Mystieke wijsheid uit het oude China

Civis Mundi Digitaal #139

door Piet Ransijn

Bespreking van Ben Zondervan, De oorspronkelijke mystieke wijsheid van de Dao Deh Jing. Het mondeling onderricht van de Oude Meester Lao Zi over verlichting, wijsheid en meditatie. Zendaochan uitgeverij, 2023.

 

Het Tau Teh Tsjing, zoals de titel luidt van de bekende vertaling van J.A. Blok, behoort bij velen tot de favoriete en meest diepzinnige boeken. Er zijn veel vertalingen van dit belangrijk(st)e klassieke Chinese geschrift Lao Zi dat de basis vormt van het taoïsme, dat naast het boeddhisme weer een van de bronnen van Zen(boeddhisme) is. Volgens de vertaler van bovengenoemde nieuwe vertaling, die Zenmeditatie beoefent, zijn de meeste vertalingen te weinig mystiek en meditatief en vaak tezeer politiek-filosofisch. De reden daarvoor is dat de vertalers gebruik maakten van de versies van de Chinese filosofen die vanaf 250 v.C. het geschrift politiek gericht interpreteerden om te scoren bij de keizers en hoogwaardigheidsbekleders, “om hun heersers te behagen” (p8), die meer op hadden met politiek dan met mystiek.

Volgens Zondervan gaat het boek om “een mystieke leer die gaat over verlichting, wijsheid en meditatie, net als het (zen)boeddhisme en de Advaita vedanta.” (p5) Vanuit zijn Zen-visie komt hij tot een andere vertaling en interpretatie, die overeenkomt met die van o.a. Lie Zi en Zhuang Zi. (Zie CM 95) Blok heeft oog voor het mystieke maar vervalt ook in cryptische vertalingen in termen van heersers. Op andere vertalingen wordt hier niet ingegaan behalve in de verwijzingen van Zondervan, die een welkome onderbouwde en meer begrijpelijke vertaling biedt, die het lezen en bestuderen meer dan waard is.

Lao Zi (6e eeuw v C) was geen filosoof die heersers adviseerde, maar meer een mysticus, een verlichte wijze die over verlichting leerde als éénwording met Dao, God of de ‘grondeloze levensgrond’ middels meditatieve methoden die de ratio overstijgen in een “zijnservaring [die] niet onder woorden te brengen” is. (p9) Zijn boek is gebaseerd op mondelinge overleveringen van gesprekken, die rond 200 v.C. de later nog steeds bekende vorm kregen, meer definitief in de versie “van de filosoof Wang Bi” (250 n C, p 11). Het gaat om “ervaringsweten... vanuit het verlichte, open bewustzijn [en...] handelen zonder ego” (p10)

 

De verlichte wijze Lao Zi

 

Filosofen, sinologen, geschiedkundigen, theologen en andere geleerden “blijven binnen het denken en de ratio en interpreteren... de Oude Meester als zodanig” (p7) Ze zien hem als filosoof. “Als je de woorden van een Wijze gaat bewerken, krijg je opperpriesters, geleerde filosofen en theologen,” zei Lao Zi. (H 28). “Richt je liever op hetgeen in jezelf is, je eigen Geest, het Zelf!,” zou Zhuang Zi daaraan hebben toegevoegd in zijn geschrift. (H 5) De Oude Meester ging voorbij aan geleerdheid en “sprak over mystiek zaken als de oorsprong, verlichting en meditatie”. Niet over politiek maar over “zelftransformatie”. (p9,11)

“Het gaat om een mystiek geschrift met aanwijzingen voor meditatie.” (p12). Dat zeggen ook o.m. de sinologen Christofer Schipper en Woei-Lien Chong. (Zie CM 95) Derhalve dient de vertaler “ruime ervaring met meditatie te hebben; anders weet je niet waarover je schrijft”. (p1 

Zondervan stelt nog een aantal eisen aan een vertaler: deze dient Chinese versies te gebruiken als basis en behalve over filosofische kennis “te beschikken over kennis... in andere mystieke en meditatieve stromingen zoals Yoga, Zen en Advaita vedanta” om een coherente vertaling te kunnen maken. En hij moet natuurlijk kunnen schrijven en vertalen. De auteur geeft hiervan blijk in zijn vertaling op basis van zes oude Chinese versies. Hij beheerst het Chinees niet, maar gaat wel uit van Chinese karakters (tekens) en begrippen. Het Chinees is een beeldschrift met duizenden tekens met vaak diverse betekenissen, die ruimte laten voor verschillende interpretaties ook wat betreft het verband tussen de tekens. Vandaar dat de diverse vertalingen kennis van de mystieke achtergronden vragen.

 

Een van de auteurs met wie Zondervan zich verwant weet

Het Daoïsme is te beschouwen als een van de niet-deïstische religies van China naast het confucianisme en het boeddhisme

 

De leer van Lao Zi

“De weg van de Oude Meester naar verlichting of zelfrealisatie kan gekenmerkt worden als niet-deïstisch en als directe weg... Er is geen god te aanbidden, geen priesters, geen theologen. De directe weg “gaat om het legen van je geest, het zitten in onthechting... direct zien van de eigen oorspronkelijke geest door meditatie”. (p19) Dit laatste wordt ook wel zuiver bewustzijn of Zelfbewustzijn genoemd dat gedachten overstijgt. Daarom wordt het ook wel transcendent of overstijgend bewustzijn genoemd, een ‘zijnservaring’ die voorbij het denken en redeneren gaat.

