Civis Mundi Digitaal #140
Oekraïne: de uittocht van vrouwen en pubers
2500 jaar anti-judaïsme
Oekraïne: de uittocht van vrouwen en pubers
Het massale vertrek van moeders met hun kinderen zal als gevolg hebben dat het tekort aan mannen voor het leger in de komende jaren desastreus zal zijn voor het overleven van Oekraïne in de strijd tegen Rusland, dat getalsmatig vier keer zo sterk is.
De bevolking van Oekraïne werd op 24 februari 2022 geschat op 38 tot 42 miljoen mensen. Tussen de 5 en 8 miljoen personen zijn geëmigreerd, waarvan een zeer belangrijk deel zich definitief in het buitenland heeft geïnstalleerd. Het was een emigratie van in hoogst belangrijke mate vrouwen en kinderen, want de oorlogswet in Oekraïne verbiedt gezonde mannen tussen 18 tot 60 jaar het land te verlaten. Desondanks proberen veel jongeren zich aan deze wet te onttrekken.
Sinds 2000 is er in Oekraïne geen enkele volkstelling meer geweest, en dus kunnen demografen alleen maar schattingen maken. De fikse migratiestroom was er al voor de Russische invasie, en dat maakt het nog moeilijker.
Waar Oekraïne in 1991 nog op de 22ste plaats stond op de mondiale lijst van dichtst bevolkte landen, is het land nu teruggevallen naar de 41ste plaats. Dat wil zeggen dat het in dertig jaar 10 miljoen mensen heeft verloren. Ella Libanova, directrice van het Instituut Ptoukha van het departement van demografische prognoses, laat weten dat « het geboortecijfer in 2021 al teruggevallen was tot 1,2 kind per vrouw, hetgeen ver verwijderd is van de noodzakelijke 2,15 kinderen per vrouw om het sterftecijfer in Oekraïne te compenseren ». De oorlog heeft het geboortecijfer nog verder teruggebracht tot 0,9 kind per vrouw in 2022 en Ella Libanova schat het geboortecijfer op 0,7 kind per vrouw in 2023 en 2024.
Behalve de directe impact van de oorlog (sterftecijfer, emigratie, deportatie naar Rusland) zullen ook andere factoren een negatieve impact hebben op de demografische situatie in Oekraïne: de verslechtering van de levensomstandigheden, het gevoel van onveiligheid en permanente stress, het verlies van woningen, beroerde winters door de Russische bombardementen op de energie-infrastructuur, moeilijker toegang tot gezondheidsdiensten en medicijnen, alsook tot voedsel van goede kwaliteit. De oorlog heeft ook een verwoestende impact op de geestelijke gezondheid: posttraumatische stress die kan leiden tot depressies.
Alain Blum, demograaf en directeur onderzoek van het Nationale Instituut voor demografisch onderzoek in Oekraïne ziet in de emigratie van vrouwen nog een ander gevaar. « Bijna 80% van de vertrekkenden betreft vrouwen, kinderen en pubers die al gauw de leeftijd hebben om bij het leger ingelijfd te worden. De moeders willen ze beschermen, en dat gaat het tekort aan te mobiliseren mannen in de komende drie jaar nog groter maken. Ook gegeven het feit dat vrouwen een belangrijke rol in het achterland spelen om de economie draaiende te houden, om daarmee hun aan het front vechtende mannen te steunen, zal hun massale vertrek op middellange en lange termijn de nodige consequenties hebben en het land verzwakken. Dat kan het volksgezondheidssysteem ondergraven, met effecten op het sterftecijfer en de verzorging van gewonden. »
De sociologe Ioulia Shukan, universiteit Paris-Nanterre, laat weten, dat « de Oekraïense vrouwen vaak heen en weer reizen tussen Oekraïne en het land dat hen ontving. Mijn overdenking betreft vooral de kinderen die door integratie in de onderwijssystemen van de ontvangstlanden ontvankelijk zijn om zich op termijn daar te vestigen, en met hen de moeders ».
Oleksandr Gladoune, demograaf Instituut Ptoukha in Kiev, specialist op het gebied van demografische verwachtingen, geeft een alarmerende hypothese van 30 miljoen inwoners in 2037. Zijn collega Ella Libanova verwacht dat het inwoneraantal in de komende tien jaar zelfs zal dalen tot 24 miljoen. Dit scenario laat de alarmbel rinkelen, zonder in fatalisme weg te zinken. Beide demografen laten weten dat, nu het Oekraïense volk tegenover hun Russische vijand een grote samenhang toont, zich een enorme capaciteit om zich te verdedigen en al tien jaar lang een onverdacht patriottisme laat zien: cruciale kwaliteiten om na de oorlog weer op te leven.
Ik help het ze hopen, maar heb zo mijn twijfels.
Geschreven in oktober 2023
2500 jaar anti-judaïsme
Sinds duizenden jaren obsedeert het judaïsme de westerse en mediterrane samenlevingen: een vijandigheid die het hun mogelijk maakte zichzelf te definiëren. In zijn boek « Anti-Judaism. The History of a Way of Thinking » beschrijft de historicus David Nirenberg, professor aan de universiteit Princeton, de ontwikkeling van deze vijandigheid tot aan de Shoah.
