Civis Mundi Digitaal #137
In Civis Mundi verschenen in 2020, 2021 en 2022 meerdere beschouwende en min of meer kritische artikelen over de pandemie met het SARS-CoV-2 virus. Hierin kwamen alle mogelijk facetten en gezichtspunten aan de orde. De artikelen waren bedoeld te informeren, maar ook het kritisch denken over hetgeen gebeurde aan te wakkeren. Dit betekende ook controversiële standpunten – in de zin van kritisch afwijkend van de mainstream – niet te schuwen, zonder complottheorieën te omarmen. Terugkijkend is het duidelijk dat het lang niet altijd gemakkelijk is geweest goed zicht te hebben op wat beklijvende kennis is geworden. We worstelden allemaal met beperkte kennis, zich ontwikkelende kennis en de diversiteit van de wetenschappelijke inzichten. Het is dus achteraf gemakkelijk te wijzen op wat indertijd niet juist beoordeeld werd of welke inzichten we nu niet meer handhaven of uiten. De diverse onderzoeksrapporten zoals die van de Onderzoeksraad voor Veiligheid[1] en het SCP[2] (Sociaal en Cultureel Planbureau), zijn vooral bedoeld om na te gaan wat we kunnen leren van deze periode en in een volgende pandemie beter kunnen doen. Hier en daar wordt ook gepoogd, soms zeer intensief, andere en nieuwe zondebokken te vinden. Dit begon al tijdens de pandemie[3]. Dit terugblikken levert een interessant veld van onderzoek waarover zeker veel te schrijven valt. Daar gaat het mij hier niet om. Er zijn al genoeg publicaties over dit onderwerp. Mijn vraag is: welke elementen bepaalden de samenleving gedurende deze coronacrisis en hoe verhouden deze zich tot de samenleving en de diverse kenmerken ervan in dystopische romans? Hierbij ontkom ik er niet aan in te gaan op kritische publicaties over deze periode.
Wetenschappelijke modellen
We zagen al dat in de romans een belangrijke rol voor de wetenschap was weggelegd. Hoogleraar waarschijnlijkheidsrekening aan de Vrije Universiteit te Amsterdam Ronald Meester is kritisch en schrijft in Wetenschap als nieuwe religie [4]: “als ze [de wetenschap] ingeroepen wordt als énige redder in nood, dan wordt ze daarmee overvraagd.” Dit kunnen we ook laten gelden voor de wetenschappers die een rolverwarring beleven met de mooie uitspraak van de viroloog in de roman van A. den Doolaard dat “het nu toch onze droeve beurt is om heel even de baas te mogen spelen,” als helder voorbeeld. Deze uitspraak roept zeker herkenning op. We hoeven hier alleen maar aan de rol van het OMT te denken. Of aan uitspraken van de Duitse hoogleraar virologie Hendrik Streeck, uitgebreid aan het woord in CM 110[5]: “de virologen moeten de macht niet overnemen, en de politici moeten zich niet achter virologen verschuilen.” Laten we niet vergeten dat ook in oude tijden, zoals tijdens de pestepidemie in de Middeleeuwen, de toenmalige medische stand de toon zette. Ze adviseerden de autoriteiten en ook het publiek hoe te handelen. Ze botsten met de kerkelijke autoriteiten, daar hun adviezen in strijd waren met de door de Kerk verordonneerde manier om de uitbraak uit te bannen[6].
Ook in de andere romans is het steeds de wetenschap waarop wordt teruggegrepen. In De Pest van Camus, in Arrowsmith en in Monschau is het de eenzame wetenschapper die op grond van zijn wetenschappelijke kennis, van hetgeen hij meent te weten en van zijn autoriteit de beleidsbepalers adviseert wat hen te doen staat. De eerste reacties zijn meestal niet positief, zeker wanneer de voorgestelde maatregelen een behoorlijk effect hebben op het functioneren van de samenleving. Bij toename van de problematiek en geen andere oplossing in zicht worden de adviezen, gebaseerd op één wetenschapsgebied, na wat gedoe overgenomen, terwijl beleid veelomvattender is. De rol van de wetenschap is bij Den Doolaard op politiek vlak minder scherp. In De Pest van Ulitzkaya neemt de tweede pest, de Russische veiligheidsdienst, de macht over, nadat de wetenschappers hebben gesproken, maar uit angst niet de leiding nemen. Het lijkt op de situatie in Israel, waar de Shin Bet, de binnenlandse veiligheidsdienst, al snel na het begin van de corona-uitbraak de opdracht kreeg geïnfecteerden via hun mobiele telefoons te volgen en te controleren. Niets is een democratisch gekozen regiem vreemd!
