Naar een beter en betaalbaar zorgsysteem

Civis Mundi Digitaal #137

door Kluisberaad: Ad Maas, Peter Bunnik, Joop Agterbosch, Ad Pijnenborg

In deze verkennende notities worden enkele concrete mogelijkheden beschreven voor  betere en betaalbare zorg met gebruik van mogelijkheden die het zorgsysteem nu al biedt. Het lijkt er soms op dat er in het huidige zorgsysteem helaas intrinsieke belemmeringen zijn  die betere en betaalbare zorg tegenwerken. In het huidige systeem lijkt goedkopere zorg vooral mogelijk door zorg in te perken en/of afstandelijker te maken. Dat kan ook anders en dit lijkt noodzakelijk gezien de kosten en baten.

Enkele mogelijkheden om betere zorg  betaalbaar te houden zijn bijvoorbeeld:
- Meer medehelpers in de zorg mobiliseren
- Lokale zorg vanuit wijkcentra / zorgcentra
- Praktische afstemming tussen zorgverleners lokaal / regionaal
- Automatisering, digitalisering en robotisering
- Zelfvoorzienend vermogen van zorginstellingen

Deze mogelijkheden worden achtereenvolgens kort verkend en toegelicht, maar behoeven nadere uitwerking en nuancering. Daarna komen enkele belemmerende factoren aan de orde die de nodige aandacht vragen om verbeteringen aan te brengen.

1. Alternatieve werving van medewerkers
Er wordt voortdurend gewezen op het (groeiende) tekort aan bevoegde medewerkers. Er zijn echter duizenden mensen  bekwaam of bekwaam te maken om in de zorg te werken, vooral voor verzorging en huishoudelijke hulp. We zitten echter met een ’betonnen’ gebouw van opleidingen en bevoegdheden in de zorg. Er  zijn veel situaties waarin mensen wel bevoegd maar geheel of deels onbekwaam zijn en omgekeerd mensen die wel bekwaam maar onbevoegd zijn. De leertermijnen om in iets bekwaam te worden zijn voor veel zij-instromers te lang. Velen kunnen best op grond van hun ervaring, zonder expliciete scholing aan de slag in sommige zorgsectoren. Dat gebeurt vaak al in de mantelzorg door familieleden, buren, vrienden en kennissen. Uiteraard is (bij)scholing en intervisie via de werkgever welkom. Maar ook meewerkend leren is een effectieve en efficiënte manier van werken. Bestuurders en managers zouden deze werkwijze meer kunnen toepassen en daartoe de durf opbrengen. Dit laat onverlet dat er speciale deskundigheid en bevoegdheden nodig zijn in de medisch-specialistische zorg (MSZ).

 

2. Lokale zorg vanuit wijkcentra / dorpscentra / multifunctionele accommodaties
Bij dergelijke  organisatievormen is samenwerking van groot belang. Daarom biedt een vorm van coöperatie voor zorgverlening en ondersteuning wellicht interessante mogelijkheden. De gemeente kan een dorp of wijk stimuleren om samen te inventariseren wat de wensen en de noden met betrekking tot de zorgverlening zijn. Professionals in de zorg kunnen worden geïnformeerd over de bevindingen en wensen en in de gelegenheid gesteld worden mee te denken. Burgers worden zo van meet af aan betrokken bij de inventarisatie van noden en wensen. Inventarisatie bij burgers in gespreksgroepen en via enquêtes maakt duidelijk wat in een dorp of wijk ontbreekt aan voorzieningen en wat de burgers (doelgroepen) wenselijk vinden. Inschakelen van provinciale ondersteuning kan zeer positief werken.

Leden betalen contributie, de coöperatie stelt de functies vast, daarbij strevend naar samenwerking tussen zorgaanbieders en vrijwilligers. Vrijwilligers zijn opgenomen in een samenwerkingsstructuur. Deze transitie kan gebeuren vanuit burgerinitiatieven met ondersteuning van gemeenten, maar ook op initiatief van een gemeente zelf. De gemeente kan daarbij huisvestingskosten voor zijn rekening nemen en de coöperatie financieel ondersteunen waar nodig. Sobere vergoedingen en tegemoetkomingen voor het werk van vrijwilligers zijn een realistisch punt van aandacht. Opvallend is momenteel de verwachting dat mantelzorgers  verzorgingstaken moeten vervullen omdat er personeelstekorten zijn. Hoewel instellingen dus minder personeelskosten maken, zijn vergoedingsmogelijkheden dan kennelijk niet opportuun. 

