Civis Mundi Digitaal #130
Technologie gaat onze Aarde niet redden
Klimaat en biodiversiteit: twee onlosmakelijk met elkaar verbonden crises
Controle over graangewassen als vorm van macht
De run op delfstoffen in de oceaan
De elektrische auto en de energietransitie
Technologie gaat onze Aarde niet redden
Te veel mensen, ook in de beslissende sfeer van de politiek, hebben nog steeds het idee dat de menselijke creativiteit (lees: de technologie) wel een oplossing vindt voor de steeds sterkere klimaatcrisis. Ik geloof daar niet in, omdat technologieën een gevaarlijke impact hebben: zij gebruiken niet-hernieuwbare, vaak metaal-hulpbronnen die men met veel geploeter en vervuiling uit de aardkorst haalt. En zelfs terwijl wij in de vorm van zonneschijn duizenden keren meer energie ter beschikking hebben dan de mensheid nodig heeft, hebben wij convertors nodig om deze energie op te vangen, haar te transformeren in elektriciteit of haar op te slaan. En daarvoor zijn enorme hoeveelheden metalen nodig. Tien of vijftien jaar geleden was dit ondenkbaar. Maar vandaag de dag erkennen het Internationaal Energieagentschap, de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Wereldbank, en de Europese Commissie dat er een ongedachte behoefte aan delving van hulpbronnen nodig is om een transitie met veel zogeheten duurzame energieën te voeden, alsook voor de overgang van elektriciteit naar mobiliteit. Dat creëert spanning betreffende metalen als koper, zink en nikkel, en betreffende zeldzame aardmetalen als lithium en kobalt die gebruikt worden in batterijen voor elektrische auto’s.
De verveelvoudiging van deze behoeften heeft duidelijke consequenties voor het klimaat en de biodiversiteit. Vooralsnog merken we dat nog niet zozeer in Europa, omdat deze sterk vervuilende delving nu nog ver van Europa plaats vindt, maar daar komt verandering in. Volgens de bestaande scenario’s is er behoefte aan een verveelvoudiging met vijf, tien of zelfs vijftig keer, mede afhankelijk van de metalen, en dat vereist niet te geloven industriële en mijnactiviteiten.
De kloof bestaat vandaag de dag niet meer tussen links- en rechtsdenkende mensen, maar tussen mensen die denken dat we op een planeet met oneindige hulpbronnen leven en mensen die ervan overtuigd zijn dat we de fysieke grenzen van de economische groei bereikt hebben. Oneindige economische groei en de daarbij behorende oneindige consumptie – ons huidig kapitalistisch systeem – op een beperkte planeet is onmogelijk. Stel je voor dat onze energieconsumptie met 2% per jaar groeit (in werkelijkheid is dat percentage in de laatste decennia nog iets hoger). Dan betekent dat op de schaal van de mensheid iedere 37 jaar een verdubbeling van de consumptie. Als we gedurende 1000 jaar iedere 37 jaar deze consumptie verdubbelen, betekent dat een verveelvoudiging met 390 miljoen van onze energieconsumptie. Na 1500 jaar moeten we de dan de totale energie van onze zonnester hebben. Niet alleen de energie die onze zon naar onze planeet stuurt, maar integraal de totale energie van onze zon. De voorstanders van kernfusie mogen dan zeggen dat kernfusie een formidabel systeem voor het produceren van energie is, maar wie denkt dat we ooit nucleaire reactoren zo groot als onze zon kunnen fabriceren, is niet goed wijs..
Natuurlijk hebben we al nieuwe energiebronnen ontdekt, dus wie of wat verhindert ons op deze weg door te gaan, en rationeel gebruik te maken ervan om zo de economische groei veilig te stellen? Om dit te realiseren zijn er twee routes: een technologische en een economische route. Laat ik beginnen met het uitleggen van de economische route. Gedacht wordt aan de ontkoppeling van de economische groei (het Bruto Binnenlands Product) enerzijds en het energieverbruik, de uitstoot van CO2, het gebruik maken van grondstoffen, etc. anderzijds. Vandaag de dag is er sprake van een relatieve loskoppeling, dat wil zeggen dat het BBP wat sneller stijgt dan het energieverbruik. Daartegenover staat dat een totale loskoppeling onmogelijk is: een BBP-curve die voortdurend stijgt met een afname van energie, grondstoffen, vervuiling… alles heeft zijn grenzen, en een loskoppeling van een factor 390 miljoen is godsonmogelijk. Een auto die 390 miljoen keer minder energie consumeert dan vandaag de dag, daar gelooft toch niemand in?
