Civis Mundi Digitaal #127
Naar R.M. Bucke, Cosmic Consciousness; Walter Stace, The Teachings of the Mystics en Abraham Maslow, Psychologie van het menselijk zijn
Er bestaan sinds mensenheugenis andere bewustzijnstoestanden dan het gewone waakbewustzijn. Vele volken maken er melding van. Zie bijv. Mircea Eliade, Shamanism: Ancient Techniques of Extasy. “Hij beschouwt het sjamanisme als een primitieve mystiek... een primitieve vorm van opstijging van de geest naar het absolute” (Paul Schebesta, De oorsprong van de godsdienst, p69).
Het gaat in dit artikel om (mystieke) ervaringen van kosmisch bewustzijn, zoals deze door psychiater R M Bucke, filosoof Walter Stace en anderen zijn onderzocht (zie CM 101). De voorkeur gaat hieruit naar de term ‘universeel bewustzijn’. De ik- en wij-identiteit lijken bij deze ervaringen namelijk een universeel of kosmisch kader te krijgen. Dit gaat verder dan mondiaal bewustzijn en is verbonden met het universum. Het is een meer omvattend, verlicht bewustzijn. Dat maakt deze ervaringen relevant vanuit het perspectief van het voorgaande artikel over uitbreiding van de ik-wij balans.
De meeste mensen blijven steken in een ik-bewustzijn en identificatie met beperkte wij-groeperingen. Identificatie met de mensheid als grootste groepering komt sporadisch voor. Volgens Elias zou het toenemen door meer internationale communicatie, interactie en interdependentie. Bij de leidende verlichte wijzen in de axiale tijd, de stichters van de grote religies, was er een doorbraak naar een universeel en transcendent bewustzijn. Een dergelijk bewustzijn kwam model te staan, maar werd door weinigen gerealiseerd.
Het verlichte bewustzijn kreeg een neerslag in de voorschriften en idealen van de grote religies, die ook maar zeer ten dele worden gerealiseerd. Reden daarvoor is wellicht het verschil in bewustzijn van de volgelingen en de stichters, die een meer universeel, kosmisch bewustzijn hadden. Om een volgende fase in de mondiale ontwikkeling te realiseren en niet te blijven steken in botsende ik- en wij-identificaties van groepen en naties is het zaak meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling en verruiming van ons bewustzijn naar een meer universeel bewustzijn.
In de mystieke ervaring komen tradities samen. https://www.thecontemplativelife.org/comparative-mysticism
Begripsverheldering: transcendent bewustzijn en kosmisch bewustzijn
Transcendent betekent letterlijk overstijgend, het gaat voorbij het denken, voorbij betrekkelijkheid. Daarom wordt het ook wel absoluut genoemd, letterlijk los gemaakt. Het staat los van de betrekkelijke wereld. Bewustzijn heeft een transcendent aspect. Het staat als het ware los van de wereld als eigensoortige realiteit, die zich (nog steeds) niet uit de materie, uit hersenwerking laat verklaren. Het blijkt ook te kunnen worden ervaren als bewustzijn op zichzelf, zelfbewustzijn zonder gedachten, gevoelens en objecten, zuiver transparant bewustzijn. Dergelijke momenten kunnen spontaan voorkomen of door meditatiemethoden opgewekt worden.
Als deze ervaringen een blijvend karakter krijgen, wordt dit ‘kosmisch bewustzijn’ genoemd, met name door Maharishi Mahesh Yogi en de Transcendent Meditatie beweging. Deze term werd eerder gebruikt door de Canadese psychiater R M Bucke in zijn klassieke boek Cosmic Consciousness. Bij de weergave van zijn visie wordt deze term gehandhaafd, die hier als synoniem geldt voor universeel bewustzijn. Binnen het kosmische bewustzijn worden fasen onderscheiden, waaronder eenheidsbewustzijn. Dergelijke fasen gaan hier te ver en worden door diverse deskundigen verschillend weergegeven. In eenheidsbewustzijn wordt de eenheid met al het bestaande direct ervaren in een soort continuüm van bewustzijn met de waargenomen werkelijkheid. In kosmisch bewustzijn zou het universele bewustzijn vooral innerlijk worden ervaren. Uit beschrijvingen van dergelijke ervaringen blijkt dat deze in elkaar overgaan. Zij kunnen schematisch worden onderscheiden, maar blijken in de ervaringspraktijk minder scherp te onderscheiden. Daarom voert het onderscheid in stadia van kosmisch bewustzijn of verlichting hier te ver.
Universeel bewustzijn en mystieke ervaring
Een meer universeel bewustzijn is vooral het kenmerk van de mystieke ervaring. Deze wordt als volgt beschreven door de Britse filosoof Walter Stace (1886-1967). “Ook Stace beschouwt de mystieke ervaring als ‘een bewustzijnstoestand zonder gewaarwordingen, beelden of gedachten,’ anders dan ons gewone waakbewustzijn. Vanwege ‘overvloedige evidentie’ valt het bestaan van deze ervaring moeilijk te ontkennen. ‘De kern van mystiek... is de ervaring van een uiteindelijke niet-zintuiglijke eenheid van alle dingen, een eenheid waartoe de zintuigen, noch de rede kan doordringen. Met andere woorden, zij transcendeert ons zintuigelijk-verstandelijke bewustzijn volkomen’ (Stace, p 14-15). Daarom wordt het transcendent bewustzijn genoemd... Deze ervaring gaat ook voorbij het onderscheid tussen subject en object, beide worden één” (CM 101).