Ondersteuning van mantelzorg is een belangrijk beoogd effect. Hulpbehoevenden en mantelzorgers worden door een dergelijke ondersteuning meer opgenomen in een sociale structuur en maatschappelijke beweging. Deze globale schets van een organisatievorm vraagt nadere invulling wat betreft taakverdeling, organisatie, bestuur en leiderschap. Waar het op aan komt is het realiseren van een hoge mate van samenwerking en participatie om mensen zo goed mogelijk te mobiliseren gezien de personeelstekorten in de zorg. Door vrijwilligers erbij te betrekken, komen professionals meer beschikbaar voor zorgtaken die  deskundigheid en scholing vragen.

 

Kwaliteit van leven

Huisartsen en zorgverleners kunnen de zorgbehoeftigen ondersteunen bij het ontwikkelen van hun reflectie op het ziek-zijn, kwaliteit van leven en de mogelijke en wenselijke zorg In een dorp of wijk zijn vrijwel altijd wel burgers, verenigingen, organisaties en bedrijven die op hun manier bij kunnen dragen aan de lokale zorg: Van groot belang is de kwaliteit van de leden van het bestuur van de coöperatie. Advisering  van deze burgers en coaching bij hun gezamenlijke en individuele taak kan met steun van de gemeente bevorderd worden. 

De aandacht voor persoonlijke betrokkenheid van de burgers bij het ziek zijn en zorg nodig hebben leidt ertoe dat ook meer nagedacht en gesproken wordt over de waarde van het leven. De kwaliteit van het leven wordt steeds meer onderwerp van gesprek in de spreekkamer van de huisarts en de specialist. Hiermee krijgt de patiënt meer zeggenschap over de kwaliteit van leven en de wijze waarop het afscheid van het leven vorm krijgt. Patiënt en zorgverlener worden zo samen meer eigenaar van de zorg.

 

3. Praktische afstemming tussen zorgverleners ter plaatse
In een wijk en dorp zijn doorgaans meerdere zorgverleners werkzaam. Als belangrijkste zorgverlener geldt de huisarts. In een drietal opzichten is de huisartsenpraktijk onvervangbaar: als directe verlener van zorg, als verwijzer naar organisaties en personen ‘hoger’ en duurder in het zorgsysteem en als verwijzer van personen en organisaties ‘lager’ en goedkoper in het zorgsysteem, onder het motto: de meest ‘passende zorg’ voor de patiënt.
Verkoop van huisartspraktijken aan commerciële ondernemers, ook al is dit soms begrijpelijk in noodsituaties, moet voorkomen worden. De plaatselijke politiek heeft hierbij een verantwoordelijkheid om de toegankelijke zorg van huisartsenpraktijken in stand te houden. 

Een integraal zorgsysteem is veelomvattend. In onze visie visie gaat het zonder compleet te zijn om: zorg thuis (geboortezorg, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en ouderenzorg), zorg door familie en vrienden, dagbesteding in gemeenschapshuizen of dagbestedingscentra (zoals zorgboerderijen), zorg door huisarts, thuiszorg en huishoudelijke zorg in het dorp of de wijk, zorg door regionale hulpverleners (therapeuten, coaches), zorg van de apotheek en drogist, zorg in het hopelijk nabije ziekenhuis, zorg in klinieken, zorg in UMC’s, zorg in buitenlandse gezondheidscentra, zorg in gebouwen voor beschermd wonen, zorg in een verzorgingshuis en verpleeghuis, zorg door pastoraat en diaconie, zorg in hospices, zorg voor uitvaart en crematie en zorg op begraafplaatsen. Belangrijk is dat zoveel mogelijk van deze instellingen laagdrempelig bereikbaar en inzetbaar zijn voor de bewoners van dorpen en wijken. 

Het geheel van de algemeen beschikbare zorg moet continu in beeld gebracht worden: een soort overzicht van de zorg anno nu, die lokaal geconcretiseerd wordt. Om te beginnen met een lijst van adressen (met telefoonnummers), te raadplegen via een gemakkelijk toegankelijke website die ook goed bijgehouden wordt. Instanties en personen moeten zich niet kunnen verstoppen achter digitale muren, maar mogen elkaar juist ontmoeten en vormen van afstemming vinden. Kosten voor een website zijn laag, maar er is wel een website-beheerder nodig, wellicht een ambtenaar van de gemeente of een vrijwilliger. En niet te vergeten ondersteuning voor ouderen die onvoldoende kunnen omgaan met een computer. 

