Civis Mundi Digitaal #141
https://www.pinterest.fr/pin/806566614507837074/ Albert Camus
Later in zijn boek gaat Meijvis meer in op enkele gevoelvolle lyrische essays van Camusm, die in de eerste, vooroorlogse fase en de laatste integrale fase zijn geschreven en de visie van Camus complementeren. De pest is te beschouwen als een overgangswerk. Daarin komt de verbondenheid met anderen prominent naar voren komt, die kenmerkend is voor de integrale fase, terwijl de individueel beleefde mystieke verbondenheid met de natuiur kenmerkend is voor de eerste fase.
Mystiek en sensualiteit: verbondenheid met de natuur en het lichaam
Camus beschrijft herhaaldelijk ervaringen van eenwording met de natuur. “Het goddelijke drukt zich voor Camus uit in de natuur.” Hij beschrijft dit heel zintuiglijk, letterlijk in geuren en kleuren. Een groots schouwspel, waarbij hij zich voelt samenvallen met zijn “ware aard”, zo schrijft hij in zijn lyrische essays, bijv. in Bruiloft (p11) Het betreft niet alleen mystiek aandoende passages, maar ook ervaringen van liefde, lichamelijkheid en sensualiteit. Meijvis citeert James Baldwin: “sensueel zijn is de kracht van het leven zelf respecteren en genieten en aanwezig zijn in alles wat je doet.” Zo had Camus het kunnen schrijven.
De bruiloft van hemel en aarde, zon en zee, die hij beschrijft is een omhelzing van de natuur, die hij bijv. beleeft bij een duik in de zee, “opgeslokt door de enorme losbandigheid van de natuur en de zee”. (p98) De bruiloft is de viering van de verbondenheid en eenwording, die hij niet altijd in die mate ervaart.
De sterrenhemel in de oneindige nacht waardoor ‘de overspelige vrouw’ zichzelf vond
Mystiek overspel in ‘De overspelige vrouw’
Meijvis citeert het verhaal ‘De overspelige vrouw’ uit Koninkrijk en ballingschap. “Ballingschap veronderstelt een oorspronkelijk thuis, een koninkrijk... Camus laat zien dat dit thuis gevonden moet worden in de mystieke ervaring van de natuur... ‘het vaderland van de ziel’” (p106) Haar overspel is van mystieke aard.
“Daar waar hemel en aarde in een zuivere lijn samensmolten, daar wachtte iets op haar... iets waarvan zij het bestaan... nooit had beseft, maar wat zij toch vaag haar leven lang als een gemis had gevoeld.’ Er ontwaakt iets in haar. Ze wil vrij zijn... glipt naar buiten toe... richt zich tot de oneindige nacht, ziet duizenden sterren boven zich. ‘Ze ademde diep en vergat alles, de kou, de druk van de mensen, de waanzin en de verstarring van het bestaan, de eindeloze nachtmerrie van leven en sterven. Na al die jaren waarin ze doelloos verder gejaagd was... bleef ze eindelijk staan... Stap voor stap ontdekt ze haar eigen diepste wezen.’... De schoonheid van de natuur brengt een mens terug bij zichzelf... Maar te vangen is het niet; kortstondig is het, vluchtig en eenzaam.” (p101,102)
https://nl.pinterest.com/pin/838091811927962663/ ‘Een vergezicht waar hemel een aarde in een zuivere lijn samensmelten’
De woestijn is ook een zinnebeeld van onthechting
Onthechting
In het essay ‘De wind in Djemila’ in Bruiloft beschrijft Camus de omringende, omsluitende en omvattende kracht van de wind, zoals hinj dat ook ervaart bij de zon en de zee. Hij beschrijft ook de ervaring van onthechting, “ontzelving” en tot jezelf komen. “Nooit eerder voelde ik me tegelijkertijd zo los van mezelf en zo aanwezig, zo tegenwoordig in de wereld.” (p104) Het zijn ervaringen met een mystiek karakter.
