Civis Mundi Digitaal #131
Bespreking van Helen Macdonald, Schemervluchten. De Bezige Bij, 2021.
In deze tijd van klimaatverandering is het zaak naast concrete maatregelen, ook andere leefgewoonten en een andere houding tegenover de natuur aan te nemen. In dit boek kunnen we daarvoor inspiratie opdoen. Het bestaat uit 41 korte essays waarin Macdonald natuurobservaties combineert met wetenschappelijke of historische gegevens. Soms vervlecht ze die met observaties over identiteit, klasse en macht. Haar persoonlijke beleving voegt veel toe aan de kracht van het boek om haar bijzondere kijk op de natuurlijke wereld invoelbaar te maken.
De verzameling is zoals ze schrijft in de inleiding als een ‘Wunderkammer’. Ze verwijst daarmee naar een vanaf de 16e eeuw in de gegoede klasse voorkomend gebruik om in een kamer of soms alleen een kast een uitstalling te maken van natuurlijke en kunstmatige objecten. Er was geen onderling verband, behalve dat alles bedoeld was om verwondering op te wekken. Onontkomelijk zijn de objecten door hun nabijheid in een beperkte ruimte toch op elkaar betrokken. Ruim de helft van de essays gaat over vogels, vanaf haar vroege jeugd de grote liefde van Macdonald. Ze wilde een vogel zijn en probeerde als kind een tijdje te slapen met haar armen achter zich gevouwen als vleugels. Naast vogels komen andere onderwerpen aan bod, andere dieren, planten of landschappen en de mensen daarin.
Helen Macdonald
Helen Mcdonald’s fascinatie voor de natuur begon al jong. Dat werd versterkt omdat ze deze belangstelling deelde met haar vader en omdat ze opgroeide op een landgoed van de Theosophical Society, die een paar huizen had verkocht. Haar ouders hadden geen connectie met deze beweging, maar waardeerden het buiten wonen. Toch vermoedt ze later dat de sfeer van deze beweging wel doorsijpelde in haar beleving van de wereld om zich heen. Ze leefde er te midden van een groep niet-conventionele mensen met uiteenlopende opvattingen over de werkelijkheid.
Zij is als wetenschapshistoricus verbonden aan de Universiteit van Cambridge, waar ze ook studeerde. Als professioneel valkenier is ze betrokken bij internationaal roofvogelonderzoek in Europa en Azië. Ze schrijft gedichten en regelmatig artikelen voor The New York Times Magazine en voor de New Statesman. Enkele van de opgenomen essays zijn daarin eerder verschenen.
Ze is bekend geworden door het boek H is voor havik, dat een bestseller werd. Na de plotselinge dood van haar vader besloot ze een havik in huis te nemen en te temmen. Ze is daar ongeveer een jaar intensief mee bezig geweest, een periode die samenviel met haar rouwproces. Ze beschrijft haar belevenissen met de vogel van wie bekend is dat hij zeer moeilijk is om contact mee te krijgen. Ze beet zich hier zo in vast dat ze de vogel wilde zijn en ze vergat mens te zijn.
Belangrijk om over te brengen vindt ze dat wij leren beseffen dat de wereld waarin dieren leven werkelijk een andere is. De wereld is hier niet voor ons, schrijft Macdonald in het voorwoord van Schemervluchten: ‘Ik heb de indruk dat mijn onderwerp de liefde is, en dan in het bijzonder de liefde voor de schitterende wereld van het niet-menselijke leven om ons heen.’
Het boek is moeilijk samen te vatten. In deze bespreking enkele voorbeelden van haar observaties en overpeinzingen in de essays van Schemervluchten.