Het andere aspect is van technologische aard. We moeten een enorme hoeveelheid grondstoffen delven om de installaties van zonnepanelen en windmolens te realiseren. Optimisten laten weten dat we gebruikte metalen kunnen recyclen (kost overigens ook energie) en zo met een kringloop-economie kunnen bezuinigen op de delving van deze metalen. Inderdaad kunnen we bijvoorbeeld tot in het oneindige koperen kabels via een smeltprocedure hernieuwen, vrijwel zonder verlies aan koper. Maar in werkelijkheid gaat dit voor het merendeel van de metalen niet op. Volgens gegevens die ik kreeg, is er van de zestig metalen die in de industrie gebruikt worden een dertigtal dat gerecycled wordt. Op mondiale schaal is dat nog geen 1%. Het zijn namelijk de kleine zeldzame aardmetalen van de nieuwe technologieën: palladium, tantaal… In de zeer technologische objecten als smartphones wordt een veertigtal metalen in uiterst minieme hoeveelheden, hooguit een paar milligram, verwerkt. Als deze objecten aan het eind van hun leven komen, vertegenwoordigen deze paar milligrammen nauwelijks wat.
Het IPCC, de groep experts van de Verenigde Naties, pleit al jaren voor de massale ontwikkeling van windmolens, zonnepanelen en batterijen, en ook voor een soberder leven, om zo het einde van de fossiele industrie in te kunnen luiden. Natuurlijk ben ik niet tegen windmolens en zonnepanelen, maar het is mijns inziens een waanbeeld om te geloven dat we ons huidige consumptieniveau, comfort, mobiliteit, kunnen handhaven door het vervangen van fossiele brandstof met oplossingen in de sfeer van zogeheten duurzame energie. Als we ons westerse levensniveau willen handhaven en dit ook aan alle andere landen op onze planeet beloven, is de winning en het beheer van de daarvoor benodigde metalen meer dan ingewikkeld. We moeten ze veel dieper in de aardkorst zoeken, en dat kost, afgezien van meer vervuiling, veel meer energie. We zullen ze zelfs moeten zoeken in de oceaanbodems, ten koste van grote problemen wat betreft biodiversiteit en massaal energiegebruik. Er zijn ook mensen die fantaseren over de Maan en asteroïden… Eerlijk gezegd geloof ik niet dat het noodzakelijke niveau van delving voor de handhaving van ons levensniveau houdbaar is, ook niet met grote industriële inspanningen.
Willen we nog een toekomst hebben, dan ligt deze in de zin: « Voorwaarts kameraden, we moeten terug. » Terug naar een veel soberder leven met zo weinig mogelijk energieverbruik. Gaan we dan terug naar het stenen tijdperk? Niets is minder waar: in mijn jeugd waren ‘s winters de temperaturen in huis rond de 17 graden, nu meestal rond de 21 graden of nog hoger. Is een teruggang naar 17 graden een terugval in het stenen tijdperk?. Technologische innovatie is neutraal: met een mes kun je aardappelen schillen of je buurman vermoorden… Zij heeft altijd een ambivalent karakter, is altijd tegelijkertijd positief en negatief. Een voorbeeld: nucleaire energie heeft veel medische vooruitgang gebracht maar ook de atoombom. Het is kennelijk erg moeilijk voor de mensheid en zeker voor de (politieke) machten om in vergelijking met de zegeningen van technologische innovatie grof misbruik ervan te vermijden.
Willen we nog een toekomst hebben, dan ligt deze in een veel soberder leven met een niet op oneindige groei gebaseerd productie- en consumptiesysteem, en in dat kader duidelijke, positieve technologische keuzes. Onze planeet heeft vooralsnog wellicht genoeg voor ieders beperkte behoeftes, maar zeker niet voor ieders hebzucht. Maar of wij in het algemeen en de politieke beslissers in het bijzonder daartoe bereid zijn?
Geschreven in januari 2023
Klimaat en biodiversiteit: twee onlosmakelijk met elkaar verbonden crises
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: we zijn in de beginfase van het zesde grote uitsterven op onze planeet gekomen door de samenhang van klimaatopwarming en de verwoesting van de biodiversiteit. Dat wil zeggen dat op termijn een aanzienlijk deel van alles wat leeft op onze planeet uitsterft. Wie denkt dat de menselijke soort van dit lot gevrijwaard zal blijven, vergist zich deerlijk. Het blad « Science Advances » publiceerde op 16 december vorig jaar een uitvoerige wetenschappelijke studie van twee professoren, van de universiteiten van Helsinki en Flinders: van nu tot 2050 sterft tot 10% van alle dieren en planten uit en tot het einde van deze eeuw tot 27% van alle dieren en planten. Deze waterval van uitstervingen is onvermijdelijk. Dit interessante maar angstaanjagende artikel is te vinden op:
https://phys.org/news/2022-12-extinction-cascades-climate-world-biodiversity.html
De ecoloog en landbouwkundig ingenieur Pablo Servigne sluit de ondergang van de mensheid niet uit en schreef het in 2022 bij Seuil uitgegeven boekje « Effondrement (et après) expliqué à nos enfants… et à nos parents ». Je mag hopen dat het op grote schaal vertaald wordt, want het helpt ouders hun kinderen de ineenstorting van de menselijke samenleving (en daarna) op een verantwoorde manier uit te leggen.
