeer geredigeerd door een persoon maar meer gereguleerd volgens een handige formule... De rationalisering van de literatuur en de commercialisering van de kunsten begon in de sfeer van distributie,” bij uitgeverijen. Het is een commerciële industrie geworden. “Uitgevers zijn in toenemende mate leden geworden van een semi-anonieme staf geworden die veeleer wordt geleid door formules dan door toegewijde professionele mensen” (p150,151).
Ook op universiteiten staan onafhankelijke intellectuelen onder druk, niet alleen publicatiedruk, maar ook conformiteitsdruk naar heersende paradigma’s, zoals Thomas Kuhn heeft laten zien.
“Onderzoek... is in toenemende mate afhankelijk van fondsen... die een aversie hebben tegen geleerden met onpopulaire, ‘niet opbouwende’ hypothesen...Verbintenissen [met intellectuelen] leiden tot een soort vrijwillige censuur, in de hoop onderzoeksmogelijkheden, reizen en subsidies te krijgen. Stilzwijgend... of expliciet... sanctioneert de academische intellectueel vaak illusies die het gezag ondersteunen in plaats van zich ertegen uit te spreken... Meer en meer mensen... worden afhankelijke gesalarieerde medewerkers, die de meeste alerte uren van hun levens besteden aan doen wat hen gezegd wordt. In onze tijd voelt het individu... zich hachelijk verloren... het meest acuut... in de wereld van de intellectueel. want hij leeft van communicatie, en de middelen van effectieve communicatie zijn de intellectueel ontnomen” (p151,152). Deze trend heeft zich doorgezet. Massamedia zijn het bezit van een aantal superrijke miljardairs. De sociale media worden gedirigeerd door Big Tech.
“Jezelf verkopen betekent een gebruiksartikel maken van jezelf. Een artikel bestuurt de markt niet; de nominale waarde wordt bepaald door wat de markt ervoor geeft.” De vermarkting doet zich ook gelden op het gebied van communicatie en de media, die zich voeden met reclame en in dienst daarvan staan. Een groot deel van de communicatie is reclame geworden en een groot deel is pulp en sensatie. Er blijft dus weinig over wat van waarde is.
Behoefte aan rechtvaardiging en geloofwaardigheid
“Bij alle pogingen om aandacht en geloofwaardigheid zeker te stellen zijn intellectuelen nodig bij het rechtvaardigen en ontkennen. Er is een grote behoefte aan nieuwe rechtvaardigingen” (p153). Dat bleek pregnant bij de coronacrisis, waarbij de politiek en de media de steun van wetenschappers nodig hadden om geloofwaardig over te komen, de ernst van de situatie te benadrukken en de drastische maatregelen te rechtvaardigen, die voor velen zeer nadelig waren. Een overtuigende kosten-baten analyse is moeilijk te maken en zal mogelijk bij velen tegen het zere been raken.
Bij het verval van traditionele waarden en rechtvaardigingen speelden intellectuelen een sleutelrol, zonder daarvoor veel nieuwe zingeving in de plaats te stellen, nadat linkse en rechtse ideologieën hadden afgedaan en er nauwelijks nieuwe voor in de plaats kwamen. Alleen het ‘ecologisme’ lijkt een nieuwe trend te zijn geworden, die Mills niet meer heeft meegemaakt. Ideeën en “symbolen werden gebanaliseerd... en appellerende symbolen moesten sneller worden verspreid” (p154).
“De macht van moderne bedrijven is niet gemakkelijk te rechtvaardigen in termen van de eenvoudige democratische theorie van [volks]soevereiniteit.” Het vraagt om nieuwe rechtvaardigingen, waar “vele intellectuelen een goed inkomen mee verdienen.” Gevestigde belangen en machthebbers vragen om een ideologische rechtvaardiging. “Opinies moeten worden gefinancierd... die continu moeten worden gemanaged en bevestigd... Intellectuelen zijn nodig om passende mythen te maken... Een van de belangrijkste taken van de manager
s is ideologisch [en manipulatief].... Zij zoeken naar overtuigende rechtvaardigingen” (p154).
https://pt.slideshare.net/BBPMedia1/duistere-conversie-dilemmas-van-verleiding-naar-misleiding-dit-staat-ecommerce-te-wachten
Crises, onverantwoordelijke beslissingen en misleiding
“Hernieuwde crises... en angsten... geven een nieuwe urgentie aan het zoeken van adequate verklaringen” (p155). En ook naar rechtvaardigingen van maatregelen zoals tijdens de bankencrisis, de coronacrisis, de milieu- en klimaatcrisis en de Oekraïense oorlog. Ook hier ligt een taak voor intellectuelen. “Als onverantwoordelijke beslissingen de overhand hebben en waarden niet proportioneel verdeeld zijn [evenmin als maatregelen] moet algemene misleiding worden toegepast door en voor degenen die de beslissingen nemen.” Deze uitspraak is direct van toepassing op genoemde crisis, het meest manifest wellicht op de coronacrisis.
