Een dystopische wereld: van bedenksel tot de werkelijkheid van nu? Deel 20A. Wetenschap, beleid en dystopie. Terugblik op de serie

Civis Mundi Digitaal #137

door Maarten Rutgers

De voorbije jaren werden voornamelijk gekenmerkt door de wereldwijde aandacht voor het SARS-CoV-2 virus, de daarmee samenhangende ziekte COVID-19 en de gevolgen, zoals long-Covid, maar vooral de nasleep in de samenleving. Een uiterst boeiende en leerzame, maar ook veelvuldig deprimerende periode. Ik kom er nog op terug.

De coronapandemie bracht van alles met zich mee. Een van de interessante ontwikkelingen was dat het aanzette tot het hernieuwd lezen van diverse romans. Het beste voorbeeld hiervan is de belangstelling voor Albert Camus’ La Peste, De Pest (1947). Het werd plotseling weer een bestseller. Velen lazen de roman voor het eerst. Het werd het voorbeeld voor het verloop van een pandemie. Hoewel verschillen met de coronapandemie zeker ook te vinden zijn, werden vooral de overeenkomsten uitvergroot. Zeer de moeite waard om opnieuw te lezen. De inhoud biedt veel meer dan alleen een beschrijving van een pestuitbraak.

Het bracht mij ertoe mij te verdiepen in enkele romans over epidemieën. Het leidde uiteindelijk tot de onderhavige serie over dystopische verhalen en romans. Hierin werden tot nu toe een twintigtal ervan, een toekomstplan en een tweetal samenhangende filosofische essays uitgebreid aan de orde gesteld. Daarnaast besprak ik voorafgaand aan de serie in Civis Mundi begon al enkele romans en een kort verhaal die tot dit genre gerekend kunnen worden[1].

Het begon allemaal met het per toeval vinden van het korte verhaal van de Zwitserse schrijver Friedrich Dürrenmatt (CM 100) over een merkwaardige virusaandoening in Zuid-Afrika. Geschreven als satirische aanklacht tegen de Apartheid. Er konden enige parallellen getrokken worden met de situatie rond de uitbraak van het SARS-CoV-2 virus. Daarna volgden er nog enige romans met een uiteenlopend dystopisch karakter, die mij door een samenloop van omstandigheden onder ogen kwamen. Ook Piet Ransijn besprak enkele van dergelijke romans, zoals het bovengenoemde La Peste van Albert Camus in CM 95 en het beroemde Nineteeneightyfour: A Novel van George Orwell in CM 104.

In de door mij geschreven serie bleven vele dystopische romans grotendeels onbesproken. Enkele kwamen in het kort voorbij[2], andere werden in ‘t geheel niet genoemd. Het ging immers om mijn persoonlijke selectie.

Het vraagteken van de serie Een dystopische wereld: van bedenksel tot de werkelijkheid van nu? staat er niet voor niets. Bijna alle besproken romans zijn door hun bedenker met gebruik van elementen uit onze werkelijkheid geschreven. Je kunt ze zien als aanwijzingen “voor kritieke ontwikkelingen in de huidige tijd,” volgens de Duitse schrijfster en juriste Juli Zeh[3]. Ze merkt verder op dat “dystopische fantasieën en werkelijkheid elkaar in de laatste jaren zeer veel nader zijn gekomen”.

Maar hoe zit het dan met de werkelijkheid waarin wij leven? Om de titelvraag te beantwoorden is het nu zaak om terug te blikken op de serie, maar vooral op de achter ons liggende periode. In de artikelen uit de serie zijn al bespiegelingen over de vergelijking met de coronaperiode te vinden. Nu besteed ik hieraan meer samenvattend aandacht, waarbij vooral ook nieuwe elementen aan de orde komen. Een volgende stap is om de werkelijkheid van nu te bezien, los van de pandemische werkelijkheid van de laatste jaren. In welke mate leefden wij de afgelopen jaren in een dystopie? Leven wij ondanks de verademing nadien toch nog in een dystopie? Hierbij beperk ik mij grotendeels, behoudens een enkele uitzondering, tot de situatie in Nederland of West-Europa.

In dit deel bezie ik wat de romans met een ‘infectieus agens’ in het verhaal ons te bieden hebben. In een volgend deel besteed ik ook aandacht aan andere in de genoemde romans aangetroffen elementen. Hoe verhouden deze zich tot onze werkelijkheid van enige tijd geleden en nu?

 

Verhalen met een bacterie of een virus?