Het kunnen tijdelijke ervaringen zijn. Deze worden ervaringen van transcendentie genoemd. Als ze een blijvend karakter krijgen wordt dit kosmisch bewustzijn of verlichting genoemd, verlicht bewustzijn. Er zijn dus fasen van verlichting van tijdelijk naar blijvend.
Bewustzijn in lagen. https://nl.wikipedia.org/wiki/Bewustzijn
Wat zijn de kenmerken van kosmisch bewustzijn?
“Andere kenmerken zijn volgens Stace dat dit zuivere bewustzijn tegelijk positief en negatief is in de zin van leegte en volheid tegelijk. Verder wordt het ervaren als... onbegrensd bewustzijn. De individualiteit lost op in de eenheid, maar blijft als ‘bewustzijnskern’ tegelijk ook bestaan. Het lijkt op in slaap vallen... met behoud van bewustzijn. Individueel bewustzijn gaat over in universeel bewustzijn. Het wordt beschreven in merkwaardige paradoxen, maar is eigenlijk niet te beschrijven en gaat begrip(pen) te boven. Onuitspreekbaarheid is ook volgens William James een van kenmerken van de mystieke ervaring.”
“In de mystieke staat worden wij één met het Absolute en worden wij ons tevens van die eenheid bewust. Dit is de onvergankelijke en triomferende mystieke traditie, nauwelijks gewijzigd door verschillen van klimaat en geloof... zodat er ten opzichte van mystieke uitingen een eeuwige eenstemmigheid bestaat... Besef van verlichting is voor ons het essentiële kenmerk van mystieke toestanden” (William James, Varianten van religieuze beleving, p 278, 271). Eén van de varianten is de mystieke ervaring, die James minder analytisch en overzichtelijk beschrijft dan Stace. James heeft zich ook verdiept in het boek van Bucke.
“Beschrijvingen vinden plaats in de culturele en religieuze context van de mysticus. Niettemin blijkt een opmerkelijke wereldwijde overeenstemming. Stace gaat daar verder op in door diverse tradities en mystici te behandelen... In essentie gaat het om een bewuste ervaring van eenheid met de uiteindelijke werkelijkheid, waarbij de persoonlijkheid wordt getranscendeerd (Stace, p20,27, CM 101).”
Lao Tse, Boeddha, Mozes, Socrates en Jezus
Gevallen van kosmisch bewustzijn
“Bucke beschrijft vijftig gevallen van niet de geringsten onder de mensen: Boeddha, Lao Tse, Mozes, Jesaia, Socrates, Jezus, Paulus, Plotinos, Mohammed, Dante, Roger Bacon, Las Casas, Johannes van het Kruis, Shakespeare, Jacob Böhme, William Blake, Pascal, Spinoza, Swedenborg, Wordsworth, Balzac, Poeshkin, Emerson, Tennyson, Thoreau, Ramakrishna, Walt Whitman, Edward Carpenter en een aantal minder bekende namen. Zij zijn te beschouwen als een min of meer representatieve steekproef van verlichte geesten, waarvan er natuurlijk meer zijn... Niet alle cases van Bucke zijn even duidelijk. Bij een aantal betreft het tijdelijke ervaringen van verlichting. Bij andere heeft deze bewustzijnstoestand een permanent karakter. Craig Pearson maakt wel een onderscheid tussen tijdelijke en blijvende ervaringen van verlichting.” Gezien zijn Canadese achtergrond noemt Bucke vooral Britse en Amerikaanse namen.
Het kosmische bewustzijn, wordt met verschillende termen aangeduid. Boeddha noemde het ‘nirvana’. Bij Socrates is het zijn ‘daimonium’, bij Jezus ‘het rijk van God’ of het ‘rijk der hemelen’, enz. Het is de vraag of deze termen naar dezelfde verlichte bewustzijnstoestand verwijzen, zoals Bucke meent. Deze kan verschillend geïnterpreteerd worden naar gelang het culturele en religieuze kader. Ook anderen wezen op een opmerkelijke overeenstemming van mystieke en religieuze ervaringen in diverse tijden en culturen.
Kenmerken van kosmisch bewustzijn volgens Bucke
“Het menselijke zelfbewustzijn kenmerkt zich volgens Bucke door ‘bewustzijn van zichzelf als onderscheiden entiteit van de rest van het universum’.” Dat wil zeggen individualiteit en ik-identiteit, die identificatie met wij-identiteiten mogelijk maakt.