“De mystiek... richt zich op de eenwording (van de ziel) met God, het bovennatuurlijke of het al.” Meijvis verwijst naar “de door Camus zo bewonderde” mystica Simone Weil en naar Meister Eckhart, met name zijn bundel teksten Over God wil ik zwijgen. Behalve stilte en zwijgen “speelt ook het motief van de armoede dat zo belangrijk is voor Camus hierin een belangrijke rol... Daar waar de ziel volledig leeg is, is de ziel één met God en precies dat wordt bereikt door armoede en nederigheid, het afwerpen van zowel materiële (geld, bezittingen) en immateriële (status, identiteit, kennis) aardse zaken. Volgens Eckhart moeten we ook alles wat we weten over God loslaten om tot God te komen.” Dat wil zeggen tot de eenheid, die voorbij het bewustzijn of het kennen van iets gaat. (p104,105)
“De stilte en het zwijgen zijn voor zowel Eckhart, Weil en Camus de toegangswegen tot de diepere ervaring” van het goddelijke of het “heilige van de mens... wat Eckhart aanduidt met de ‘zielevonk’ of de ‘zielsgrond’. Meijvis ziet in deze mystiek een kritiek op de moderne samenleving, die hij al bij Eckhart traceert: “Al dit nooit ophoudende tumult op de kermis van de wereld, waar elk voorval tot nieuwe sensatie wordt opgeblazen, verjaagt steeds weer de stilte waarin het woord spreekt dat wij niet meer horen.” (p106,107)
Weil laat zich uit op soortgelijke wijze: “voortdurend lastiggevallen en bestookt door vreemde wilsuitingen... heeft de mens warme stilte nodig, wat hij krijgt is ijskoude herrie.” Camus wijst bij de Romeinse ruïnes van Djemila op de tijdelijkheid van beschavingen, terwijl de zwijgende hemel en de stilte blijvend zijn.
Genieten van de zon en zee
Verbinding met de aardse werkelijkheid
Camus vindt het heilige in de wereld en op aarde in de natuur en onder de mensen in een “aardse goddelijkheid”, een thema dat ook bij Dostjevski aanwezig is bijv. bij het personage Mysjkin in De idioot. Het door Camus verworpen alternatief voor God na de dood van God is dat “de rede tot nieuwe God werd gekroond, met de bloedbaden en slavenkampen van de 20e eeuw tot gevolg... doordat de rede ten onrechte verabsoluteerd wordt.” (p108,109)
“Net als bij Dostojevski en Nietzsche rest de moderne mens enkel nog de aarde en het leven hier en nu.” Geen hemels heil. “Camus heeft meer dan genoeg aan de ‘schittering van de zee en de glimlach van de aarde’.” Aan deze passage heeft Meijvis zijn titel ontleend. Camus vindt zijn geluk in “de volledige aanvaarding van het leven, hier, zonder daarvan iets af te wijzen.” (p110,111)
De hemel daalt neer op aarde en de ziel in het lichaam. Zonder tot hedonisme en louter lustbevrediging te vervallen speelt lichamelijkheid een belangrijke rol bij Camus. “Ís het zo gek de eenheid die [de mystieke filosoof] Plotinus zocht, op aarde te vinden?,” vraagt hij zich af in het essay ‘De zomer in Algiers’ in De zomer. “Het Ene is hier te vatten in termen van zon en zee. Het wordt innerlijk voelbaar...” (p112) Zon en zee krijgen hier een mystieke strekking zonder hun voelbare karakter te verliezen.
"Het denken van Camus is een voelend en lichamelijk denken... een uiterst belangrijk en onderbelicht punt in het werk van Camus... met ruimte voor mysterie, voor heiligheid, voor geluk en voor liefde... Het lichaam is lange tijd van ondergeschikt belang geweest... Het primaat werd hoofdzakelijk aan de geest en het denken gegeven.” (p113) Meijvis wijst hier op de invloed van Nietzsche op Camus.
Simone Weil spreekt in haar postume gelijknamige hoofdwerk, dat door Camus is gepubliceerd, van Verworteling in de wereld. Dit omvat ook de verbondenheid met het lichaam en met anderen. Zonder vrienden voelt een mens zich ontworteld, zoals Camus zich voelde in een vreemde stad, zoals hij in Praag ervaarde, “waar zonder liefde alles vreemd en betekenisloos werd.” Naast verbondenheid met anderen geeft ook de mystieke ervaring verbinding, eenwording met het wereldal. “Liefde geeft ons aan onszelf terug,” schrijft hij in Keer en tegenkeer. (p117)
https://wi.christenunie.nl/weblog-detailpagina/2004/12/11/Nieuwe-solidariteit
Ethiek van verbondenheid
Verbondenheid met de natuur en met anderen kenmerken het leven en werk van Camus. “Het eigen geluk staat nooit volledig los van anderen, en evenmin sluit de (mystieke) natuurervaring de maatschappij en haar geschiedenis uit.” (p119) Meijvis spreekt van balans tussen beide, die uit evenwicht raakt bij verabsolutering van iets. Het gaat om de juiste maat. “Hoe ziet de ethiek van de begrenzing eruit?”