 

Zorgcoördinatie

Een gemeenschappelijke ruimte in het dorp of de wijk kan een plaats zijn waar overleg en afstemming tussen zorgverleners plaats kan vinden. Een zorgcoördinator die de praktijk van de zorg ter plaatse kan overzien, lijkt onmisbaar. Deze functie, alsmede de bekostiging en taakomschrijving, vraagt overleg met betrokken instanties. Wenselijk is ook een informatiepunt dat op vaste tijden open is. De benadering van zorg op kleine geografische schaal sluit samenwerking op gemeentelijk en intergemeentelijk niveau niet uit.

Door de organisatie te vereenvoudigen kunnen kosten worden bespaard. Indicaties in verband met welke zorg nodig is, kunnen vaak via huisarts, wijkzorg en gemeente effectief en efficiënt gesteld worden. 

Bovendien kan de bureaucratie die de zorg vaak teistert, hiermee beperkt worden en het beleid kan zo meer op vertrouwen dan op wantrouwen gebaseerd worden. Professionals weten wat ze behoren te doen en hoeven niet op alles 3 x gecontroleerd te worden. Veel controleurs, onderhandelaars, beleidsmedewerkers, communicatieadviseurs enz. kunnen wellicht beter gewoon met hun handen uit de mouwen steken en aan het werk gaan in de zorg.

Een gemeente heeft een betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid dat er voldoende passende zorg beschikbaar is voor haar inwoners. Gemeenten kunnen dit vormgeven door mogelijkheden voor zorg door vrijwilligers en mantelzorgers te initiëren en ondersteunen. Deze initiatieven berusten op een participatiebesef en kunnen zo bijdragen aan mogelijke besparingen door vrijwillige inzet, die goedkoper is dan die van professionals. In rapporten over ‘Besparingspotentie in de Zorg’ wordt de nodige aandacht besteed aan hoofdlijnenakkoorden. Helaas is niet goed na te gaan hoe en waar kostendaling is gerealiseerd als die al haalbaar is. Meso - en micro-economisch denken en rekenen lijkt onvoldoende paraat maar is wel broodnodig.

 

4. Automatisering van de zorg thuis, eventueel tijdelijk in het zorgcentrum

Een paar mogelijkheden die uit te breiden zijn:
- Digitalisering kan de zorg verbeteren door toenemend efficiëntie via automatisering, robotisering en met betere communicatie met de leefomgeving via social media en informatietechnologie;
- Digitalisering kan de praktijk van de zorgverlening ondersteunen via voorlichting in woord en beeld (instructie)
- Digitalisering van de voorlichting kan meer orde aanbrengen in de chaos op internet. Dit kan ook door de patiënt diagnostische vragen te laten stellen, maar dat wel anoniem op een beveiligde website.

Onderzoek voor de implementatie van innovaties in de zorg duurt klaarblijkelijk gemiddeld 10-20 jaar. Dat is te lang – zeker gezien de snelheid van technologische ontwikkelingen. Met datascience en implementation science kan het onderzoek naar de werking van nieuwe ‘producten’ sneller uitgevoerd worden en is de uitkomst betrouwbaarder, stellen technologie-innovators. Een nieuw ‘product’ moet eerst bewezen effectief zijn, voordat het op grote schaal wordt gebruikt. Als iets werkt in een gecontroleerde, laboratoriumachtige omgeving, is dat nog geen bewijs dat het ook werkt als het in een ziekenhuis of elders (thuis bijvoorbeeld) ingevoerd wordt.

 

Risico’s van automatisering en digitalisering
Als digitalisering gebruikt wordt om zorg onpersoonlijker te maken, is dit ongewenst. Voor elkaar zorgen blijft een belangrijk basisprincipe. Dat houdt ook in het bewaken dat bepaalde personen en organisaties digitale zorgmogelijkheden niet misbruiken. Het ziet ernaat uit dat dit vaak onvoldoende het geval is. Veel ouderen weten zich geen weg te vinden in de toenemende digitalisering en depersonalisering en voelen zich in toenemende mate een nummer.

Een andere mogelijkheid met een zeker risico is dat bedrijven zich gaan inzetten op afstemming van administraties. Diverse rapporten uit de ICT-sector zien in totale digitalisering van de zorg kans om aanzienlijk te besparen. Op de argumenten en berekeningen is controle vaak niet goed mogelijk, vanwege aannames, (reken)modellen in een soort van innovatief economen- of ict-jargon. 

