Civis Mundi Digitaal #126
Bespreking van Bert van den Bergh, De schaduw van de zwarte hond: Depressie als symptoom van onze tijd. Uitgeverij Boom, 2019.
Bert van den Bergh is filosoof en psycholoog. Hij is docent en onderzoeker aan De Haagse Hogeschool.
Epidemie
Er is al jaren sprake van een depressie-epidemie. De schaduw van de zwarte hond (depressie) betreft enerzijds de stagnatie die zich over onze hyperactieve en interactieve laatmoderne wereld heeft geworpen en anderzijds het verschijnsel schaamte, waardoor het gevaar van onderdiagnose bestaat. Van den Berg legt een verband tussen depressie en de laatmoderne subjectiviteit.
De culturele revolutie, die in het midden van de zeventiende eeuw begon, heeft geresulteerd in een opvatting over mensen waarin iedereen zijn eigen ‘bv ik’ moet runnen. De laatmoderne mens, met name vanaf ±1980 (het neoliberalisme), is ‘solistisch’, op te vatten als in de kern radicaal egoïstisch en hedonistisch. Hij is consument in de Heilige Markt en ‘producent’ van zichzelf. Dit past niet iedereen. “Het ‘isolistische’ subject neigt naar depressie, omdat deze stoornis in de kern de verstoring behelst van een elementair gebeuren van ritmische afstemming” (p37). Het is een ont-stemd-zijn. De analogie met muziek dringt zich op, al gebruikt Van den Bergh deze metafoor nauwelijks.
Biopolitiek
De term ‘melancholie’ (een verdrietige kijk op het leven of een onvervuld verlangen) werd in de loop van de tijd steeds meer verdrongen door ‘depressie’, dat zich concentreert rond de ernstige vorm en de deelname aan het dagelijks leven belemmerd. Die verschuiving heeft mede plaatsgevonden onder invloed van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), de bijbel van de GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg). Op dit moment is de vijfde editie van de DSM als leidraad voor de werkers in de gezondheidszorg actueel.
De samenstellers van de DSM bouwden voort op het gedachtegoed van Emil Kraepelin (1856-1926). Kraepelin legde de nadruk op de samenhang tussen de werking van de hersenen en de psyche.
Hieruit ontstond de ‘biopolitiek, “dat wil zeggen de sturing van ons denken over gezondheid, die zich allengs meer heeft verruimd tot sturing van onze levenshouding of lifestyle als geheel.” (p36) De biopolitiek legt de nadruk op het beïnvloeden van de werking van de hersenen door middel van chemicaliën (o.a. prozac) en verdrong daarmee de psychoanalyse van Sigmund Freud (1856-1939).
Van den Bergh zegt dat bij het ‘disfunctioneren’ van de hersenen, medicijnen ter ondersteuning soms behulpzaam kunnen zijn, maar dat de kern van het probleem van de epidemie in de omgeving van de persoon gezocht moet worden. Sommige mensen zijn gevoeliger voor depressies dan anderen. Een depressie kan door omgevingsfactoren geactiveerd worden.
DSM
Van den Berg bespreekt de gang van zaken rond de DSM, die de ‘depressieve stoornis’ nader specificeert als ‘stemmingsstoornis’ en ‘affectieve stoornis’. Daarbij worden stemming en affect volgens hem verkeerd begrepen. Het zijn niet uitsluitend interne aangelegenheden. ‘Stemming’ is een betrekkingsgebeuren en ‘affectiviteit’ is relationeel. Je stemt af ‘op iets’, en affect is een verhoudingskwestie tot anderen. Het is dit relationele aspect waar de rest van het boek over gaat.
Als mens ben je afhankelijk van allerlei verhoudingen tot andere mensen. Van den Bergh legt een accent op de aard van de betrekking tot de (ultra-liberale) samenleving waar we nu in leven, die is psycho pathogeen. “Als de laatmoderniteit in bepaalde zin een toespitste moderniteit is, zo luidt mijn these hier, zou de ‘depressie-epidemie’ weleens een van de manifestaties van die toespitsing kunnen zijn. Als liberalisme, begrepen als bevrijding en mobilisering van de passies, een kernbeweging van onze cultuur is, dan kunnen we depressie beschouwen als pathologie van het ultraliberalisme” (p59). Depressie is dan een gevolg van een bijzonder strenge zelfbeschikkingsethos. De biopolitiek, dit levensregime, wordt door meerdere partijen gestuurd en gestimuleerd.
Vanaf de uitgave van DSM-III in 1986 (tijdens de opkomst van het neoliberalisme), veranderde de DSM van lokale hulpgids tot mondiale GGZ-bijbel. Het lijkt op een machtsgreep: een neokraepeliaanse revolutie; depressie is een hersenziekte; gezondheid is handelswaar. Vanaf 2017 werd DSM-5 (2014) formeel leidend voor de klinische praktijk in Nederland.
