Deel 3: Vergelijkend commentaar

Civis Mundi Digitaal #141

Het werk van Tempels komt overeen met andere baanbrekende werken. De notie van ‘eerbied voor het leven’ die Albert Schweitzer een centrale plaats geeft in zijn werk, met name in Cultuur en ethiek is hem ingegeven in Afrika een soort mystieke ervaring toen hij in een boot op de rivier voer naar een patiënt. (Zie CM 115) De overeenstemming met de eerbied voor het leven en de levenskracht die in alles aanwezig is, bij de Bantoe is opmerkelijk.

Tempels werd bekritiseerd omdat hij zijn onderzoek van één Bantoevolk zou generaliseren naar andere Afrikaanse volken. De overeenstemming van de Bantoe-filosofie met die van andere volken gaat echter veel verder en omvat ook volken in andere continenten. De notie van levenskracht komt bij vele volken voor: ‘mana’ bij de Melanesiërs, ‘wakanda’ en ‘orenda’ bij de Indianen, ‘Çhi’ bij de Chinezen, ‘prana’ bij de Indiërs. Zie o.m. G van  der Leeuw, Godsdienstgeschiedenis, Mircea Eliade, Shamanism. Ancient Techniques of Ecstacy, met name Hfst lll ‘obtaining Shamanistic Powers’. Edward Norbeck, Religion in Primitive Society enE.E. Evans Pritchard, The Nuer; Nuer Religion en Theories of Primitive Religion. 

Deze laatste schrijft: The Nuer do not think of God as having a specific form or residing in a particular place. He is a superior being existing high above in the heavens, but that does not mean that he is solely to be found there. The Nuer’s God is like the air, all pervasive and essential for life. He manifests through what happens around them… The Nuer talk of different spirits that are hypostases of the supreme spirit.” Het zijn manifestaties van een goddelijke levenskracht. https://anthropologyreview.org/anthropology-explainers/evans-pritchard-nuer-tribe-religion/ Hun cultuur is niet primitief maar complex en rijk aan beelden, ideeën en symbolen. https://jamesbishopblog.com/2020/04/19/e-evans-pritchard-the-animistic-religion-and-culture-of-the-nuer/ 

  

Andere vooraanstaande antropologen en religiewetenschappers van wie de bevindingen in zekere mate overeenkomen met die van Tempels zijn James Frazer, The Golden Bough, Bronislaw Malinowski, Magic, Science and Religion en Paul Schebesta, Oorsprong van de godsdienst die voortbouwt op het werk van P.W. Schmidt, Ursprung des Gottesidee en Ursprung und Werde der Religion, waarin het zgn. oermonotheïsme naar voren komt, dat ook bij Tempels voorkomt. Schebesta verwijst naar het werk van Tempels en vele anderen.

 

Wetenschap, magie en religie

In het Westen heeft men vaak de neiging de wereld op te delen in objecten en sectoren. Dit laatste woord komt van ‘secta’ dat snijden betekent. We splitsen en snijden de wereld in een gefragmenteerd geheel. Dat geldt ook voor de religie en levensbeschouwing. Malinowski deelt deze in in Magic, Science and Religion, zoals de titel luidt van een van zijn boeken. Wetenschap heeft te maken met praktische kennis die aan de ervaring te toetsen is, zoals ook Tempels schrijft. Magie heeft te maken met beheersing en manipulatie van krachten op een wijze die [voor westerlingen] “ontoegankelijk is voor de rede en voor observatie” (Malinowski, p19). Wetenschap is open voor anderen en de gemeenschap, magie is [vaak] occult en geheim. exclusief voor een besloten gezelschap. Religie is eveneens een gemeenschapspraktijk die niet met beheersing maar meer met verbinding en overgave aan het goddelijke (of de levenskracht of hoe met het ‘sacrale’ ook noemt), aldus Schebesta (p63). De term religie wordt afgeleid van het Latijnse woord voor verbinding (religio) of het woord ‘relegere’: “nadenkendheid... eerbied, aandacht en plichtsbesef tegenover hogere machten”. idem, p48) Andere talen kennen andere begrippen die verwijzen naar een goddelijke orde of werkelijkheid.