Al in het rapport uit augustus 2018 van het altijd zeer voorzichtige IPCC liet men zien dat de klimaatopwarming grotendeels veroorzaakt wordt door menselijke activiteiten. De verbranding van fossiele brandstoffen (steenkool, olie en gas) voor transport, elektriciteitsproductie, landbouw, industrie, als ook ontbossing stoten broeikasgassen uit die jaar na jaar toenemen; ook dit jaar wordt er weer een record gebroken.
Het verlies aan biodiversiteit is eveneens grotendeels te wijten aan menselijke activiteiten. Het IBPS (Institut Biologie Paris-Seine) heeft de vijf belangrijkste factoren gehiërarchiseerd: de veranderingen in gebruik van grond en de fragmentatie van natuurlijke leefomgevingen (met name door de landbouw en door transformatie naar kunstmatig land), de overexploitatie van diersoorten (visserij, stroperij…), vervuiling, klimaatontregeling en invasieve soorten. Gecombineerd leiden deze bedreigingen tot grootschalig uitsterven van soorten en tot verstoring en vernietiging van de meeste land- en zee-ecosystemen.
Zowel de klimaatverandering als de ineenstorting van de biodiversiteit veroorzaakt algemene (deels) onherstelbare schade en brengt daarmee de mensheid in gevaar. De klimaatopwarming beperkt de beschikbaarheid van voedsel en water, veroorzaakt hongersnoden, doet de sterfte toenemen, veroorzaakt economische schade en verergert migraties en conflicten. Het verlies van soorten en de verwoesting van ecosystemen hebben gelijkwaardige effecten. Het bestaan van de menselijke populaties hangt af van rond de 50.000 wilde soorten voor voeding, verzorging, verwarming, huisvesting… « De negatieve gevolgen van deze beide crises treffen vooralsnog vooral de gemeenschappen die sociaal, politiek, geografisch en/of economisch gemarginaliseerd zijn, » aldus IPCC en IPBES.
Volgens het IPCC-rapport van februari 2022 heeft de klimaatontregeling nu al tot gevolg dat de helft van de diersoorten gemigreerd is richting de poolgebieden of naar veel grotere hoogten om dezelfde levensomstandigheden als voorheen terug te vinden, en dat honderden soorten al van de aardbodem verdwenen zijn. Ook episodes van massale sterfte zijn geregistreerd: op een enkele dag stierven in Australië bijvoorbeeld 45.000 vliegende vossen (een soort vleermuizen) als gevolg van een hittegolf. En afgezien van branden sterft 5% tot 50% van de bossen door toenemende droogte.
In de toekomst zal de situatie fors verergeren. Met de al vrijwel gepasseerde klimaatopwarming met 1,5 graad gaan hele ecosystemen voor altijd verloren. Er zijn al hele ecosystemen, zoals die van de koraalriffen, die de grens van hun aanpassingsvermogen hebben bereikt. De biodiversiteitscrisis wordt bovendien niet alleen veroorzaakt door de klimaatopwarming: ook menselijke activiteiten als overbevissing en de verwoesting van natuurlijke leefgebieden moeten we niet vergeten. Men kan zich voorstellen wat er plaats gaat vinden als aan het einde van deze eeuw de klimaatopwarming gemiddeld met ten minste 3 of 4 graden is toegenomen.
Een verdere neergang van de biodiversiteit werkt verdere klimaatopwarming in de hand. De natuurlijke ecosystemen zoals oceanen, bossen en bodems nemen ongeveer de helft van de menselijke uitstoot van broeikasgassen op. Wanneer ze verwoest zijn als gevolg van menselijke activiteiten als ontbossing nemen ze minder CO2 op. Droogtes, branden, en oceaanverzuring verergeren dit fenomeen. Wanneer dit proces zich voortzet, veranderen deze CO2-opvangers in CO2-uitstoters. Verschillende studies hebben recentelijk aangetoond dat het Braziliaanse Amazonegebied, de groene long van de aarde, al meer CO2 uitstoot door ontbossing en de verslechtering van bossen dan dat het aan CO2 opvangt. De verwoesting van de natuur gaat bovendien ten koste van menselijke aanpassing aan de effecten van de klimaatverandering, want hun gemeenschappen worden steeds kwetsbaarder. De verdwijnende koraalriffen en mangroves zijn bijvoorbeeld natuurlijke barrières tegen stormen, cyclonen en overstromingen.
Afgezien van natuurbeschermingsacties is grondige hervorming van het landbouw-/voedingssysteem noodzakelijk. Intensieve landbouw heeft als gevolg een verandering van aardbodems en massaal daarin binnentredende chemicaliën die giftig zijn voor de biodiversiteit (en overigens ook niet erg gezond voor mensen). Intensieve landbouw (veelal mono-culturen) is verantwoordelijk voor 25% van de mondiale uitstoot van broeikasgassen, en moet vervangen worden door verder te ontwikkelen agro-ecologie, bos-ecologie en het brengen van verscheidenheid in plant- en bossoorten.