Kijkend naar de coronaperiode moeten we constateren en het is genoegzaam aan de orde gekomen in de eerder genoemde artikelen in CM over deze periode, dat de rol van de wetenschap en de wetenschappers in die tijd niet gering was. Het is de moeite waard daar nu op andere wijze bij stil te staan.
pinterest.com
Gebruik van modellen
In dit nummer van CM bespreekt Herman Hümmels het boek van Jacobs en Meester: Van aardbeving tot zoönose. Over de inzet van modellen voor beleid. Het bevestigt op andere en uitgebreidere wijze hetgeen Ronald Meester, een van de twee auteurs, al bij talloze eerdere gelegenheden consequent uitte over het zijns inziens onjuiste gebruik van modellen bij het beleid in de coronacrisis. Hümmels laat zien dat het boek breder is opgezet en meer voorbeelden dan deze crisis onder de loep neemt. In een interessante serie over modellen en het gebruik ervan op www.foodlog.nl worden eveneens de nodige harde noten terzake gekraakt.
Beleidsmakers verschuilen zich graag achter de modellen en geven bij voorkeur het model de schuld als de werkelijkheid anders wordt dan het model zou hebben aangegeven. Wat is er dan aan de hand met modellen? Zoals Hümmels aan het slot van zijn bespreking schrijft, hebben ze slechts een beperkte bruikbaarheid bij het oplossen van beleidsvraagstukken.
De mening van Wouter de Heij, Delfts ingenieur en werkzaam in R&D en Innovatie in Voedseltechnologie, die op kritische wijze[7] ingaat op modelleren en beleidsvorming, sluit hierbij aan: “modellen worden weliswaar gemaakt door experts, maar zijn daarom nog geen wetenschap. Toch maakt de politiek dat onderscheid niet.” Zijn eindconclusie: “modellen zijn de duivel in ons politieke systeem, zeg ik daarom.”
De Wageningse bodemkundige en hoogleraar milieusysteemanalyse, Wim de Vries, ook wel bekend als de ‘stikstofprofessor’, is eveneens kritisch en waarschuwt voor verkeerd gebruik[8]. “Modellen krijgen pas een zekere status als de modelresultaten redelijk tot goed overeenkomen met metingen, op het niveau waarvoor ze worden toegepast.” Hij maakt hiermee duidelijk dat een model getoetst moet worden met de kanttekening dat dit in beperkingen moet gebeuren. Het model is niet bruikbaar buiten het gedefinieerde gebied waarbinnen de toets heeft plaatsgevonden. Niet verwonderlijk is dan ook dat er bij een model “allereerst sprake moet zijn van een welomschreven vraagstelling en doel…Daarnaast moet er sprake zijn van een heldere afbakening van het systeem dat in ogenschouw wordt genomen…Verder moet er een goede afweging worden gemaakt in de mate van detail die je in het model stopt, in relatie tot de bestaande kennis en de beschikbaarheid van gegevens...Dat vereist een goede afweging tussen modelbeschrijving en databeschikbaarheid.”
Al met al dus geen eenvoudig gebeuren.
Het blijft lastig om je iedere keer weer te beseffen dat wanneer het over modellen gaat het simpele ‘het is zoals het model stelt’ onjuist is. De statistici Briggs en Hanekamp[9] zijn er duidelijk over: “aangezien alle modellen alleen datgene vertellen wat erin gestopt is, kunnen we altijd een model maken dat alles zegt wat we willen---en niets meer.” Lastig is het dat complexe modellen veel input hebben gehad en dus uitgaan van vele aannames, maar dat hun waarde daardoor moeilijker vast te stellen is. Het eigenaardige is echter, dat veel opdrachtgevers en/of gebruikers en zeker politici of het grote publiek ervan uitgaan dat naar mate het model meer complex is het betere resultaten oplevert en daarmee beter bruikbaar is geworden. Dit is, aldus Briggs en Hanekamp, fundamenteel onjuist. Het omgekeerde is eerder waar. Helaas geven vele modelleurs de voorkeur aan complexe modellen, omdat deze hen uitdagen bij het ontwerpen. Verder geldt, aldus De Vries, “hoe gedetailleerder de vraag, hoe grote de kans dat je niet op het modelresultaat blind moet varen.”
Ook hoogleraar demografie in Groningen Leo van Wissen[10] steekt een waarschuwende vinger op. “De zucht naar steeds ingewikkelder modellen leidt niet altijd tot beter inzicht. Een model kan ook te veel knoppen hebben met veel directe en indirecte effecten, waardoor het een black box wordt. Vaak geven simpele modellen dan ook meer inzicht dan complexe modellen, en leveren ze vaak betere prognoses.”