Vanwege dit overstijgende of transcendente karakter ervan is de Dao onbenoembaar, zoals de eerste zin luidt van de Dao De Jing: “De Dao die als Dao benoemd kan worden is niet de ware Dao.” Het wordt een “naamloze Leegte, het ‘niets’” genoemd. “Hierin komen de ‘tienduizenden dingen’, alle verschijnselen, tot stand. Benoemd als Vorm, als het ‘iets’, is het de moeder van alle verschijnselen.” (p20)

Verlichting komt neer op de ervaring van of het gegrond zijn in de Dao, “dan ervaar je het diepe mysterie van het niet-zijn (de Leegte)” (p20) Het is een toestand vrij van gedachten en begeerten. In verlichte toestand kan men echter ook handelen en denken en is men niet voortdurend zonder gedachten, maar daar vrij van, onthecht, als het ware egoloos. “De Wijze beoefent op natuurlijke wijze het principe van Wuwei, van het egoloos handelen zonder betrokkenheid.” (p20,21) Eigenlijk zonder gehechtheid. Het betekent niet dat een wijze geen gevoelens van betrokkenheid meer heeft, bijv. voor zijn studenten, of zijn vrouw en kinderen, maar hij is vrij van gehechtheid. 

De methode van Wuwei is meditatie: “Hij leegt zijn ‘hart’, zijn denken/voelen, vult de ‘buik’, verzwakt begeerte, versterkt zijn botten.” (no 3) Hij gaat voorbij denken en voelen en vestigt zich in zichzelf als puur bewustzijn en in zijn lichaam, zonder te denken, zonder woorden. 

Het begrip Deh in de titel Dao Deh Jing wordt vaak vertaald als deugd, maar is ook verbonden met inzicht, zoals o.a. bij Socrates en vooral met innerlijke kracht, zoals Nietzsche meende dat de oorspronkelijke strekking was van deugd. “Alleen een diep inzicht, een hoge Deh, geeft toegang tot de Dao” (no 21) Dit inzicht “staat voor verlichting... heeft hier de betekenis van... inzicht in de eigen aard of geest”.  (p22) Inzicht dat leidt tot zelfbeheersing en spontane innerlijke kracht vanuit inzicht en bewustzijn.

Het woord Jing of Tsjing zou boek of geschrift betekenen. Dao Deh Jing zou dan het boek zijn van Dao en de verlichte deugd in de zin van verlichting.

 

 

De vertaling

De tekst bestaat uit 81 aforismen van ongeveer een bladzijde, in deze vertaling hoofdstukken genoemd, een beetje te vergelijken met de vaak uitgebreide aforismen van Nietzsche. De eerste kwam al naar voren. De genummerde aforismen kunnen in deze bespreking niet volledig worden weergegeven, maar selectief en met mijn commentaar. Als het commentaar van Zondervan komt of andere schrijvers, is de pagina aangegeven. De vertaling van Zondervan wordt vergeleken met die van Blok. Zelf vergelijkt hij zijn vertaling regelmatig met die van anderen.

De onderhavige vertaling biedt naast elk aforisme een toelichtend commentaar. De aforismen worden gepresenteerd als antwoorden op vragen, zoals dat ook in de Indiase Oepanishaden vaak het geval is, die eveneens berusten op mondelinge overleveringen. De vertaling van Blok is compacter, maar komt overeen, hoewel hij vaak minder duidelijk is, cryptisch blijft en verwijst naar heersers in plaats van wijzen. Hij voldoet deels aan de in Zondervans boek genoemde vereisten voor een vertaling, maar Blok maar gebruikt vertalingen in het Engels. Blok is wel thuis in andere mystieke geschriften o.a. als vertaler van de Oepanishaden.

Het volgende gaat succesievelijk en selectief in op de aforismen van Lao Zi. Tot en met no 26 een voor een met commentaar. Nadat de kernthema’s zijn toegelicht, volgen de andere aforismen selectief in hoger tempo, gevolgd door vergelijking van de Dao Deh Jing met uitspraken van andere mystici om het in bredere context te plaatsen en het universele karakter te laten uitkomen. Bij de vertaling en het commentaar speelt zoals gezegd de bredere achtergrondskennis van de schrijver een belangrijke rol.

 

Bovenstaande inleiding stelt niet-doen centraal

 

Woewei, niet-doen. egoloos handelen

1: Het eerste aforisme eindigt aldus: “In wezen is niets en iets, Leegte en Vorm, gelijk, maar door het geven van namen en posities, maak je onderscheid in wat in wezen één is. Deze eenheid is diep mysterieus, duister. In de diepste diepten van het mysterie ligt de poort (tot inzicht) verscholen,” (p25) 

2: “Het ‘niets’ en ‘iets’ brengen elkaar wederzijds voort. Datzelfde geldt voor moeilijk en makkelijk, lang en kort, hoog en laag.” (p27) Dit komt overeen met het beginsel van de complementaire tegendelen en meer specifiek in het complementariteitsbeginsel van Niels Bohr in de kwantumfysica. Bohr koos het yin en yang symbool als familiewapen toen hij in de adelstand verheven werd. 

Hoe gaan we daarmee om? Door Wuwei, vaak lettelijk vertaald als niet-doen, ofwel egoloos handelen. De vraag is of denken en handelen, waarbij altijd een subject, een handelende persoon aanwezig is, volkomen zonder ego mogelijk is. In de Indiase fiosofie is ‘ahamkara’ de term voor ik of ego. Het betekent letterlijk ‘ik ben de doener’. Verlichte meesters duiden zichzelf ook gewoon aan als ‘ik’ en zeggen bijv. “ik denk”. Betekent dit dat er impliciet een ik is als er een doener is, als er wordt gehandeld? Hoe dan ook, het ik is dan niet prominent aanwezig en niet gehecht, maar gaat mee met de stroom van het natuurlijke gebeuren, zoals het volgende toelicht.

“Alle vormen verschijnen natuurlijkerwijze, zonder dat hij zich ermee bemoeit... Alles wordt volbracht maar hij verblijft er niet in.” (p27) Hij bemoeit en identificeert zich er niet mee. Hij laat het gebeuren. ‘Natuurlijkerweg’ is in deze weergave verandert in ‘natuurlijkerwijze’.

“Door natuurlijk en juist te handelen verliest hij zichzelf niet.” Is het niet veeleer of evenzeer omgekeerd of is er een wisselwerking: handelt hij natuurlijk doordat hij zichzelf niet verliest? 

