Europa

Civis Mundi Digitaal #135

door Jan de Boer

De Europese Unie en het probleem van de integratie van de Balkanlanden

Het proces van uitbreiding van de Europese Unie met de Balkanlanden heeft de aandacht getrokken van de Europese instanties door de vraag van Oekraïne direct na de Russische inval om lidstaat te mogen worden. Oekraïne kreeg vervolgens in juni 2022 het statuut van kandidaat-lid toegekend. Om te voorkomen dat deze beslissing door de Balkanlanden niet als problematisch zou worden gezien, opende de Europese Unie onderhandelingen met Noord-Macedonië en Albanië in juli 2022. En in december kreeg ook Bosnië-Herzegovina het statuut van kandidaat-lid. Maar wat de concrete middelen zouden kunnen zijn die het integratieproces van de Balkanlanden verder vooruit zouden kunnen helpen, is mij vooralsnog absoluut niet duidelijk.

Twintig jaar geleden gaf de Europese Unie aan deze landen een « Europees perspectief », en zij verklaarde in juni 2003 op een topconferentie in Thessaloniki dat « de toekomst van de Balkanlanden in de Europese Unie ligt ». Sindsdien is alleen Kroatië in 2013 lidstaat geworden (van de vroegere Joegoslavische republieken werd Slovenië in 2004 als eerste in de EU opgenomen). Niemand kan mij zeggen wie en wanneer de volgende zal zijn, terwijl verscheidene Balkanlanden al heel wat verder op de weg van onderhandelingen zijn dan Oekraïne.

De obstakels? Van de kant van de EU zijn er lidstaten die dit proces blokkeren. Het bekendst in dit geval is dat van Griekenland, dat zich verzette tegen de aansluiting van Noord-Macedonië, dat zo in 2019 gedwongen werd een andere naam aan te nemen. Frankrijk remde vervolgens deze toetreding af en Bulgarije sprak er tot juni 2022 zijn veto tegen uit. Deze houdingen gaven natuurlijk een beroerd signaal af richting de andere Balkanlanden. De Servische president Aleksandar Vučić vroeg zich af waarom dan steeds « moeilijke compromissen te sluiten » onder dit soort condities. Servië is inderdaad van mening dat, zelfs als zij haar relaties met Kosovo normaliseert – waarvan Belgrado de onafhankelijkheid niet erkent – niets garandeert dat Kroatië vervolgens geen blokkades opwerpt voor haar toetreding om redenen van grensproblemen of identitaire kwesties.

Aan deze gedragingen kan ook een gebrek aan politieke wil toegevoegd worden. De EU beziet het proces van uitbreiding vooral vanuit een technisch oogpunt; de lidstaten kijken echter maar al te vaak naar de Balkanlanden door de « bril van veiligheid », met name wat betreft migratie, en steunen daardoor weinig democratische regeringen zo gauw die bereid zijn hun grenzen te controleren.

Van de kant van de Balkanlanden is het belangrijkste obstakel de afwezigheid van democratie, in het bijzonder in Servië. Net als in Hongarije controleert de macht daar de media en valt het de oppositie aan. Bosnië-Herzogevina blijft door zijn grondwet (voortgekomen uit het akkoord van Dayton in 1995) een niet functionele staat. En dan is er nog het probleem van de spanningen tussen Servië en Kosovo. In al deze landen zien we sterke politieke polarisatie, hetgeen alle samenwerking om noodzakelijke hervormingen voor een entree in de Europese Unie door te voeren compliceert.

Als in deze situaties geen verandering komt, is er weinig reden om optimistisch te zijn over een uitbreiding van de Europese Unie. Ook zou de mogelijkheid voor lidstaten om via een veto de entree in de Europese Unie tegen te houden naar mijn overtuiging beperkt moeten worden. Aan de Balkanlanden moet perspectief worden geboden. Als het moeilijk is een datum vast te stellen voor hun aansluiting bij de EU, moet er toch ten minste aan gewerkt worden om dit proces te versnellen. Het huidige langzame tempo heeft niet geringe consequenties voor de betreffende bevolkingen, waarvan een groeiend deel denkt dat hun land nooit deel zal uitmaken van de Europese gemeenschap. En zonder deze hoop kan er nooit druk op de politiek verantwoordelijken uitgeoefend worden om de door de Europese Unie geëiste hervormingen te realiseren. Een andere voorwaarde om in dit proces voortgang te boeken, is de oplossing van het conflict tussen Servië en Kosovo. Zelfs als er een Europees plan is voor de erkenning van de staat Kosovo is de Servische publieke opinie absoluut niet voorbereid op dit scenario, en de Servische media voeren de spanningen op. En ik zie niet wat Brussel zou kunnen voorstellen wat voldoende aantrekkelijk zou zijn om de Serviërs over de streep te trekken. De spanningen tussen beide landen worden regelmatig door Belgrado gebruikt voor binnenlandse politieke doeleinden – door de illusie in stand te houden dat Kosovo nog altijd deel uitmaakt van Servië – en naar buiten toe om de aandacht van de internationale gemeenschap te trekken. Servië weet bovendien heel goed dat als de erkenning van Kosovo eenmaal geregeld is, hervormingen geëist worden wat betreft democratie en de rechtsstaat. De huidige macht berust op ondemocratische waarden, en er zijn naar mijn overtuiging maar heel weinig lidstaten die klaar staan om een tweede Hongarije binnen de Europese Unie te accepteren.