Een ander punt is dat er de nodige negatieve ervaring is met het verbreden en afstemmen van digitale programmatuur, alleen al vanwege het feit dat alle betrokken zorginstanties al met geïmplementeerde programmatuur werken. Zelfs de wettelijke verplichting tot een medisch dossier is onvoldoende gelukt. We zijn wellicht te laat om het als landelijk systeem te laten werken. En het moet nu eenmaal grondig om het inbreken in zo’n digitaal systeem te verhinderen. Digitale mogelijkheden zijn zeer belangrijk en onmisbaar, maar er zijn ook risico’s en het is nog niet duidelijk hoe ze in een totaalsysteem bijdragen aan werkelijke besparingen.

Kortom, een mogelijkheid met grote verwachtingen, maar ook risico’s waar de praktijk nog weinig inzicht in heeft, maar dat er positieve realistische mogelijkheden zijn lijkt evident.

 

5. Zelfherzienend en zelfherstellend vermogen van zorginstellingen
Wenselijk is onderzoek naar de interne organisatie van het werk van de zorginstellingen. Dat kan met behulp van een actueel organisatiedossier van de zorginstelling. Waar nodig toegelicht door bestuur en management. 

Er moet echter gebruik worden gemaakt van onderzoek “by walking around“ op de werkvloeren van instellingen, een vorm van participerende observatie door betrokkenen die deze via onderlinge interactie en intervisie met elkaar kunnen uitwisselen. De gebruikelijke methode van enquêtering heeft beperkingen en is vaak niet direct genoeg, onder meer door sociaal wenselijke of standaardantwoorden. Diepte-interviews en gesprekken met patiënten en andere betrokkenen gevn vaak een grondiger beeld. Waar het ook om gaat is dat door de zorgpraktijk gezichtspunten aangedragen worden waar nu aan voorbij gegaan wordt. Een taak voor universiteiten, HBO-instellingen, overheidsdiensten, onderzoeksjournalistiek in samenwerking met patiëntenverenigingen?

Enkele voorbeelden van mogelijk onderzoek:
- waarom meerdere behandelaars aan het bed van een patiënt? Wat valt er aan de coördinatie van de hoofdbehandelaar te verbeteren? 

- zijn alle behandelingsmogelijkheden wel zinvol? Wat kan in de gebruikelijke programmering bij deze patiënt wegvallen. Beslissingsbevoegdheid aan een coördinerende hoofdbehandelaar.
- zijn patiënt en mantelzorger voldoende op de hoogte van de kosten van de behandeling, inclusief de eigen bijdragen?
- in hoeverre staan rechtspositionele verworvenheden van de concrete cao van zorgverleners een effectieve en efficiëntere werkuitvoering van de zorginstelling in de weg?  

Zorgcentra in dorpen en wijken  hebben te maken met zorginstellingen waarvoor voorgaande vragen gelden. Aandacht van burgers  hiervoor is wellicht ongebruikelijk, maar wel passend in tijden van zorg om de zorg.

 

Belemmerende factoren in het huidige zorgsysteem

Aspecten van belemmerende factoren in het huidige zorgsysteem en waartoe deze kunnen leiden zijn bijvoorbeeld:
- dat zorgwetgevingen niet goed op elkaar zijn afgestemd
- veranderingen in verband met zorgverzekering en zorgvergoedingen
- onnavolgbare (rijks)uitgaven en andere zorgkosten
- regionalisering en het gebrek daaraan van de zorg op diverse niveaus
- mogelijkheden van digitalisering die niet voldoende worden ingezet, zoals hiervoor reeds toegelicht.

De zorg wordt ook los van het ‘financieel gereguleerde’ zorgmarktysteem duurder: inflatie, energiekosten, vergrijzing die relatief dure ouderenzorg met zich meebrengt, wet- en regelgeving, die ook met internationale ontwikkelingen samenhangen. De inflatie zal op termijn ook de nieuwe Nederlandse pensioenregeling, andere uitkeringen en een ieders inkomen treffen, waardoor zelfzorg en het innen van eigen bijdragen steeds moeilijker wordt. 

Als deze economische ontwikkelingen tot grote problemen in de sociale sector leiden, dan is het zaak juist nu oplettend het huidige zorgsysteem te beschouwen. Kijken we bijvoorbeeld naar het Integrale Zorg Akkoord, dan constateren we helaas dat het oude zorgstelsel in stand gehouden wordt. Er wordt binnen dat stelsel geschoven, op een manier die niet altijd in het voordeel van patiënten en hun mantelzorgers kan zijn. De voornaamste zorg in het ‘Akkoord’ blijkt financiële zorg. 

