Aarde en milieu

Civis Mundi Digitaal #126

door Jan de Boer

Droogte en ons landbouwmodel
Onderhandelingen over de bescherming van de oceanen opgeschort
Klimaatopwarming? Daar vinden we wel een oplossing voor
Soberheid en volksgezondheidszorg
Een IPCC over gezondheid is beslist noodzakelijk
Hoe de uitstoot van broeikasgassen werkelijk te lijf te gaan
Biogas: meer nadelen dan voordelen

Droogte en ons landbouwmodel

 

De landbouw berust voor alles op regen. Vier van de vijf hectares zijn daarvan afhankelijk en ondergaan nu de effecten van de door de klimaatopwarming veroorzaakte droogte. Sinds het begin van de landbouw hebben de menselijke samenlevingen de circulatie van water veranderd, maar de oude irrigatiesystemen bleven evenwel bijdragen aan het opnieuw vullen van de onderaardse watervoorraden en de rivieren.

Na de Tweede Wereldoorlog werd door de politiek vrijwel overal besloten stuwdammen en waterkeringen te bouwen die beheerd werden door een nieuwe waterkracht-bureaucratie. Deze veranderde in aanzienlijke mate het oude waternetwerk en ontmantelde de lokale en gemeenschappelijke instanties. Dit nieuwe beheer was vaak onvoldoende effectief, en uiteindelijk kozen de grootste en machtigste landbouwondernemers daardoor voor het gebruik, het oppompen, etc. van water uit ondergrondse bekkens. Deze overexploitatie vergrootte in hoge mate de effecten van de verandering van pluviometrische regimes.

Wat heeft er in Frankrijk plaatsgevonden? volgens het rapport van de Franse Raad van State « L’eau et son droit » (2010) gebruikt de landbouw 48% van het water. Een percentage dat in de zomer oploopt tot 79%. Landbouwkeuzes zijn medeverantwoordelijk voor het uitdrogen van bepaalde regio’s. De maïscultuur vertegenwoordigt 41% van de geïrrigeerde culturen. Zij heeft irrigatie nodig in juli en augustus, op het moment dat de rivieren en de onderaardse waterbekkens de laagste waterstand hebben. Deze maïs voedt vervolgens de dieren van de industriële fokkerijen.

In Frankrijk is de geïrrigeerde oppervlakte tussen 1970 en 2000 verdrievoudigd, liet de Franse Raad van State in 2010 weten, met een duidelijke lijn naar de verveelvoudiging van wel of niet illegale boringen in de onderaardse waterbekkens. Tussen 2010 en 2020 is het nuttige deel van het agrarische oppervlak dat geïrrigeerd wordt met 14% toegenomen, volgens de landbouw-inventarisering van 2020.

De klimaatverandering heeft ernstige gevolgen voor het water. Van nu tot 2050 zullen de gemiddelde jaarlijkse waterdebieten van de rivieren met 10% tot 40% verminderen. De verdamping van de grond en de transpiratie van het bladerdak zullen met 10% tot 30% toenemen, onthulde het rapport « Changement climatique, eau, agriculture. Quelles trajectoires d’ici à 2050? » van de Franse Algemene Raad van het milieu en duurzame ontwikkeling in 2020. Doorgaan op deze weg leidt tot een veel sterkere uitdroging van de bodems. Het risico van overstromingen neemt daardoor flink toe, met toenemende schade in steden en op het platteland.

Overigens is het vingerwijzen naar alleen de klimaatverandering een makkelijke manier om ten onrechte ons watergebruik buiten beschouwing te laten. Op mondiale schaal gebeurt volgens de FAO van de Verenigde Naties het onttrekken van water uit de grond 1,7 keer zo snel als de toename van de bevolking. Er zijn er die de klimaatverandering en haar gevolgen gebruiken om privébelangen wat water betreft te dienen, het creëren van « watermarkten » om zo deze problematiek uit de publieke sfeer te halen en er flink aan te verdienen. Anderen propageren het ontzouten van zeewater, met het duidelijke risico om steeds meer energie te moeten gebruiken en het zout weer in zee te lozen, met alle gevolgen van dien voor de daar bestaande ecosystemen. Anderen prefereren grote waterbekkens aan te leggen met het in de winter vullen van water uit de rivieren en onderaardse waterbekkens voor irrigatie in de zomer, met het duidelijke risico van het onherstelbaar beschadigen van vochtige zones. Weer anderen willen direct gebruikt water opnieuw gebruiken of steeds meer regenwater opslaan. Maar al dit water omzeilt zo de bodems, de rivieren en de onderaardse waterbekkens…en juist met deze passage doet de waterstroming een heel ecosysteem leven. In het publieke debat is er vaak sprake van een verwarring tussen het winnen van water en het consumeren ervan. Een voorbeeldje van dit onderscheid: als je je handen wast bij de kraan, gebruik je gewonnen water, maar je consumeert het niet, want het water keert terug naar het systeem.