De eerder genoemde Marc Jacobs, datawetenschapper en modelleur, schrijft in Foodlog[11] dat “de uitkomst van een model nooit of te nimmer mag worden overgenomen zonder tussenkomst van fundamentele vragen over het proces en de totstandkoming van de uitkomst. Modellen bieden namelijk zelden een eenduidig of correct antwoord.” En daarmee komt ook naar voren dat modellen altijd tekortkomingen vertonen.
En, ook niet onbelangrijk, “fouten maken is menselijk, en het is een grote fout om te denken dat het gebruik van modellen hiertegen zou wapenen. Dat doet het niet,” aldus Jacobs en Meester in het door Hümmels besproken boek. Een model is niet beter dan de gebruiker van het model. En, het bijzondere van modellen is dat je er alles wat je wilt mee kunt aantonen. Een goed gebruik van modellen en een open discussie erover voorkomt ook dat de indruk ontstaat dat de wetenschappelijke basis dun is en zelfs dat wetenschap ook maar een mening weergeeft. Emeritus hoogleraar bestuurskunde Wim Derksen is hier luid en duidelijk, wanneer hij in de bundel Wetenschap en overheidsbeleid van de Raad voor Bestuurskunde schrijft[12], “maar de mening van wetenschappers is wel gewoon een mening.” Het probleem is echter niet dat een wetenschapper geen mening zou mogen hebben. Vaak hebben ze zelfs een sterke mening. Dit maakt “de verleiding natuurlijk groot om die meningen kracht bij te zetten door al dan niet bewust te doen alsof die meningen wetenschap zijn,” aldus Ronald Meester in bovengenoemde andere publicatie.
De kritiek bij de beslissingen in de coronapandemie richt zich vooral op het feit dat de modellen “als betrouwbare en realistische toekomstvoorspellers” ingezet werden. Hierdoor werd het denken over de risico’s en de gevolgen van maatregelen en het niet nemen ervan ernstig belemmerd. “Samenvattend kunnen we dus stellen dat de overheid modellen niet op de juiste manier heeft ingezet tijdens de coronacrisis”, aldus Jacobs en Meester. Dat er maatregelen te nemen waren staat voor hen niet ter discussie. Het gaat hen erom dat de gebruikte modellen schijnzekerheden veroorzaakten.
Ook Mathew Mercuri wijst er in een hoofdredactioneel stuk[13] op dat het gebruik van modellen de suggestie wekt dat er sprake is van wetenschap. Je zou echter volgens hem moeten zeggen dat het alleen maar op wetenschap lijkt. Hij is er duidelijk over. “De modellen in de pandemie zijn geen wetenschappelijke bevindingen; ze zijn ideeën over wat zou kunnen gebeuren in verschillende scenario’s en onder verschillende omstandigheden.”
Nogmaals De Vries: “van onderzoekers vereist dit duidelijkheid in het aangeven wat de betekenis is van modelresultaten, waarbij ze zich niet laten verleiden om op grond van politieke druk een model te gebruiken voor doeleinden waar het feitelijk niet goed voor geschikt is.” Saltelli en medeauteurs zijn eveneens duidelijk in hun commentaar[14] en niet mis te verstaan. Ze schrijven over de verschillende maatregelen die onderscheiden regiems namen op basis van de beschikbare kennis: “het maakte voor iedereen duidelijk dat de waarde van wetenschappelijk bewijs bestond uit het ondersteunen van wat politiek wenselijk en mogelijk was in verschillende contexten. In plaats van dat de politiek de wetenschap volgde, werd de wetenschap ingeschakeld om de politiek te volgen.”
Omdat ook de burgers dit in de gaten kregen werd de waarde en positie van wetenschap in een kwaad daglicht gesteld en ging men op zoek naar andere ‘waarheden’. Hierbij helpt het niet dat de vraag om meer bewijs werd afgedaan met “het staat wetenschappelijk vast” of “juist maar negatief bewijsmateriaal zou een ongunstig effect op de volksgezondheid hebben.” Hier bewijst de politiek de samenleving geen dienst.