Eerder besproken romans waarin het centrale thema een ziekte, veelal veroorzaakt door een bacterie of virus, worden kort nader onder de loep genomen.  Met het oog gericht op het recente verleden is het interessant te zien hoe in deze romans wordt omgegaan met een epidemie of pandemie. In twee romans gaat het om de beschrijving in romanvorm van een in werkelijkheid voorgekomen epidemie. De andere verhalen en romans zijn fictie, waarbij de auteurs goed georiënteerd blijken te zijn wat betreft het verloop van een omvangrijke uitbraak en de maatregelen die genomen (kunnen) worden en in het verleden ook genomen werden, waarvan isolatie en quarantaine het meest bekend zijn.

Het verhaal De Republiek van het Zuiderkruis van Valeri Brjussof, te vinden in CM 116, uit 1905 is zeer fantasierijk, maar de relatie met het heden is ver te zoeken, behoudens het thema vrijheid en individueel handelen.

Het verhaal Die Virusepidemie in Südafrika van Friedrich Dürrenmat uit 1994 (CM 100) is een satirische aanklacht tegen het apartheidsregiem in het Zuid-Afrika van indertijd in de vorm van een parodie, waarin een virus de hoofdrol speelt. Een virus dat bij blanke mensen een zodanige kleurverandering van de huid veroorzaakt dat ze niet meer te onderscheiden zijn van mensen die vanaf hun geboorte een donkere huidskleur bezitten. Het uitbreken van de virusepidemie leidt tot een grote chaos en verwarrend gedrag van de gezagsdragers. Opmerkelijk is de introductie van een uiterlijk onderscheidingsteken voor besmette mensen en even later een schriftelijke verklaring omtrent het besmet zijn. Hier is een parallel te vinden met de veel besproken COVID-pas. De harde werkelijkheid van het toenmalige apartheidsregime werd op een satirische en cynische wijze aan de kaak gesteld. Ook daar waar nu nog uitingen van racisme voorkomen houdt het de mensen een spiegel voor. In die zin bestaat deze werkelijkheid nog steeds.

Bij Marjan Brouwer (CM 116) speelt in Leegland een virus weliswaar een uitlokkende rol, maar verder is de relatie met nu zo goed als afwezig. Het is meer een spannend boek voor jongvolwassenen met een science fiction-achtige inhoud dan een roman. Er zijn enkele elementen die op de coronaperiode wijzen. Er is een virus dat in een laboratorium is gemodificeerd , waaruit het vervolgens ontsnapt is. De opzet was om met het virus een lopende oorlog te beslechten. Na de ontsnapping heeft het iedereen geïnfecteerd. Virusremmers zijn dagelijkse kost. De dystopische elementen van het verhaal zijn vooral te vinden in klimaatveranderingen, oorlog, militaire dictatuur, middeleeuwse levensomstandigheden etc. Het verscheen kort na het begin van de coronapandemie in 2020.

Neal Stephenson (CM 122) vertegenwoordigt een bijzondere richting, Cyberpunk. Het virus dat bij hem in Snow Crash, Het Babelvirus een rol speelt, heeft een dubbelfunctie.

Het computervirus met de naam Snow Crash infiltreert in de digitale wereld en bedreigt daar het Metaversum. Daarnaast kan het zich als digitale informatie door de oogzenuw naar de hersens verspreiden en wordt het als een verslavend middel verspreid. Kortom, veel fantasie, maar het is wel de eerste maal dat we te maken krijgen met het Metaversum. We schrijven 1992. Facebook is deel van het bedrijf van Mark Zuckerberg, hetgeen nu Meta heet! Het is een element van de huidige werkelijkheid, zoals meer elementen uit het boek werkelijkheid zijn geworden. Denk hierbij aan de immens voortgeschreden digitalisering en de veranderingen in de machtsverhoudingen op veel terreinen. De overeenkomsten met de coronaperiode zijn mager.

A. den Doolaard (CM 103) schrijft met De goden gaan naar huis een roman over een nieuwe toekomst. Een toekomst die de mens zelf gaat scheppen. Hij gebruikt zijn kennis en voorliefde voor Griekenland, bij hem op de tweede plaats na de Balkan, om twee moderne thema’s onder de aandacht te brengen. De aanwezigheid van belangwekkende kunst in een museum dat op intussen zeer discutabel gevonden wijze daar terecht gekomen is. Het gaat om beroemde Griekse kunst die door de Engelsen aan het begin van de negentiende eeuw uit Athene meegenomen is naar het British Museum in Londen. Voor een van de hoofdfiguren geldt de toekomst dat deze godenbeelden weer naar huis komen, waarna de wereld weer goed en heel is. Het tweede thema is de ruimtevaart en de in die tijd opkomende vergaande technologisering van de wereld. Een ontwikkeling die volgens Den Doolaard niets goed kan brengen. Een mooie uitspraak dienaangaande is het lanceerplatform met zijn schrale ijzeren zuilen als de tempel van de moderne tijd, rond een godenbeeld, kil als een vis.