In plaats van steeds te zoeken naar nieuwe bronnen voor water zouden wij ook ons winnen van water (oppompen, etc.), onze consumptie van water, en met name de belangrijkste: de agrarische consumptie, kunnen verminderen. De verdedigers van de huidige modellen zeggen dat industriële landbouw onmisbaar is om ons te voeden. Maar het is sinds jaren al geen debat meer in wetenschappelijke kringen dat het niet de industriële landbouw is die de planeet voedt: 80% procent van de mondiale productie wordt gerealiseerd door de familiale landbouw, in overgrote meerderheid kleine bedrijven die niet meer dan 12% van de landbouwgronden in beslag nemen, aldus het rapport van de FAO « De situatie van de voedselveiligheid en de voeding » (2015).

Ik wil hier niet direct de industriële landbouwers in de hoek zetten, maar pleit wel voor het veranderen van het agrarisch model dat na de Tweede Wereldoorlog werd ingevoerd. Tot op de dag van vandaag moedigt het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nog altijd dit model aan dat maar weinig landbouwers bevoordeelt. Daarentegen biedt het overschakelen op agro-ecologie de mogelijkheid om de waterhulpbronnen te beschermen: een agro-ecologie met een landbouw zonder pesticiden en kunstmest, met boerderijen met polyculturen waar de boeren compost gebruiken.

Herbebossing, het bedekken van de bodem… de mogelijke technieken variëren van regio tot regio. In de halfdroge zones geven agro-ecologische praktijken de mogelijkheid om de capaciteit van het vasthouden van water in de bodems met 5 tot 10 keer te vergroten, volgens onderzoek van de geograaf Amadou M. Diop. Een interessant voorbeeld: bij Sablonceaux in Frankrijk is een exploitatie van 225 hectare maïs twintig jaar geleden veranderd in een agro-ecologisch boerenbedrijf met een polycultuur (veeteelt, granen, groenten, technieken van gezamenlijk gebruik van gecultiveerde grond en bos) die geen enkele irrigatie vereist. Het resultaat: op de jaarlijkse waterconsumptie van een plaats met 7000 inwoners is flink bezuinigd, terwijl de productie op een gelijkwaardig niveau is gehandhaafd.

 

Ik ben ervan overtuigd dat wij de hele wereld, inclusief Europa, met deze agro-ecologische landbouwpraktijken kunnen voeden. Wetenschappelijk onderzoek, onder meer dat van Gilles Billen, biochemicus aan de universiteit Sorbonne (Parijs), bewijst dat keer op keer. Om dat in Europa te bereiken, moeten wij onze consumptie van vlees met ten minste 50% verminderen en lokaal eten, zodat elk afval als hulpbron (compost) kan dienen.

Inderdaad, we moeten onze manier van verbouwen en voeden grondig herzien. We moeten de landbouwers helpen om van het huidige agrarisch model naar een agro-ecologisch model te gaan. We moeten water, landbouw en voeding opnieuw in het centrum van onze maatschappijen plaatsen.

 

Geschreven in september 2022

 

 

Onderhandelingen over de bescherming van de oceanen opgeschort

 

Het internationaal verdrag bestemd om de oceanen te beschermen – voor zover deze niet onder de autoriteit van een land vallen – heeft een harde klap gekregen. Diplomaten zijn er niet in geslaagd een akkoord in het kader van de Verenigde Naties te sluiten. De eindeloze onderhandelingen in New York tot laat in de avond van vrijdag 26 augustus zijn « opgeschort ». « Ze kunnen op een andere, nog niet overeengekomen datum hervat worden, want we hadden de eindstreep al bijna gehaald, » verklaarde Rena Lee, presidente van de Intergouvernementele Conferentie belast met het opstellen van de tekst van het verdrag. Eerlijk gezegd vind ik haar veel te optimistisch. Ik zie die onderhandelingen nog lang niet hervat, als deze al hervat worden…

Met name bij de kleine landen in de Stille Oceaan – hun lot houdt direct verband met de situatie van de oceaan – was het verdriet en de teleurstelling groot. Want met andere landen hadden de discussies gedurende twee weken in deze vijfde en in principe laatste werkbijeenkomst meer vorderingen gemaakt dan die in de laatste afgelopen tien jaar. Deze laatste werkbijeenkomst leek met name op het gebied van noodzakelijk onderzoek naar de milieu-impact van werkzaamheden in de oceaan flinke vorderingen te hebben gemaakt. Maar dat was kennelijk niet voldoende.

In feite is het opstellen van zo’n verdrag een buitengewoon gevoelige zaak. Want het voor 2022 aangekondigde verdrag wordt geacht een dwingend nieuw juridisch instrument te zijn dat de mogelijkheid biedt de biodiversiteit in 65% van de oceanen te beschermen. Dit verdrag zou ook de regels moeten vaststellen voor het gebruik van de schatten die het verbergt. De vraag of landen met de mogelijkheden om deze hulpbronnen te exploiteren dat zouden mogen doen, op voorwaarde van het delen van de voordelen van dit gemeenschappelijke goed met ontwikkelingslanden, is één van de punten die de discussies deden mislukken. De verschillen tussen landen als Zwitserland, Japan en de Verenigde Staten over financiën hebben de mogelijkheid om een compromis te vinden om zeep geholpen.