“Juist omdat hij [zich] er niet aan hecht, wordt verdienste hem nimmer ontzegd,” luidt de vertaling van Blok (p53) Vloeit juist handelen niet voort uit een verlicht bewustzijn? Goede werken lijken als zodanig niet voldoende om verlichting te realiseren, maar kunnen wel bevorderlijk zijn. Zoals Augustinus meent dat deugdzaam handelen niet voldoende is om verlossing, bevrijding of verlichting (het licht van God) te realiseren. 

3: “Hecht geen belang aan je superieur voelen, dan wordt je er ook niet door getroebleerd... Geef geen aandacht aan begeerte en verlangen, dan voorkom je onrust (in je Geest).” Hoe dan? Door meditatie, die al eerder is omschreven als het ‘legen’ van, het voorbij gaan aan denken en voelen en hier ook “een helende methode van beheersing (van het Zelf)” wordt genoemd. Beheersing vormt een contrast met het niet-doen en is geen onthechting, terwijl het veeleer gaat om onthecht handelen. 

“Hij zorgt ervoor dat hij als mens permanent zonder kennis en verlangen is. (Hij let erop dat geleerdheid hem niet overman.) Door inzicht komt hij niet op het idee vanuit zijn ego betrokken te handelen.” Dat wil zeggen hij handelt gevestigd in zuiver bewustzijn, zoals de Bhagavad Gita zegt (II-46): “Yogastah kurukarmani”: Handel gevestigd in yoga (vereniging met het Zelf als zuiver bewustzijn). 

“Permanent zonder kennis en verlangen zijn” geldt alleen op het niveau van zuiver bewustzijn, dat zonder gedachten, gevoelens en verlangens is. Maar om te handelen is er een impuls daartoe, een soort van wens. Ook een wijze kan bijv. trek in eten krijgen of wensen zijn inzicht te delen, dat behoort tot het natuurlijke handelen waarover Lao Zi het heeft, maar hij is daaraan niet gehecht. De zelfbeheersing vloeit voort uit het gevestigd zijn in het Zelf als puur bewustzijn, dat ook tijdens het denken en handelen in verlichte toestand vrij blijft van gehechtheid. 

In no 4 heet dit bodemloos gevestigd zijn in Dao: “bodemloos diep ademen”. Puur bewustzijn is van nature nergens aan gehecht en wortelt in het grondloze. Gedachten en gevoelens komen en gaan, maar het bewustzijn hecht zich er niet aan. Anders dan het ego, dat een al gehechtheid en identificatie met van alles en nog wat lijkt. 

 

https://www.freepik.com/premium-vector/chinese-ink-painting-art-background_14210204.htm   Het schip lijkt bodemloos aanwezig maar wordt gedragen door het water

Zo worden wij gedragen door de dao zonder het te zien

 

4: “De Dao leegt zich voortdurend (in het gebruik) maar hoeft zich niet te hervullen. Bodemloos diep ademend is ‘het de voorouder van alle verschijnselen.” Dat wil zeggen het blijft vol, hoeveel verschijnselen er ook uit voortkomen.”In harmonische expressie van eenheid de wereld van vorm verlichtend en verenigend.” Ziehier het genoemde principe van yoga, eenheid en vereniging, dat het handelen in de wereld van Vorm verbindt met de grondeloze eenheid van het Zelf. Daarom is het “verzachtend [bij] wat scherp is, ontwarrend [bij] wat verward is,” verhelderend en verlichtend.

5; “Hemel en aarde houden zich niet bezig met medemenselijkheid.” De wijze evenmin. Hij is aanwezig in “de ruimte tussen hemel en aarde [die][ is als een blaasbalg. Leeg, maar oneindig. Hoe meer beweging, hoe meer eruit voortkomt... Richt je liever op hetgeen in jezelf is, je eigen Geest, het Zelf!” Dat is ook de Dao, de lege ruimte waaruit alles voortkomt. Ook de medemenselijkheid, een thema dat terugkomt.

 

Mediteren is een proces van tot rust komen in jezelf

 

6: “Wie zijn diepste Geest zuiver houdt, staat buiten leven en dood.” Dit lijkt een al te actieve vertaling, die bij Blok luidt: "De geest van de diepte sterft niet.” Hij is van nature zuiver en blijvend. Daarvoor hoeven we niets te doen, niet te doen, ons niet te hechten, niet proberen zuiver te houden wat al zuiver is, maar daarin stil aanwezig zijn. Dit noemt de vertaler “(vrouwelijke) overgave... de poort tot de oorsprong van alle verschijnselen van het Universum, Hemel en Aarde. Het universum ademt als het ware ononderbroken, zacht en moeiteloos.” 

Zo is niet-doen, het niet gehecht zijn moeiteloos. Moeite doen werkt gehechtheid in de hand. Zondervan noemt de rol van overgave bij meditatie. Het is ook een proces van minder doen, verstilling, tot jezelf komen, tot rust komen voorbij het denken, de poort tot de oorsprong... “Wie daarop steunt, kent geen inspanning,” concludeert de vertaling van Blok.

In een ander geschrift van Lao Zi,Qing Jing Jing, zegt hij: “als je (door meditatie) in Zuiver Leegte en Innerlijke Rust verkeert, komen Hemel en Aarde samen, je keert terug naar de oorsprong, de Dao.” (p36) 

7: De reden dat Hemel en Aarde oneindig en bestendig zijn, is dat zij niet bestaan voor zichzelf. Daardoor blijven ze bestaan... Doordat de Wijze niet zelfzuchtig is, behoudt hij het Zelf. juist omdat er geen iemand meer is, kan de wijze iemand zijn.” Hij is niet betrokken bij zijn ego en handelt niet vanuit zijn ego. “En blijft zelf behouden... los van zichzelf,” aldus Blok. Zondervan verwijst naar uitspraken van Jezus en andere leraren.

8: “Wees als water. Water doet goed aan alle levende wezens zonder enige strijd of wedijver... benadert de Dao.” Het betreft een andere beschrijving van niet-doen, egoloos handelen. 