Volgens Nirenberg zijn de geloofsovertuigingen van de joden de belangrijkste bron voor de afschuw waarvan zij door de eeuwen heen het object zijn geworden. Dat rechtvaardigt de voorkeur van Nirenberg voor het begrip judaïsme boven antisemitisme: de in de negentiende eeuw verschenen notie die het joodse volk – en niet alleen zijn geloofsovertuigingen – op de korrel neemt volgens een racistische logica.
Papyrussen tonen aan dat de Egyptenaren en de Grieken vanaf de vijfde eeuw voor onze jaartelling de joodse gemeenschappen die op hun grond leefden als vijanden behandelden door zich aan hun tempels te vergrijpen. Deze van oorsprong uitheemse bevolking, die weigerde de aanwezige polytheïstische religies aan te nemen, werd beschouwd als een groep onbetrouwbare mensenhaters: grieven die een heel lang leven hadden.
Het anti-judaïsme hernieuwde zich in de eerste tijd van het christendom. De discipelen van Jezus gingen heftig te keer tegen hun vroegere geloofsgenoten. Paulus in zijn epistels en vervolgens de evangelisten waarschuwden de gelovigen tegen het gevaar zich te « judaïseren », oftewel tegen het handhaven van vroegere rituelen en gedachten. In het meest venijnige evangelie van Johannes zijn de joden de kinderen van de duivel, voorbestemd om de zoon van God te doden.
Een opmerkelijk feit: de hevigste dogmatische aanvallen tegen de « gejudaïseerden » vonden plaats zonder aanwezigheid van de joden. David Nirenberg laat zien dat deze beschuldigingen plaatsvonden tussen rivaliserende christenen, tijdens debatten over de aard van Christus. Een verschil van mening over zijn wereldse of goddelijke aard was al voldoende om ervan verdacht te worden weer jood te zijn geworden. Zo werd het judaïsme een door de westerse volkeren gedeelde negatieve waanvoorstelling, een denkbeeldige constructie die zich al gauw tegen de joden zelf keerde.
In de middeleeuwen zagen de joden zich door het soevereine gezag al heel snel een nieuwe economische rol toebedeeld: die van woekeraar. Over deze door de katholieke kerk veroordeelde activiteit werd door de prinsen flink belasting geheven, die soms alle goederen van de geldschieters in beslag namen. De joden werden steeds meer geïdentificeerd met de wereld van het geld en dienden als afleiding tijdens de volksopstanden, met in 1391 als gevolg de grote bloedbaden in Catalonië.
Steeds meer gestigmatiseerd werden ze nog voor het einde van de vijftiende eeuw verbannen uit de meeste koninkrijken: uit Engeland al in 1290, uit Frankrijk in 1394, uit Spanje in 1492. Maar toch verdween het anti-judaïsme niet uit het Europese collectieve bewustzijn. Tot aan het einde van de twintigste eeuw, meer dan vijfhonderd jaar na hun verbanning, werd in Spanje tijdens de Heilige week het ritueel genaamd « dood aan de joden » uitgevoerd, dat bestond uit het gooien van stenen tegen de muren van vroegere joodse stadswijken. Nirenberg geeft in zijn boek een glashelder en interessant overzicht van de evolutie van het anti-judaïsme bij de grote denkers, van Sint-Augustus tot Luther, en van Shakespeare tot Hegel. Door evenwel het situeren van zijn gedachten bijna alleen op het gebied van ideeën – religieuze uitleg, literatuur, filosofie – laat hij het onderzoek naar historische situaties met hun politieke en sociale doelen links liggen. Dit theoretische verstek laten gaan is mijns inziens bijzonder pijnlijk, gegeven dat Nirenberg de autodafé’s in 1933, op aanmoediging van Goebbels, tegen het « joodse intellectualisme » beschrijft. Hij hecht nauwelijks belang aan de context van Duitsland direct na de economische crisis van 1929 door de oorzaken van het nazi-fanatisme terug te brengen tot slechts de bestendigheid van de anti-joodse ideologie. Daarbij onderschat hij ook de raciale dimensie, de pure antisemitische haat van wege het feit dat hij de absolute voorkeur geeft aan de religieuze benadering.
In een boeiende en verrassende epiloog laat Nirenberg de ontredderde overpeinzingen zien van de Duitse joodse intellectuelen, geconfronteerd met het nazisme, en vraagt hij zich af hoe deze te bezweren. Hij haakt daarbij met name in op de literaire kritiek van Erich Auerbach, die het « Ansatzpunkt », het ideële vertrekpunt van het nazisme zocht dat de onverbiddelijke voortgang van de joden naar de afgrond zou verklaren. Voor Nirenberg zou het begin daarvan het anti-judaïsme zijn. Maar helaas, door zich te beperken tot de wereld van de ideeën negeert Nirenberg mijn inziens belangrijke aspecten, zoals de overgang van het anti-judaïsme naar het raciale antisemitisme. Hij interesseert zich absoluut niet voor politieke en sociale omstandigheden, mijns inziens toch de voorwaarden die eigen zijn aan de triomf van dit soort ideeën. En dat gemis brengt het risico met zich mee om zich intellectueel tegen hun terugkomst te keren. Desalniettemin is het een buitengewoon interessant en leerzaam boek.
Geschreven in november 2023