Voor nu is vooral van belang de beschrijving van de omgang met de virusaandoening waarmee de astronauten terugkeerden uit de ruimte. Het virus veroorzaakt een soort hersenontsteking, waardoor de getroffenen plotseling in slaap vallen, maar ook zich vreemd gaan gedragen. Het leidt tot chaos, grote onduidelijkheid wat er moet gebeuren, politici die handelen als kip zonder kop en vele mensen die overlijden. Het onderzoek terzake laat ook zien dat het virus zich aeroob, door de lucht, verspreidt. Er ontstaat een vertwijfelde run door onderzoekers op de ontwikkeling van een vaccin. Een van de virologen die het voortouw heeft genomen doet de interessante uitspraak dat het “nu toch onze droeve beurt is om heel even de baas te mogen spelen.” Het lukt een vaccin te vinden, maar voor vele mensen komt dit te laat. Het is niet moeilijk overeenkomsten te vinden met de achter ons liggende periode, maar ook de grote verschillen zijn duidelijk herkenbaar. Den Doolaard schreef evenals de meeste eerdergenoemde schrijvers in een andere tijd (1966).

Nobelprijswinnaar Sinclair Lewis (CM 111/112) beschrijft in Arrowsmith (1930) het leven en de ontwikkeling van een jonge ambitieuze arts. Belangrijk deel van het verhaal is zijn ontdekking in het laboratorium waarmee de pest bestreden zou kunnen worden. De hoofdrolspeler krijgt de gelegenheid het middel uit te testen tijdens een pestuitbraak op een Caribisch eiland. Lewis laat overigens de pestbacil met besmette ratten uit China komen!

De voor een vergelijking met de werkelijkheid van recent belangrijke elementen zijn uitgebreid terug te vinden in de roman. Op het Caribische eiland worden dode ratten gevonden. De gedachte aan de pest wordt direct weggewuifd. Er is sprake van ontkenning van de ernst van de situatie. Het gaat wel weer over. Alles is onder controle. Als de uitbraak groter wordt en steeds meer mensen ziek worden en overlijden, worden er schoorvoetend en mondjesmaat maatregelen genomen. Men ontkomt uiteindelijk niet aan het instellen van quarantaine. De burgers gaan anderen mijden en blijven thuis. Gedrag dat niet rationeel is daar de pest op andere wijze wordt overgedragen. Een mooie uitspraak van Lewis is dat “men had getracht de epidemie met een gezondheidsraad te beheersen, wat nog erger is dan het besturen van een schip met een comité tijdens een orkaan.”

De hoofdfiguur gaat op pad naar het eiland nadat de ethische discussie of een niet in wetenschappelijk onderzoek goed getoetste therapie toegepast mag worden bij een epidemie. De druk vanuit het instituut waar hij werkzaam is om toch te gaan behandelen met het aldaar ontdekte middel neemt fors toe. Het aanzien van het instituut en het economisch belang zijn extreem groot. Er wordt een halfslachtig compromis gevonden. Behandelen is in het belang van de getroffen mensen, maar op plekken waar weinig zieken zijn wordt alsnog met een controlegroep gewerkt.

Het lukt om de epidemie onder de knie te krijgen, waarbij niet duidelijk is of het gevolg is van een normaal beloop of van het aan vele mensen toegediende middel. Het door het instituut beoogde resultaat wordt dan ook niet in voldoende mate bereikt. Eén van de commentatoren van het boek schrijft tijdens de coronaperiode: “bij het lezen van Arrowsmith worden we deemoedig, zo niet verbijsterd, dat er zoveel gelijkluidende vragen onbeantwoord blijven.” En een ander is van mening op grond van historisch onderzoek te moeten stellen dat je van “een archetypische structuur van een uitbraak” kan spreken. Bij het lezen van de roman zijn er talloze dejà vu of dejà vécu momenten. De werkelijkheid in de coronapandemie toont veel overeenkomsten met de dystopie in de roman.