 

 

Arrogantie, bewondering en gebondenheid achter ons laten

9: “Weet op te houden voor je over je grenzen heen gaat.” Zie hier de deugd van matigheid, die ook bij de oude Grieken prominent aanwezig is. “Laat vanuit het Zelf zaken als macht, rijkdom en zegeningen ver achter je. Arrogantie die je daaraan ontleent, geeft alleen maar problemen... Je terugtrekken na volbrachte taken, dat is de Dao van de Hemel.” 

Arrogantie, roem en bewondering dient men achter zich te laten. Door “verwezenlijking van de eigen aard [Deh, inzicht, deugd]... is het mogelijk de wereld te transcenderen en er toch deel van uit te maken.” Dit  is een treffende beschrijving van verlichting van Lao Zi bij Zhuang Zi. (p40)

10: Gaat over “de eenheid van je Geest bewaren zonder af te dwalen... De ‘Poorten van de Hemel’ openen en sluiten in vrouwelijke overgave.  In helder inzicht je denken en geleerdheid laten vallen... Dan kan met recht gesproken worden van diep inzicht in je eigen aard.” Blok noemt dit “ondoorgrondelijke deugd”. De zin “door zelfbeschouwing de spiegel van je ‘Hart’ reinigen” licht Zhuang Zi als volgt toe: “door stil te zijn wordt het ‘Hart’ als een spiegel, weerkaatst" (p42). Een metafoor voor zuiver bewustzijn. 

11: Gaat over de leegte, waardoor een huis of een vaas bruikbaar wordt. “Het gebruik maken van wat er is, de Vorm, wordt mogelijk door dat wat er niet is, de Leegte.” Zie hier weer het beginsel van de complementariteit. Het geldt ook voor meditatie, waarin de vorm wordt achtergelaten in de leegte van het open bewustzijn.

12: Gaat over de zintuigen die de mens verblinden, verdoven en stimuleren. De wijze richt zich naar binnen. “Hij richt zich niet op ‘Dat’ maar op ‘DIT’. De vertaling “vat ‘DIT” is hier aangepast, want de Dao is niet te vatten, wel innerlijk te schouwen, zoals de toelichting stelt, en gaat voorbij de zintuigen, het gevoel en het denken. (p46)

De Bhagavad Gita schrijft: ‘’Wanneer iemands geest beheerst wordt door een van de dolende zintuigen, wordt zijn intellect hierdoor meegevoerd als een schip op het water in de wind... Wanneer iemand handelt zonder hunkering, na alle verlangens te hebben opgegeven, vrij van het gevoel van ‘ik’en ‘mijn’, bereikt hij vrede. (ll-67,71)

13: Bewondering kan leiden tot gebondenheid en spanningen en bestendigt het persoon-zijn en het kan omslaan in het tegendeel. “Door eenwording met ‘alles onder Hemel’ wordt men daarvoor beschermd.” De identificatie met het ik is dan opgeheven en bevrijd van gehechtheid.

No 30 sluit hierbij aan: “Bereik je doel maar wees niet arrogant... vereenzelvig je er niet mee... Pretenties duren niet lang, die gaan tegen de Dao in.”

 

De wijze voelt zich verbonden met alle bestaansvormen als uitdrukkingen van de Dao

 

In harmonie met de Dao

14: “We kijken ernaar, maar het is te subtiel om het te zien en we noemen het onzichtbaar.” Dat geldt ook voor het horen en voelen, het is onhoorbaar en niet tastbaar, onbenoembaar, vormloos, mysterieus. De Oepanishaden zeggen: “Niet ziende kan men de ziener zijn van het zien.” Evenzo het horen en voelen. Het Zelf heeft een transcendent karakter, overstijgt de zintuigen, maar is toch “naamloos onophoudelijk in beweging”. 

In no 35 komt dit terug: “’De Dao is als waterdamp, zonder smaak. kijk ernaar: niets te zien. Luister ernaar: niets te horen. En toch: onuitputtelijk!”

15: “De Oude Meesters hadden een diep doordringend inzicht (van de Dao). Dieper dan ons begrip.” Hoewel volgens Blok “hun diepte niet kan worden gekend”, worden onder meer de volgende aanduidingen gegeven: authentiek, soepel, ondoorzichtig en leeg (als de Dao).

16: Hoe bereiken de Meesters dit (de Dao)? “Door waar te nemen vanuit de diepste Zuivere Leegte verblijvend in Innerlijke Rust hoe alle levensvormen ontstaan, bestaan en vergaan.” Dit wordt het verlichte inzicht genoemd vanuit zuiver bewustzijn, dat “nergens meer door geraakt” wordt en geen iemand is.

17: “Een Wijze... moet begrip hebben voor... degenen met minder inzicht... Verricht zijn werk... zodanig dat gewone mensen het als natuurlijk ervaren.” De Bhagavad Gita zegt: “De wijze dient de onwetende niet te misleiden.” (lll-26) Hij is zorgvuldig in zijn woorden en daden. 

No 27: “Door zijn natuurlijk inzicht is hij een goede leraar... Hij spreekt gewoonweg over het essentiële mysterie (van de Dao).” No 32: “zonder enige richtlijn zijn alle mensen voor hem gelijk... Een Wijze die overeenkomstig (de Dao) handelt, zal alle levende wezens behandelen als gasten.” No 34 sluit hierbij aan: “Alle levende wezens zijn afhankelijk, maar Hij [Dao] heerst niet over hen.” Het wordt herhaald in no 51 “De Dao brengt ze tot leven voedt ze, laat ze groeien, geeft ze richting, beschermt ze... maar beschikt niet.” Dat geldt ook voor de Wijze. Een actueel milieuvriendelijk principe.

No 39: “Wijzen verkregen de eenheid [met Dao] zodat ze alle mensen de juiste manier om deze te verwerven kenbaar konden maken.” Zij realiseerden het eerst zelf.