Nesten en eieren
In het eerste essay komen aspecten van haar benadering samen. Macdonald beschrijft dat ze mensen kende die in hun jeugd eieren hadden geraapt, iets wat sinds een aantal decennia als een taboe beschouwd wordt. Maar deze mensen hadden wel veel praktische kennis van de natuur. Ze wisten welke plekken, heggen en bomen geschikt waren voor nesten van bepaalde vogels. Na de tweede wereldoorlog kwam in Engeland vogelkijken in zwang, maar van een afstand, met verrekijkers. Het ging om het zoeken van soorten. De Engelse vogels werden verbonden met nationale gevoelens die na de oorlog sterk waren.
Het begrip nesten doet meteen denken aan thuis, wat voor mensen een veilige plek van geborgenheid kan zijn. Macdonald had bij nesten van vogels steeds een ongemakkelijk gevoel, want ze was zich heel goed bewust van de gevaren die de nesten, eieren of jonge vogeltjes bedreigden. Wat haar zo aantrok in vogels - dat ze vrijheid symboliseerden, dat ze konden wegvliegen als er gevaar dreigde - dat gold niet als ze gebonden waren aan nesten en nageslacht.
Nesten zijn soms heel ingenieus gemaakt. Er komen veel vragen op: ‘Maken de vogels net zoals wij plannen… Weten ze echt hoe ze knopen moeten leggen of de ene na de andere snavel vol modder moeten aanvoeren, of gebeurt dat allemaal instinctief? Begint het bouwsel met een of andere abstracte vorm, een blauwdruk? Beslissen ze steeds om nu eens hier en dan eens daar dit aan te brengen. Wij voelen allemaal wel aan, kunstenaars in het bijzonder, waar ze nu juist nog iets moeten toevoegen om iets in evenwicht te brengen. Wat is dat in ons?’
https://myanimals.com/nl/advies/wat-moet-ik-doen-als-ik-een-verlaten-nest-vind/
Ze vergelijkt de verzamelwoede van miljonairs die kunstwerken ‘hamsteren’ met de handelaren in bakjes met gespikkelde eieren, die te vinden zijn in een ander segment van de bevolking.
We projecteren opvattingen over thuis en gezin in wat we zien bij de dieren. Ook bij wetenschappers als etholoog Nico Tinbergen en Julian Huxley is dat terug te vinden, als zij spreken over geritualiseerde gebaren en agressie in kolonies meeuwen, en een vergelijking maken met overbevolkte steden en geweld.
Over de relatie tussen de seksen bij vogels en bij mensen is veel geschreven.Bijvoorbeeld bij T.H. White, Arthur de koning van eens en ooit, worden vergelijkingen gemaakt tussen lawaaiige alken en meeuwen en viswijven, terwijl de aristocratische kleine rietganzen hoog boven het gepeupel overvliegen onder het zingen van Scandinavische sagen.
Zo is onze beleving van vogels, hun gewoonten, nesten en eieren nooit los te zien van onze menselijke ervaringen en associaties. Het hoofdstuk eindigt met een broedmachine waarin ze een ei oppakt van een roofvogel dat wordt uitgebroed. Ze houdt het dicht bij haar oor, klakt met haar tong en merkt dat het embryonale vogeltje reageert. Zeer ontroerend en helend voor haar gevoel van gemis dat zo gemakkelijk bij haar kon worden opgeroepen.
Het veld uit haar jeugd
Macdonald beschrijft het voorrecht dat ze kon opgroeien in een verwaarloosd en afwisselend landgoedpark waar ze veel vrijheid genoot en waar haar belangstelling voor de natuur volop aan haar trekken kon komen. Er was een veld waar de begroeiing enorm gevarieerd was, waarschijnlijk waren ooit zaden aangevoerd met het hooi voor de paarden die er vroeger gelopen hadden. De rijkdom van de flora maakte het ook een fantastische plek voor insecten en vlinders. Ze ligt op haar buik, tuurt door de grassprieten en verwondert zich over al het minuscule en kruipende leven dat daar schuilgaat. Als ze zich omdraait, speurt ze naar vogels en geniet van de warrige wolken die overdrijven in het oneindige blauw. Thuis bestudeert ze natuurgidsen, want ze wil al het leven dat ze waarneemt leren kennen. ‘Al die uiteenlopende levens zorgden ervoor dat wat ik als thuis beschouwde uitdijde tot ver voorbij de muren van ons huis. Ze maakten de natuur tot een soort toevluchtsoord, complex en mooi. Ze deden aan als een soort familie.’