Zowel het IPCC als de IBPS pleiten voor soberheid, maar soberheid staat haaks op ons op oneindige groei gebaseerd productie- en consumptiesysteem, waar de wortels van de klimaatopwarming en de verwoesting van de biodiversiteit liggen. Mede door de betrokkenheid en invloed van de bij het IPCC en de IPBES betrokken landen wordt dit centrale probleem ten onrechte vermeden, met als gevolg dat de klimaatopwarming en de verwoesting van de biodiversiteit gewoon doorgaan. In plaats daarvan worden maatregelen getroffen of aanbevolen die juist negatief voor de klimaatopwarming en de biodiversiteit uitvallen. Een paar voorbeelden: Het bebossen van oppervlakten die al heel lang ontbost zijn (savannen, oude culturen, etc.) en nu zoals in Nieuw-Zeeland beplant worden met dennen of met eucalyptus in de Cerrano in Zuid-Amerika. Deze grote monoculturen hebben als gevolg een verlies van de biodiversiteit en zijn niet goed voor het klimaat: men kiest voor deze beplanting vanwege de snelle groei, maar zij zijn gevoelig voor droogte en aanvallen van insecten, en ze hebben veel kunstmest nodig. Ook de massale ontwikkeling van bio-energieën kan bij mij weinig enthousiasme opwekken. Het op grote schaal planten van culturen die bestemd zijn voor de elektriciteitsproductie, warmte of brandstof gelieerd aan het vangen en opslaan van uitgestoten CO2 in de atmosfeer, kan de energietransitie vergemakkelijken. Deze technologische oplossing wordt in alle scenario’s gepresenteerd als noodzakelijk om koolstofneutraliteit te kunnen realiseren. Maar er zijn ook grote risico’s: het concurreert voor het gebruik van land met andere toepassingen, met name voedselproductie, het tast de biodiversiteit aan, en het vraagt enorme hoeveelheden water, stikstof en fosfor voor een uiteindelijk beperkt potentieel.
Om te onthouden: klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten als zodanig behandeld worden. Voor beide geldt dat doorgaan met ons op oneindige groei gebaseerde productie- en consumptiesysteem uiteindelijk rampzalig is en wij daardoor nu al in de eerste fase van het zesde grote uitsterven terecht zijn gekomen. En tot nu toe gaan we gewoon door…
Geschreven in januari 2023
Controle over graangewassen als vorm van macht
De slogan « The World Afterwards », die opdook tijdens de coronacrisis, doet mij nog eens goed nadenken over het verleden. Het is gebruikelijk om de start van het antropoceen (het geologische tijdperk waarin de invloed van menselijke activiteiten dominerend is) te dateren rond 1780, ten tijde van de komst van stoommachines en de hoge vlucht van steenkool. De industrie die toen ontstond met ons op oneindige groei gebaseerde economische systeem heeft de huidige ernstige milieuproblemen ten aanzien van biodiversiteit en klimaatopwarming opgeleverd. Maar ook voor een ander oud en fundamenteel probleem voor de mensheid is sinds dit tijdperk nog geen oplossing gevonden: hoe een steeds groter aantal mensen te voeden. Het is geen productieprobleem, maar een probleem betreffende distributie en de organisatie van markten, met andere woorden: het is een politiek probleem. Daarbij zij overigens opgemerkt dat verdere klimaatopwarming daarbij ook een meer algemene rol kan gaan spelen.
Alle imperiums in de geschiedenis hebben dezelfde constatering kunnen maken: macht is niet alleen een kwestie van wapens, maar ook van controle over graangewassen. Dat is de reden waarom Rusland vanaf de zeventiende en achttiende eeuw de hand op de Oekraïense grond heeft proberen te leggen. Het betreft hier niet alleen het verzwakken van het Ottomaanse imperium, maar ook het versterken van de Russische handelsmacht. Tijdens het continentaal stelsel tijdens de regering van Napoleon keerden de Europeanen zich naar Rusland voor de bevoorrading van graan. Maar aan het einde van de negentiende eeuw verzwakte de concurrentie van de Verenigde Staten het regime van de tsaar en vergemakkelijkte deze zo de revolutie van 1905. In oorlogssituaties vindt de controle over graangewassen ook plaats door het blokkeren van bevoorrading. In 1933 vorderde Stalin zo met geweld de graanreserves in Oekraïe, en veroorzaakte daarmee miljoenen slachtoffers: de holomodor, het uitroeien van de bevolking door honger. Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf: er waren in de negentiende en twintigste eeuw talrijke hongersnoden en « politieke » schaarsten in Brits-Indië, in het China van Mao, in het Cambodja van de Rode Khmer in 1979…