 

 

Medemenselijkheid en gerechtigheid

18: “Als je niet langer beschikt over de Dao verval je in medemenselijkheid en gerechtigheid.” Juist omdat deze kwaliteiten ontbreken bij gebrek aan harmonie met de Dao, de “(natuurlijke) harmonie” schiet waarachtig mededogen tekort. Jezus zei: zoek eerst het Rijk van God en al het andere zal je erbij gegeven worden. Zhuang Zi schreef: “Als men van binnen oprecht is, dan manifesteert zich dat door de Geest naar buiten.” Waarachtigheid wordt “geschonken ‘door de Hemel’ (de Dao) in tegenstelling tot de (opgelegde) normen”. (p58)

19: “Hoe kunnen wij deze natuurlijke harmonie bereiken? Stop met geleerdheid en het maken van onderscheid... Laat opportunisme en winstbejag vallen... Laat valse medemenselijkheid en gerechtigheid vallen, keer terug naar waarachtig mededogen... Houd je aan de een-voud... Verminder je ego.” Het komt overeen met niet-doen, egoloos handelen, in harmonie met de Dao.

In no 38 komt het thema de hoogste Deh (Deugd) terug. In de pregnante vertaling van Blok:”Hoge deugd is geen deugd, daarom juist deugd.” Zondervan gaat verder - Deh is in deze bespreking vertaald als Deugd: “met een mindere Deugd verlies je de Deugd, dan is er geen Deugd. Met de hoogste Deugd handel je... zonder te handelen... De hoogste mate van menslievendheid is zonder eigen oogmerk... Bij het verlies van Deugd verschuilt men zich achter menslievendheid, beroept men zich op de gerechtigheid... verschuilt men zich achter de riten... Het is beter te streven naar inzicht in de Dao... Een ‘groots’ mens... verblijft in het waarachtige en vermijdt de schijn. hij richt zich niet op Dat maar op DIT!,” op de Dao.

20: Hoe staat Lao Zi in de wereld? “De massa draaft opgewonden rond... Ik alleen ben rustig en kalm, zonder verlangen, als een pasgeboren kind.” Het vervolg van dit aforisme komt overeen met poëtische vertaling van Vloemans in De wijsbegeerte van het Oosten (p65): “De mensen der menigte hebben overvloed, ik alleen lijk arm en verlaten. Waarlijk... het hart van een dwaas! De mensen der menigte weten zo helder. Ik alleen lijk duister...[Zondervan: “Ik alleen zie het duistere mysterie”] De mensen der menigte zijn zo gezellig. Ik alleen leef op eenzame hoogten als een golf in de zee. Rusteloos wiegend, nergens blijvend. De mensen der menigte zijn zo bekwaam. ik alleen ben simpel als een dwaas. Ik alleen ben anders dan anderen. Maar – ik ben IK.” (het Zelf) Zondervan: “Ik alleen ben verstomd en standvastig in rust. Want ik sta alleen en ben anders. Ik vertrouw op de Dao (als de voedende moeder)”. Blok schrijft: “Omdat ik de moeder vereer, die alles voedt.” 

 

 

Hoge deugd (Deh)

21: “Alleen een diep inzicht, een hoge Deh, geeft toegang tot de Dao.” Blok draait het om: “De grote Deugd... vloeit enkel voort uit Dao.” Dus Dao geeft toegang tot waarachtige deugd, mededogen en gerechtigheid, conform no 18. In het Vormloze ontstaan patronen, “levensvormen... kiemen van zijn”. Dao is de oorsprong van de vele verschijnselen. Zhuang Zi noemt dit ‘het Ene zonder naam’. (p64) Ook Plotinus heeft weet gekregen van het Ene door het innerlijk te schouwen, door meditatie. 

22: “Wie weinig verlangens heeft, kan ‘Het’ verkrijgen... De Wijze houdt zich natuurlijker wijze aan het Ene (De Dao)... Hij is niet op zichzelf gericht maar is bewust (van de Dao)... en verkrijgt daardoor inzicht. Hij pretendeert niets en heeft daarom verdienste. Hij is bescheiden... Hij wedijvert niet.”

23: “Wie zich spiegelt aan de Deh en de Dao zal een worden met de Deh.” Blok draait het om: “Wie zich een maakt met deugd, die neemt deugd met vreugde op.” Hetzelfde wordt gezegd van Tau. No 18 vermeldt dat deugd en waarachtig mededogen voortvloeit uit de Dao.

24: “Wie (zijn) ego vooropstelt (bereikt) geen inzicht (in de Dao). Wie zijn ego kan laten vallen, hoeft zich niet in te spannen (om de Dao te verwerven). Wie snoeft komt niet ver.”

25: Gaat over de schepping. “Er is iets, onbegrensd, groeiend. Het was er voor het universum, levend, geen beweging, geen geluid. Leeg, alleen... Groots, overvloeiend... eindeloos, terugkerend.” Het komt overeen met de scheppingshymne uit de Indiase Rigveda (zie CM 122, Deel 1) “Niet-Zijn bestond toen niet, noch Zijn. Er was geen lucht of hemel nog daarachter... Geen teken ook van dag of nacht. En ademloos blies uit een innerlijke kracht Het Ene. Geen diepe verte borg geen ander ding.”

26: “Het wezenlijke ligt ten grondslag aan het oppervlakkige.” De wijze is verbonden met het wezenlijke. “Daarin vindt hij vreugde... hij lijkt wel te stralen.” Hij voegt er o.m. aan toe: “hij schijnt als verlicht.” (p74) 

De kerngedachten van de aforismen vanaf no 27 zijn al verwerkt in het bovenstaande. Vanaf no 38 gaat het vooral over Deh, Deugd, zie boven onder medemenselijkheid. Deugd is zoals gezegd gebaseerd op (terugkeer naar) de Dao. Dit vraagt een open geest. (no 41)

43: Gaat weer in op “egoloos handelen”. “Weinigen onder de hemel zijn eraan toe,” aldus Blok. “Velen zijn geroepen, slechts weinigen zijn uitverkoren” (Mattheus 22:14), voegt Zondervan eraan toe. (p108)

45: Herhaalt een sleutelprincipe: “Met Zuivere Leegte en Innerlijke rust beheers je de (innerlijke) wereld.”