https://www.landidee.nl/siertuin/bloemenweide-12-tips/
Wanneer ze vele jaren later met de auto langs datzelfde veld rijdt, is het plat gemaaid en een levenloos gazon geworden. Al het rijke leven in de weide van haar jeugd is verdwenen. Ze rouwt erom. Waarschijnlijk was degene die de weide maaide zich van geen kwaad bewust en dacht dat het zo hoorde, een netjes onderhouden weiland. Een terugkerend thema in haar essays is een pleidooi voor de complexiteit, de soortenrijkdom in de natuur. ‘Diversiteit in al haar verschijningsvormen, zowel onder mensen als in de natuur is een vorm van kracht. Dat rommelige gebieden met soortenrijke vegetatie en al het bijbehorende ongewervelde leven beter zijn, gewoon beter dan de griezelige, armoedige stilte van hedendaagse beplantingsplannen en velden.’
In de weide zullen in de grond nog een tijdlang een voorraad zaden aanwezig zijn. Hoewel onwaarschijnlijk, is er een flintertje hoop dat de rijkdom ooit terugkomt.
Vogeltrek waarnemen rond het Empire State Building
Op een avond begin mei bevindt Macdonald zich tussen toeristen die het Empire State Building in New York bezoeken. Ze is de enige met een verrekijker en ontmoet op de vijfentachtigste verdieping een andere persoon met een verrekijker, de ornitholoog met wie ze heeft afgesproken. ‘Het lijkt een absurde, onlogische plek voor een natuurexcursie... ‘Wolkenkrabbers zijn ‘s nachts op hun best, complete dromen van moderniteit die de natuur uitwissen en vervangen door een nieuw, kunstmatig landschap, een landkaart van staal, glas en licht.‘ Ver boven het rumoer en de chaos van het leven op straatniveau lijkt de lucht leeg, ‘zoals we ooit dachten dat de diepzee een levenloze leegte was’.
Maar we weten nu dat er ook daar een wereld is vol onverwachte biologische rijkdommen, vol insecten, vleermuizen en vogels. Ze zien een nachtvlinder die fladderend langs de toren omhoogklimt om de juiste luchtstroom te vinden waarmee hij zijn tocht kan voortzetten. Een grote hoeveelheid en allerlei soorten insecten gebruiken de wind om zich te verplaatsen. Het zijn kolonisten die nieuwe leefgebieden zoeken.
New York ligt op een trekroute waar honderden miljoenen vogels in de lente en de herfst langs vliegen en de meeste vogels, zeker de kleine, vliegen in de nacht. Aan het eind daarvan ‘laten ze zich in een stukje geschikte leefomgeving als een baksteen naar beneden vallen om overdag uit te rusten en te eten’. Het weer is gunstig en hoewel ze de vogels niet in detail kunnen zien, is wel duidelijk dat het ervan wemelt. Haar metgezel, de ornitholoog, laat haar met radargegevens zien dat de lucht vol zit met ‘biologisch spul’.
De stad is een zee van licht, die de zangvogels op hun trek ernstig in de problemen brengt. Door licht en spiegelingen op het glas raken ze gedesoriënteerd en botsen ze tegen obstakels op. Alleen al in New York vinden jaarlijks meer dan honderdduizend vogels op deze wijze de dood. Bij de herdenking van 9/11 worden blauwe lichtstralen kilometers ver de lucht in geschoten, net in de periode van de vogeltrek. In overleg met vogelbeschermers wordt dat eerbetoon acht keer voor twintig minuten onderbroken, zodat de vogels hun oriëntatie terug kunnen vinden en hun trek vervolgen.