Voldoende redenen om met gepast wantrouwen politieke uitspraken gebaseerd op modeluitkomsten of ook ander wetenschappelijke onderzoek te bezien. Hierbij dient ook bedacht te worden dat het de ervaring is dat beleidsadvisering onder veel omstandigheden beperkt wordt tot slechts één wetenschappelijke discipline. En dat niet alleen in Nederland, waar het OMT gedomineerd werd door vertegenwoordigers uit een deel van het medisch-wetenschappelijk domein. In de besproken romans, maar ook in de werkelijkheid zagen we dit terug. De afgelopen periode kwam daar dan ook de nodige kritiek op. De Onderzoeksraad concludeerde hierover al op redelijk vriendelijke toon: “in het vasthouden aan bepaalde sturingsinformatie afkomstig van een selecte groep adviseurs schuilt het risico van tunnelvisie.”
Het kan ook anders. Interdisciplinaire advisering vanuit een breed samengestelde groep deskundigen behoort de standaard worden. En toch blijft ook dan de verantwoordelijkheid voor het beleid een politieke aangelegenheid. De wetenschap kan niet de schaamlap van de politiek zijn om Ronald Meester te parafraseren. En Mercuri voegt hieraan toe dat wanneer politici zeggen de wetenschap te volgen dit slechts juist kan zijn voor zover de gebruikte modellen als wetenschap beschouwd mogen worden. Hij heeft grote twijfels in dit verband.
Wim Derksen verstrekt daarnaast nog een soort waarschuwing: “politici schuilen graag bij wetenschappers. In de hoop dat het gezag van de wetenschappers de burgers over de streep trekt.”
inzichtvooruitzicht.blogspot.com
Wetenschap en beleid
Van belang is dat het in de genoemde teksten en het boekwerkje steeds weer gaat over de relatie tussen wetenschap, wetenschappelijk gefundeerde modellen en hun uitkomsten en het te voeren beleid door de overheden. Zoals de senior adviseur voor de Raad voor het Openbaar Bestuur Pieter de Jong en medeauteurs in de Inleiding van de bundel Wetenschap en overheidsbeleid schrijven: “openbaar bestuur dat zijn beleid voorziet van een transparante wetenschappelijke fundering, wint aan gezag bij burgers.” En even verder: “daar komt bij dat wetenschappelijke kennis zelden eenduidig is en bovendien meestal van voorlopige aard.” Dat zorgt ervoor dat de politiek hoe dan ook aan zet is bij het maken van beleidskeuzes en zich niet eenvoudig kan verschuilen achter ‘de’ wetenschap.”
Zij wijzen erop dat de Onderzoeksraad voor de Veiligheid ook al met de waarschuwing in meer algemene zin kwam over “een vervaging van grenzen tussen wetenschap en politiek” tijdens de coronapandemie. “Het OMT werd steeds meer verantwoordelijk vóór dan adviserend óver het overheidsbeleid.” Een ongewenste situatie. Maar wel een situatie die door de bevolking beter geaccepteerd en veelal zelfs gewenst wordt in tijden van grote crises. Het bijzondere eraan is dat gedacht wordt dat politieke besluiten genomen door deskundigen objectief en onafhankelijk zijn en aan het welzijn van de samenleving ten dienste staan[15]. Hierbij hoort dan ook dat uit onderzoek naar voren kwam dat in Duitsland driekwart van de ondervraagden van mening waren dat “onderzoekers in de gezondheidszorg hun best moesten doen politici hun aanbevelingen ten uitvoer te laten leggen en politici ondubbelzinnig vertellen wat er in de crisis gedaan moet worden.”
Ook wetenschappers zijn regelmatig verbaasd dat hun heldere aanbevelingen, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, dat neutraal zou moeten en alleen de zaak zelf dient, niet onverkort worden overgenomen. Niet verwonderlijk wellicht dat de ondervraagde burgers ook van politici verwachtten dat zij zouden doen wat de wetenschappers hen aangaven.
In de genoemde bundel Wetenschap en overheidsbeleid komen diverse auteurs aan het woord die zich enerzijds positief uitlaten over de verhouding tussen politiek en wetenschap, zich anderzijds ook kritisch uitlaten over de manier waarop de overheid omgaat met hetgeen de wetenschap aandraagt. Als voorbeeld de eerder genoemde Wim Derksen met de opmerkingen, “overigens lijken ze in Den Haag te denken dat je gebruik maakt van kennis als je de aanbevelingen van de wetenschappers opvolgt. Terwijl onderzoek niet zegt wat je moet doen.” Vergeet niet: wetenschap is niet de waarheid. Hij geeft ook aan dat er een andere kant van de medaille is. Hoewel wetenschappers onafhankelijk onderzoek zeggen te doen en ook behoren te doen “betekent die ‘onafhankelijkheid’ toch niet dat wetenschappers zelf de politieke weging van de feiten mogen doen en daarmee op de stoel van de politiek mogen gaan zitten?”