46: Geldt in het bijzonder voor onze tijd: “De grootste ramp ontstaat als je geen weet hebt van genoeg.” Het komt voort uit het niet volgen van de Dao en onnatuurlijk “ernstig wangedrag [dat] voortkomt uit sterke begeerte.”

 

Lao Zi benadrukte de harmonie met de natuurlijke stroom van het leven

 

De juiste methode

48: “Eenwording met de Dao vermindert (het ego)... totdat het stadium van egoloos handelen bereikt is.” Dat is een innerlijk proces. “Inspanning is niet de juiste weg om de innerlijke wereld te bereiken.” Veeleer een proces van verstilling, meditatie, zie no 45.

Volgens de Bhagavad Gita “gaat in deze Yoga geen moeite verloren en bestaat er geen hindernis.” (ll-40)

54: Gaat over een meditatie vanuit een waarachtig inzicht in het Zelf en over de sociale visie van Lao Zi, die voortvloeit uit zijn ethische visie op de deugd. “Cultiveer je Deh om een waarachtig inzicht in het Zelf te krijgen. Pas dit toe op je familie... op je landstreek... op je stad... op de hele wereld om het inzicht verder te vergroten.” Zoals eerder gezegd draait Blok het om: “Betracht hij Tau voor zichzelf dan is zijn deugd waarachtig.” Deugd vloeit voort uit het realiseren van Tau in zichzelf, veeleer dan omgekeerd, zoals de slotregel zegt: “’Hoe komt dit inzicht spontaan tot mij? Door DIT!” Het is een innerlijk proces, daarom:

56:’Laat je niet meeslepen door je zintuigen! Laat je verlichten door de harmonieuze eenheid!” Overmatige aandacht voor het uiterlijke komt neer op het “betreden van zijwegen... Een overdaad aan goederen, dat is eerder diefstal dan het volgen van de Dao!” (no 53) “Alleen door niet teveel waarde an het (weelderige) leven te hechten kan men het leven op de juist manier naar waarde schatten” (no 75) 

57: “Pas de juiste methode toe om je innerlijke sfeer (helend) te beheersen,” dat wil zeggen realiseren, verstillen: “Ik ben in Innerlijke Rust, toch volgt men het juiste pad.” Dit wordt als volgt toegelicht: “Hoe ingewikkelder de meditatie wordt gemaakt door regels, het bestuderen van geleerde teksten, technieken, hoe meer problemen... Daardoor doe je niets anders dan steeds weer activiteiten produceren. Je leeft in de illusie dat je de Oorspronkelijke Geest kunt zien door middel van (juist) handelen.” (p136,118) 

Moeite doen en denken over het denken leidt niet tot verstilling en de genoemde Innerlijke Rust. Lao Zi benadrukt “de natuurlijke manier” als de juiste manier om de Dao te schouwen. (no 59) Deze manier is “zonder dwang het Zelf te realiseren .” (no 73) Verder benadrukt Lao Zi herhaaldelijk  mededogen, een-voud en nederigheid (o.a. in no 61,67,68) en elders zachtheid en soepelheid: “Wat zacht en soepel is, is de metgezel van het leven” in tegenstelling tot hardheid, starheid  en onbuigzaamheid. (no 76)

70: “De Wijze  draagt... een mantel van eenvoud... waaronder hij een schat verbergt.” Blok: "De Wijze kleedt zich grof en verbergt het juweel binnenin.”

72: “Daarom neemt hij afstand van Dat en richt zich op DIT.” (De Dao, het Zelf)

 

 

Sociale visie                                                                                                                    

77: “’Wie in overvloed leeft zou moeten minderen. Wie tekort heeft, zou meer moeten krijgen. De weg van de Hemel bestaat eruit het teveel te verminderen, het tekort aan te vullen. De weg van de mensen bestaat eruit weg te nemen van hen die tekort hebben ten bate van degenen die al in overvloed leven.” Een treffende observatie, die nog steeds van toepassing is! Lao Zi bekritiseert uitbuiting: “Het volk is niet op een goede manier te regeren als degenen aan de top het te zwaar belasten.” (75) De Wijze ondersteunt het volk vanuit zijn innerlijke overvloed. “Degenen die de Dao volgen [kunnen innerlijke] overvloed aan een ieder aanbieden.” (77)

 

 

81: ”De Wijze pot niet op, wat hij aan anderen geeft vermeerdert zich bij hem. De Dao van de Hemel is van voordeel en schaadt niet. De Dao van de wijze mens bestaat uit bewerkstelligen maar zonder te wedijveren.” Dit is het laatste aforisme, waarin hij ook de “fraaie woorden”, die vaak kenmerkend voor politici zijn, relativeert als onwaarachtig.

Het doet denken aan Rousseau: “De natuurlijke en oorspronkelijke mens wordt in de beschaafde samenleving volkomen bedorven. De nadruk op de rede en het najagen van eigenbelang maken de mensen onoprecht en onberekenbaar; het contact met het gevoel en de eigen innerlijke beleving raakt volkomen vertroebeld.” (Joep Dohmen, Iemand zijn. Filosofie van de persoonlijke vorming, p 319, zie CM 138). Opmerkelijk is dat Lao Zi voorbij gaat aan het iemand zijn, aan het ego en de persoon en deze verbindt met de Dao als waarachtige (trans)persoonlijke vorming. Bij Rousseau en Dohmen ontbreekt deze spirituele dimensie.

Evenals Rousseau bekritiseert Lao Zi onwaarachtige menslievendheid, nep-gerechtigheid, ritualisme, huichelarij en ijdele geleerdheid, zoals Jezus de Farizeeërs en schriftgeleerden bekritiseerde. Jezus verwijst naar het Rijk van God, Lao Zi naar Tau/Dao. God wordt gezien als persoon, maar het Rijk van God en de goddelijke genade als onpersoonlijk, als het goddelijke domein en de invloed die ervan uitgaat. 