Er rest nog veel te definiëren in het hoofdstuk over genetische hulpbronnen, en niet alleen op het financiële vlak, aldus Bleuenn Guilloux, wetenschapster aan de universiteit Bretagne-Occidentale en binnenkort verbonden aan de universiteit van Rochelle. Zij vat deze twee weken met de nodige ommekeren samen als « Russische emotionele bergen ». « Over de definitie van termen als biotechnologieën bestaat nog geen eensgezindheid. De kwestie van termijnen is niet geregeld: vanaf welk moment zijn landen en publieke en privé-spelers onder hun jurisdictie verplicht de toegang of het verzamelen van monsters aan te geven? » vraagt zij zich als zeerecht-expert af. Nog een ander onderwerp van meningsverschil: intellectueel eigendom en de traditionele kennis van de volkeren wat betreft deze genetische hulpbronnen: moet zij in dit kader gesteld worden of bij andere instanties ondergebracht worden?

De onderhandelingen hebben ook geleden onder de impliciete weerstand van China en de expliciete weerstand van Rusland. Deze twee machten hebben tot aan het einde toe hun terughoudendheid volgehouden door te zeggen dat het voorontwerp van het verdrag niet de door eerder de landen uitgesproken posities weergaf.

« Hoe dan ook, het verdrag wordt aangenomen zelfs als sommige landen het niet ondertekenen, » voorspelt de Franse ambassadeur van de polen, Olivier Poivre d’Arvor. Maar het is onduidelijk wat de waarde van dit verdrag is als uiterst belangrijke landen het niet ondertekenen.

Van de kant van NGO’s voor milieuverdediging maakt men zich terecht ongerust over de verloren tijd. Zij hameren terecht op hun boodschap om dringend in actie te komen, want de oceanen mogen zich dan over meer dan de helft van onze planeet uitstrekken, er zijn geen regels die haar beschermen.

Kortom: we beleven hier opnieuw de zoveelste misser ter bescherming van het milieu op onze planeet, waar ook het menselijk leven van afhangt.

 

Geschreven in september 2022

 

 

Klimaatopwarming? Daar vinden we wel een oplossing voor

 

De klimaatopwarming versnelt, en daarmee ook de catastrofale gevolgen voor het milieu en de biodiversiteit, kortom, voor het overleven van de menselijke beschaving. Wat er zou moeten gebeuren, is natuurlijk met zeer drastische maatregelen onmiddellijk de uitstoot van broeikasgassen heel fors terugbrengen, ons productie- en consumptiesysteem herzien (een gigantische opgave) en een veel soberder leven leiden. Maar, verslaafd als men is aan dit productie- en consumptiesysteem gebaseerd op oneindige groei – heeft de mensheid daar geen zin in. We beperken ons dus voornamelijk tot het steeds duurder wordende herstel van de gevolgen van de doorgaande klimaatopwarming. En daar moeten we toch wat op vinden; dat moet toch mogelijk zijn met de ongebreidelde menselijke creativiteit, of niet soms?

Waar denkt men zoal aan? Er zijn er die de oceanen vruchtbaarder willen maken om zo CO2 op te vangen. De oceanen nemen ongeveer een derde van de CO2-uitstoot op, met name door het fytoplankton, het plantaardige plankton. Het idee is nu om dat fytoplankton kunstmatig gigantisch toe te laten nemen met ijzersulfaat, dat nu gebruikt wordt als kunstmest. Een geweldig idee en nog goedkoop ook om de door ons geproduceerde CO2 te neutraliseren en zo de klimaatopwarming effectief te bestrijden, nietwaar? Helaas onthulde de afdeling aardwetenschappen van de befaamde Amerikaanse universiteit Massachusetts Institute of Technology (MIT) – destijds ook medeverantwoordelijk voor het rapport « Grenzen aan de groei » van de Club van Rome (1972) – dat deze methode het algemene evenwicht in de oceanen verstoort, daardoor zee-ecosystemen vernietigt en dat bovendien door het gebruik van ijzersulfaat andere gassen het licht zien, zoals N20, waarvan de negatieve effecten op de ons beschermende ozonlaag 300 keer zo groot zijn als die van CO2. Dus toch niet zo’n goed idee…

Een ander idee om in ieder geval de door de klimaatopwarming veroorzaakte droogte te bestrijden is het in de wolken uitzaaien van stoffen die regen opwekken. Een vijftigtal landen maakt van deze methode gebruik. In de Verenigde Arabische Emiraten wordt deze methode met een mengsel van natriumchloride en kalium al 20 jaar toegepast, met als resultaat 5 tot 30% meer neerslag. In China is het Sky River Project ontwikkeld, dat met het inzaaien van zilverjodide meer dan de helft van het land (5,5 miljoen vierkante kilometer) van meer neerslag wil voorzien. Dit tot groot ongenoegen van de buurlanden, want daar valt dan geen druppel hemelwater meer. Marine de Guglielmo Weber, wetenschapster van het programma « Climat, énergie et sécurité » van het « Institut de relations internationales et stratégiques » (Iris) laat weten dat er zeker nu nog onbekende milieurisico’s aan deze praktijken verbonden zijn en dat ze levensgrote risico’s met zich brengen van een intensivering van geopolitieke spanningen en conflicten. Dus… voorzichtigheidshalve toch maar niet. Bovendien zal het de klimaatopwarming zelf niet bestrijden.