Weer terug op straatniveau is er alleen het blanco uitspansel te zien, waarvan ze nu weet dat het eigenlijk bruist van het leven. Overdag ziet ze in het Central Park veel van de doortrekkers die daar uitrusten en die we kennen uit de bossen en onze tuinen. Maar óók zijn ze bewegende lichtpuntjes, astronautjes, reizigers die navigeren op de sterren. Even een dag bijkomen op de aarde, dan pakken ze hun boeltjes weer op en vervolgen ze hun weg.
Schemervluchten
‘Gierzwaluwen zijn magisch net als alles dat we niet helemaal kunnen bevatten… Het zijn dieren uit de hoge regionen van het luchtruim en hun aard is onbevattelijk waardoor ze meer weg hebben van engelen’. Dat vindt Macdonald meer passend dan hun oude naam, ‘devil birds’, die ze waarschijnlijk kregen omdat de donkere ankertjes krijsend rond de kerktorens scheerden. Ze komen nooit op de grond, zijn zo snel dat je onmogelijk de uitdrukking van hun kop kan onderscheiden of ze door een verrekijker hun veren ziet gladstrijken.
Voor Macdonald komen ze het dichtst in de buurt van een buitenaards wezen. Ze komen uit een wereld die totaal onbereikbaar is en onverschillig is voor menselijke aangelegenheden. Ze bouwen hun nest hoog op verborgen plaatsen met van alles wat ze uit de lucht plukken, veren, gedroogde grassprieten, stukjes papier. Ze paren in de lucht, slapen in de lucht. Als de jongen uitvliegen blijven ze de komende twee tot drie jaar in de lucht, insecten etend en water drinkend als ze laag over meren of rivieren vliegen. In Europa blijven ze maar een paar maanden, in Afrika, met name in Congo in de winter ook een paar maanden en de rest van de tijd zijn ze onderweg.
https://www.rootsmagazine.nl/vogels/geef-nestplekken-van-gierzwaluwen-door-en-help-zo-mee-met-onderzoek/
Op warme zomeravonden verzamelen de zwaluwen die niet aan het broeden zijn of voor hun jongen zorgen, zich hoog in de lucht waar wij ze nog kunnen zien en dan stijgen ze nog hoger en verdwijnen helemaal uit zicht. Dit zijn de schemervluchten, in het Engels ‘vesper flights’. Nooit heeft ze de vogels het zien doen, want al snel waren ze te hoog of zette de duisternis in. Maar aanvankelijk is deze wonderlijke gewoonte van de vogels door radarbeelden en onderzoek in verband met de vliegveiligheid ontdekt.
Intussen is er meer over bekend. Twee keer per dag vliegen ze naar een hoogte van wel twee en een halve kilometer. Er is veel gespeculeerd over het doel ervan. ‘Sterren, wind, gepolariseerd licht, aanwijzingen uit een magnetische bron, de wolkenwarboel meer dan honderdvijftig kilometer verderop, heldere koude lucht boven de stille wereldbol die in slaap draait of bij dageraad ontwaakt. Ze vliegen zo hoog dat ze precies weten waar ze zijn en daardoor kunnen bepalen wat hun volgende stap moet zijn. Stilletjes zijn ze zich volmaakt aan het oriënteren.’
De vogels vliegen in een zwerm omhoog, komen alleen naar beneden en vliegen rond de dageraad weer alleen omhoog om dan weer in een zwerm terug te keren naar de aarde. De onderzoekers vermoeden dat ze informatie uitwisselen door op elkaar te letten, ‘het gemiddelde’ nemen om hun nieuwe koers uit te zetten. Dat noemt men het ‘many wrongs-principe’, ze middelen hun beslissingen om tot het beste resultaat te komen en werken daarin nauw samen.