Depressie als idee
Depressie is de ernstige vorm neerslachtigheid, van de zin van het leven niet meer zien of het leven (even) niet meer aankunnen. Verwante en lichtere ideeën zijn wat vroeger ‘overspannenheid’ en tegenwoordig ‘burn-out’ genoemd wordt. Van den Berg beschrijft uitvoerig de opvattingen van Hartmunt Rosa (1965), Dany-Robert Dufour (1947) en Alain Ehrenberg (1950). Maar ook bijvoorbeeld Edward Shorter (1941) en Paul Michel Foucault (1926) komen aan bod (om er maar een paar te noemen), evenals Adam Smith, Karl Marx, Milton Friedman…
Psychiatrie
De psychiatrie bevindt zich in een crisissituatie die zich kenmerkt door een botsing tussen het medische model en de narratieve benadering (‘praattherapie’). “De heerschappij van het eerste betekent verstikking van de laatste. Het eerstepersoonsperspectief van de hulpvrager wordt veronachtzaamd, zo luidt de kritiek” (p255). Er is volgens Van den Bergh echter meer aan de hand: “Het gaat om de eerste persoon enkelvoud én meervoud, zogezegd. Het sociale karakter van stemming, affect en stoornis moet uit het verdomhoekje worden gehaald.” (p255)
Afstemmingswezen
Van den Bergh komt snel ter zake: de mens is geen chemische fabriek maar een ‘afstemmingswezen’: “de zogenaamde ‘depressie-epidemie’ valt te duiden als de wijdverbreidheid van een elementaire ‘ontstemdheid’, in de dubbele zin van het woord: primaire onafgestemdheid en diepgaand onbehagen” (p41).
Via fenomenologische beschrijvingen en deels psychoanalytische opvattingen komt Van den Bergh tot herinterpretatie van de depressieve stoornis: het is een verstoring van ritmische synchronisatie. Het is een pre-reflexief en pre-intentioneel gebeuren: “dat wil zeggen: het gaat aan alle reflectie en intentionele gerichtheid vooraf en is zodoende uiterst elementair. Men kan zelfs spreken van een ‘pre-subjectief’ niveau.” (p42) Het gaat hier om de functioneringslaag die voorafgaat aan wat door anderen ook wel ‘het onbewuste’, ‘automatisch gedrag’ of ‘de emotionele laag’ genoemd wordt.
Neoliberalisme
Als oorzaak dat de stoornis ‘depressie’ epidemische vormen aangenomen heeft, is een gevolg van de huidige maatschappij, die Van den Bergh benoemd als: ‘ultra-liberaal’ of ‘laat-modern’. Liberalisme kan gezien worden als een streven naar vrijheid, maar is uitgemond in een overgeleverd zijn aan de religie van de Heilige Markt die opzweept naar meer consumptie. Mensen moeten in een steeds hoger tempo voldoen aan maatstaven die niet de hunne zijn.
“Maatschappelijke versnelling is een centrale drijfkracht van de moderniteit, maar wordt in de laatmoderniteit tot een dwangmatig gebeuren” (p119). We zijn de sociale synchronisatie kwijtgeraakt. Men leeft ‘in het moment’ en verloor daarmee de bindende kracht met het verleden terwijl de toekomst als uiterst onvoorspelbaar wordt beleefd. Dit levert identiteitsproblemen op. De hedendaagse ‘flexmens’ lijkt een stuurloze ‘drifter’ te zijn. De Heilige Markt bepaalt wat je doet en wie je bent. De mens is als consument ‘producent’ van zijn eigen leven, de bv ‘ik’. Het gevolg is vervreemding van de gemeenschap waar je deel van uitmaakt.
[Af]stemmingsstoornis
Het hart van depressie is niet zozeer somberheid, maar een gevoel van existentieel isolement: een verstoring van een elementair ‘gevoel van geborgenheid’ of ‘existentieel vertrouwen’. De afstemming op deze essentie ontbreekt: de persoon is ‘ont-stemd’. Wij zijn meer dan ons brein… Je kunt een hersenziekte hebben (onder andere genetisch bepaald), maar depressie is in die zin geen ziekte, het is een cultureel syndroom, een sociale pathologie.
De individuele stemmingsstoornis behelst extreme somberheid of geremdheid, maar vooral existentieel isolement. Depressie is een afstemmingsstoornis. Ze betreft de verstoring van een (ritmisch) afstemmingsgebeuren op een heel basaal, prereflexief, pre-intentioneel, lijfelijk-affectief niveau.” (p256)
Depressie betreft een grondverlangen en grondbehoefte aan contact met ‘onbereikbare’ anderen en/of de behoefte aan het ‘onbeschikbare andere’ blijft onvervuld. Therapie moet gericht zijn op her-synchronisatie, herstemming, afstemming, her-resonering, herstel van de koppeling met ‘het gewone leven’. Daarvoor is ruimte nodig: de tijd om nieuwe verbindingen te leggen. Herstel van de ritmiek.
Conclusie
Van den Bergh legt een verbinding tussen de huidige maatschappelijke opvattingen en de ontwikkelingen in de psychotherapeutische praktijk. Hij doet dit uitgebreid aan de hand van de bespreking van de ontwikkelingen rond de DSM en van vele observaties en theorieën betreffende de psychiatrie en de tegenwoordig aangehangen maatschappijvisie. Door de veelheid van inzichten die op elkaar betrokken en besproken worden is het boek voor niet voor iedereen makkelijk leesbaar.
De inzichten van Van den Bergh zijn te benoemen als een vorm van anti-psychiatrie. Daarom mis ik aandacht voor de anti-psychiatrische beweging uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Hieraan wordt geen aandacht geschonken. Ik mis bijvoorbeeld namen als Ronald D. Laing (1927-1989) en Thomas Szasz (1920-2012), en de Nederlanders Jan Foudraine (1929-2016) – die ook bekend was onder de naam Swami Deva Amrito; ‘Wie is van hout’ (1971) – en Kees Trimbos (1820-1988). Deze auteurs – die ook niet in de literatuurlijst voorkomen – schreven echter niet over het specifieke onderwerp ‘depressie’, waar het boek van Van den Berg over gaat.
Het boek geeft uiteindelijk een duidelijk beeld van de kritiek, die terecht geuit kan worden op de overheersing van de positivistische en medische kijk vanuit onze samenleving op het welbevinden van mensen en de daaruit voortkomende depressie-epidemie.