In het laatste rapport van het IPCC wordt het belang onderstreept van het vangen en opslaan van CO2 om de klimaatopwarming tegen te gaan. Daar zijn verschillende technologieën voor, waaronder de « reuzenstofzuigers » van het Zwitserse « Climeworks » die de CO2 in de lucht opzuigen om het daarna in de grond op te slaan. Met deze projecten werd in 2021 iets minder dan 10.000 ton CO2 gevangen, terwijl de mensheid ieder jaar 40 miljard ton aan CO2 uitstoot! Bij deze technologieën worden uiteraard ook de nodige vraagtekens gesteld, en de vrees bestaat dat deze technologieën onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen doet voortduren. Immers, als we zo alle CO2 kunnen vangen – we vergeten gemakshalve andere broeikasgassen als methaan – en opslaan, waarom ons dan beperken in het gebruik van steenkool, olie en (leisteen)gas? Dus over deze technologieën, die nog in een ontwikkelingsfase verkeren, is men nog niet uitgepraat.

Aan de meest drastische methode om de klimaatopwarming te lijf te gaan wordt gewerkt door een commissie met een vijftiental leden – vroegere Europese commissarissen, staatshoofden en ministers van de noordelijke en zuidelijke landen – binnen het « Paris Peace Forum ». Er wordt officieel nagedacht over de voorwaarden van het gebruik van geo-engineering, dat wil zeggen van methodes van klimaatverandering op grote schaal – niet alleen wat betreft hun uitvoerbaarheid, hun zegeningen en hun risico’s, maar ook hun beheer. Deze commissie kun je zien als het voorportaal van de Verenigde Naties. Als we te laat zijn met het nemen van draconische maatregelen tegen de klimaatopwarming, of deze maatregelen met de daarbij behorende soberheid niet zien zitten, dan blijft er weinig anders over dan geo-engineering op mondiale schaal. Het nu daaraan werken is een feitelijke erkenning dat we te laat zijn met maatregelen tegen de (versnelde) klimaatopwarming.

Er wordt met name gewerkt aan het door de chemicus Paul Crutzen voorgestelde principe van het in de hoge atmosfeer injecteren van aerosoldeeltjes bestemd om een deel van het zonlicht te verduisteren om zo de temperatuur te laten dalen. Dat heeft een fikse prijs: het regelmatig sturen van tienduizenden ballonnen in de stratosfeer om daar zwavel te verbranden en zo heel fijne zwaveldeeltjes te verspreiden, of het gebruik van een gigantische vloot vrachtvliegtuigen om jaarlijks miljoenen tonnen zwaveldeeltjes op meer dan 10 kilometer hoogte te droppen, met als gevolg dat onze mooie blauwe hemel verandert in een geelachtige kleur. En daarbij komen nog andere catastrofale gevolgen: verstoring van moessons, regionaal minder regen, verandering van zeestromingen, toename van vervuiling van de atmosfeer, verdere verzuring van de oceanen, en ernstige consequenties voor ecosystemen en de biodiversiteit.

Daarbij brengt deze techniek ons in een uiterst gevaarlijke situatie: als het na enige tijd mondiaal onmogelijk wordt om deze complexe en peperdure injecties van aerosol in de stratosfeer te vervolgen wegens bijvoorbeeld een oorlog (komt nogal eens voor) of een economische crisis (ook geen zeldzaamheid), zullen de temperaturen met zo’n duizelingwekkende snelheid weer stijgen dat het elke aanpassingsmogelijkheid illusoir maakt.

Problemen waarmee deze commissie zich ongetwijfeld bezig zal houden, zijn ook de levensgrote problemen van het mondiale beheer en toepassen van dergelijke systemen, zoals: wie heeft de thermometer van de planeet in zijn hand? Hoe worden zij die het slachtoffer worden van de consequenties van het absoluut willen controleren van het klimaat op onze planeet schadeloos gesteld?

Kortom, naar mijn heilige overtuiging zijn dit soort vormen van geo-engineering een letterlijk levensgevaarlijke en onmogelijke vlucht naar voren.

Er zijn overigens verder nog allerlei uitvindingen om de gevolgen van ons handelen tegen te gaan. Een voorbeeld: de bijen en andere bestuivers noodzakelijk voor de biodiversiteit (ook voor ons voedsel) roeien wij op grote schaal uit door onze landbouwmethoden met gebruik van herbiciden en pesticiden. In plaats van dat probleem bij de wortel aan te pakken, is er nu een robot uitgevonden die de rol van deze bestuivers op zich moet nemen. Gekker kan toch niet?

De klimaatopwarming versnelt twee tot vier keer zo snel als men voorzien had, met alle catastrofale gevolgen van dien. De mensheid is horende doof en ziende blind. Zij vertoont een maximaal struisvogelgedrag, waardoor de Australische viroloog Patrick John Tenner waarschijnlijk gelijk krijgt met zijn uitspraak: wij verdwijnen, wat we ook nog doen, we zijn te laat.