De vraag hoe het zit met die onafhankelijkheid en dus ook de onpartijdigheid moet iedere keer weer beantwoord worden wanneer de overheid beleid stoelt op wetenschappelijke kennis. Dit verlangt dat er voldoende helderheid bij politiek en publiek bestaat over de opdrachtverstrekking, de opdrachtformulering, de selectie van de wetenschappers, de persoonlijke belangen van de wetenschappers en andere mogelijke belangenverstrengeling. Pearl Dykstra, hoogleraar empirische sociologie, gaat in haar bijdrage aan de bundel onder meer in op deze onpartijdigheid van de adviezen en op de aanwezigheid van dissensus – het ontbreken van consensus – in de wetenschap. Dit laatste behoort weliswaar tot het wetenschappelijk werk, maar zorg veelal voor verwarring bij beleidsmakers en zeker bij het grote publiek. Zij verwijst hierbij ook naar het rapport[16] uit 2019 van de wetenschappelijke adviseurs van de Europese Commissie, waarvan zij een van de medeauteurs is geweest
Nog enkele citaten van Derksen: “de overheid geeft zich graag over aan een selectie van de beschikbare kennis.” Hierbij speelt de probleemdefinitie een grote rol. Zelden is deze zorgvuldig getoetst, maar leidt deze wel een eigen leven en komt niet meer ter discussie. Immers de geselecteerde kennis bevestigt voortdurend de probleemdefinitie. En verder: “de overheid is dol op kennis die schijnbaar exact is.” Ook op andere plekken wordt gewezen op de eenzijdigheid van beleidsmaatregelen die gestoeld zijn op cijfers of geconstrueerde getallen. De eenvoud hiervan bedriegt.
Ook Jet Bussemaker, voormalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en nu voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving en bijzonder hoogleraar Wetenschap, beleid en maatschappelijke impact, in het bijzonder in de zorg, mengt zich in dit debat. In de genoemde bundel schrijft zij, “kennis is dus belangrijk voor beleid. De wetenschap kan feiten, modellen, mogelijkheden en gezichtspunten schetsen. Maar de weging van de verschillende soorten argumenten is uiteindelijk aan de politiek.” Voor haar is evident dat wetenschap en politiek een juiste verhouding tot elkaar moeten hebben, maar niet in alle voorkomende gevallen komt dit tot zijn recht. Verwarring en verstrengeling van rollen ligt bij voortduring op de loer. Als het ingewikkeld wordt geldt dit laatste des te meer.
Bussemaker: “goed beleid kan niet zonder kennis. Omgekeerd maak je met kennis alléén nog geen goed beleid. Te allen tijde moet vermeden worden dat de politiek zich verschuilt achter de wetenschap. Ieder moet, uit respect voor elkaars werelden, rolvast zijn. Die rolvastheid is cruciaal voor het vertrouwen in zowel de overheid als de wetenschap.”
De genoemde bundel, geschreven in de tweede helft van de coronacrisis, bevat veel meer over het onderwerp, waarbij de diverse auteurs ook niet tot een geheel eensluidende opvatting komen. En dat is uit een oogpunt van wetenschap maar goed ook! Wetenschap hoort per definitie kritisch te zijn en uiteenlopende standpunten te respecteren en te discussiëren.
Kritische geluiden
Al in het Ten geleide van de bovengenoemde bundel worden enkele nadrukkelijke aandachtspunten opgesomd. Ook hier de coronacrisis als voorbeeld. Enkele punten zijn de moeite waard hier herhaald te worden. Tijdens de crisis is het duidelijk geworden dat de rol van het OMT onduidelijk was, voor het publiek, voor de politiek en voor de deelnemers. Dit werd er niet beter op toen bleek dat “de adviezen met meer zekerheid en stelligheid gegeven werden dan op basis van de discussie binnen het OMT en op grond van de stand van de wetenschap verwacht mag worden,” aldus de Onderzoeksraad in zijn rapport.
Ook de eerdergenoemde rolverdeling werd niet in de hand gehouden. “Kabinet en OMT weinig rolvast,” is een kopje in het rapport. Wat hier ook speelde: “een duidelijke afbakening van waar het OMT in deze crisis wel en niet over zou moeten adviseren ontbrak.” En dus ontstonden er spanningen. Spanningen die knellend werden. Het OMT nam een zeer prominente positie in. Hier kwam bij dat de voorzitter ervan zitting nam in ieder ander adviesorgaan dat zich met de crisis bezig hield, waardoor hij een vooraanstaande centrale positie innam. Was dat spontaan ontstaan of zelfs gewenst? Was dat wel verstandig? En waar bleef de politiek. Het hielp ook niet dat aanvankelijk onduidelijk werd gehouden wie allemaal een rol speelden in het OMT.