“Bucke onderscheidt de volgende kenmerken van kosmisch bewustzijn: geestelijke verlichting, morele verheffing, vreugde, een gevoel van tijdloosheid, eeuwigheid, onbegrensdheid, zelfs een gevoel van onsterfelijkheid, omdat een tijdloze, universele, bovenpersoonlijke dimensie van het bewustzijn wordt ervaren. Aanvankelijk wordt deze bewustzijnstoestand ervaren in momenten. Later in iets langere perioden tot dit bewustzijn een permanent karakter krijgt naast het persoonlijk bewustzijn. De persoon wordt er als het ware door gedragen als een golf door de oceaan. Het wordt kosmisch genoemd vanwege de eigenschap van onbegrensdheid en universaliteit, die ervaren wordt als verbondenheid met de kosmos als onze bestaansgrond.
Het is mogelijk dit bewustzijn te cultiveren, bijv. door meditatie. De ervaring van ‘zuiver bewustzijn’ zonder objecten, gedachten, gevoelens en gewaarwordingen is aanvankelijk tijdelijk. Het wordt ook wel transcendent bewustzijn genoemd, omdat het voorbij gedachten gaat en deze overstijgt of transcendeert. “Als deze ervaringen een permanent karakter krijgen... spreekt men van kosmisch bewustzijn.” Dit kan echter jaren duren. “Een mensenleven kan worden gezien als een langdurig proces van ontwaken met heldere momenten, afgewisseld door langdurige onverlichte perioden, waar geen eind aan lijkt te komen.”
“Als hoofdelementen noemt Bucke: a. toegenomen bewustzijn en b. toegenomen vermogens, op intellectueel en moreel gebied, qua initiatief enz. Het kenmerkende van het inzicht is dat het direct en intuïtief is. Benadrukt wordt vaak het onmiddellijke, hogere geluksgevoel van ‘bliss’ (gelukzaligheid) in de beschrijvingen van verlichten” (CM 101 Deel 2).
Volgens Bucke en anderen zou de menselijke evolutie gericht zijn op de ontwikkeling van een ruimer bewustzijn en uiteindelijk op kosmisch bewustzijn. Bij enkele ‘paradigmatische personen’ is dit sinds de axiale tijd doorgebroken, maar het is nog niet algemeen geworden. “Collectieve verlichting lijkt nog ver weg. Toch verwacht Bucke... dat het kosmische bewustzijn zich meer frequent zal voordoen. Hiervoor zijn nog weinig of geen empirische gegevens beschikbaar, omdat men andere prioriteiten geeft aan onderzoek.”
Andere bronnen
Het vergelijkbare boek van Craig Pearson The Supreme Awakening: Experiences of Enlightenment Throughout Time – And How You Can Cultivate Them (2013) beschrijft deels dezelfde kenmerken: innerlijke verruiming en helderheid, geluk en de ervaring van een onderliggende kosmische werkelijkheid (p 22). Hij verwijst naar meer gevallen dan Bucke, deels dezelfde.
Pearson baseert zich op de Transcendente Meditatie van Maharishi Mahesh Yogi en diens inzichten daaromtrent, die weer verwijst naar de Bhagavad Gita, de Veda’s en de Oepanshaden en andere Vedische bronnen. Bucke baseert zich vooral op zijn eigen ervaringen en die van anderen. Stace en James op onderzoek naar mystieke en religieuze ervaringen.
“Aan het eind van zijn boek vraagt Pearson zich af wat het verband is van bewustzijn met het verenigde veld dat de fysici veronderstellen (zie mijn artikelen in nr 27 en 28 hierover). In veel gevallen ervaren de verlichten een continuüm of identiteit van hun eigen zelf met het universum, dat zij als een universeel bewustzijn ervaren, zoals dat ooit reeds in de Oepanishaden is verwoord: Atman, het Zelf, is Brahman, de universele bestaansgrond. Bewustzijn als (verenigd) veld is vooralsnog een gebied van verder onderzoek, waarover fysici en verlichte mensen speculatieve uitspraken hebben gedaan, die nog nader onderbouwd dienen te worden” (CM 101 Deel 2).
Wat zegt de Bhavavad Gita over kosmisch bewustzijn?
De Bhavavad Gita behoort tot de bekendste Indiase geschriften. Het gaat o.m. over bewustwording van het universele, transcendente Zelf in een dialoog tussen Krishna en de held Arjuna. We beperken ons hier tot een relevante selectie uit de eerste zes hoofdstukken.
“De Veda houden zich bezig met de drie goena’s [dat zijn basiseigenschappen]. Wees zonder de drie goena’s [d.w.z. zonder eigenschappen], O Arjuna, bevrijd van dualiteit, altijd gevestigd in zuiverheid [dwz zuiver bewustzijn], onafhankelijk van bezittingen, in het bezit van het Zelf” (II-45). Het is een verwijzing naar het transcendente bewustzijn, dat geen betrekkelijke eigenschappen heeft en vrij is van de drie goena’s.
Het volgende motto uit vers II-48 verwijst naar een blijvend karakter van deze ervaring: “Verricht handelingen, terwijl je bent gevestigd in yoga.” Yoga betekent vereniging, verbinding, en wel met het transcendente bewustzijn, het grenzeloze Zelf. De geest “is verenigd met het Zelf” en is “gevestigd in het Zelf”, “geabsorbeerd in het Zelf” en “vervuld in het Zelf door het Zelf” (ll-51,53-55).