Tegenwoordig ziet Macdonald de gierzwaluwen niet meer als buitenaardse wezens of engelen, maar als ideale voorbeeld-dieren. ‘We hoeven niet allemaal tot grote hoogte te stijgen, net zoals veel gierzwaluwen geen schemervluchten uit te voeren, omdat ze druk in de weer zijn met eieren en jongen. Maar als gemeenschap hebben we zeker mensen nodig die, tot ieders welzijn en om het bestaan de moeite waard te maken, helder de dingen zien die zo gemakkelijk door het leven van alledag aan het zicht worden onttrokken, dingen waarop we onze koers moeten afstemmen of juist niet.’ De schemervluchten zijn haar fabel geworden over gemeenschapszin en over hoe we collectief de beste beslissingen kunnen nemen.
Klassenverschillen
Meer dan in Nederland zijn er in Engeland grote landgoederen waar de aristocratie huisde. Eeuwenlang hebben de landeigenaren daar hun elite-versie van de natuur gecreëerd. Van ganzen en eenden werden de vleugels gedeeltelijk geamputeerd zodat ze niet konden wegvliegen. Ze zwommen letterlijk in cirkels op door de mens gemaakte vijvers. ‘Er zit heel veel werk in het creëren van deze elite-versie van de natuur, die net als in de traditie van de achttiende -eeuwse landschapstuin speciaal is ontworpen om eruit te zien als ongerept, eeuwig, natuurlijk en vrij van menselijk ingrijpen, hoewel ze juist door dat ingrijpen tot stand is gekomen’. Daar hebben we eigenlijk weinig problemen mee.
Maar waarom vinden we dan wel het houden van vogels in een kooi moreel verwerpelijk? In andere lagen van de bevolking is er de hobby om te fokken met vogels. Ze krijgen daardoor vogels met een heel bijzonder uiterlijk of een uitzonderlijke zang. Ze zijn er trots op, het zijn vaak enorme vogelliefhebbers. ‘Het is, in niet-onbelangrijke zin, een uiterst creatieve kunstvorm. Het gaat om opzettelijke kunstmatigheid: anders dan van de zorgvuldig in scène gezette, schijnbare natuurlijkheid van watervogels op een landgoed houden de vogelhouders uit de werkende klasse van kunstmatigheid’. Ze vraagt zich af of we niet hypocriet zijn dat we dat veroordelen, terwijl we de eveneens in hun vrijheid beperkte vogels in de vijvers op landgoederen veel minder veroordelen.
Die klassenverschillen komen bijvoorbeeld ook tot uiting in iets ogenschijnlijk onschuldigs als de keuze voor een nestkastje. Waar de een de sobere houten kastjes met een rond gat aan de voorkant verkiest, zijn er andere kastjes te verkrijgen: ‘die lijken op schaalmodellen van pubs of kerken, exemplaren waarvan de voorkant is voorzien van gedichten of afbeeldingen van bloemen, of met minuscule opgeplakte poorten en lattenhekken’. De natuurbeschermingsorganisaties hebben er hun bedenkingen bij. Die spiegelen zich aan de harde ornithologische wetenschap. Nestkasten zijn daar uitsluitend bedoeld voor vogels en niet voor ons mensen. De vogels maakt het niets uit, gelukkig.
De dag van de vliegende mieren
Ze ziet de meeuwen buitelen in de lucht en aan hun manier van vliegen kan ze zien dat die door een zuil van vliegende mieren heen vliegen en een schranspartij beleven. Ieder jaar zijn er een paar dagen dat de gevleugelde koninginnen het luchtruim kiezen en aangetrokken door hun feromonen volgen daarna de gevleugelde mannetjes. De koninginnen vliegen hoog en paren met de mannetjes die ook zo hoog kunnen komen. Die dalen vervolgens af naar de aarde en sterven daar, de koninginnen dalen ook, werpen hun vleugels af en gaan op zoek naar een plek om hun nest te maken.
Deze vrouwtjesmieren kunnen wel dertig jaar oud worden, maar zullen nooit meer paren. Ze hebben genoeg sperma in hun lijf opgeslagen om de rest van hun leven bevruchte eitjes te leggen. Er komen steeds meer meeuwen, zwaluwen en andere vogels op de wolken mieren af. Deze maken de bruidsvluchten allemaal in dezelfde paar dagen, zodat de kans dat een aantal mieren de aanval van de vogels overleeft het grootst is.