“Een toenemend aantal intellectueel onderlegde mensen werkt in machtige bureaucratieën en voor de relatief weinigen die de beslissingen nemen. Als de intellectueel niet direct wordt ingehuurd door zo’n organisatie, neemt hij kleine stappen op zowel zelf-misleidende als bewuste wijze, zodat zijn gepubliceerde opinies conformeren met de beperkingen die door de organisaties worden opgelegd... De intellectueel wordt zo een spreekbuis... In alle tijden werd aan intellectuelen getrokken om in lijn te komen met de populaire mentaliteit of de heersende klasse en weg van een onafhankelijke positie.”
Dat lijkt in de 20e en 21e eeuw niet veel anders te zijn. Ook al “houden zij de schijn op van objectiviteit en integriteit... in veel gevallen zijn zij opgehouden vrije intellectuelen te zijn.” Ze zijn vaak communicatiedeskundigen geworden, managers van opinies, informatietechnici die ideeën en meningen verkoopt en aan de man brengt. “Anderen zeggen wat te doen... vervangt anderen te zeggen hoe het is”. Zij werken mee “aan de verspreiding van gestuurde communicatie” (p155,156). Dit geeft hen kansen om geld te verdienen in een samenleving waarin geld centraal staat en de status bepaalt.
De eisen van de macht
“De wereld van massa-denken en massa-kunst leent zich steeds meer voor de eisen van de macht”. Sommige intellectuelen willen hun verantwoordelijkheid nemen, als zij zien hoe “aan de top publieke beslissingen genomen worden door machtige mensen die zelf niet lijden onder de schadelijke effecten van hun beslissingen. In een wereld van grote organisaties wordt het verband tussen machtige beslissingen en democratische controle van onderop vaak dun en verhuld, en worden ogenschijnlijk onverantwoordelijke beslissingen door individuen aan de top vaak aangemoedigd... De politieke intellectueel is in toenemende mate een employé die leeft van communicatiemachinerieën die gebaseerd zijn op het tegendeel van waar hij voor zou willen staan... [Ook veel] intellectuelen zitten gevangen in en worden overweldigd door de ‘managerial demiurg’ in een tijd van georganiseerde onverantwoordelijkheid...
Het verlies van de intellectuelen en de rationalisatie van het vrije intellect zijn in handen van een vijand die niet duidelijk gedefinieerd kan worden” (p158-160). Het lijkt een structureel kenmerk van de moderne bureaucratische informatiemaatschappij, die niettemin om onafhankelijk denken en handelen vraagt, vrij van de gevestigde belangen van degenen die de macht hebben over de grote bedrijven en bureaucratische organisaties.
In latere publicaties komen dezelfde thema’s aan de orde, met name in The Power Elite en The Sociological Imagination, waarin intellectuelen, in het bijzonder sociale wetenschappers een sleutelrol krijgen toebedeeld die niet bewaarheid is geworden. Het voert hier te ver om op deze werken in te gaan.
Algemeen geldt dat er teweinig sociale verbondenheid is en teveel ongelijkheid. https://www.freepng.fr/png-cpzybd/
Bijlage 3: Andere gematigde en kritische Amerikaanse sociale wetenschappers
Deze bijlage is ontleend aan het artikel Elitetheorie Deel 2A, Radicale Amerikaanse sociologen: Veblen en Wright Mills in CM 102.
Er zijn natuurlijk meer kritische Amerikaanse sociologen en andere sociale wetenschappers die aansluiten bij de klassieke kritische sociologische traditie en raakpunten tonen met het werk van Mills. Enkelen zijn in eerdere artikelen genoemd. Algemene thema’s zijn: moreel en religieus verval, vermindering van sociale cohesie en gemeenschapsleven mede door een eenzijdig individueel gericht streven naar het vergaren en consumeren van waren. De individualisering gaat gepaard met verzwakking van sociale verbanden en vermindering van sociaal kapitaal, dat door de eenzijdige nadruk op financieel en economisch kapitaal in de verdrukking komt. De massasamenleving en de consumptiemaatschappij schieten tekort in de vervulling van behoeften aan zelfverwerkelijking, bevrijding en sociale verbondenheid.
Enkele vrij bekende, prominente en relevante auteurs volgen in alfabetische volgorde.
Robert Bellah is een cultuur- en godsdienstsocioloog, die veel schreef over ‘civil religion’, een soort seculiere nationale religie met nationale rituelen zoals vlagvertoon, verering van nationale helden, respect voor nationale waarden enz. Het heeft raakvakken met Character and Social Structure van Gerth en Mills, dat o.m. over symbolen en instituties gaat, die zorgen voor sociale cohesie. Zie o.m. Emile Durkheim on Morality and Society (1973), The Broken Covenant: American Civil Religion in Time of Trial (1975), Varieties of Civil Religion (1980), Habits of the Heart: Individualism and Commitment in American Life (1985), The Good Society (1991), The Axial Age and Its Consequences (2012).