Dit geeft aan het bewustzijn van het Zelf, het transcendente bewustzijn, een zekere stabiliteit en zelfbeheersing ten opzichte van de “turbulente zintuigen”, die de geest meenemen “als een schip op het water door de wind” (II-60,67).
“De zelfbeheerste is wakker in dat wat nacht is voor alle wezens” (II-69). Nacht is beeldspraak voor niet-bewustzijn. Genoemde wezens hebben geen zelfbewustzijn. Het transcendente bewustzijn is in hen nog niet ontwaakt. “Wiens wensen de altijd volle en onbewogen zee [van bewustzijn] binnengaan, die bereikt vrede” (ll-70). En ook “vrijheid in goddelijk bewustzijn” (ll-72).
Karma yoga en meditatie
Hoofdstuk drie gaat over de yoga van het handelen, karma yoga. “Voor het welzijn van de wereld is het noodzakelijk om te handelen... De wijze handelt zonder gehechtheid terwijl hij het welzijn van de wereld verlangt.” (lll-20,25). Dit vers accordeert met mondiaal bewustzijn. Het betreft geen “wereld ontvluchtende mystiek”, met een term van Max Weber. Deze yoga is afkomstig van “koninklijke wijzen” (IV-2). Zij waren actief in de wereld en gaven er leiding aan, zonder eraan gehecht te zijn.
Het kosmische bewustzijn heeft een universeel karakter als “het Zelf van alle wezens”, hun essentie (V-7). Daardoor is het mogelijk “alle wezens in het Zelf te zien” (IV-35), dat “het Zelf van alle wezens is geworden”. Deze hoofdstukken gaan over de aard van onthechting. Dit is zeker geen inactiviteit, maar bevrijding van gehechtheid. “Alle daden worden overgegeven aan het universele zijn” (V-10). “De bewoner van het lichaam rust in geluk” (V-13). Innerlijk vervuld is men niet gehecht aan uiterlijke zaken. “Wiens geluk van binnen is... wiens licht geheel van binnen is, die yogi, die één is met Brahman, bereikt eeuwige vrede in goddelijk bewustzijn... en schept er vreugde in het goede te doen voor alle wezens” (V-24,25). Het bewustzijn is dan onpartijdig ten opzichte van vrienden en vijanden, heiligen en zondaars (VI-9). “Begiftigd met kennis en bescheidenheid ziet hij hetzelfde in een koe, in een olifant, in een hond” (V-18).
Het zesde hoofdstuk gaat over de yoga van meditatie dhyana yoga. Het Zelf komt tot zichzelf door het Zelf. “Bij deze yoga-praktijk ziet hij het Zelf alleen door het Zelf en vindt hij voldoening in het Zelf... Het kent dat oneindige vreugde is en buiten het bereik van de zintuigen ligt” (VI-20). Omdat het een vreugdevolle ervaring is, wordt de geest ertoe aangetrokken en kost deze meditatie geen moeite, zoals bij transcendente meditatie. De transcendente bewustzijnstoestand is aantrekkelijk en vredig. Als de aandacht er naar binnen op wordt gericht, kost het geen moeite ernaar toe te gaan. Uiterlijke verlangens kunnen ons echter afleiden. “Wijsheid wordt omsluierd door de onverzadigbare vlam van verlangen, die de voortdurende vijand van de wijzen is... Na het zelf door het Zelf tot rust te hebben gebracht is de vijand in de vorm van verlangen te verslaan” (lll-39,43). Ook de eerdergenoemde “turbulente zintuigen” kunnen ons afleiden en de stroom van gedachten, die niet gemakkelijk tot stilstand komt. “De geest wordt snel afgeleid en is moeilijk te beheersen als de wind” (Vl-34). De manier is “de geest te vestigen in het Zelf en niet meer te denken [...en] afbrengen van dat wat de geest wispelturig en onstandvastig doet voortzwerven door het onder de invloed van het Zelf te brengen” (VI-25,26).
De humanistische psychologie van Maslow
De Indiase psychologie heeft raakvlakken met de humanistische psychologie van vooral Maslow (1908-1970). Zelfverwerkelijking stond daarin centraal. Het betreft “de psychologie van het volledig geëvolueerde authentieke Zelf en de wijzen van zijn daarvan” (Psychologie van het menselijk zijn, p25). Deze psychologie, die in de jaren 1970 opgang maakte, lijkt weer in vergetelheid geraakt en niet te passen bij de positivistische oriëntatie van de psychologie als gedragswetenschap in plaats van bewustzijnswetenschap. Het is een positief gerichte groeipsychologie, die uitgaat van wat een mens in wezen is “en wat hij zou kunnen zijn” (p19). Het sluit aan bij de evolutionaire opvatting van Bucke en anderen van het bewustzijn als onontgonnen ontwikkelingspotentieel.