 

Geschreven in september 2022

 

 

Soberheid en volksgezondheidszorg

 

Het vraagstuk van de soberheid doet zich in onze samenleving gelden. Het is tijd voor een kritische beschouwing van onze « maatschappij van altijd meer ». Altijd verder, vlugger, meer, altijd meer technologie, maar voor welk resultaat? Voor een komende, al in de gang gezette catastrofe, zoals we allemaal weten. Merkwaardig genoeg ontsnapt de gezondheidszorg aan deze kritiek op het « altijd meer », zij is zelfs er een duidelijk tegenvoorbeeld van. De gezondheidszorg kent en is in feite een duizelingwekkende versnelling van de productie van wetenschappelijk onderzoek en technologische innovaties gedurende de laatste decennia, die de MRI-scan, gentherapieën, etc. mogelijk hebben gemaakt. Het is vandaag de dag onmogelijk ons de neurologie voor te stellen zonder hersensscans, of de behandeling van kankers en ontstekingsziekten zonder monoklonale antistoffen. De gezondheidszorg is het beste alibi voor technowetenschappelijke hoogmoed.

Inderdaad, wij zijn daaraan verslaafd geraakt in de utopische hoop om de dood – die toch bij het leven hoort – en het lijden te overwinnen door de onbegrensde macht van onze wetenschap. Wij allemaal: artsen, patiënten, gezondheidszorg-autoriteiten, politici. Wij hebben ons verstand verloren door een onafgebroken stroom ontdekkingen die de biotechnici ons met plezier en met veel opzien aankondigen. En deze « dronkenschap » leidt soms tot in het absurde: een diagnose zonder een serie resultaten van complementaire geleerde onderzoeken is een verdachte diagnose geworden; de laatste op de markt gebrachte behandeling is de facto de beste geworden op dezelfde manier als de nieuwste smartphone. Ik denk dat het de hoogste tijd is om met deze onzin, deze dwaasheid te stoppen.

Ja, het is mogelijk een diagnose te stellen zonder de hulp in te roepen van complementaire onderzoeken, dat is zelfs meestal geval in de dermatologie en in de psychiatrie. En toch verrast dat vaak, want naast de fascinatie voor de techno-gezondheidszorg is alles erop gericht om het voorschrijven van paraklinische check-ups te stimuleren. Natuurlijk is de toevlucht tot « super-techniek » soms ook een eenvoudig verdedigingsmechanisme tegen angst, verbonden aan het onvermijdelijke risico dat elke medische handeling met zich meebrengt. En waarom ook niet kiezen voor de onschuldige vreugde van de met een eenvoudige pennenstreek voor te schrijven behandeling of geperfectioneerd bloedonderzoek dat tien tot honderd keer zo duur is als het consult?

Wat betreft nieuwe behandelingen is het werkelijke probleem hun prijs. In Frankrijk benadrukt de « Commission d’évaluation économique et de santé publique » (CEESP) van de « Haute Autorité de santé » regelmatig het ongunstige karakter van de verhouding tussen kosten en effectiviteit van de gezondheidsproducten die zij evalueert. Deze behandelingen hebben weliswaar een klinisch belang, maar hun kosten bedragen vaak veel meer dan 100.000 euro per patiënt per gewonnen levensjaar, hetgeen volgens het advies van de CEESP « vragen doet stellen over de collectieve aanvaardbaarheid ».

Waarom betalen wij voor deze dure producten? Op grond van hun effectiviteit of de ernst van de betreffende ziekten? A priori nee, want de medisch-economische modellen houden er rekening mee. Veel waarschijnlijker is dat deze nieuwe behandelingen ons fascineren door de kennis en technologie waar zij een beroep op doen. Dat heeft een reëel probleem van onrechtvaardigheid tot gevolg: patiënten die geavanceerde behandelingen kunnen genieten, gebruiken heel wat meer middelen van de nationale solidariteit dan de patiënten die « menselijke » zorg nodig hebben die als minder prestigieus beschouwd wordt.

Frankrijk besteedt ruim 12% van haar inkomen aan gezondheidszorg. Dat is meer dan Zweden, Japan of Canada, en het is hoogst waarschijnlijk dat dit percentage in de komende jaren niet veel meer toeneemt. Daarentegen zal de industriële druk om nieuwe technologieën te produceren zeker toenemen. Het is dus absoluut nodig om keuzes te maken, die steeds moeilijker worden. Maar het niet maken van deze keuzes betekent uiteindelijk het verminderen van onze uitgaven inzake hetgeen niet technologisch is in de gezondheidszorg: de tijd van verplegend en verzorgend personeel. Waar de ziekenhuizen op dit moment in de problemen zijn, komt dat mede door de vaak onbewuste keuzes ten voordele van nieuwe technologieën die niet democratisch bediscussieerd en besloten zijn.

Nu de ontwikkelingen in de maatschappij ons noodzaken ons gedrag te veranderen richting meer soberheid, laten we dan in dit kader ook eens goed nadenken over ons volksgezondheidssysteem. Laten we helder zijn over welke zorg wij werkelijk willen hebben. Is deze vlucht naar voren met de techno-medische zorg houdbaar, verdedigbaar?

Soberheid is naar mijn overtuiging ook voor onze gezondheidszorg een aanvaardbare weg naar de toekomst.