‘Vaak denken we dat de wetenschap de wereld op de een of andere manier van mysterie en schoonheid berooft. Maar juist de kennis die ik aan wetenschappelijke boeken en artikelen heb overgehouden, maakt wat ik gadesla bijna ondragelijk ontroerend. De zich voortdurend verplaatsende meeuwen… een warm luchtruim dat zindert van de aanvalsplannen en het piepkleine beetje hoop van elke opstijgende mier. Het is een tastbaar blijk van de onderlinge verbanden van de verschillende schalen van het bestaan… dergelijke gedachten over proporties en bedoelingen stemmen nederig omdat het me erop wijst dat ik weinig meer ben dan een mier in het grote radarwerk van de wereld, niet meer of minder belangrijk dan alle andere organismen hier.’
Dieren met zenders
Duizenden dieren dragen vandaag de dag een zender. Gelijmd op het schild van zeeschildpadden, in het spek van walvissen geschoten, zwanen en beren met een halsband, kleine vogels met een tuigje met een zender op zonne-energie op hun rug. De zenders communiceren met een netwerk van satellieten om de positie van het dier weer te geven. Er bestaan websites waar het publiek de gezenderde dieren kan volgen. Het geeft ons meer toegang tot het leven van wilde dieren in onze verbeelding. Ze maken vaak verbijsterende reizen, niet alleen vogels, maar ook zeedieren.
De dieren worden soms beschouwd als onderzoek-partners, soms als een sensor naar klimaatverandering en weersvoorspellingen. ‘Gezenderde dieren dragen niet alleen de technologie van de mens bij zich, ze zijn ook dragers van diens wereldbeschouwing’. Naast inzicht in biologische verschijnselen proberen sommigen hun onderzoek gefinancierd te krijgen door het leger en de micro-electronica industrie, het zou gebruikt kunnen worden om navigatiesystemen te verbeteren. We moeten natuurlijk ook meteen denken aan drones die vliegende roofvogels en insecten nabootsen.
https://www.naturalsciences.be/nl/news/item/17779
Een amusant verhaal is dat van de ooievaar Menes. Die kreeg in Hongarije een zender verbonden met een satelliet om de trek van vogels te onderzoeken. Na te zijn uitgevlogen uit zijn nest vloog hij boven zuidoost Europa en Israël tot in de Nijlvallei. Daar werd hij door de politie gearresteerd en gevangen genomen. Zijn elektronische zender was verdacht, de autoriteiten meenden dat hij een spion was. Macdonald moet eraan denken dat hij als wilde vogel helemaal vrij was, hij had niets van doen met grenzen en landen. Zo gauw hij een dier-mens hybride wezen werd, kon hij gezien worden als een gevaar voor hemzelf en de wereld.
Een bijna religieuze ervaring
Zoekend naar woorden om bepaalde ervaringen te beschrijven, krijgt ze er met haar seculiere taal geen vat op. Iedereen kent dergelijke ervaringen wel: ‘periodes waarin de wereld hapert, een andere wending neemt en een onverwachte lading krijgt. Waarin vervoering je een moment bij de kladden grijpt en transformeert. De diepe stilte voor een naderende storm, de klapwiekende vleugels van een stel duiven die opvliegen en voor de laagstaande zon langs zwenken, een berijpt takje boomheide dat schittert in de zon. Liefde, schoonheid, mysterie. Openbaringen, dunkt me. Momenten van genade’.