“Een psychologie die werkelijk rekenschap wil geven van het menselijk bestaan – het menselijk Zijn – zal zowel het voor anderen observeerbare gedrag als de innerlijke gesteldheden van de mens moeten exploreren. Het gedrag heeft gedurende bijna een halve eeuw alle aandacht opgeëist. Maslow maant de psychologen, hun energie nu eens te wijden aan de studie van andere aspecten van het menselijk bestaan,” schrijft H C Duijker in het voorwoord (p8).
https://yoo.rs/mindset-1575449017.html
Zelfverwerkelijking en ego-transcendentie, voorbijgaan aan eigenbelang
Maslow richt zijn studie niet op gemankeerde mensen, maar op mensen die zichzelf verwerkelijken. De geslaagde exemplaren van de menselijke soort, die op groei en ontwikkeling zijn gericht voor zichzelf en anderen. Relevant in de context van de ik-wij balans is het onderscheid in “interpersoonlijke relaties met en zonder eigenbelang” en in “ego-centrering en ego-transcendentie” (p42,44). Mensen die door gebrek (deficiëntie) worden gemotiveerd, zijn meer afhankelijk van anderen. Dit kleurt persoonlijke relaties met anderen als “behoeftebevredigers” en bemoeilijkt “belangeloze... begeerteloze waarneming.”
Bij groei-motivatie wordt de ander meer als unieke te ontwikkelen persoon gezien en “doel-op-zichzelf... dan als een stuk gereedschap... De op groei gerichte, zelf geactualiseerde persoon... is juist het gemakkelijkst in staat het ik te vergeten of te overschrijden... Hoe meer groei-gemotiveerd iemand is... hoe meer hij zijn bewustzijn van zichzelf achter zich kan laten wanneer hij te maken heeft met de objectieve wereld” (p42-44). Hoe meer hij zich ook kan wijden “aan het welzijn van de wereld”, zoals de Bhagavad Gita schreef.
Bij de groei-gemotiveerde persoon “is de ik-sterkte op zijn hoogst”. Daardoor kan hij zich meer concentreren op de wereld. Dit komt overeen met de bevinding van Elias dat individualisering samengaat met mondialisering. Ontplooiing van de individualiteit gaat samen met verschuiving van de ik-wij balans naar een ruimere, mondiale wij-identiteit.
Interessant is ook dat Maslow het begrip (ego-)transcendentie gebruikt. Het komt overeen met de terminologie van de Bhagavad Gita en andere spirituele bronnen.
Maslow gaat ook in op het bewustzijn en de waarneming. Naar voren kwam reeds dat een persoon niet wordt gezien als werktuig, maar onbevangen. Niet instrumenteel, maar receptief. “Dit soort onthecht, taoïstisch... niet-tussenbeide-komend gewaar-zijn heeft veel gemeen met enkele beschrijvingen van de esthetische en van de mystieke ervaring. Zien wij de werkelijke, concrete wereld, of zien we soms ons eigen stelsel van rubriceringen, motieven, verwachtingen en abstracties die we op de wereld geprojecteerd hebben?” (p48).
Hij noemt dit Z-kennen, kennen van het Zijn. Het betreft een meer volledige, niet instrumentele, “ik-transcenderende” vorm van kennen en een rijkere, onzelfzuchtige, meer onthechte waarneming (p80-85).
Maslow onderscheidt ook twee vormen van liefde. Enerzijds deficiëncy-liefde of zelfzuchtige liefde en anderzijds zijnsliefde, “liefde voor het zijn van de ander, liefde zonder behoefte, onzelfzuchtige liefde” (p49). Z(ijns-)liefde is zelf vervullend en “gelukkig makend. Zij is meer doel dan middel... Dikwijls beschreven als hetzelfde te zijn en dezelfde effecten teweeg te brengen als de esthetische en mystieke ervaring.” Ook bij de Duitse filosoof Friedrich Schelling komen beide soorten ervaringen overeen in de esthetische aanschouwing. Z-liefde bevordert volledige menselijke ontplooiing.
Top-ervaringen
Maslow vroeg mensen om hun topervaringen - “momenten van hoogste geluk en vervulling” - te beschrijven en “putte uit de onmetelijk bronnen van mystiek, religie, kunst, creativiteit, liefde enz.” (p77,79). Topervaringen zijn zelf vervullend, hebben “het doel in zichzelf” (p86), zijn geen middel tot een doel. Zo ook bij de mystieke ervaring.
Ze kenmerken zich ook door een andere tijdbeleving. “De persoon bevindt zich in subjectieve zin buiten tijd en ruimte... Het is net of ze in een andere wereld verkeren, waarin de tijd tegelijkertijd stilstaat en met grote snelheid voortgaat” (p87). Je kunt het ook ervaringen van transcendentie noemen. Maslow gebruikt de term ‘extase’.
Vanuit de Zijnservaring bij top-ervaringen komt Maslow tot een aantal Z(ijns)-waarden, zoals totaliteit, volmaaktheid, vervulling, rechtvaardigheid, spontaniteit, rijkdom in de zin van veelzijdigheid, eenvoud, schoonheid, goedheid, uniciteit en individualiteit, moeiteloosheid, speelsheid, waarheid, eerlijkheid en realiteitszin, autonomie en zichzelf-genoeg-zijn (p89-90).