Wat betreft deze blokkades hebben de Amerikanen en Europeanen die de grondwet van Bosnië hebben geschreven een zekere verantwoordelijkheid. De akkoorden van Dayton kunnen we begrijpen in de context van de oorlog, maar Bosnië kan geen lidstaat van de Europese Unie worden met een systeem waarin nationalistische partijen domineren, des te meer omdat de nationalistische leiders er belang bij hebben het zo te houden. Alle pogingen om de situatie te deblokkeren zijn tot dusverre mislukt.

Een ander échec van de Europese Unie is de niet-erkenning van Kosovo door vier lidstaten: Spanje, Griekenland, Cyprus, Slowakije en Roemenië. Dit simpele feit belemmert de integratie van Kosovo in de Europese Unie. De motivaties van deze landen hebben overigens niets te maken met Kosovo: zij houden verband met hun eigen situaties, zoals Catalonië voor Spanje of het noordelijke Turkse deel voor Cyprus. Zij zijn bang dat Kosovo een precedent schept. De situaties in deze landen zijn evenwel totaal verschillend: zo heeft er in Catalonië geen oorlog plaatsgehad, ook geen etnische zuivering, en er is geen sprake geweest van een mandaat van de Verenigde Naties. De onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo in 2008 was het onder leiding van de president van Finland, Martti Ahtisaari (1994-2000), bereikte onderhandelingsresultaat met als doel de Servische gemeenschap in Kosovo te beschermen. Maar vanaf het begin van de gesprekken met de Europese Unie is er nooit duidelijk gezegd dat het uiteindelijke doel de erkenning van Kosovo door Servië was. De Europeanen hebben Belgrado in de waan gehouden dat een andere oplossing mogelijk zou zijn. Het huidige voorstel werd voor de eerste keer in 2007 ter sprake gebracht: we hebben dus al vijftien jaar verloren. Het voorgestelde model was dat wat de twee Duitslanden in 1970 adopteerden: formeel erkende men elkaar, maar zonder een wettelijke basis; men accepteerde de realiteit van het bestaan van de ander. Op zich geen slecht idee, maar de Servische bevolking staat niet te trappelen om de relaties met Kosovo, zoals die er tien jaar geleden waren, te accepteren. Zij is ook in meerderheid tegen de aansluiting van Kosovo bij de Europese Unie als gevolg van de bombardementen die de NAVO – overigens zonder een mandaat van de Verenigde Naties – in 1999 op hun land uitvoerde.

De erfenis van deze oorlogen weegt vandaag de dag heel wat zwaarder dan tien jaar geleden, door de politiek van landen die prat gaan op hun nationalistisch verleden. Dat verklaart mede het eindeloze wachten, waardoor bevolkingen niet meer geloven in een toekomst binnen de Europese Unie en daardoor steeds meer naar hun verleden kijken. Daarbij speelt ook nog mee dat veel oorlogsmisdadigers hun gevangenisstraf hebben uitgezeten en nu volop aan de politieke discussies meedoen. Het is een compleet échec voor de Europeanen; al deze jaren heeft de internationale gemeenschap zich geconcentreerd op het werk van het Internationaal Hof van Justitie inzake het vroegere Joegoslavië en heeft daarbij de andere dimensies genegeerd: hoe in het onderwijs te spreken over deze oorlogen, welk politiek verhaal te houden, enzovoort. Men heeft ten onrechte gedacht dat het voor de rechter brengen van de criminelen voldoende zou zijn om definitief een punt achter deze oorlogen te zetten. Het verleden is zo nooit goed verwerkt en dat wreekt zich altijd.

Al dit getreuzel, al dit uitstel geeft vrij baan aan andere machten. Rusland heeft een zekere invloed in Servië, dat de sancties tegen Moskou vanwege de oorlog tegen Oekraïne niet toepast. Maar de mogelijkheden van Belgrado in deze regio blijven beperkt, waar de meeste landen lid van de NAVO zijn of daar dichtbij zijn. Het Kremlin probeert de regionale conflicten voor eigen belangen te gebruiken en voor het blokkeren van het Euro-Atlantische integratieproces. Rusland heeft zo geprobeerd – zonder daarin te slagen – de aansluiting van Montenegro en Noord-Macedonië bij de NAVO te verhinderen. Daarentegen stelt haar plaats in de Veiligheidsraad van de VN haar in staat de integratie van Kosovo in de Verenigde Naties te blokkeren. De Chinese invloed heeft een meer economisch karakter, maar ook haar aanwezigheid remt indirect de Europese integratie van de Balkanlanden af, omdat Chinese investeringen daar voorkeur genieten wegens minder strikte regels (wat betreft milieu en arbeidsrecht) dan in de EU-landen. Overigens steunt China soms ook initiatieven die niet direct een economisch karakter hebben maar prestige-objecten zijn van de regering ter plaatse. Peking versterkt zo de niet-democratische machten die deze projecten gebruiken voor electorale doeleinden of voor pure vriendjespolitiek en houdt daarmee de corruptie in deze landen in stand of bevordert deze zelfs.

De wil om bij Europa te horen is bij de bevolkingen in de Balkanlanden, behalve in Servië, sterker dan de nationalistische aspiraties. In Servië zijn de reserves, is de terughoudendheid meer het resultaat van de controle van de publieke ruimte en de media dan van de wil van de bevolking. De diaspora van deze landen vestigt zich in de landen van de Europese Unie en niet in Rusland of China: het bewijs dat de bevolkingen het Europese model voor hun land kiezen.

Je mag hopen dat voor de toekomst van deze landen en dus ook voor de toekomst van Europa het integratieproces van deze Balkanlanden eindelijk op de ene of andere manier een versnelling door gaat maken.

 

Geschreven in juni 2023