Hoewel de strategische rol van graangewassen oude wortels in de geschiedenis heeft, is daar sinds de economische crisis van 2008 heel duidelijk speculatie inzake deze grondstoffen bij gekomen. We moeten ver terug in de tijd gaan om dit fenomeen te begrijpen. Al in de middeleeuwen bestonden er handelsbeurzen die de mogelijkheid boden om via de markten te speculeren met graangewassen. Om oproeren te vermijden probeerden overheden dit speculeren in ieder geval te beperken. Allereerst werden er voorraden opgebouwd die door centrale en lokale instituties gezamenlijk beheerd werden. Vervolgens werden de prijzen gereguleerd, vanwege sterke druk rond het begrip « rechtvaardige prijs », en zo hielpen de rurale gemeenschappen om stand te houden tegen de onzekerheden van het leven. Deze fenomenen zijn goed gedocumenteerd in Europa, alsook in China en India. Aan het einde van de negentiende eeuw nam door de verbetering van het transport de vrees voor schaarste weg, hetgeen als gevolg had dat de praktijk van voorraadvorming verlaten werd. De bevoorrading moest daarentegen in de toekomst veiliggesteld worden, hetgeen massaal gebeurde via termijncontracten die niet afgesloten werden op landbouwproducten, maar alleen op beloften inzake deze producten. Deze speculatie in graan leidde tot belangrijke protesten van coöperaties en consumentenverenigingen. Deze praktijk werd in 1941 dan ook verboden, maar verscheen weer in de jaren 1980 toen – helaas – de institutionele beschermingen en oude gewoonten niet meer bestonden. Al gauw kwam daar liberalisatie van de internationale grondmarkten en « land grabbing » bij: men kon massaal en overal grond kopen zonder deze in cultuur te brengen, met het oog op toekomstige speculatie. Dat heet « schaarste » van graangewassen, zo ook vandaag de dag met de oorlog in de Oekraïne. Het zijn geen echte productiecrises, enkel het resultaat van speculatieve verschijnselen. Deze zijn soms heel oud, maar wat nieuw is, is het neoliberale weigeren om deze te reguleren of te verbieden.
Financialisering is niet de enige manier waarop het kapitalisme zich van al wat leeft meester heeft gemaakt. Genetica spelen ook een grote rol. Het selecteren van soorten om ze te verbeteren is een heel oude, beslist niet alleen Europese praktijk. Chinese en Indiase archeobotanisten hebben aangetoond dat hybride rijstsoorten al heel lang bestaan. Zij hebben ook het belang van het verkeer van zaden tussen Azië en Europa sinds het Neolithicum (de jongere steentijd) laten zien. Met kunstmest en de werken van Gregor Mendel inzake genetica zien we vanaf het einde van de negentiende eeuw nieuwe genetisch geselecteerde graansoorten verschijnen. Zij betekenden de bloei van een nieuw kapitalisme gebaseerd op de verkoop van zaden. Maar zij creëerden ook fikse problemen, zoals de verarming van bodems en de verschijning van nieuwe ziekten. Om dat tegen te gaan en natuurlijk ook om de winst te behouden, ontwikkelde men na 1990 genetisch gemodificeerde organismen, GGO’s, die op hun beurt zeer ernstige problemen veroorzaken.
We zien vergelijkbare fenomenen met de ongekende bloei van vleesconsumptie aan het einde van de negentiende eeuw. De innovaties op het gebied van fokkerij en de organisatie van markten hadden ziekten tot gevolg, zoals de trichinellose bij varkens en rundertuberculose, die van dieren op mensen kunnen overgaan. Ook Covid-19 maakt deel uit van een lange geschiedenis van zoönoses en epizoöties waaraan de intensieve (pluim)veeteelt niet vreemd is.
Voeding maakt een energietransitie noodzakelijk. Arbeid is niet alleen een productiefactor, arbeid was tot voor kort ook de belangrijkste mondiale energiebron voor voeding, met name voor graansoorten. Vanaf de twaalfde eeuw zien we een intensivering van arbeid in de hele wereld die zich in de moderne tijd ontwikkelde met slaven en andere vormen van gedwongen arbeid. Wat opvalt is dat tot aan het einde van de negentiende eeuw de vervanging van arbeiders minder belangrijk is dan de intensivering van menselijke of dierlijke spierkracht. De overgang van een intensieve groei van arbeid naar een intensieve groei van kapitaal heeft heel wat later plaatsgevonden dan men in het algemeen denkt. Waar er in het algemeen sprake is van een onderschatte « energietransitie » is dat zeker het geval bij de « energietransitie » die leidde tot de marginalisatie van arbeid als energiebron. Zelfs in Engeland vertegenwoordigde « spierarbeid » in 1870 nog 60% van alle energiebronnen. De massale vervanging van arbeiders door machines gebeurde na 1870. In de landbouw gebeurde dit na 1945 en in de zuidelijke landen niet eerder dan 1970. Nadenken over de « energietransitie » is allereerst het nog eens goed nadenken over de plaats van arbeid!
Welke maatregelen zouden genomen moeten worden om de verwoesting van ecologische evenwichten tegen te gaan? Allereerst mag duidelijk zijn dat de recente ontwikkeling van het neoliberale kapitalisme niet alleen milieuverwoesting en klimaatopwarming tot gevolg heeft, maar ook onlosmakelijke daarmee verbonden zijn in de vorm van een explosie van ongelijkheden. Er moet dus gedacht worden over fiscale hervorming, het belangrijkste middel voor herverdeling. Ik ben niet erg enthousiast over een zogeheten « groene » fiscaliteit die vaak regressief is, zoals we hier in Frankrijk hebben kunnen zien bij de « gele hesjes ». Ik zie meer heil in de ideeën van economen als de ook in Nederland welbekende Thomas Piketty die een progressieve fiscaliteit voorstaan: de grootste vervuilers zijn ook de rijkste vervuilers.