“De emotionele reactie tijdens de topervaring heeft als het ware een speciaal aroma van verwondering, van ontzag, van verering, van nederigheid en overgave... als in de aanwezigheid van iets groots.” Dit zijn bewoordingen die vergelijkbaar zijn met die van Rudolf Otto in Het heilige. Verder “wordt het geheel van de wereld vaak als een eenheid gezien.” En als volmaakt, zoals bij de mystieke ervaring (p95). De ervaring is tegelijk concreet en abstract, dus eigenlijk onbeschrijfelijk. Het is een liefhebbende, niet-veroordelende, mededogende en vreugdevolle ervaring.
Piramide van Maslow. bigthink.com: Artikel The Missing Apex of Maslow’s Hierarchy Could Save Us All. Maslow never got around to publishing the final tier of his pyramid: self-transcendence.
Zelfverwerkelijking
“Wanneer het essentiële zijn van de wereld wordt waargenomen, komt de waarnemer gelijktijdig tot zijn eigen Zijn (tot zijn eigen vervolmaking, tot het zelf meer volmaakt-zijn)” (p103). Maslow omschrijft zelfactualisering op grond van zijn bevindingen als ”het samenstromen van alle vermogens van een persoon op een bijzonder doelmatige en intens verheugende wijze, waarin hij beter geïntegreerd is” (p105). Eerdergenoemde waarden komen dan meer tot uitdrukking. Top-ervaringen werken door en kunnen een persoon veranderen diens leven verrijken en diens identiteit versterken. Mensen worden meer zichzelf, “beter geïntegreerd (totaal, uit één stuk, alle aspecten verenigd)... Beter in staat samen te smelten met de wereld” (p112,113).
Maslow noemt zelfverwerkelijking, “dat wil zeggen uitgroeien tot volledig mens-zijn.., een opperste waarde voor het mensdom” (p157). Kenmerken die hij nader noemt, zouden meetbaar zijn. Ze komen overeen met eerdergenoemde waarden. Waarden beschouwt hij als mogelijkheden (p180).
In de Bhagavad Gita en andere bronnen komt Zelfverwerkelijking neer op het bewust worden van het Zelf als transcendent bewustzijn, de bron van het denken en van bewustzijnskwaliteiten. Van daaruit ontwikkelt de persoon zich meer volledig. Bij Maslow komt zelfverwerkelijking (met een kleine z) neer op (volledige) persoonlijke ontplooiing. Het Zelf als transcendent bewustzijn kan echter ook bewust ervaren worden zonder de persoonlijkheid volledig te ontplooien. Ontplooiing is een geleidelijk gevolg van de ervaring van transcendent bewustzijn. Deze ontplooiing begint met Zelfverwerkelijking, bewust worden van het Zelf als zelfbewustzijn, transcendent bewustzijn voorbij het denken. Bij Maslow is het meer een eindpunt.
De menselijke essentie is in Indiase bronnen het transcendente bewustzijn. Maslow heeft het zelf over een “innerlijke kern” of “innerlijke aard” die zich ontwikkelt. Hij maakt niet duidelijk wat die innerlijke kern is (p12,196-97). Het lijkt neer te komen op groeimogelijkheden die in zaadvorm aanwezig zijn.
Bij Maslow komt het menselijk zijn overeen met de menselijke existentie. Hij verwijst naar het existentialisme, dat het “zelf als een project” beschouwt, een zich ontwikkelende persoon. Hij maakt evenmin duidelijk wat hij met existentie bedoelt (p21). Hij wijst op “de hachelijke situatie waarin de mens zich bevindt, met de kloof tussen de menselijke aspiraties en de menselijke beperkingen (de kloof tussen wat het menselijke wezen is, en wat hij zou willen en wat hij zou kunnen zijn.” Het komt neer op de concrete menselijke situatie met zijn beperkingen en de subjectieve ervaring daarvan. Bij topervaringen “wordt deze kloof overbrugd” (p19).
Zelfverwerkelijking is bij Maslow geen narcistisch verschijnsel, maar veeleer het tegendeel. Het gaat samen met onzelfzuchtigheid, ego-transcendentie en belangeloze liefde. Narcisme hangt samen met deficiëncy. “Zelfactualisering (in de zin van autonomie) maakt het paradoxaler wijs, gemakkelijker het zelf, egocentriciteit en zelfzucht te transcenderen” (p210).
Meditatiemethoden en altruïsme
Maslow gaat niet in op methoden tot zelfverwerkelijking zoals in de oosterse psychologie. Daar staan meditatiemethoden vaak centraal. Uit het wetenschappelijk onderzoek naar meditatie, in het bijzonder transcendente meditatie als meest onderzochte methode in zeven kloeke delen met onderzoeksverslagen, blijkt dat fysieke en psychische gezondheid, ontspanning, zelfverwerkelijking en persoonlijke ontplooiing, leervermogen, creativiteit e.d. toenemen.