De volgende definitie van socioloog Peter Berger verwijst naar het alomvattende kosmische, maar ook hier weer een onderscheid tussen de menselijke wereld en het kosmische: “Religie is de menselijke houding ten opzichte van een heilige orde, die al het zijn insluit – menselijk en anders. M.a.w het geloof in een kosmos, waarvan de betekenis de mens transcendeert en omvat… Het betreft de verbinding van de kosmische orde en de menselijke orde… Deze is ‘juist’ voor zover zij in overeenstemming is met de uiteindelijke ‘juiste’ orde van het universum.” (Berger, ‘Religious Institutions’ in Neil Smelser, Sociology, p 337-38, zie ook zijn boek Het hemels baldakijn / The Sacred Canopy, p 37).

 

Het heilige en het profane

Volgens diverse deskundigen is een kenmerk van religie dat de werkelijkheid wordt opgedeeld in het heilige en het profane (boektitel van Mircea Eliade) of het natuurlijke en bovennatuurlijke, ofwel het religieuze en het niet-religieuze, ‘wereldse’ of ‘wereldlijke’ (Edward Norbeck, p12). Rudolf Otto heeft het zelfs over het “Ganz Andere”. Eliade heeft het over “twee manieren van in-de-wereld-zijn” en “dimensies van het menselijk bestaan”, “twee modaliteiten in de beleving,” religieus of sacraal en niet-religieus of werelds. (p14,15)

Tempels verwerpt dit onderscheid. Het geeft de opgedeelde visie van westerlingen weer, die bij andere volken vaak meer holistisch is. De hele werkelijkheid is doordrongen van het religieuze, van levenskracht of welke naam men ook geeft aan het goddelijke. De wereld is nog niet ‘onttoverd’ en geseculariseerd of verwereldlijkt. Schebesta wijst evenals Tempels en Levi-Strauss op het samengaan van intuïtieve en praktische, redelijke kennis, en schrijft verder: “een scherpe scheidslijn tussen het profane, het religieuze en het magische trekt men eigenlijk maar ten dele. Cultuur, natuur en bovennatuur worden tot op zekere hoogte als een eenheid ervaren. De godsdienst doordringt verreweg het hele leven.” 

Een dergelijke notie vinden we ook bij Eliade en anderen. Zijn boektitel De magie van het alledaagse spreekt voor zich. Aan het eind van zijn eerder genoemde boek schrijft hij hoe in de moderne geseculariseerde en gedescaraliseerde wereld nog allerlei mythen, rituelen en religieuze restanten aanwezig zijn. Films kennen bijv. “talloze mythische motieven” zoals de strijd tussen helden en monsters en andere archetypische symboliek. Het marxisme kent eschatologische motieven van een soort eindtijd na de klassenstrijd en wordt wel eens een ‘seculiere religie’ of ‘pseudoreligie’ genoemd. 

Eliade meent dat ook moderne mensen “de mogelijkheid hebben om de religieuze ervaring van het leven te herwinnen”. (p153) Veel moderne mensen geven daarvan blijk op uiteenlopende manieren in allerlei spirituele groeperingen en individuele belevingen. Zo zijn er veel meer sociologen en religiewetenschappers die wijzen op moderne vormen van religie of substituten daarvoor.[1]

 

Tempels: Bantoe-kennis vormt een geheel

Tempels benadrukt in het bovenstaande dat de praktische kennis van de Bantoe is verweven met de krachtenleer en dat deze kennis niet tweevoudig is maar een geheel van krachtenkennis vormt. (p91) Ook het persoonsbegrip muntu is holistisch en deelt mensen niet op in verschillende aspecten en vermogens van een autonome persoon. De Bantoe onderscheiden wel een van God afkomstig ‘innerlijk wezen’ dat zich uitdrukt in uiterlijk waarneembare aspecten.

Mensen zijn ingebed in de gemeenschap, terwijl ook “het individu ten zeerste wordt geëerbiedigd en een stevige ruggesteun vindt in het familieverband. Gedifferentieerde persoonlijkheden komen evengoed voor als in de hoogontwikkelde culturen. Van beslissende betekenis is de traditie.” (Schebesta, p46) Dat laatste contrasteert met onze snel veranderende moderne maatschappij, die tradities achter zich laat en veel mensen ontworteld achterlaat.