 

Rafael, De school van  Athene met Plato en Aristoteles in het midden

 

 

 

Overeenstemming van Lao Zi met andere wijzen en filosofen

Aansluitend bij Jezus verwijst Augustinus naar de goddelijke genade en het licht van God als equivalent van Tau om verlossing, geestelijke bevrijding en verlichting te realiseren. Goede werken en deugdzaam handelen zijn daarvoor niet genoeg en zijn daarvan veeleer het resultaat, zoals Deh, de hoge deugd, voortvloeit uit leven in verbinding met de Dao.

De visie van Lao Zi komt ook overeen met het leven in overeenstemming met de natuur en met de Logos bij de stoïcijnen. De Logos, de wereldrede, is een equivalent van Dao met andere accenten en nuances. Zij zagen evenals Lao Zi de mensen als fundamenteel gelijk en boden een universele ethiek. 

Wat betreft Plato komt Dao overeen met het Hoogste Goede waarmee mensen zich innerlijk dienen te verbinden. Het goede en het juiste handelen komt daaruit voort. In overeenstemming met Lao Zi benadrukt Aristoteles de matigheid en het voorkomen van grensoverschrijdingen en onmatigheid, het juiste evenwicht dat op redelijke wijze te bepalen zou zijn. Bij hem geen verbinding met een hoger spiritueel principe zoals Dao, God of het Hoogste Goede. De verbinding van deugd en inzicht heeft Lao Zi gemeen met Socrates en andere Griekse filosofen. Bij Lao Zi gaat het meer om een dieper inzicht, in bewustwording van de Dao, dan redelijk inzicht. Hij gaat voorbij aan het verstand. Verder is Plotinus al genoemd als  de filosoof van het Ene, dat overeenkomt met de Dao. Plotinus, Augustinus en de mythe van de grot van Plato worden besproken in het boek Herontdekking van Albert Camus, dat binnenkort uitkomt - Camus is afgestudeerd op deze filosofen. Voor andere filosofen, zie Joep Dohmen, Iemand zijn. Filosofie van de persoonlijke vorming, besproken in CM 138.

 

   

Maharshi Mahesh Yogi (1918-2008), Ramana Maharshi (1879-1950), Nisargadatta (1897-1981), Douwe Tiemersma (1945-2013)

Overeenstemming met enkele recente spirituele leraren

Het commentaar van Zondervan bij elk aforisme gaat vaak vooral over de vertaling, met verwijzing naar andere vertalers, vooral Kristofer Schipper en vooral Chinese commentatoren zoals Zhuang Zi en Zenmeesters. Dit lijkt vooral interessant voor specialisten. Zijn commentaar is in deze bespreking soms aangevuld door vertalingen van Blok, de meest gangbare Nederlandse vertaling, en verzen uit de Bhagavad Gita, een van de meest bekende en compacte spirituele geschriften, dat de hindoeïstische leer vertegenwoordigt. Hierbij is gebruikgemaakt van de vertaling van Maharishi Mahesh Yogi, die onafhankelijk uitspraken heeft gedaan, die overeenstemmen met die van Lao Zi. Hij verwijst echter niet naar Lao Zi of naar andere wijzen of filosofen, met uitzondering van Shankara, de grondlegger van de Advaita vedanta. Zondervan noemt deze richting naast het Zenboeddhisme. De leermeester van Maharishi was een opvolger van Shankara, ‘shankaracharya’ genoemd, die letterlijk ‘de leerstoel van Shankara’ bezet. (Charya heeft etymologisch dezelfde wortel als ‘chair’, zetel of stoel).

Enkele uitspraken van Maharishi: “(Transcendental ) meditation is a technique of no doing; (transcendente) meditatie is een techniek van niet-doen.” Wat betreft de methode van mediteren: hoe eenvoudiger en natuurlijker, hoe beter. Geen moeite doen, geen inspanning. De methode wordt in persoonlijk onderricht overgedragen van leraar op, leerling. In het oude India en China was dat ongetwijfeld ook het geval.

“Do less and accomplish more: Doe minder en bereik meer. Do nothing and accomplish everything: niets doen en alles  bereiken. Lao Zi: “Handel zonder te handelen, dan blijft niets ongedaan. Om de innerlijke wereld eigen te maken: geen inspanning. Inspanning is niet de juiste weg om de innerlijke wereld te bereiken.” (no 48) 

“Take it easy, take it as it comes: Neem het gemakkelijk, neem het zoals het komt.”

Voorafgaand aan de het commentaar op de Bhagavad Gita schreef Maharishi The Science of Being and the Art of Living, De wetenschap van het Zijn en de kunst van het leven. Het Zijn komt overeen met de Dao en de kunst van het leven met Deh, deugd, die gebaseerd is op bewustwording van het Zijn, “eenwording met de Dao”. (48)

Zo zijn er ongetwijfeld parallellen te vinden met andere spirituele leraren, met name uit de Advaita vedanta en het Zenboeddhisme, zoals Zondervan aangeeft. Evenals bij Lao Zi, de Oepanishaden en de Bhagavad Gita en Maharishi was het onderricht mondeling en zijn de gesprekken en dialogen later soms op schrift gesteld. Enkele andere voorbeelden: De leringen van Ramana Maharshi. redactie David Godman, bevat transcripties van gesprekken over het Zelf, Zelf-onderzoek, meditatie en yoga, de leraar en de ervaring van ‘samadhi’, verlichting. Een ander recent standaardwerk van de Advaita vedanta is Ik ben Zijn van Nisargadatta, van wie ook andere gesprekken zijn gepubliceerd, zoals Vingerwijzingen en De bron van het Zijn. Hij was de leraar van onder anderen de Nederlandse Advaita vedantaleraar Douwe Tiemersma, auteur van onder meer Non-dualiteit. De grondeloze openheid en redacteur van Elf grote Oepanishaden. Over hem  is geschreven in CM 47,66.71,72,75 en 88. 