In twee symposia Explorations in Altruïstic Love and Behavior (1950) en Forms and Techniques of Altruïstic and Spiritual Growth (1952), waar Maslow en de socioloog Sorokin een leidende rol speelden, werd een aanzet gegeven tot nader onderzoek. Zie ook P A Sorokin, The Ways and the Power of Love: Types, Factors and Techniques of Moral Transformation.
Een bekend onderzoeker van met name boeddhistische meditatie is Daniel Goleman. Hij kreeg bekendheid door zijn boek Emotional intelligence (1995), later gevolgd door Social Intelligence (2006). Daarnaast schreef hij The Varieties of the Meditative Experience (1977), herziene editie: The Meditative Mind: The Varieties of Meditative Experience, (1988); Altered Traits: Science Reveals How Meditation Changes Your Mind, Brain, and Body, (2017) en Destructive Emotions: How can we overcome them (2003) een dialoog met de Dalai Lama (zie CM 76). Van de oudere psychologen staat C G Jung bekend om zijn interesse in religie en spiritualiteit. Psychische en spirituele ontwikkeling beschouwde hij in termen van individuatie, de wording en integratie van het zelf als een meer volledig bewustzijn, waarin de diverse aspecten van de persoonlijkheid zijn geïntegreerd (zie CM 92). De Italiaanse psychiater Roberto Assagioli gaat evenals Sorokin, Aurobindo en andere Indiase leraren uit van het ‘bovenbewuste’. Zij onderscheiden dit van het onderbewuste, dat onder meer een ‘vergaarbak’ lijkt van verdrongen emoties, terwijl het bovenbewuste een bron is van spirituele inspiratie en morele transformatie. Evenals bij Jung is bij Assagioli de psychische en spirituele ontwikkeling een proces van integratie dat hij psychosynthese noemt in zijn gelijknamige boek. Zelfreflectie speelt daarbij een belangrijke rol. Daartoe werden ‘centra voor zelfbezinning’ opgericht, ook in Nederland. Zo wilde Sorokin ‘centra voor creatief altruïsme’ opzetten. De tijd was daar na de oorlog echter nog niet rijp voor, toen de Koude Oorlog en economische groei de gemoederen bezig hield.
Uit de humanistische psychologie van Maslow, Rogers en Fromm is de zgn transpesoonlijke psychologie voortgesproten. Deze hield zich o.m. bezig met Farther Reaches of Human Nature, zoals de titel luidde van het postuum uitgegeven laatste werk van Maslow. Een van de onderzoekers op dit gebied was Charles Tart, die het vezamelwerk Transpsychological Psychologies redigeerde. Ook deze stroming is de laatste decennia op de achtergrond geraakt, toen neuropsychologische en neurobiologische oriëntaties en cognitieve psychologie meer naar voren kwamen (zie o.m. het boek van Jolij over bewustzijn besproken CM 109).
Altruïsme is een term die door Auguste Comte is geïntroduceerd als tegenhanger van egoïsme, nadat hij een intense platonische liefde had opgevat voor een dame, Clothilde de Vaux. Het heeft hem geïnspireerd tot zijn ‘religie van de mensheid’, die zich o.m. kenmerkte door wereldwijde solidariteit. De verwante visie van Emile Durkheim kwam in het artikel over de ik-wij balans van Norbert Elias naar voren. Durkheim heeft evenals Sorokin veel aandacht besteed aan morele ontwikkeling. Moral Education was de titel van een postuum uitgegeven werk. Sorokin heeft zich aan het eind van zijn loopbaan als hoogleraar sociologie aan de Harvard universiteit gewijd aan het onderzoek naar morele en spirituele ontwikkeling met het door hem opgerichte Centrum voor Creatief Altruïsme.
De sleutelrol van het bovenbewuste
Sorokin (1889-1968) heeft zich uitvoerig beziggehouden met altruïsme, ego transcendentie en hoger bewustzijn: ‘the supraconsciouss’, een term van de Indiase spirituele leraar Aurobindo Ghose. Hij gaat in op uiteenlopende methoden van spirituele en morele ontwikkeling: sociale methoden zoals overtuigen, disciplineren en conditioneren, goede daden en deelname aan constructieve groepen en sociale activiteiten; spirituele methoden als gebed, yoga en meditatie en psychologische methoden zoals counseling, psychoanalyse en andere therapieën. Te veel om hier te bespreken.
Als ter dood veroordeelde sociaal-democratische (contra)revolutionair tijdens de Russische revolutie heeft Sorokin de betrekkelijkheid van politieke veranderingen aan den lijve ervaren. Zijn leven werd herhaaldelijk gered door altruïsme en empathie. Daar zag hij meer heil in dan in politiek, tenzij deze gedragen wordt door morele en spirituele transformatie. Het komt overeen met de bevinding dat voor een adequaat functionerende democratie een bepaald van niveau van bewustzijn, burgerlijke ontwikkeling en betrokkenheid gewenst is.