Het recente verschijnsel van de bloei van de genetica is ook zeer verontrustend. GGO’s verwoesten wereldwijd het milieu en proletariseren tegelijkertijd de tot migranten zonder sociale bescherming verworden arbeiders in de landbouw. Daarom moeten de licenties voor zaden afgeschaft worden en de traditionele soorten tot werelderfgoed verklaard worden. Om dat te realiseren moet er weer echt publiek wetenschappelijk onderzoek, dat nu gehoorzaamt aan privébelangen, ingesteld worden. De niet te hervormen handelsbeurzen en het fenomeen « land grabbing » moeten verboden worden.
Om dit soort maatregelen ter bescherming van het milieu en voor het bestrijden van de toenemende ongelijkheden – twee kanten van dezelfde medaille – wettelijk goedgekeurd te krijgen, is er wereldwijd meer democratie nodig: stemrecht voor alle arbeiders, dus ook voor buitenlandse arbeiders, en het tot nul terugbrengen van de rol van lobby’s bij de financiële ondersteuning van politieke partijen.
Maar of de politiek internationaal bereid is deze maatregelen te nemen?
Geschreven in januari 2023
De run op delfstoffen in de oceaan
Hangt een koolstofvrije wereld af van 6000 meter diepe oceaanbodems? De Canadese maatschappij « The Metals Company » (TMC) is ervan overtuigd: de oceaanbodems zitten barstensvol zeldzame metalen voor de fabricatie van batterijen nodig voor de bestrijding van de klimaatopwarming en een zegen voor de elektrische auto.
Eind december 2022 heeft TMC een zestal proefnemingen in het midden van de Grote Oceaan gedaan om miljoenen mangaanknollen te verzamelen, die een diameter van 1 tot 15 cm hebben en in het slib op de bodem van de oceaan liggen. Gedurende twee maanden heeft TMC een enorme rupsmachine zo groot als een maaidorsmachine naar de bodem van de oceaan (4400m diep) gezonden die er met de nodige vervuiling en CO2-uitstoot 3000 ton knollen heeft opgezogen en via een hogedrukslang naar boven heeft gebracht, met een ritme van 86 ton per uur. Ze werden aan boord van een boot gewassen, gesorteerd en opgeslagen en daarna vervoerd naar Vancouver.
Men weet sinds de jaren 1960 dat de bodem van de oceanen grote hoeveelheden mineralen bergt. Nu met de klimaatopwarming worden deze interessanter voor fabrikanten van batterijen op zoek naar kobalt, nikkel, mangaan, koper… maar ook voor de staalindustrie, die van halfgeleiders en die van brandstofcellen, geïnteresseerd in platina, molybdeen, tellurium, vanadium… aardmetalen die ook in de bodem van de oceanen te vinden zijn.
In de Clarion-Clipperton zone (4,5 vierkante kilometer halverwege Mexico en Hawaï) waar deze rupsmachines van TMC gedropt zijn, zijn volgens de AIFM, de intergouvernementele organisatie van zeebodems verbonden aan de Verenigde Naties, een 34 miljard ton knollen aanwezig, waarvan 340 miljoen ton nikkel en 275 ton koper. Duizelingwekkende cijfers als je weet dat de mondiale voorraden van nikkel op aarde geschat worden op 300 miljoen ton en die van koper op 800 miljoen ton. De zeldzame aardmetalen zijn niet in deze zone te vinden. Die vind je bijvoorbeeld midden in de Atlantische Oceaan langs de onderzeese bergrug, die zich uitstrekt van de Zuidpool naar IJsland.
Volgens deskundigen kan verwacht worden dat mijnexploitatie van de oceaanbodems van nu tot 2065 in 35% tot 45% van de mondiale behoefte aan zeldzame metalen zal kunnen voorzien.
TMC heeft zich verzekerd van de steun van de republiek van Nauru, een eilandstaatje in de Grote Oceaan met 10.000 inwoners, om van de AIFM het recht te krijgen voor het onderzoeken van een onderzees gebied van 75.000 vierkante kilometer dat naar alle waarschijnlijkheid bezaaid is met 866 miljoen ton knollen. Het heeft met de zegen van het Polynesische koninkrijk Tonga en de koraaleilanden van Kiribati nog twee andere zones van de zelfde omvang in het oog.