Ze probeerde over dergelijke belevingen te schrijven door te putten uit literatuur over het sublieme. Daarin kwam ze niet ver genoeg. Wel in boeken over religieuze ervaring, bijvoorbeeld van Rudolf Otto en William James die de aard van ons gevoel voor het sacrale onderzoeken. ‘De ervaring van het goddelijke is volgens Otto een buiten het individu gelegen mysterie dat even verschrikkelijk is als fascinerend en in de goddelijke aanwezigheid waarvan ‘de ziel sprakeloos, van binnen trilt tot in de diepste vezels van haar wezen’. Er zijn momenten waarin haar aandacht onverklaarbaar blijft hangen, soms aan iets kleins en vergankelijks.
‘Zulke momenten bieden een duizelingwekkende glimp op niet- menselijke systemen in de wereld die opereren op een schaal die zo klein, groot of complex is dat we ze niet kunnen bevatten. Wat ik ervaar is absoluut de mysterieuze angst en eerbied van Otto’s goddelijk bewustzijn, het idee wat zo anders is dat het me bevend naar adem doet happen’. Zulke momenten zijn onvoorspelbaar, dat is een deel van de goddelijkheid ervan. ‘Ze verheffen alle momenten op zo’n dag, ze vermeerderen zich in alles wat er is en zal zijn. Ze doorbreken de tijd zelf’. Ze citeert een gedicht van William Blake, uit Milton:
Elke Dag kent een Moment dat Satan niet kan vinden
En ook zijn Demon-Wachters niet, maar al wie IJv’rig is zal
Dit Moment vinden & vermeerderen, & mits juist geplaatst,
Vernieuwt het, eenmaal gevonden, elk Moment van de Dag.
Wat kunnen we van dieren leren
Als kind vond Macdonald weinig aansluiting bij haar leeftijdgenoten, ze had het gevoel dat ze anders was. Om het nare daarvan te verzachten, gebruikte ze dieren om zichzelf daarin te laten verdwijnen. Door zich op een insect of vogel te concentreren kon ze er zo in opgaan dat zij zelf en haar moeilijkheden verdwenen. Later leerde ze in de valkerij, dus van vogels, dat positieve bevestiging en vriendelijkheid vertrouwen wekte, dat een ander anders tegen een situatie kan aankijken en om aandacht te hebben voor de behoeften van een ander.
Toen ze rouwend om haar vader een havik in huis nam, vereenzelvigde ze zich zo met zijn eigenschappen dat ze vergat mens te zijn en in een depressie belandde. Nu ziet ze de misvatting. Veel te snel gaan we andere levens beschouwen als een weerspiegeling van onszelf. We hebben dieren altijd gebruikt om ons levenslessen te leren.
In de middeleeuwen waren er bestiaria om ons levenslessen voor te houden. In ons hoofd denken we nog steeds vaak over dieren zoals in een oud bestiarium. ’We gebruiken dieren als idee om aspecten van onszelf te versterken en uit te vergroten, waardoor ze eenvoudige, veilige havens worden voor wat we voelen en vaak niet kunnen uitdrukken’. We projecteren van alles op dieren. Een zwaan is nooit zomaar een zwaan, maar de verzinnebeelding van nobelheid en de aristocratie. Wanneer we een hert zien, denken we automatisch aan Bambi. De discussies over de terugkeer van de wolf zijn niet te begrijpen zonder alle mythen en sprookjes. In de manier hoe we ons tot de natuur verhouden zijn altijd maatschappelijke verschillen terug te zien.
Wat we kunnen leren is dat er ’niet één manier is om bezorgdheid te uiten, loyaliteit te voelen, van een gebied te houden, je door de wereld te begeven’. Maar echt weten hoe het leven van een dier voelt, is gedoemd te mislukken. Thomas Nagel heeft in zijn beroemde essay Hoe is het om een vleermuis te zijn al betoogd dat de enige manier om daarop een antwoord te krijgen is om inderdaad een vleermuis te zijn. De poging om je dat voor te stellen is goed, het maakt dat je oog krijgt voor andere perspectieven en de behoeften van en waardering voor mensen met andere perspectieven. Uiteindelijk is het niet-menselijke leven op onze aarde, die we met hen delen, werkelijk anders dan dat van ons. Hoe meer we van hen weten, hoe meer we dat beseffen. Voor allen zou er evenveel plaats moeten zijn.