 

Henri Rousseau, exotisch landschap, 1908

Het zgn. primitivisme in de kunst is geïnspireerd op ‘primitieve’ natuurvolken 

’Primitieve’ filosofie

In zijn klassieke werk Primitive Man as Philosopher laat Paul Radin zien dat ‘primitieve’ culturen wel degelijk beschikken over een filosofie, die niet hoeft onder te doen voor die van ‘geciviliseerde culturen. In plaats van het verschil tussen ‘primitieven’ en ‘geciviliseerden’ wijst hij op het verschil tussen reflecterende en niet-reflecterende mensen binnen iedere samenlevingen. De meeste mensen zijn niet religieus geïnteresseerd en meer materialistisch ingesteld of zien religie als bron van macht (p.xii). In iedere cultuur zijn ook filosofen, wijze en vrome personen, die zich onderscheiden van de ‘massa’. Max Weber wijst daar ook op in zijn Sociology of Religion. Bij Eliade zijn dit de sjamanen in zijn eerdergenoemde studie Shamanism. Evenals Schebesta en anderen heeft Radin oog voor de menselijke differentiatie in uiteenlopende samenlevingen. ‘Primitieven’ zijn geen inferieure groepsmensen, die niet logisch kunnen nadenken, zoals Lévi-Brühl schrijft in Les fonctions mentales dans les Sociétées inférieures. (p28)

Volgens Radin worden overal fundamentele vragen gesteld over hoe de wereld in elkaar zit wat goed en slecht is, wat de zin van het leven is en wat er gebeurt bij de dood. Ook vragen over waar en onwaar en hoe waarheid te onderscheiden is van onwaarheid komen overal aan de orde. Radin idealiseert en romantiseert het ‘primitieve’ denken niet en ziet het ook niet als onderontwikkeld en ongecultiveerd. 

Evenals Tempels en anderen bestrijdt Radin gangbare vooroordelen en misvattingen, bijv. dat moderne maatschappijen volgens evolutietheorieën zoveel ‘hoger’ zouden zijn ontwikkeld omdat ze complexer zijn geworden. In veel opzichten zijn moderne mensen afgegleden naar een primitief materialisme en egoïstisch individualisme waarbij vervreemding, vereenzaming, depressiviteit, burn out en andere stressverschijnselen welig tieren en geld als substituut van God en goede niet gelukkig maakt. (Zie Peter Sloterdijk en Thomas Macho, Geld, geest en God, besproken in CM 34)

 

Nadenkende en praktische personen

Nadrukkelijker dan Tempels onderscheidt Radin de meer nadenkende informanten van meer praktisch ingestelde en concreet denkende mensen, die zich kenmerken door “intens realisme”. “Het gezichtspunt van de wijze staat [vaak] tegenover dat van de gewone man.” (p13,21,90). De Bantoe-filosofie zoals Tempels deze weergeeft, neigt naar abstracte beginselen, processen en effecten wat betreft de levenskracht. De westerse cultuurgeschiedenis wordt vooral weergegeven door intellectuelen en kunstenaars en leidende figuren en niet door gemiddelde en lager geplaatste mensen, terwijl wat betreft ‘primitieve’ samenlevingen vaak vooral het groepsdenken en collectieve rituelen worden weergegeven. 

Het beeld van de samenleving en cultuur hangt mede af van wie en wat de bronnen en informanten zijn. Onze samenleving en cultuur zou ook aanmerkelijk primitiever worden weergegeven als het gemiddelde groepsdenken zou worden weergegeven in plaats van de visie van filosofen, wetenschappers en leidende personen.

Het individuele gezichtspunt laat meer ruimte voor variatie en plasticiteit dan de sociale invalshoek vanuit meer strikt (voor)gestelde normen en waarden van de gemeenschap, waarvan individuele variaties en afwijkingen voorkomen. Ook bij het praktiseren van groepsrituelen zijn er variaties. Dit impliceert dat er in traditioneel ingestelde ‘primitieve’ samenlevingen meer varatie, plasticiteit en vrijheid van denken en doen is dan vaak wordt aangenomen.