Ljudmilla Ulitzkaja (CM117) schreef met De Pest (2020) een nooit gepubliceerd filmscenario, tijdens de coronapandemie bewerkt tot novelle, waarin ze pest een dubbele betekenis geeft. Zij verhaalt van de pestuitbraak in 1939 in Moskou. Een voorval overigens dat altijd ontkend is door de Russische autoriteiten, maar waarvan intussen bekend is dat de uitbraak heeft plaatsgevonden. De aanpak van het probleem wordt door de Russische veiligheidsdienst ter hand genomen, de andere pest. De bevolking wordt geheel onkundig gelaten van de situatie. Ze merkt alleen de rondgang van in het zwart geklede figuren en de klop de deur. De bevolking reageert met angst en beven en vermijdt het onderlinge contact. Het boek geeft de repressie in extreme vorm weer.

Steffen Kopetzky (CM 117) laat met Monschau uit 2021 in romanvorm zien hoe de laatste uitbraak van pokken in Duitsland in 1962 bestreden werd. Er lopen diverse verhaallijnen door de roman, die niet allemaal goed uitgewerkt worden. Voor nu is de lijn van de uitbraakbestrijding van belang. De overheid geeft een ervaren hoogleraar dermatologie de opdracht de uitbraak te controleren en al het mogelijke te doen om erger te voorkomen. Er wordt een quarantaine ingevoerd, de school wordt gesloten, alle bijeenkomsten worden afgelast, mensen worden geacht thuis te blijven en een vaccinatieprogramma wordt opgestart. Veel gemopper en de reactie: gaat dit allemaal niet te ver? Duidelijkheid in communicatie is een probleem. Reizen wordt uiteindelijk alleen nog maar mogelijk met vaccinatiebewijs. De uitbraak blijft door deze maatregelen klein en snel wordt overgegaan op de normale manier van doen alsof er niets gebeurd is. Ook hier voldoende herkenning van de gang van zaken in de coronaperiode.

Deze laatste vier werken, maar ook het door mij niet besproken De Pest van Camus (CM 95), tonen ons in romanvorm welke opvattingen omtrent het indammen van een epidemie een rol speelden ten tijde van het schrijven van het werk of van de werkelijke uitbraak. Hieronder besteed ik hieraan eerst aandacht. De andere elementen komen in een volgend deel van de serie aan de orde.

 

Wat tonen de romans?

Het opmerkelijke is dat veel van de in de romans beschreven handelwijzen ook in de periode met de SARS-CoV-2-pandemie weer een grote rol speelden, aangevuld met nieuwe maatregelen. Ze laten zien is dat de ernst van de situatie in het begin van de uitbraak ontkend wordt, gebagatelliseerd wordt, om ten slotte toch in een meestal tijdelijke dystopie te eindigen, waarbij de grondrechten van burgers ernstig worden ingeperkt en aangetast. Voordat er wordt ingegrepen worden eerst  adviezen van de deskundigen gevraagd en vervolgens ter discussie gesteld. Als dan puntje bij paaltje komt durft de overheid het niet aan om de voorgestelde maatregelen naast zich neer te blijven leggen. Niet altijd worden de adviezen geheel overgenomen, maar de duidelijke tendens is: doen wat de deskundige zegt. Soms aarzelend en slechts gedeeltelijk, maar meestal toch volledig. Afweging tussen verschillende opties in het licht van de totale samenleving vindt niet of nauwelijks plaats.

Het lijkt erop dat de manier waarop wij omgaan met naderend onheil, klein of groot, steeds weer via dezelfde patronen verloopt. Er wordt op verschillende manieren naar een crisis gekeken, maar uiteindelijk zijn er op hoofdlijnen vergelijkbare fasen te herkennen.

De eerste fase is de fase van bagatellisering, van ontkenning. Er is eigenlijk niets aan de hand. U kunt rustig gaan slapen. Voor zover er wel iets aan de hand is stelt het weinig voor. We hebben goed zicht op het probleem. We hebben er grip op. We hoeven niet veel te doen. Het waait wel over.