We zien momenteel nog geen systeem van belanghebbende instellingen met hun bestuurders, managers en toezichthouders dat zichzelf verandert in een stelsel van betere en blijvend betaalbare zorg. Het ziet ernaar uit dat een meer radicale herziening nodig is om goede zorg voor iedereen te ontwikkelen en in stand te houden. Die radicaliteit zit naar onze mening in een beweging ‘down – up’: burgers doen het zelf, ze nemen initiatieven, hanteerbaar in hun omstanigheden, zeker ook via  wenselijke support van gemeenten. 

 

6. Op elkaar afstemmen van zorgwetgevingen
Het gaat om de Zorgverzekeringswet (ZV) , de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) de Wet langdurige Zorg (WLZ) en de Wet Jeugdzorg. De commissie Wouter Bos constateerde in het Rapport Oud en zelfstandig in 2030. Een Reisadvies dat deze wetgevingen niet op elkaar afgestemd zijn. Bos acht 10 jaar nodig om die afstemming te bereiken. Er gebeurt op dat terrein dus niets en de demissionaire coalitie was dat ook niet van plan.  

Bovendien blijkt uit recente  jurisprudentie dat schotten tussen zorgwetten burgers vaak buiten spel zetten als ze zich door verschillen tussen de wetten benadeeld of gediscrimineerd achten. Bijvoorbeeld  wat betreft de eigen bijdrage WMO (abonnement  van 19,50 per maand) en de eigen bijdrage WLZ voor zorg thuis (maximaal 899 euro per maand).  Bezwaar is alleen mogelijk binnen het kader van één wet.

De huidige zorgwetten: ZVW, WLZ, WMO en de Jeugdwet, zijn dermate ingewikkeld geworden dat er zorgmakelaars zijn opgestaan om de eenvoudige burger en/of de betrokken zorgverlener en/of ambtenaar te adviseren. Dan gaat het om zaken als: Wat valt waaronder?, Wat wordt door wie betaald?  Welke eigen bijdrage moet de burger zelf betalen? Hoe wordt de zorg gefinancierd? Vanuit de belasting via een inkomensafhankelijke premie of via een nominale premie, of een combinatie daarvan? Door wie en hoe wordt de zorgindicatie geregeld? Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering? En nog een aantal punten.

Deze versnippering is moeilijk inhoudelijk te onderbouwen en is vooral een gevolg van historische - en partijpolitieke achtergronden en doelstellingen. Door deze organisatie sterk te vereenvoudigen kan er bespaard worden op zorgkosten. Behalve ‘ontschotten’ en betere afstemming van zorgwetgeving zijn er andere mogelijkheden die hierna aan de orde komen.



7. Ander beleid in verband met zorgverzekering en zorgvergoedingen
De rol van zorgverzekeraars kan verbeterd worden wat betreft hun rol als vrije markt-ondernemers die dus rendement willen hebben. Verzekeraars zijn particuliere ondernemingen. Ze hebben nu de vrijheid (binnen een wettelijk kader) een eigen vergoedingenbeleid te voeren. Gevolgen zijn o.m. concurrentiekosten en periodiek een contractencircus. De verzekeraars laten nogal eens doorschemeren hoe goed ze onderling samenwerken. Als dat kan, dan valt te onderzoeken welke besparingen daardoor worden mogelijk gemaakt.

Hierbij enkele suggesties. Bijvoorbeeld alle zorgverzekeraars dezelfde polissen. Dan kunnen verzekeraars met minder personeel toe ook als ze eigen kantoren behouden. Salarissen van veel functionarissen kunnen worden geregeld in een passende schaal van ambtenarensalarissen. Dit lijkt beter dan zelfverzonnen marktconforme beloningen met bonussen. Dit geldt ook voor de betaalde functies in het zorgstelsel die niet in een cao opgenomen zijn. Kostenbesparende gezondheidszorg lijkt geen zaak om toe te vertrouwen aan ondernemers die denken in termen van verdien- en winstmodellen. Dat het beleid van een uniform stelsel van zorgkostenvergoedingen associaties oproept met een nationale zorgverzekering ligt voor de hand. Daarnaar streven is wellicht een brug te ver. Er is nog geen Rijksoverheid die dat wil en zich daarvoor inzet. 