 

Geschreven in september 2022

 

 

Een IPCC over gezondheid is beslist noodzakelijk

 

Het klimaat heeft zijn IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), de biodiversiteit heeft zijn IPBES (Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services). Je vraagt je dan af waarom de gezondheid ook geen eigen groep experts heeft. De komst van SARS-CoV-2 en de resulterende pandemie onderstrepen dramatisch de gebreken betreffende de voorspelling en de strategieën ter voorbereiding op dit soort risico’s. En toch hadden talrijke wetenschappers gewaarschuwd voor de mogelijkheid van een catastrofe. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) had verschillende infectiedragers met een sterk epidemisch potentieel op een lijst gezet onder het woord « ziekte X » en daarbij ook de coronavirussen genoemd.

Een in 2013 versterkt vroegtijdig waarschuwingssysteem zag het licht om het surveilleren van zoönoses als schakel tussen mensen, dieren en ecosystemen te verbeteren en te coördineren. Er werd ook flink geïnvesteerd in het verbeteren van opsporing en het surveilleren van mogelijk opduikende ziektedragers in de wilde fauna. En toch kostte het maar een paar maanden voor een nieuwe ziekte om zich te verbreiden van Wuhan in China naar de hele planeet.

De complexiteit van factoren en mechanismen maakt dat het moeilijk, beter gezegd onmogelijk is om te voorspellen wat, hoe en wanneer er iets opduikt. Het is en blijft absoluut noodzakelijk om niet alleen de gevolgen van de epidemieën, maar ook de oorzaken ervan, door massaal te investeren in preventie via de ecologie van de gezondheid naast die van de milieugezondheid en de preventiegeneeskunst. In deze context zou een intergouvernementele groep inzake de planetaire gezondheid bijdragen aan een beter begrip van de onderlinge afhankelijkheid van factoren en mechanismen verantwoordelijk voor de komst van epidemieën en voor een betere en doelgerichte surveillance, vooral ook voor de verbetering van preventie. Deze groep zou regelmatig de bevolking en beleidsmakers moeten informeren over de voortgang van de onderzoeken op het gebied van menselijke gezondheid, die van dieren en die van ecosystemen, teneinde beter te kunnen anticiperen op pandemie-risico’s en het ontwikkelen van oplossingen die deze kunnen voorspellen.

De « IPCC van de gezondheid » zou ook de wetenschappelijke initiatieven inzake de ecologie van de gezondheid duurzaam maken, die sinds 2021 in aantal flink toenemen. Zo hebben al heel gauw na de komst van Covid-19 internationale organisaties als de Europese Commissie, de Wereldgezondheidsorganisatie en de IPBES het belang onderstreept van banden tussen de menselijke en de dierlijke gezondheid en de verslechtering van het milieu aangewezen als de verantwoordelijke factor van epidemieën van infectieziekten, alsook hun besmetting op grote schaal. Daarvan getuigt ook het initiatief « One health » van het nieuwe viervoudige verbond van de Wereldgezondheidsorganisatie, de Mondiale Organisatie van dierlijke gezondheid, de Organisatie van de Verenigde Naties voor landbouw en voedselvoorziening (FAO) en het Milieu Programma van de Verenigde Naties (UNEP). Het betreft een geïntegreerde benadering met als doel een evenwicht tussen en een duurzame optimalisering van de gezondheid van mensen, dieren en ecosystemen door hun onderlinge afhankelijkheden te erkennen.

De ervaringen van het IPCC en de IPBES laten zien dat men wetenschappelijke expertise, scenario’s en aanbevelingen kan produceren, zowel op wereld- als ook op lokale schaal. Zij bewijzen ook dat wetenschappers resultaten kunnen presenteren van heel veel disciplines in vereniging met traditionele en autochtone kennis, daarbij rekening houdend met de complexiteit inzake het met elkaar in verbinding brengen van verschillende sectoren: menselijke gezondheid, dierlijke gezondheid, landbouw, veefokkerij, economie, handel, verstedelijking… Op dezelfde manier zou een intergouvernementele groep over de planetaire gezondheid regelmatig de vooruitgang op het gebied van preventie en oplossingen kunnen samenvatten.

Zij zou ook wetenschappelijk ondersteunde acties geïnspireerd door de natuur kunnen bevorderen, zoals het dynamische en interactieve netwerk van sites van Unesco. Deze laatste hebben de ambitie lokale ervaringen aan te moedigen en te ondersteunen: nieuwe benaderingen inzake territoriale gezondheid, specifiek in lokale contexten, door verbanden tussen gezondheid, biodiversiteit en initiatieven wat betreft bijvoorbeeld agro-ecologie en gemeenschappelijke herbebossing te leggen.

We moeten ons echter geen illusies maken. De wedloop op innovatie en economische competitiviteit maakt de rol van preventie ten gunste van technologische antwoorden, of die nu op het gebied van kunstmatige intelligentie of op biotechnologisch gebied liggen, zoals geo-engineering tegen de klimaatontregeling, er niet groter op. Het bevorderen van preventie veronderstelt het terugbrengen van risicofactoren die verband houden met economische, voedsel- en handelssystemen, met oorzaken van milieuverslechtering en gevolgen voor de gezondheid. Terughoudendheid en obstakels in bepaalde sectoren moeten niet uitgevlakt worden. Het is beslist nodig om een goed geargumenteerd pleidooi te construeren en verbonden aan te gaan.