Een andere Advaitaleraar, Hans Laurentius, auteur van Zelfrealisatie, De vreugde van verlichting en andere werken, die nog steeds aan de wegloze weg timmert, werd ook geïnspireerd door Ramana Maharishi en Nisargadatta. Zondervan heeft in zijn commentaar andere leraren genoemd. Ieder zo zijn vaak min of meer toevallige achtergronden en voorkeuren, die vaak in essentie overeenkomen. “Op allerlei wijzen volgen mensen mij Weg,” zegt Krishna in de Bhagavad Gita. (lV-11)

 

 

Verschillen en onderscheidingen

Behalve overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen de Chinese, de Indiase en de westerse levensvisies, die hier slechts in algemene hoofdlijnen zijn weer te geven. Kenmerkend voor het Westen zijn de rationele onderscheidingen in subject en object, geest of bewustzijn en materie, geloof en weten, ofwel religie, filosofie en wetenschap, individu en samenleving, mens en wereld en zo zijn er meer onderscheidingen. In China en India gaan religie, filosofie, wetenschap en levenskunst en -wijsheid elkaar over. Bewustzijn of geest en materie zijn doordrongen van elkaar of liggen in het verlengde van elkaar en zijn moeilijk te (onder)scheiden. De niet-westerse samenlevingen worden tot de vorige eeuw premodern en traditioneel genoemd, individuen zijn nog ingebed in de gemeenschap.

Het is niet zonneklaar of de Dao nu een geestelijk of een materieel beginsel is. Het is beide, gaat vooraf aan beide en het is onbenoembaar, kent geen onderscheid(ingen) en gaat voorbij polariteit.

Bij de Griekse voorsocratische filosofen in globaal dezelfde tijd als Lao Zi tonen hun oerbeginselen overeenstemming, resp. alles is water, onbepaald, geest of bewustzijn (Nous), vuur (energie), materie, atomen, de Logos (de wereldrede). Lao Zi zegt dat het mogelijk is zich via een meditatieve innerlijke weg met de Dao te verenigen, dat in onszelf te realiseren is. Dit geldt ook voor Plato, het neoplatonisme (Plotinus) en mogelijk de mysteriescholen, die minder duidelijkheid bieden.

In India komt het Brahman, vrij te vertalen als de omvattende wereldgrond of het Al, overeen met de Dao. Volgens de Oepanishaden en de daarop gebaseerde vedantafilosofie is Brahman identiek met Atman, het grote Zelf of universeel bewustzijn, waarin de individuele ziel of zelf als het ware  uitmondt. Atman-Brahman heeft dus een aspect van zijn en bewustzijn. Materie is daarvan een gestolde vorm, zoals volgens de moderne natuurkunde materie een verdichte vorm van energie is. Er is dus geen tegenstelling tussen geest en materie, ze gaan in elkaar over.

“Mind is vibrating consciousness, de geest is vibrerend bewustzijn,” zei Maharishi. Volgens de moderne natuurkunde bestaat alles uit vibrerende velden die in het uni-versum een eenheid in verscheidenheid vormen op een of andere wijze die de natuurkunde nog niet heeft opgehelderd. Het bewustzijnzou dan een van de vibrerende velden zijn, volgens de Indiase filosofie het fundamentele veld. (Zie neuroloog Tony Nader, One Unbounded Ocean of Consciousness, een moderne variant van de aloude vedantafilosofie, besproken in CM 109)

De Indiase vedanta- en yogafilosofie wordt in dit opzicht idealistisch genoemd omdat geest en bewustzijn in wezen primair zijn en materie eruit voortkomt. In China is dat niet het geval. De Dao gaat vooraf aan het onderscheid in geest en materie. Bovendien wordt de Chinese filosofie in het algemeen gekarakteriseerd als aards en praktisch gericht op het leven hier en nu, op mens en maatschappij. Ook bij het mystiek gerichte taoïsme gaat het om levenskunst.(Zie bijv. Wil van Esch, Palet van oosters en westers denken: tegenspraak of samenspraak, p168; Woei-Lien Chong, Filosofie met de vlinderslag: De daoïstische levenskunst van Zhuangzi, in CM 95, en P.T. Raju, Oosterse en westerse  wijsbegeerte, p 212 e.v.)

Van Esch heeft ook een boek over bewustzijnsonderzoek geschreven De staat van bewustzijn waarin onderzoekers proberen een soort patstelling of tegenstelling tussen bewustzijn en materie, die typisch westers is, te doorbreken of te verenigen. In het Oosten is dit al doorbroken en vanouds verenigd. Wellicht kunnen onderzoekers daar ook hun licht opsteken, zoals bij Van Esch het geval is. (zie CM 130)

In India komt na de vedische tijd, die als wereldbevestigend geldt, een tijd van wereldverzaking waarin onthechting van het aardse bestaan de boventoon voert, die vreemd is aan de Chinese levenshouding (zie CM 123 over het eind van de vedische tijd). In de 20e eeuw veranderde deze wereld mijdende misinterpretatie en stelden Indiase wijzen en intellectuelen zich meer actief op in de wereld. Volgens de Oepanishaden is de wereld ook Brahman. “Dit is vol en Dat is vol.” Volheid geldt zowel voor Brahman als de wereld die in essentie Brahman is. “Ik ben Dat (Tat tvam asi), jij bent Dat en dit alles is Dat,” luiden de Grote Woorden (mahavakya’s). Zo geldt ook dat alles de Dao is.

Wat betreft het Westen is het van belang dat  de scheiding en oppositie van mens en wereld, subject en object wordt opgeheven. Het heeft wetenschap, techniek en industrie bevorderd, maar ook de exploitatie van de wereld als een object met alle consequenties van uit de hand gelopen milieuvernietiging en wereldoverheersing. Het heeft een hoge urgentie dit te veranderen in een meer harmonische deelname aan de natuur in het besef en de beleving van een gemeenschappelijke grond: de Dao, Brahman of het goddelijke Ene.