Peter Berger is eveneens bekend als godsdienstsocioloog met werken van een bredere strekking: The Homeless Mind, The Social Construction of Reality heeft evengoed raakvlakken met Character en Social Structure van Gerth en Mills. Relevant in dit verband zijn verder: Facing Up to Modernity: Excursions in Society, Politics and Religion (1979), The Capitalist Revolution (1986) en The Capitalist Spirit: Toward a Religious Ethic of Wealth Creation (editor, 1990). Het laatste werk sluit aan bij de nationale waarde van het geld vergaren en ‘the higher immorality’ in The Power Elite van Mills, die wortels heeft in de puriteinse protestantse ethiek die volgens Max Weber de kapitalistisch geest heeft gevormd. Nog meer dan bij Mills knoopt het werk van Berger aan bij Max Weber.
Tom Bottomore, een Brits marxistische socioloog is in dit verband ook het vermelden waard, zie met name: Elites and Society (1964), Critics of Society: Radical Thought in North America (1967), Sociology as Social Criticism (1975), The Capitalist Class: An International Study (1989).
Erich Fromm, De gezonde samenleving, De angst voor vrijheid, De zelfstandige mens, Marx, Freud en de vrijheid en andere werken. Fromm sluit evenals Mills aan bij Marx. Zijn begrip sociaal karakter is verwant met dat van Gerth en Mills, die eveneens ingaan op de psychische structuur van een samenleving en hoe deze samenhangt met de sociale structuur.
Francis Fukayama beschreef o.m. hoe de transformatie van de industriële maatschappij en daarna de informatiemaatschappij morele normen en waarden veranderde en ontwortelde, zoals bij Mills de waarde van het geld vergaren andere waarden in de verdrukking bracht. De triomf van het kapitalisme aan het veronderstelde einde van de geschiedenis heeft ook zijn keerzijde in sociale ontworteling. De verwachte reconstructie laat nog op zich wachten. Zie met name: Het einde van de geschiedenis en de laatste mens (1992),Trust: The Social Virtues and the Creation of Prosperity (1995), The Great Disruption: Human Nature and the Reconstitution of Social Order (1999), State-Building: Governance and World Order in the 21st Century (2004), America at the Crossroads: Democracy, Power, and the Neoconservative Legacy (2006), Our Posthuman Furture (2002), over biotechnologie, en Liberalism and Its Discontents (2022).
Christopher Lasch, The New Radicalism in America (1965), Haven in a Heartless World: The Family Besieged (1977), over het bedreigde gezin, The Culture of Narcissism (1979), The One and Only True Heaven: Progress and Its Critics (1991) en The Revolt of The Elites and the Betrayal of Democracy (1995). Dat laatste boek bevat evenals bij Mills een kritiek op elites, die zich distantiëren van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ten gunste van persoonlijk gewin. De vooruitgang laat te wensen over. De gemeenschap, de religie en de onderlinge verbondenheid zijn er niet op vooruit gegaan.
Irving Louis Horowitz was een student van Wright Mills. De werken van hem die het meest aansluiten bij die van Mills zijn: The Anarchists (1964), Winners and Losers: Social and Political Polarities in America (1984). Hij redigeerde en schreef een voorwoord bij Power, Politics and People: The Collected Essays of C. Wright Mills.
Robert Nisbet is een conservatieve socioloog, die zich bekommert om gemeenschap en gezag, zoals blijkt uit zijn titels: The Quest for Community (1953), The Sociological Tradition (1966), The Social Bond: An Introduction to the Study of Society (1970), The Social Philosophers: Community and Conflict in Western Thought (1973), The Twilight of Authority (1975).
Mancur Olson is een econoom die zich o.m. met collectieve actie en publieke belangen bezig hield en in die zin raakvlakken heeft met het werk van Mills in The Logic of Collective Action: Public Goods and the Theory of Groups, (1965), The Rise and Decline of Nations: Economic Growth, Stagflation, and Social Rigidities (1982), en Power and Prosperity: Outgrowing Communist and Capitalist Dictatorships (2000).
Robert Putnam bevestigt de bevinding van Mills dat sociale cohesie, gemeenschapsleven en deelname aan vrijwillige organisaties afnemen. Sociale relaties vormen het sociale kapitaal. Zie The Comparative Study of Political Elites (1976), Bureaucrats and Politicians in Western Democracies (1981), Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community (2000), Democracies in Flux: The Evolution of Social Capital in Contemporary Society (2002), Better Together: Restoring the American Community (2003), E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century.
David Riesman, The Lonely Crowd: A Study of the Changing American Character (1951), Faces of the Crowd (1952), Thorstein Veblen: A Critical interpretation (1953), Abundance for What? (1964). Zijn studies betreffen o.m. de ‘mass society’ van Mills.
Erving Goffman, de volgende werken hebben te maken met de otherdirected levensstijl: The Presentation of Self in Everyday Life (1959, De dramaturgie van het dagelijks leven); Interaction Ritual: Essays on Face-to-Face Behavior (1967); Strategic interaction, 1969 en Behavior in Public Places (1971)
De massamaatschappij https://www.shutterstock.com/nl/image-vector/choice-among-people-project-one-person-1053747815