Eén inkomensafhankelijke bijdrage aan de nationale zorgkosten, bij voorkeur in het kader van een nationale zorgverzekering biedt voordelen. Belangrijk voordeel hiervan is dat het jaarlijkse toeslagencircus beperkt kan worden. De  zorgkosten zijn via de Inkomstenbelasting al tamelijk inkomensafhankelijk te innen: via de jaarlijkse aanslag van de inkomstenbelasting wordt ook vermogen op bepaalde wijze meegeteld en dat werkt door in de eigen bijdragen, behalve nog steeds die voor WMO. 

Een argument dat te berde gebracht kan worden is dat de ver gedigitaliseerde belastingdienst dit niet aan zal kunnen. Dat lijkt een zorgvuldig gekoesterde mythe. De belastingdienst disfunctioneert niet zozeer op het punt van efficiëntie, maar meer op het morele vlak van eerlijkheid en rechtvaardigheid. Maar helaas zullen we mogelijk niet te weten komen wie de werkelijke beïnvloeders, opdrachtgevers en bedenkers zijn.

 

8. Onnavolgbare  rijksuitgaven
Een voorbeeld: anno 2023 lijkt het demissionaire kabinet 1200 miljoen te wil uitgeven aan een Europees plan voor gegevensuitwisseling via een ‘IT-systeem’. Onduidelijk is wat betalende burgers en burgers met concrete hulpvragen daaraan hebben. In dit verband is dieper gravend onderzoek nodig dan onderzoeksjournalistiek naar de relaties tussen Big Farma en (soevereine) staten. De veelgeprezen soevereiniteit van staten lijkt vaak niet voldoende realistisch tegenwicht te kunnen bieden, bijvoorbeeld wat betreft prijzen van medicijnen. Belangrijk lijkt het mogelijk maken van alternatieve geavanceerde research dan die van Big Farma, ‘alternatieve’ productiemethoden en juridische constructies om instellingen en personen in diverse opzichten te beschermen.



9. Regionalisering van de zorg op diverse niveaus
Een belangrijke vraag is hoe een indeling in regio’s eruit ziet gelet op het terrein van de diverse vormen van zorg. Is het wenselijk dat nieuwe zorgregio’s vastgesteld worden of kan aangesloten worden bij een bestaand soort indeling? De Regio-atlas laat meer dan 30 soorten regio-indelingen zien.  De GGD heeft er 25, de arbeidsmarkt 35, de intergemeentelijke sociale diensten 28, de jeugdzorg 42 en de Zorgverzekeraars hebben 32 zorgkantoren (regio’s). Mogelijk is de laatste indeling het meest passend voor de zorg. Het lijkt nuttig dat de zorgverzekeraars deze mogelijkheid onderzoeken en daarover rapporteren.

Via intergemeentelijke samenwerking (wethouders en ambtenaren en zorgprofessionals) kan alle zorg in een regio op hoofdlijnen overzien en afgestemd worden, waarbij een gemeente maar in één regio kan vallen. Op hoofdlijnen ontstaan zo regionale vormen van zorgbeleid (dat in crisissituaties afgestemd kan worden in crisisteams).


Besluit

In het voorgaande zijn enkele mogelijkheden en belemmeringen voor betere en meer betaalbare zorg verkend, die nadere uitwerking vragen. Een beter en betaalbaar te houden zorgsysteem vraagt ondersteuning van onderop, maar kan de welwillende steun van overheden niet missen. Meer ruimte voor decentrale creativiteit vergt op een aantal punten nieuwe centralisatie bij de (hopelijk democratische) overheden. De zorgbehoevende medeburger kan dan anders gezien en bejegend worden dan als inkomstenbron en verdienmodel.

Een centraal punt van zorg om de zorg is het volgende: voor miljoenen burgers is voldoende bestaanszekerheid onbereikbaar. Deze burgers raken uit balans, leven ongezond en worden ziek in vele vormen. Zorgkosten worden zwaarder en die worden gedragen door de belastingplichtigen. Een somber scenario voor de toekomst is dat zorg steeds duurder wordt, maar helaas tot nu toe nogal waarschijnlijk.  


Deze verkennende notities zijn het resultaat van gesprekken en uitwisseling van gedachten in een expertisegroep, genaamd ‘Het Kluisberaad’, bestaande uit Joop Agterbosch, Peter Bunnik (†) , Ad Maas en Ad Pijnenborg. De bijeenkomsten vonden plaats in de herberg van de abdij Achelse Kluis, ten zuiden van Valkenswaard.