Camus biedt geen uitgewerkte ethiek, maar doet wel steeds een beroep op waarden zoals rechtvaardigheid en verbondenheid, die ook het verzet rechtvaardigen in De mens in opstand. “Als we de dood van God aanvaarden, moeten we onze waarden vinden in een wereld zonder God, zonder zijn troon met een ander god (de rede, de natie, de economie enz.) te bezetten.” (p121) Dus mensen geen andere absolute waarden opleggen. Oog in oog blijven met medemensen “van aangezicht tot aangezicht”, zoals bij Emmanuel Levinas (p122, zie CM 140). Camus en Levinas funderen hun moraliteit in een levende relatie.
De grens van onze vrijheid is de vrijheid en de erkenning van een ander. Onze menselijkheid komt ieder mens toe en kan de ander niet ontkennen, laat staan vermoorden. Fundamenteel verzet is verzet tegen moord en kan deze niet rechtvaardigen. Moorden om moord te voorkomen is de paradox van de opstand die de menselijke maat overschrijdt. Het is een uiting van nihilisme en het ontbreken van bindende algemeen menselijke waarden.
Aan het eind van De mens in opstand overwint en overstijgt Camus het nihilisme in “het klaarlichte denken”, waarin de menselijke maat centraal staat. Het komt voort uit ‘het licht waarin hij is geboren’ en dat hij opnieuw in zichzelf ontdekt. Rechtvaardigheid die op onderdrukking uitloopt, is voor hem onmenselijk en onaanvaardbaar. Revolutionaire idealen mogen menselijk lijden niet rechtvaardigen. Het gaat er juist om “het aanwezige lijden te verminderen”, zoals hij met name in De pest laat zien. Geen ideologieën, maar concrete mensen. “Hij verdedigt... de waardigheid van de levenden.” De pest is het zinnebeeld van “de benauwenis waaronder wij hebben geleden”. Niet alleen van de oorlog maar van de menselijke existentie in het algemeen. (p131-33) Het boek beschrijft de strijd daartegen en werd in de strijd tegen de coronapandemie wederom een bestseller.
“Wat het juiste is, is niet [altijd] evident.” Is de inzet voor de ander de opoffering van persoonlijk geluk en liefde waard? Dit is het dilemma van een van de personages, nl. de journalist Rambert, die uiteindelijk kiest voor een bovenpersoonlijk geluk, evenals de hoofdpersoon dokter Rieux. In de strijd tegen onrecht en misstanden zijn overwinningen tijdelijk. “De pestbacil sterft nooit uit en verdwijnt nooit definitief.” Mensen blijven sterven en onrecht blijft de kop opsteken. Maar zoals bij Sisyphus was die strijd de moeite waard, “genoeg om een mensenhart te vervullen”. (p137)
Camus was zeer maatschappelijk betrokken
Engagement
Humaniteit en rechtvaardigheid zijn grote woorden. Maar wie springt er in een rivier om een medemens te redden? De hoofdpersoon in de novelle De val springt niet in de Seine om een vrouw te redden en krijgt een schuldgevoel na al zijn mooie praatjes over hoe geslaagd hij was. Hij ontliep zijn verantwoordelijkheid en portretteert de moderne mens. (p141)
Camus wilde niet “weglopen voor de lasten van onze tijd”. (p144) In zijn tijd was dat de oorlog, waarin hij redacteur van de verzetskrant Combat was, en de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog, waarin hij een compromis zocht en geweld van beide zijden verwierp en wilde beperken. Dat lukte hem niet. Daarom zweeg hij om niet nog meer olie op het vuur te werpen. Zowel zijn inbreng als zijn zwijgen werden hem kwalijk genomen en zijn voorgestelde compromis - een federatief verband - was niet haalbaar met twee partijen die elkaar naar het leven stonden.
In zijn lezingen na ontvangst van de Nobelprijs en ook elders heeft hij gezegd dat “een publieke intellectueel zich niet moet bezighouden met het kiezen van een kant en het geven van een mening, maar met het vinden van de grenzen van het toelaatbare... ‘in daden die nodeloos bloedvergieten kunnen voorkomen’.... Hij wilde met zijn positie, anders dan bijv. die van Sartre, de complexiteit en nuance in ogenschouw nemen (‘hoe moeilijk het vandaag de dag ook is om een standpunt te formuleren dat iedereen recht doet’). [...Maar] ‘van de honderd artikelen die je schrijft blijft niets over dan de karikatuur die de tegenstander ervan maakt’, schreef hij in zijn Algerijnse kronieken.” (p17, Meijvis, p148,149)
Dit betekent niet dat de visie van Camus objectief was, voor zover dat mogelijk is. “Objectiviteit is geen neutraliteit,” schrijft hij bovendien. (p149) Hij was een Franse Algerijn en zijn achtergrond kleurt zijn visie. Hoewel hij artikelen over hen schreef was hij minder goed op de hoogte en betrokken bij de Arabische Algerijnen, die in zijn boeken sporadisch voorkomen en anonieme figuranten blijven, bijv. in De vreemdeling. In zijn journalistieke werk komen ze meer uit de verf. “De Arabieren wilden dat hij namens hen sprak en de Fransen... wilden dat hij hun woordvoerder was.” (p149) Het bracht hem in een onmogelijke positie, waarin hij er uiteindelijk het zwijgen toe deed.