Omdat gebleken is dat er een soort rode draad door de ontwikkeling van een crisis en de manier waarop wij ermee omgaan loopt, wordt ter verduidelijking vaak aangeknoopt bij de rouwfasen-theorie van Elisabeth Kübler-Ross, bekend om haar werk rond stervensbegeleiding. Een ander theoretisch concept stamt van Viktor Frankl, een joodse psychiater die het concentratiekamp overleefde. Hoewel het duidelijk is dat het bij beiden om existentiële crises gaat, is gebleken dat analoog hieraan iedere crisis (ten dele) een erop gelijkende fasering doormaakt. Dit houdt in dat het ons niet hoeft te verbazen dat de eerste fase gekenmerkt wordt door al datgene dat in de romans al aan de orde was en ook onze werkelijkheid in 2020 bepaalde: de ernst van de situatie wordt ontkend. Er heerst ongeloof. De enkeling die de waarschuwende vinger opheft en vermanend oproept het probleem serieus te nemen wordt min of meer weggehoond. Het lijkt er zelfs op dat deze reactie van beleidsbepalers, van de overheden, van wetenschappelijke adviseurs eenzelfde overlevingsstrategie is als die van de patiënten die Kübler-Ross beschrijft. Het is een vorm van zelfbescherming om je voldoende te wapenen tegen wat nog zou kunnen komen. Je laat niet meer informatie tot je doordringen dan je aankunt. Natuurlijk verwachten we van overheden, van leiders of zij die zich als zodanig zien dat ze deze fase kunnen overslaan. Ze hebben deze niet nodig. Helaas leert de ervaring dat zij ook maar mensen zijn en dus zelden een andere eerste reactie vertonen.

De volgende fase is die van shock en een soort boosheid of verzet. Nog steeds heerst ongeloof dat dit ons overkomt. En plotseling is er een soort boosheid. Er ontstaat als het ware opstand. Waarom heeft niemand ons gewaarschuwd, ons voorbereid. En dan is er meteen de vraag naar de relatie met de wetenschap. Hadden we niet meer verwacht van wetenschappers? Deze hadden het toch moeten zien aankomen?

We belanden meestal vanzelf in een volgende fase, waarin er allerlei mogelijke oplossingen bedacht worden. Oplossingen die dan ook nog gepaard gaan met de belofte dat wat we doen ons er bovenop gaat helpen. Even door de zure appel heen bijten en we zijn er! Veelal gaat het gepaard met allerlei acties, waarvan niet direct kan worden ingezien dat het enig effect zal hebben. Wellicht niet direct op de crisis als zodanig of de oorzaak ervan, maar wel op ons gevoel van te kunnen overleven. Voor anderen geldt onder deze omstandigheden, we wachten af. We zien het wel. We accepteren en berusten.

In de besproken romans zien we al deze fasen in meer of minder uitgesproken vormen beschreven worden. En hoe is het dan met de werkelijkheid?

 

Noten


[1]      Het gaat in totaal om de volgende werken, waarbij de eerste vier buiten de serie om zijn verschenen. In CM 119 en CM 126 verscheen ook nog een terugblik op resp. de drie en de vijf direct voorafgaande romans.

  • *Friedrich Dürrenmat: Die Virusepidemie in Südafrika (CM 100)
  • *A. den Doolaard: De goden gaan naar huis (CM 103)
  • Sinclair Lewis: It can’t happen here (Dat gebeurt hier niet) (CM 106)
  • *Sinclair Lewis: Arrowsmith (CM 111/112)
  • Valeri Brjussof: De Republiek van het Zuiderkruis (CM 116)
  • *Marjan Brouwer: Leegland (CM 116)
  • *Ljudmilla Ulitzkaja: De Pest (CM 117)
  • *Steffen Kopetzky: Monschau (CM 117)
  • Yevgeni Zamjatin: Wij (CM 118)
  • Maurits Dekker: CR. 133 CM 118)
  • F. Bordewijk: Blokken (CM 119)
  • Boualem Sansal: 2084 (CM 120)
  • E.M. Forster: The Machine Stops (De machine staat stil) (CM 121)
  • *Neal Stephenson: Snow Crash (Het Babelvirus) (CM 122)
  • Dave Eggers: The Circle (De cirkel) (CM 123)
  • Derek Cressman: Reality 2048TM Watching big mother (CM 124)
  • Dave Eggers: The Every (Het alles) (CM 125)
  • Juli Zeh: Corpus delicti: Ein Prozess (Corpus delicti. Een proces) (CM 127)
  • Harrie Salman: De Grote Reset: Het plan voor de wereld na Corona (CM 128)
  • Aldous Huxley: Brave New World (Heerlijke nieuwe wereld) (CM 130)
  • Marc Uwe Kling: Qualityland (CM 131)
  • Leon de Winter: Het lied van Europa (CM 135)
  • Guy Debord: La Société du spectacle(De spektakelmaatschappij) (CM 136)
  • Philippe Muray: L’ empire du bien (CM 137)

Bij de met * gemerkte boeken is er sprake van een virus of een bacterie die een grote rol speelt.

[2]      Vooral in de eerste twee delen van de serie (CM 115, 116) worden een aantal kort genoemd. In enkele andere delen is er soms ook aandacht voor een verder niet diepgaand besproken boek.

[3]   Zeh J: Fragen zu Corpus Delicti. Verlagsgruppe Random House, München, 2020