“Hoe zat het met het politiek primaat? En als de politiek ogenschijnlijk klakkeloos de adviezen van een onzichtbare groep wetenschappers volgde, hoe moest de politieke verantwoording dan worden georganiseerd?” Het werd er niet beter op toen leden van het OMT een rol gingen spelen in het publieke debat. “Wetenschappers werd gevraagd naar hun oordeel over politieke keuzes. Het publieke debat werd aldus een verwarrende kakofonie waarin het onderscheid tussen kennis en beleid niet meer herkenbaar was.” Hier past het gezegde “schoenmaker blijf bij je leest.” De mening van een wetenschapper schept, wanneer publiekelijk geuit, verwarring wanneer de politieke besluitvorming daardoor ter discussie komt. Het is immers een andere rol, een politieke rol die hier aan zet is, geen wetenschappelijke rol. Hoe de wetenschapper het ook brengt altijd zal voor het grote publiek zijn wetenschapper-zijn de hoofdrol spelen.
Voor een wetenschapper is het daarnaast een normale gang van zaken op grond van nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn standpunt bij te stellen. Voor een politicus is dat bijna een doodzonde, omdat zonder goede uitleg die ook nog gehoord moet worden het vertrouwen in de politiek aangetast wordt. Daarnaast moet de politiek zich ervan bewust zijn dat de spelregels in beide domeinen verschillend zijn. Je kunt ze niet op het andere domein toepassen. We moeten ook de juiste vragen stellen. Een wetenschapper kan nooit tussen de uit twee verschillende domeinen voortkomende inzichten, die met elkaar conflicteren, “een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd salomonsoordeel vellen.
Het verbaast niet dat ook in andere landen kritisch gekeken wordt naar de manier waarop overheden omgingen met wetenschap, wetenschappelijke inzichten en met wetenschappers. En dat niet voor het eerst! Slechts een greep uit de vele publicaties.
Mercuri noemt de eenzijdige selectie van de overheid als het om wetenschap tijdens de coronaperiode gaat. Slechts de domeinen van gezondheidszorg, voorop de virologie, kwamen in aanmerking. Hiermee neemt de overheid bewust het risico waardevolle gezichtspunten niet te betrekken bij beleid. Een ander punt, waarbij hij een rapport over de coronacrisis en het gevoerde beleid in het Verenigd Koninkrijk citeert: “wetenschappelijk advies behoort te adviseren over beleid en niet het beleid vorm te geven.”
Tijdens de coronacrisis klonk veelvuldig het geluid dat we naar de wetenschap moesten luisteren, wetenschap moesten volgen in hun oplossingsrichtingen. Hier was het signaal dat “wetenschap essentieel is voor het nemen van goede en rationele beslissingen en dit impliceert dat wetenschap beleidsbeslissingen inzichtelijk maakt. De eerste helft van die zin klopt. De tweede helft is gevaarlijk fout.” Hier is hoogleraar geneeskunde Vinay Prasad[17] aan het woord. Hij gaat verder om uit te leggen hoe wetenschap en beleid samenhangen. “Wetenschap zal nooit voldoende zijn om keuzes en afwegingen richting te geven. Wetenschap kan geen waardeoordelen vellen. Wetenschap bepaalt het beleid niet. Beleid is een menselijke inspanning die wetenschap combineert met waarden en prioriteiten.” Dus uiteindelijk is wetenschap een middel, een stuk gereedschap naast andere gereedschappen waarmee je beleid kunt onderbouwen.
Johann Lauer, politicoloog en filosoof[18], gaat diep in op de verschillende manieren hoe naar de rolverdeling tussen wetenschap en politiek bij advisering en besluitvorming gekeken kan worden. Hij noemt de ontwikkeling waarbij de politiek volledig leunt op de wetenschap een “technocratisering of verwetenschappelijking van de politiek.” Hoe moet het dan wel? Ook hij wijst op het handhaven van de onderscheiden rollen. Omdat handelen en besluitvorming in de politiek definitieve antwoorden verlangen worden de wetenschap en de wetenschapper ter legitimering ervan ‘misbruikt’. Vergeten wordt dan de beperkte zeggingskracht die altijd geldt voor de wetenschap – een verkeerd gebruikt begrip volgens Lauer, “er zijn slechts wetenschappers die met behulp van een wetenschappelijke methode kennis genereren” . De wetenschappelijke uitspraak is alleen maar waar onder bepaalde, meestal nauwkeurig gedefinieerde omstandigheden. Iets wat velen vergeten, zelfs wetenschappers. Met dit uitgangspunt kan de politiek zich niet eenvoudigweg beroepen op wetenschappelijke kennis bij het nemen van besluiten. Hierbij gaat de politiek er ook aan voorbij dat ze de verantwoordelijkheid voor het besluit zelf dient te dragen daar wetenschap dit niet van haar kan overnemen.