http:www.bovendien.comcategorieengeschedenisde-arabieren-het-gezicht-van-een-vijandbeeld.
Een arabische nederzetting van anonieme Arabieren
Camus als schrijver, kunstenaar en filosoof
De positie van de schrijver en kunstenaar is bij Camus zowel solitair als solidair, zoals hij laat zien aan het eind van zijn verhaal ‘Jonas of de kunstenaar aan het werk’ in Koninkrijk en ballingschap en in zijn lezingen na ontvangst van de Nobelprijs. “De kunstenaar wordt gevormd door... heen en weer gaan van zichzelf naar anderen [en...] staat in dienst van de waarheid... en de vrijheid,” en de mensheid. Dit impliceert “de weigering te liegen over wat wij weten en het verzet tegen onderdrukking.” (p154)
“De kunst dient volgens Camus niet een ideologie of een staat, maar de schoonheid zelf, die... bevrijdend kan werken. Waar tirannie verdeelt, verenigt kunst, en daarom wordt kunst overal waar onderdrukking heerst als een gevaar gezien.” (p155) Evenals de revolte bevestigt kunst de menselijke waardigheid en waarden.
Kunst gaat voorbij het verstand, voorbij het denken en kan het leven een betekenis geven die voorbij het verstand ligt. “Het denken van Camus is altijd een denken vanuit het leven. Ook wanneer het over dat leven zelf probeert na te denken.” (p.161) Het denken komt voort uit het leven en werkt erop in. Het staat niet los van het leven. Abstract denken betekent letterlijk losgemaakt denken.
Camus stelt fundamentele levensvragen en geeft voorzichtig, zoekend, twijfelend en soms tegenstrijdig en gematigd antwoorden, waarbij hij eerlijkheid en waarachtigheid nastreeft. Daarom is zijn werk filosofisch te noemen. “We ontmoeten... een filosoof die over geluk durft te spreken.” Geluk dat verder gaat dan hedonisme en consumentisme. “Geluk is het moment waarop recht gedaan wordt aan je diepste wezen.” (p162)
“De filosofie van Camus... is een zoekende, voelende houding, begaan met eerlijkheid en waarheid en begrensd door de menselijke maat... en beroept zich vaak op concrete ervaringen [...vanuit] de altijd aanwezige vraag hoe in eerlijkheid te leven. Daarin schuilt ook de relevantie...” (p163)
Ware kunstenaars veroordelen niets: ze zijn verplicht te begrijpen in plaats van te oordelen
Slot: fundamentele vragen en wezenlijke menselijke waarden
Tot slot gaat Meijvis in op twee relevante kernthema’s: natuur en opstand. Hij biedt geen ‘klimaatfilosofie’ maar een overstelpende liefde voor de natuur, die bij hem een “mystieke dimensie” krijgt “als onderdeel van ons wezen en ons wezen als onderdeel van de natuur.” (p164). Het lezen van Camus kan onze relatie met de natuur inspireren en cultiveren.
Zijn notie van opstand legt verband met grenzen en waarden, die de opstand in acht dient te nemen. Daar ontbreekt het aan als het verzet doorschiet of overgaat in geweld, dat Camus categorisch afwijst. “De filosoof van de opstand’ problematiseert, begrenst en bemoeilijkt de opstand.” (p165)
Hij doet ook een beroep op het geweten en gevoel voor rechtvaardigheid vanuit onze “gedeelde menselijke natuur”. Zijn revolte is fundamenteel solidair en geweldloos en dient het menselijk en maatschappelijk leven. Hij probeert zwart-wit en wij-zij denken te doorbreken en zoekt de nuance en de verbinding door “een beroep te doen op het gevoel voor het morele dat alle mensen delen en dat we vaag en non-filosofisch ‘het geweten’ zouden kunnen noemen.” Hij geloofde niet in de absolute macht van de rede, maar wees juist op de verschrikkingen waartoe deze kan leiden. Bij de fundamentele vragen die hij stelde, springt één vraag eruit: "Wat maakt het leven voor jou de moeite waard?"