Als vervolgens de wetenschappers hun best doen om hun disciplines onderling een dialoog aan te laten gaan, toont het multidisciplinair en nog meer het interdisciplinair karakter daarvan aan hoe moeilijk het is dat ingang te doen vinden, vooral ook omdat de wetenschappelijke wedijver specialisatie honoreert. Wanneer de wetenschappers daarin evenwel toch collegiaal in slagen, moeten we helaas constateren dat het overheidsbeleid zich nog veel te vaak alleen met de eigen specialiteiten bezig houdt, en geen oog voor anderen heeft. Ministeries van volksgezondheid communiceren heel weinig met ministeries van het milieu of die van handel. Het installeren van preventief beleid maakt intersectoraal organiseren noodzakelijk.

Een intergouvernementele groep voor planetaire gezondheid heeft dus de missie om multidisciplinaire expertise te produceren in het kader van een intersectorale dialoog. Geen eenvoudig doel, maar enthousiasmerend in het licht van een mondiale gezondheid en mondiaal welzijn.

 

Geschreven in september 2022

 

 

Hoe de uitstoot van broeikasgassen werkelijk te lijf te gaan

 

Het publieke debat in Frankrijk over privévliegtuigen heeft in ieder geval de verdienste de meest gefortuneerden eraan te herinneren dat zij bij moeten dragen aan de strijd tegen de klimaatverandering. Zij hebben per slot van rekening genoeg middelen daarvoor. Maar wie denkt dat een gedragsverandering van de rijkste klassen voldoende is om het doel van de ecologische transitie (klimaatopwarming beperken tot 2 graden Celsius, wat overigens al ernstige gevolgen heeft) te bereiken, heeft het goed mis.

In een in 2020 door de « Revue de l’OFCE » (Observatoire Française des Conjunctures Economiques) gepubliceerd artikel met als titel « Wie stoot CO2 uit? » hebben de onderzoekers de verdeling van de uitstoot berekend per schijf van 10% van de bevolking, geclassificeerd naar toenemend huishoudinkomen. De 10% rijkste mensen vertegenwoordigen 15% van de uitstoot van huishoudconsumptie; 2,3 keer zoveel per persoon als een huishouden van de armste mensen. Deze ongelijke verdeling is overigens heel wat minder markant dan die van inkomens en familiebezit. De basisuitgaven (verwarmen, verplaatsen, voeden) stoten meer uit dan andere uitgaven en laten duidelijk zien dat een groot deel van de bevolking een veel te hoge « voetafdruk » heeft wat betreft de klimaatdoelen op lange termijn. De supplementaire uitgaven zijn in het algemeen minder intensief wat betreft koolstof, met uitzondering van enige uitstootrijke goederen of diensten als vliegreizen.

Een paar berekeningen laten zien wat er gebeurt als alleen de rijken hun uitstoot fors verminderen. In dat geval daalt de totale uitstoot van huishoudens slechts met een paar procent. Als de uitstoot van de 50% rijkste mensen wordt teruggebracht tot gemiddeld niveau, daalt de uitstoot met ongeveer 15%. Als de uitstoot van alle Franse huishoudens teruggebracht wordt op het niveau van de 10% armste mensen, dan daalt de uitstoot met slechts 35%. Het Europese doel voor 2030 is gericht op een verlaging van de uitstoot met 55% ten opzichte van 1990, oftewel 45% ten opzichte van 2020. Dat geeft een idee van de inspanningen die huishoudens zich wat betreft hun uitstoot moeten getroosten. Bovendien is het slechts het begin van de af te leggen weg om de klimaatopwarming tot 2 graden Celsius te beperken en de (niet bindende) afspraken van het klimaatakkoord van Parijs (2015) te respecteren, oftewel een vermindering van de uitstoot met 75% tot 95% in 2050. Conclusie: het terugbrengen van alleen de uitstoot van de rijkste huishoudens is totaal onvoldoende, om de simpele reden dat er te weinig rijke huishoudens zijn.

Op mondiaal niveau, waar de ongelijkheden van inkomens en uitstoot heel wat groter zijn dan in Frankrijk, is de conclusie overigens dezelfde: 1% van de rijkste huishoudens stoot evenveel broeikasgassen uit als 50% van de armste huishoudens, maar deze 1% is slechts verantwoordelijk voor 10% van de totale uitstoot. Zelfs als zij tot nul teruggebracht zouden worden, blijft er nog 90% uitstoot door de overige 99% van de huishoudens over. Als men nog steeds – op mondiale schaal – denkt dat de 10% rijkste huishoudens, die ongeveer de helft van de broeikasgassen uitstoten, een grotere handelsvrijheid hebben, vergist zich, Bovendien verandert dat niets aan de conclusie voor Frankrijk: een persoon met minimumloon zonder kinderen maakt deel uit van de 10% rijkste mensen ter wereld, net zoals de grote meerderheid van de Fransen en de Nederlanders. De algemene conclusie: rekenen op de rijken om onze uitstoot aan broeikasgassen te verminderen, is absoluut onvoldoende om de Europese doelen te halen.