In diverse studies concludeert Sorokin hij dat politieke en sociaalculturele veranderingen dienen samen te gaan met persoonlijke en collectieve bewustzijnsveranderingen in de mensen zelf en het daadwerkelijk realiseren van menselijke waarden, willen die veranderingen substantieel zijn. Zie o.m. zijn Social and Cultural Dynamics; Society, Culture and Personality: Their Structure and Dynamics; The Crisis of Our Age; The Reconstruction of Humanity en genoemde symposia.
Aan het slot van zijn studie The Ways and the Power of Love; Types, Factors and Techniques of Moral Transformation concludeert hij dat bewuste en onbewuste krachten alleen intermenselijke conflicten niet kunnen elimineren en solidariteit niet kunnen uitbreiden tot de hele mensheid. Daarvoor is de steun van het bovenbewuste (supraconscious) nodig. Zonder dit vermogen blijft altruïsme vaak beperkt tot ‘tribaal altruïsme’ voor alleen de eigen groepering. Tijdens de Koude Oorlog en ook daarna was echter weinig belangstelling voor altruïsme en mondiale solidariteit. Het denken in termen van machtsblokken domineerde tijdens het leven van Sorokin.
Het bovenbewuste gaat voorbij en “transcendeert het menselijke ego... en is egoloos... Het is de bron van de grootste creatieve prestaties van mensen op allerlei gebieden.” Bovendien is het de bron van onzelfzuchtige liefde en altruïsme, die de hoogste morele waarde is, “die zonder het bovenbewustzijn niet mogelijk is”. Het speelt dus een sleutelrol in de morele vooruitgang van de mensheid.
De eerste stap daartoe noemt hij “zelfidentificatie met het bovenbewuste als ons hoogste en ware zelf” (p480-81). Dit kan leiden tot grondige verandering van het gedrag en de persoonlijkheid, mits het verder gaat dan ideologische en verbale identificatie (lippendienst). Eerdergenoemde ik- en wij-identificaties dienen dus ondersteund te worden door identificatie met het ‘egoloze zelf’, dat eerder transcendent bewustzijn is genoemd. Dit komt overeen met het bovenbewuste bij Sorokin en Aurobindo.
Voorbij tribale groepsidentificatie
Onderzochte methoden kunnen grote ondersteuning bieden. Om tribale identificatie met beperkte groeperingen tegenover andere groeperingen te overstijgen kan aanpassingen van groepsdeelname en sociale contacten ondersteunend zijn. Dit kan verbetering van sociale instituties en solidariteit met alle mensen bevorderen, niet alleen met de eigen groeperingen. Het bovenbewuste gaat boven ego-identificaties uit en transcendeert het ego en zijn groepsverbindingen. Dit is in het bijzonder belangrijk bij de bestuurders en leiders van de mensheid. Dus ook bij de ‘superklasse’ waarover een eerder artikel gaat.
Het is echter zaak dat wij allemaal “ons best doen om het bovenbewuste potentieel in ons te cultiveren” (p487). En zo boven onze ego’s, zelfzucht en groepsidentificaties uitstijgen. Sorokin laat zien dat ontwikkeling van bewustzijn samengaat met altruïsme en verruiming van de solidariteit.
Het is hoog tijd dat de mensheid zich verenigt tegen “ziekte, stupiditeit, onwetendheid, criminaliteit, leed, armoede... antisociale drijfveren… egoïsme enz.... Rationeel denken en wetenschappelijke activiteit kan behulpzaam zijn... De mensheid wordt geconfronteerd met een ernstig dilemma: doorgaan met zijn roofbeleid van individuele en tribale zelfzucht die leiden tot zijn onvermijdelijke ondergang, of van wal steken met beleid van universele solidariteit... Het is aan ieder van ons welke van de twee wegen wij bij voorkeur kiezen” (p488-89, slotzinnen).
Slot: oude en nieuwe leidende geesten van de mensheid
De 20e eeuwse bevindingen van Maslow en Sorokin tonen een opmerkelijke overeenstemming met vroegere spirituele tradities, die gericht waren op Zelfverwerkelijking, spirituele ontwikkeling en altruïsme. De Bhagavad Gita geldt als voorbeeld van een Indiase klassieke wijsheidsbron. Ook de kenmerken van Zelfverwerkelijking in de zin van kosmisch bewustzijn in het onderzoek van R M Bucke passeerden de revue. Er is een meer omvattende en universele identiteit mogelijk dan de ik- en wij-identiteiten, die beide kan omvatten. Ook de mondiale identiteit kan daarvan een specifieke afspiegeling zijn.
Verlichte mensen met kosmisch bewustzijn hebben in de geschiedenis der mensheid grote invloed gehad. Niet in het minst de stichters van de grote religies, die de meest omvattende en duurzame sociale verbanden en culturele waarden gestalte gaven. Ook grote filosofen, schrijvers en geleerden hadden vaak een ruimer en meer creatief bewustzijn, dat belangrijke verworvenheden voortbracht. Het wachten is op het naar buiten treden van nog meer grote geesten, die de mensheid tot voorbeeld kunnen strekken en destructieve tendensen in onze tijd kunnen helpen keren naar constructieve trends. Onze tijd heeft nieuwe leiders nodig met een ruimer, meer verlicht, mondiaal en bij voorkeur kosmisch bewustzijn.