Daarnaast citeert hij hoogleraar sociologie Rainer Schützeichel: “de toename van het aantal experts en de geleidelijke kolonisatie van grote delen van de samenleving door steeds meer groepen van experts leidt tot een delegitimering en een ’onttovering’, niet van de wereld, maar van de experts zelf.” Kortom, het is oppassen geblazen met het beroep op wetenschap bij het nemen van politieke besluiten.
Peter Weingart, voormalig hoogleraar sociologie, besteedt de nodige aandacht[19] aan de selectiemechanismen die bepalen welke vraagstelling door welke wetenschapper of welke groep wetenschappers mag worden aangevat. Ook bij hem wordt duidelijk dat de formulering van de vraagstelling al een politieke lading heeft. Een tweede punt is dat vaak op zoek gegaan wordt naar partijen die een advies zullen geven dat aansluit bij de eigen overtuiging van de politici. Het helpt politici ook wanneer belangenbehartigers experts en hun opvattingen aandragen. Dus, lobbywerk heeft hier een belangrijke plek. Ten vierde kan de keuze van de adviseurs een politiek ingegeven besluit zijn. Daarmee moet dus heel goed gelet worden op wie met welke vraagstelling welk advies geeft en door wie betrokkene(n) beïnvloed zou(den) kunnen zijn. Van belang is bijvoorbeeld de vraag: wie betaalt het onderzoek?
Hoogleraar politicologie, filosoof, kunstcriticus en essayist Michael Hirsch merkt in een kort essay al aan het begin van de pandemie een wezenlijk punt op[20]. De huidige gang van zaken – met beginpunt al in de zeventiger jaren van de vorige eeuw – is een steeds terugkerend onderwerp van discussie. Hoe zit het met “de politieke, democratische, maar niet gelegitimeerde macht van commissies, adviseurs en experts?” Hier speelt het probleem van overdracht van politieke besluitbevoegdheid aan niet democratisch gelegitimeerde instanties en personen. In de coronacrisis werd in zijn ogen de politieke verantwoordelijkheid grotendeels zo niet geheel overgedragen aan een gremium van experts, in ieder geval in Duitsland. Je kunt je afvragen of het in Nederland niet evenzeer het geval was. Op deze manier “wordt de democratie structureel ondermijnd door expertocratie: door pseudowetenschappelijke aanbevelingen aan de politiek.” Zijn opvatting is dat het hier gaat “om politiek onder het mom van wetenschap. Politieke besluiten wetenschappelijk rechtvaardigen is een gevaarlijk waanidee.” Het lijkt nergens op. Politiek moet de wetenschappelijke bevindingen zelfstandig waarderen en omzetten, hoe lastig ook.
De keuze van wetenschappers om gezamenlijk met politici de door de politici gekozen maatregelen te presenteren verleent de politicus een legitimering van de maatregelen zonder dat het zijn positie aantast. Het is immers de wetenschapper die legitimeert. Hierbij verliest de wetenschapper een fundamenteel principe van wetenschap uit het oog. Wetenschappelijke kennis is altijd tijdelijk; de kennis is voorlopig. Er kan steeds weer een moment komen dat het wetenschappelijk goed onderbouwde standpunt toch verlaten moet worden voor een ander. Deze onzekerheid maakt wetenschap als basis voor politieke besluitvorming maar beperkt geschikt. Zowel wetenschapper als politicus, maar eveneens de samenleving moet zich hiervan bij voortduring bewust zijn. Het leidt ertoe dat wetenschappers zeer terughoudend zouden moeten zijn om publiekelijk over politieke besluitvorming uitspraken te doen. Dit klemt des te meer wanneer de door de politiek aangedragen elementen gebaseerd zijn op de door dezelfde wetenschappers geformuleerde adviezen. Waardeoordelen zijn het domein van de politiek, niet van de wetenschap. Daarnaast dienen wetenschappers zich rekenschap te geven van het feit dat het publiek de door hen geventileerde mening zal zien als de mening van een wetenschapper, gebaseerd op onderzoeksresultaten, en daarmee voor velen als een waarheid.