https://natuurwijzer.naturalis.nl/leerobjecten/echolocatie-bij-vleermuizen
Verrassende beschrijvingen van de natuur en de mens
Zo beschrijft ze in ieder essay wonderlijke zaken, of zijn er aanleidingen voor verrassende beschouwingen. Ze vertelt onder andere over een gepensioneerde Engelse spion die een koekoek wilde temmen, de excentrieke eigenschappen van ornithologen als ze zich in een groep bevinden. Hun deskundigheid wordt constant door de anderen beoordeeld, als iemand iets verkeerd determineert kan dat tot grote spanningen leiden.
Ze beschrijft haar eigen beleving en het gedrag van de mensen om zich heen als ze een zonsverduistering meemaakt, ze neemt deel aan een paddenstoelen-zoektocht in Engeland, bezoekt een brug over een grote verkeersader om herten veilig te laten oversteken, gaat kamperen bij een vulkaan in de Chileense woestijn en ontmoet daar iemand die onderzoek doet naar bacteriekolonies die in extreme omstandigheden leven of hebben geleefd. Het doel is om methoden te testen om leven op Mars te detecteren.
Migratie en xenofobie zijn impliciete thema’s in Schemervluchten, bijvoorbeeld wanneer Macdonald schrijft over invasieve exoten. Hoe gaan we om met dieren en planten die, al dan niet bewust, ergens zijn beland door toedoen van de mens, en een bedreiging kunnen vormen voor inheemse ecosystemen?
Tot slot
Verweven met de natuurobservaties en de beschouwingen komen er in dit boek wezenlijke inzichten naar voren. De aarde is er niet alleen voor ons, we delen die met alle andere levende wezens, die ieder hun eigen leefwereld hebben. Hoe meer we van hen weten, hoe meer we beseffen dat het leven op al de verschillende lagen van bestaan uiterst complex is. Daar gevoel voor te krijgen verruimt ons voorstellingsvermogen, wat zijn weerslag kan hebben hoe we als mensen met elkaar omgaan. Er zijn immers zo veel manieren mogelijk om te leven en met elkaar te leven. Het noopt ons de ideeën die we hebben over wat thuis is, wat familie is, wat onderlinge relaties inhouden, uit te breiden.
Juist als we kunnen waarderen wat zo anders is dan wijzelf, maakt de beleving van de wereld weer betoverend. We worden als het ware gedwongen ons over te geven aan die ervaring, omdat we zowel mentaal als gevoelsmatig tekort schieten om het in bekende hokjes te plaatsen. Die complexiteit is een ongelofelijke rijkdom. Vrijwel iedereen kan genieten van ervaringen in de natuur, van de schoonheid die er is, de verwondering die dieren, landschappen, lichtval, etc. kan oproepen.
Zoveel mensen zullen in de natuur intense ervaringen beleefd hebben die we soms niet goed kunnen plaatsen en die daardoor vaak weer naar de achtergrond verdwijnen. Het zijn momenten waarop de wereld weer betoverd is. Het lijkt belangrijk die ervaringen een basisplaats te geven in onze beleving zoals William Blake in het geciteerde gedicht schrijft: ‘mits juist geplaatst, vernieuwt het eenmaal gevonden elk moment van de dag’.
In principe hoeft wetenschappelijke kennis, die vaak de schuld krijgt van de onttovering, dat gevoel niet in de weg te staan. Als onze grondhouding er een is van verwondering dan draagt ook de kennis verkregen door wetenschap bij aan een versterking daarvan. De verwondering kunnen we ‘juist plaatsen’ als een fundamentele grondhouding. Het is een toestand van openheid van gevoel die zich in principe niet hoeft te sluiten als we het bevestigen als een van de in principe altijd mogelijke toestanden van ons bewustzijn. Die verwondering en openheid kan inspireren om ook op intermenselijk vlak meer open en liefdevol te zijn.