Comparatief commentaar
Het boek van Meijvis is zoals gezegd één van de drie boeken die dit jaar verschenen over Camus. Het boek van Jozef Waanders, Absurditeit en revolte. Van eenzaamheid naar solidariteit in de filosofie van Albert Camus gaat vooral over de tweede en derde fase in het leven en werk van Camus tijdens en vlak na de oorlog. Hoofdthema’s zijn absurditeit en verzet, dat overgaat in solidariteit. De eerste vooroorlogse en de laatste integrale fase, zoals die worden onderscheiden in het derde boek Herontdekking van Albert Camus, zijn echter zeker zo interessant en verplichte kost voor een meer complete weergave van het leven en werk van Camus. In deze fasen schrijft Camus zijn minder bekende essays, verhalen en de postuum verschenen eerste en laatste roman, werken met een meer persoonlijk karakter, die een meer volledig licht werpen op Camus en zijn werk.
Meijvis doet een geslaagde poging enkele lyrische essays te bespreken en de gevoelvolle kant van Camus te benadrukken. Bij hem komt echter slechts één van de zes verhalen uit zijn laatste literaire werk Koninkrijk en ballingschap aan de orde. Misschien wel het mooiste verhaal, maar de andere mogen er ook zijn, evenals zijn postume romans en zijn doctoraalschriptie, waarnaar slechts verwezen wordt. In Herontdekking van Albert Camus staat deze zelden besproken scriptie centraal, het eerste filosofische werk van Camus, dat doorwerkt in al zijn werken. Het werpt daarop een nieuw licht, dat is veronachtzaamd, namelijk de Griekse en christelijke invloeden bij Camus. Hij sluit eigenlijk veeleer aan bij Plotinus en Augustinus dan bij Nietzsche en Sartre, die zijn opponenten zijn. Dat geldt ook voor Augustinus wat betreft zijn leer van de erfzonde. Maar zijn ethiek is verwant met die van Camus.
Meijvis benadrukt een zekere verwantschap van Camus met Sartre, die er inderdaad is geweest. Maar het laatste deel van zijn leven werd getekend door een bittere excommunicatie door Sartre en zijn linkse achterban, zie hierover hoofdstuk 19 van Herontdekking. In dit laatste dubbel zo dikke boek worden alle literaire en filosofische werken van Camus besproken, behalve zijn toneelstukken en wordt Camus zelf in citaten uitgebreid aan het woord gelaten.
Persoonlijke interpretatie
Meijvis biedt naast “een deskundig essay” een persoonlijke interpretatie met een eigen charme die de lezer weet te raken. Zo’n interpretatie is onvermijdelijk, hoe goed een schrijver ook de visie van Camus wil weergeven. Dat maakt de drie boeken met hun interpretaties interessant. Ze vullen elkaar aan, hoewel het laatste werk aanspraak kan maken op het meest uuitgebreide en complete werk. Ook het leven van Camus en de verbinding daarvan met zijn werk wordt toegelicht.
Hoewel Camus in 1960 verongelukte, laten deze drie recente boeken zien dat hij nog springlevend is en ook in onze tijd nog veel te zeggen heeft. Zijn boeken zijn nog net zo actueel als toen hij ze schreef, als we ze beschouwen in een eigentijds kader. Dat doen alle drie de auteurs. Camus gaat in op universele dilemma’s en levensvragen die voor alle mensen gelden. Antwoorden laat hij open. Hij komt met principiële waarden, die hij aanschouwelijk maakt. Hij biedt geen uitgewerkte ethiek maar een verantwoordelijke en ethisch gemotiveerde levenshouding binnen de grenzen van menselijke en morele waarden die onverkort gelden voor onze tijd.
Zijn werken verlevendigen een moreel besef zonder pasklare antwoorden te geven. Ze plaatsen ons voor keuzen die we zelf mogen maken, zoals bij de personages in zijn boeken. Ze wijzen ons op onze verantwoordelijkheid voor onze tijd en de toekomst van onszelf, onze kinderen en kleinkinderen en onze medemensen. Weinig schrijvers hebben vanuit een eindig en absurd ervaren bestaan zo’n verheffend levensperspectief geboden, waarin het leven middenin de winter oplicht als een onoverwinnelijke zomer die wij in ons dragen, zo schrijft hij in De zomer, zijn meest zonnige werk.