Noten
[1] Onderzoeksraad voor Veiligheid: Aanpak coronacrisis. Deel 1: tot september 2020. Den Haag, februari 2022 (https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/20666/aanpak-coronacrisis)
Onderzoeksraad voor Veiligheid: Aanpak coronacrisis. Deel 2: september 2020 tot juli 2021. Den Haag, oktober 2022
Onderzoeksraad voor Veiligheid: Aanpak coronacrisis. Deel 3: vanaf juli 2021. Verschijnt najaar 2023.
[2] SCP (Schaper J., Hartman C.): Sceptische visies in het coronadebat. Lessen uit een mixed methods-onderzoek naar coronascepsis in Nederland. Den Haag, juni 2023
[3] In de USA is het vooral het in 2021 door Jeffrey Tucker, een Amerikaanse libertaire activistische auteur, organisator en fondsenwerver opgerichte Brownstone-instituut dat vele auteurs met hun publicaties de ruimte geeft waarin schuldigen worden aangewezen voor de maatregelen en nog veel meer. Het Instituut zegt over zichzelf:
“De drijfveer van het Brownstone Institute was de wereldwijde crisis die werd veroorzaakt door de beleidsmatige reacties op de COVID-19 pandemie van 2020. Dat trauma onthulde een fundamenteel misverstand dat vandaag de dag in alle landen over de hele wereld leeft, een bereidheid van de kant van het publiek en ambtenaren om vrijheid en fundamentele mensenrechten op te geven in de naam van het beheersen van een volksgezondheidscrisis, die in de meeste landen niet goed werd beheersd. De gevolgen waren verwoestend en zullen berucht blijven. … Het gevoerde beleid was een mislukt experiment van volledige sociale en economische controle in de meeste landen. En toch worden de lockdowns algemeen beschouwd als een voorbeeld van wat mogelijk is.” Zie ook https://brownstone.org/
[4] Meester R: Wetenschap als nieuwe religie. Ten Have, Utrecht, 2022
[5] Rutgers M.J: De coronacrisis is nog niet voorbij. Civis Mundi 2021, 110 (https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=6534)
[6] Zylbermann P: Beyond apocalyptical epidemics: Out of a paradox. In: Fantini B. (Ed.) Epidémies et sociétés, passé, présent et futur. Edizioni ETS, Pisa, 2017
[7] Heij W. de: Modellen zijn de duivel in het politieke systeem. Foodlog, 30 januari 2023
[8] Vries W. de: Of een model nuttig is, hangt af van je vraag. Foodlog, 9 januari 2023
[9] Briggs M., Hanekamp J: Models are always lists of ‘If this, then that’. Foodlog, 5 januari 2023
[10] Wissen L. van: Een model kan ook te veel knoppen hebben. Foodlog, 2 februari 2023
[11] Jacobs M: Modellen helpen denkwerelden inzichtelijk te maken. Foodlog, 15 december 2022
[12] Ommeren F. van, et al (Eds.): Wetenschap en overheid. Een spanningsvolle relatie. Boom Bestuurskunde, Den Haag, 2022
[13] Mercuri M: Editorial. Just follow the science: A government response to a pandemic. J Eval Clin Pract. 26: 1575-1578, 2020
[14] Saltelli A. et al: What did COVID-19 really teach us about science, evidence and society. J Eval Clin Pract. Online version 6 juni 2023, https://doi.org/10.1111/jep.13876
[15] Post S: Zwischen Expertokratie und Wissenschaftspopulismus. 24 juni 2022 (https://www.bpb.de/shop/zeitschriften/apuz/wissenschaft-oeffentlichkeit-demokratie-2022/509590/zwischen-expertokratie-und-wissenschaftspopulismus/
[16] Group of Chief Scientific Advisors to the European Commission: Scientific advice to European policy in a complex world. Scientific Opinion No.7, Sep. 2019
[17] Prasad V: Op-Ed: What Does ’Follow the Science’ Mean, Anyway? – Science is a tool, not a prescription for policy on COVID-19, 23 november 2020 (https://www.medpagetoday.com/opinion/vinay-prasad/89856)
[18] Lauer J: Politikberatung: Aber welches ist das richtige Modell? The European, 25 januari 2021
[19] Weingart P: Wissenschaftliche Politikberatung in Krisenzeiten. 15 januari 2021 (https://www.bpb.de/shop/zeitschriften/apuz/wissen-2021/325609/wissenschaftliche-politikberatung-in-krisenzeiten/)
[20] Hirsch M: DAS ELEND DER EXPERTOKRATIE. Textem. Texte und Rezensionen, 14 april 2020 (http://www.textem.de/index.php?id=3050)