Onze uitstoot moet verminderen, ongeacht onze inkomens, en de veranderingen die ondernomen moeten worden, liegen er niet om. Een door de in Parijs zetelende maatschappij « Carbone 4 » gepubliceerd onderzoek wijst uit dat individuele inspanningen betreffende soberheid, zonder veranderingen van infrastructuren en zonder individuele investeringen, de totale uitstoot met hooguit gemiddeld 20% doen verminderen.

Het bereiken van een vermindering van de uitstoot met 45% vereist duidelijk algemene gedragsveranderingen, een collectieve verandering in de manieren van produceren en consumeren en een niet geringe heroriëntatie inzake investeringen door ondernemingen. Gezien de omvang van de op zeer korte termijn te realiseren veranderingen, kunnen we niet rekenen op slechts een eerste pas van de rijkste mensen: deze ecologische transitie naar veel minder koolstof moet met directe ingang heel de wereld mobiliseren. Aangezien de financiële middelen van midden- en arme volksklassen hen alleen maar in staat stellen een deel van deze weg af te leggen, is een publieke budgettaire interventie absoluut noodzakelijk om het eind van deze weg te halen.

De noodzaak van een rechtvaardige transitie, de gigantische omvang van de uitgaven en de noodzakelijke enorme inspanningen van alle sociale klassen, zelfs van de meest minst bedeelde klasse, maken een ambitieuze ecologische planning en een even ambitieus budgettair programma noodzakelijk. De strijd tegen de klimaatverandering stelt ons voor geduchte economische en sociale vraagstukken. Het is de hoogste tijd om ons daarvan rekenschap te geven in plaats van een ideale schuldige te zoeken voor ons voortdurende collectieve nietsdoen.

 

Geschreven in september 2022

 

 

Biogas: meer nadelen dan voordelen

 

Biogas, gas geproduceerd vanuit plantaardig afval, is natuurlijk bekend. Het wordt nu opnieuw naar voren gehaald om met windmolens en zonnepanelen een rol te spelen in de ontwikkeling van duurzame energie, noodzakelijk vanwege de klimaatverandering en de energiecrisis. In principe kun je moeilijk tegen biogas zijn, maar… voor de rest van mijn verhaal baseer ik mij op gegevens en cijfermateriaal van Daniel Chateigner, kristallografie-fysicus universiteit van Caen en coördinator van het « Collectief scientifique national Méthanisation raisonnable », dus echt geen verklaarde tegenstander van biogas. Natuurlijk, er kan altijd op cijfermateriaal afgedongen worden, en dat gebeurt ook met de gegevens en het cijfermateriaal van Chateigner, maar ik mag toch aannemen dat deze expert niet uit zijn nek kletst.

Biomassa produceert weinig energie. Met gelijke oppervlakte geeft een hectare grond bedekt met zonnepanelen ruim 100 keer meer energie dan een hectare maïs om daar biogas van te maken. Dat betekent dat je immense oppervlakten moet cultiveren, bebouwen, voor een positief energie-resultaat. En voor de bodems is dit catastrofaal, omdat het uitstrooien van mest veel meer tot een gezonde bodem bijdraagt dan de resten van biomassa nadat het gas eruit gehaald is. De bodems gebruikt voor biomassa-culturen voor het produceren van biogas worden beetje bij beetje armer aan koolstof, wat er nu nog in zit opgeslagen maar dat ze niet meer opnemen, en dat wordt afgestoten naar de atmosfeer – wat rampzalig is voor het klimaat.

Er wordt in Frankrijk een forse toename van de productie van biogas verwacht door de pressie van grote landbouwbedrijven, gesteund door een paar grote energiebedrijven als TotalEnergies. Bovendien wordt deze ontwikkeling gesteund door het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Vandaag de dag wordt door het biogascircuit niet alleen gewerkt met het gebruikelijke agrarisch afval, maar maakt het ook gebruik van speciaal geproduceerde culturen, hetgeen geen enkele zin heeft. Zo worden duizenden tonnen resten van suikerbieten, die ook vee hadden kunnen voeden, gebruikt in biogasinstallaties. Tezelfdertijd wordt er veel soja uit Brazilië geïmporteerd om de veestapel te voeden, waardoor wij bijdragen aan de ontbossing van het Amazonegebied. Er is zo een duidelijke tegenstrijdigheid: of wij eten, of wij geven biogasinstallaties te eten. Met de speciaal voor biogas geproduceerde culturen brengen wij onze voedselsoevereiniteit in gevaar. Biogasinstallaties bezetten vandaag de dag al 4000 hectare in Frankrijk, en dat wordt in de toekomst alleen maar meer. En dat terwijl, om 30 TWh te produceren, het equivalent van 6 Franse departementen aan culturen nodig zou zijn!

Toen de Duitse Academie van Wetenschappen in 2012 verklaarde dat biogas onzinnig is, verminderde Angela Merkel de subsidies. Duitsland is dan ook van plan biogas in 2035 volledig af te schaffen.

 

Geschreven in september 2022