En TMC is niet de enige maatschappij die zich voorbereidt op de exploitatie van de oceaanbodems. Ook België staat met « Global Sea Mineral Resources » in de startblokken. Verder zijn er nog het « Institut français de recherche pour l’exploitation de la mer » (Ifremer), twee Chinese operators, een Koreaanse, een Russische, een Singaporese, een Duitse, een Engelse, een Poolse, en een Braziliaanse operator… Bij de landen die zich al het verst voorbereid hebben horen bovendien Japan en India. In juni 2021 lanceerde India « Deep Ocean » met een budget van meer dan 460 miljoen euro voor de komende vijf jaar voor de technologische voorbereiding op het onderzoek van bodemschatten in de internationale wateren van de Indische Oceaan. De AIFM heeft India daarvoor een gebied van 75.000 vierkante kilometer toegewezen. Volgens voorlopige schattingen heeft dit gebied 380 miljoen ton mangaanknollen die koper, nikkel, kobalt en mangaan bevatten ter waarde van 110 miljard dollar.
Iedereen heeft haast. Binnen de in 1994 opgerichte AIFM heerst dan ook onrust en nemen de spanningen toe. Deze in Kingston (Jamaica) gevestigde organisatie met 168 leden, waaronder de Europese Unie, kreeg als opdracht het organiseren en controleren van de exploratie en exploitatie van minerale hulpbronnen in de oceanen en moet er op toezien dat niet alleen de ontwikkelde landen profiteren van de exploitatie van de internationale diepzeebodems. Meer dan de helft van de oceanen strekt zich uit buiten de 200 zeemijlen van de kusten, de territoriale wateren waarover de AIFM niets te zeggen heeft en waar de betreffende landen binnen hun eigen wetgeving vrijelijk hun gang kunnen gaan, zoals bijvoorbeeld Noorwegen doet. De AIFM levert 15 jaar durende, hernieuwbare vergunningen voor onderzoek inzake rijkdommen in de internationale diepzeebodems, maar is niet toegerust om controle uit te oefenen of sancties op te leggen.
Het milieu was in de jaren 1990 helaas geen belangrijk onderwerp. Pas sinds 2011 werkt de AIFM aan een mijncode die rekening moet houden met technologische, financiële en milieukwesties, met als gevolg tot op de dag van vandaag eindeloze juridische en diplomatieke onderhandelingen tussen de landen. In principe kan exploitatie slechts beginnen als dit reglement vastgesteld is. Een aantal overheden en ondernemingen voert druk uit om dit reglement in juli 2023 vastgesteld te krijgen. In maart is daartoe een werkbijeenkomst overeengekomen, maar of dat lukt waag ik te betwijfelen. En er zijn landen en ondernemingen die hoe dan ook, wel of geen mijncode, voor het einde van 2023 met de exploitatie van de hun voor onderzoek toegewezen gebieden willen beginnen. En ik ben er zeker van dat dat ook gaat gebeuren.
In december 2022 stond de AIFM in de schijnwerpers van de actualiteit: op de COP15 van de biodiversiteit werd immers beloofd ook de oceanen te beschermen. De algemeen secretaris van de AIFM, Mickael Lodge, prees de rol van zijn instituut wat betreft « de bescherming van het zeemilieu en de biodiversiteit in diepe wateren voor het nut van iedereen ». Vertegenwoordigers van verscheidene landen hebben zich nu geschaard aan de zijde van de « Deep Sea Conservation Coalition », die een honderdtal NGO’s bergt, een « bezinningsperiode » in de run op de diepzee-schatten eist om het milieu te beschermen, en nu verder nadenkt over de manier om ook andere landen hiertoe over te halen. Ik help het ze hopen. Overigens zeer kwalijk dat dit niet voor de territoriale wateren gevraagd wordt, waardoor de betreffende landen daar straffeloos oceaan- en zeebodems kunnen exploiteren als hun eigen wetgeving daar geen stokje voor steekt – en dat is zelden het geval.
Geschreven in januari 2023
De elektrische auto en de energietransitie
De ecologische transitie en de elektrificatie van auto’s beloofden een zuiniger, lichtere en meer met elkaar te gebruiken auto. Maar deze belofte is zoals gebruikelijk in rook opgegaan en veranderd in een technologische orgie: een show van altijd grotere, krachtigere en duurdere auto’s, buiten bereik van een immense meerderheid van de bevolking. De aandrijving gebeurt niet meer via olie (ofschoon de elektrische auto’s in bijvoorbeeld Japan en Zuid-Afrika aangedreven worden door elektriciteit van uit steenkool gewonnen olie), maar de programmatuur in de autobranche is hopeloos onveranderd gebleven. Deze werd in de jaren 1920 ontwikkeld door Alfred Sloan, die van General Motors de eerste mondiale fabrikant maakte dankzij een revolutionaire ontwikkeling van de markt. Tegenover de door Henry Ford populair gemaakte standaardisatie vond het « sloanisme » een commerciële politiek uit die niet meer gegrond was op de essentiële behoefte van de koper. Er moest voortdurend iets nieuws, prestigieus en speels uitgevonden worden, wat de klant in de verleiding bracht om zo vaak mogelijk van auto te veranderen. Om het populair te zeggen: de autohandel leeft bij het principe van een ezel te laten drinken die geen dorst heeft.
Hoewel de autobranche zich heel snel elektrificeert, gebeurt dat helaas wel met recepten uit het verleden, waardoor de kans om de manier van ons te verplaatsen en onze verhouding tot de auto radicaal te veranderen om zeep is geholpen. De marketing inzake overvloed heeft gewonnen van die van de soberheid en dat heeft onherroepelijke economische en ecologische consequenties.
Economisch gezien lopen de fabrikanten door het aanbod steeds geraffineerder te maken het risico de vraag af te remmen. In Frankrijk is de markt teruggevallen tot het niveau van 1975 en in Duitsland en Engeland zijn de verkopen nog nooit zo laag geweest als in het begin van de jaren 1990. De effecten van de coronacrisis en het gebrek aan composanten verklaren niet alles. De autofabrikanten bekennen dat ze de keus voor rentabiliteit hebben prevaleren boven die van een grotere verkoop. De merken worden steeds luxer, proberen de klant met meer opties te verleiden. De productie van de elektrische auto (EA) is al duurder dan die van de auto met een verbrandingsmotor. Inderdaad, designers en ingenieurs zijn vervallen in hun oude reflexen. Het moet krachtig dus zwaar zijn, het moet klinkklank dus in feite onnodig zijn, het moet super-technologisch dus duur zijn. Geen probleem als er steeds minder klanten voor een nieuwe auto zijn… de rentabiliteit van de autobranche is nog nooit zo groot geweest.
Het wakker worden kon wel eens heel pijnlijk zijn, want het is niet erg waarschijnlijk dat het niveau van de huidige marges een duurzaam karakter heeft. Door zich met een nieuw eersteklas elektrisch aanbod te richten op een steeds rijkere clientèle vallen de fabrikanten in de fouten van het verleden: als potentiële kopers steeds minder talrijk zijn en de fabrieken toch moeten blijven draaien, zal de branche een beroep moeten doen op commerciële anabolen om de voorraden te slijten ten koste van de winstmarges, zoals in de goede oude tijd van de verbrandingsmotor.
China heeft een andere keus gemaakt door massaal het instapniveau te subsidiëren. In zeven jaar tijd is de prijs van een kleine stadsauto gedaald van 30.000 euro naar 10.000 euro. In dezelfde tijd zijn de prijzen in Europa met 15% gestegen. Resultaat: de bodem van de markt van elektrische auto’s (minder dan 20.000 euro) vertegenwoordigt 41% van de verkoop van nieuwe auto’s tegen 8% in Europa. Wanneer deze Chinese auto’s in Europa arriveren, zal dat flink zeer doen.
De ontwikkeling van de elektrificatie heeft ook de nodige consequenties voor de snelheid van de ecologische transitie in Europa. Vanaf 2035 is het niet meer mogelijk om een nieuwe auto met een verbrandingsmotor te kopen. Maar het richten op 100% EA op een markt die wegens steeds luxere auto’s voortdurend kleiner wordt, maakt het objectief van « 0-koolstof » in 2050 onhaalbaar. Om het huidige autopark te vernieuwen is er geen vijftien jaar, maar zeker dertig of vijfendertig jaar nodig. Ademe, het agentschap van ecologische transitie, laat duidelijk weten dat het oriënteren van de elektriciteitsmarkt richting terreinwagens en luxueuze EA’s geen enkele zin heeft wat betreft het milieu. De koolstofafdruk van dit soort auto’s wordt niet eerder positief vergeleken met een vierdeursauto op diesel dan na 100.000 km tegen 15.000 km voor een kleine AE. Doorgaan met de productie van modellen met zeven plaatsen die 98% van de tijd slechts 1 persoon transporteren is een ecologische dwaasheid, zelfs als deze op elektriciteit rijdt.
De overgang naar elektriciteit heeft ook belangrijke industriële consequenties. Is het denkbaar om van fabrikanten te eisen om snel en radicaal de modellen te veranderen, niet alleen wat betreft de motorisering maar ook wat betreft het gebruik en onze verhouding tot de auto? Politiek en economisch gezien is het antwoord « nee ». Dus zien we het echec, gezien het milieu, voor onze ogen gebeuren! In dat kader mag je je ook afvragen, als het gebruik van auto’s in de nabije toekomst dient te verminderen, waarom bijvoorbeeld in Frankrijk hard gewerkt wordt aan verdubbeling van de autoroutes.
En dan, voor een echte ecologische transitie moet er ook voor elektrische auto’s « groene » elektriciteit geproduceerd worden. Zoals ik al zei, in Japan en sommige andere landen wordt daarvoor elektriciteit uit vloeibaar gemaakte steenkool gebruikt. Waar komt andere elektriciteit vandaan? Veelal uit op fossiele brandstoffen draaiende elektriciteitscentrales. Dus verreweg de meeste elektrische auto’s zijn uit dit oogpunt beslist geen zegen voor een echte ecologische transitie.
Met dit soort maatregelen kunnen we eenvoudigweg niet op een termijn van dertig jaar de gevolgen van de voortgaande klimaatopwarming en verwoesting van de biodiversiteit de baas.
Geschreven in januari 2023