 

Paul Radin (1883-1959) studeerde bij de invloedrijke antropoloog Franz Boas, werkte onder meer samen met Carl Jung en schreef vele boeken, o.a. Monotheism among Primitive Peoples (1924), Social Anthropology (1932), The Racial Myth (1934), Primitive Religion: Its Nature and Origin (1937), Indians of South America (1942), The Story of the American Indian (1944), The Road of Life and Death: A Ritual Drama of the American Indians (1945), The World of Primitive Man (1953)

Levensthema’s en ethische visie

Radin gaat in op thema’s als “conservatisme en plasticiteit”, “vrijheid van denken”, “Goed en kwaad’’, “de ideale mens”, de levenshouding tegenover het lot, de dood en andere tragiek, mannen en vrouwen, “mystiek en symbolisme”, “het ego en de menselijke persoon”, speculatie en systematisering van ideeën, God en monotheïstische tendensen, skepsis en kritiek. Zijn spectrum is uitgebreider dan bij Tempels en geeft een meer algemene aanvulling vanuit diverse volkeren

Wat betreft ethisch juist gedrag concludeert hij op grond van zijn veldwerk bij indianen dat deze heel concreet denken in termen van gedragsregels die men ook daadwerkelijk dient te laten zien in zijn of haar gedrag, niet in mooie idealen en principes. Ze geven veeleer blijk van praktisch inzicht en gezond verstand. “Ethiek is daar gebaseerd op gedrag.“ Het gaat om de juiste verhoudingen, de juiste maat en proportie, dus binnen verantwoorde grenzen net als bij Aristoteles en Albert Camus, maar niet zozeer als principe maar in de praktijk. (p72,75,91,93) 

Veel gedragsvoorschriften komen in vergaande mate overeen met die van ons, zoals ook de ervaring is van Toon van Eijk. “Mijn werkervaring op het Afrikaanse platteland en langdurig deel zijn van een Tanzaniaanse familie heeft me geleerd dat uiteindelijk ’Bantoes’ niet zo veel van ons verschillen. Dezelfde persoonlijke en interpersoonlijke situaties spelen overal.” 

 

Radin deed onder meer veldwerk bij de Winnebago indianen  

De ideale mens

Hun praktische instelling laat ruimte voor idealen. Volgens Radin is er grote vrijheid in het uiten van gevoelens, maar het idee dat ze geleid worden door passies en over weinig zelfbeheersing  zouden beschikken, blijkt onjuist. “Je hebt het recht om aan ieder daad [of gevoel] toe te geven die anderen geen schade berokkent of in gevaar brengt.” (p77) Roddelen en opscheppen zijn tot op zekere hoogte geoorloofd, maar worden niet serieus genomen. 

Het ethische ideaal van de indianen waar hij veldwerk deed, was een zelfstandige persoon die opgewassen is tegen de strijd die het leven met zich meebrengt. Andere idealen zijn bescheidenheid, doorzettingsvermogen, een krachtig karakter, wijsheid en zelfkennis. Concentratie en een gerichte intentie horen daar ook bij. (p83,85) Deze deugden helpen mensen bij het leiden van een welvarend en gelukkig leven. Ze contrasteren met het ongeremd uiten van gevoelens. Ook hier geldt het gevoel voor maat en proportie, vooral in relatie met medemensen, “’Niet overdrijven, zei een vader tegen zijn zoon.” (p93)

“Dit beeld van de ideale mens zou niet compleet zijn zonder toevoeging van een andere [karakter]trek... de belangen van anderen... Het opperhoofd [bijv...] behoort  een man met evenwichtig temperament zijn, niet gemakkelijk geprovoceerd, met goede gewoonten... Zelfbeheersing, in het bijzonder bij het verdragen van mogelijk onrecht en ongemak wordt benadrukt. “Iedereen heeft recht op zelfexpressie... maar niet zo dat het, ongemak bij andere mensen teweeg brengt en men dient anderen niet te betrekken in zijn ongemak.” (p95) 

Kortom, het gaat om “intelligente zelfbeheersing”, “het erkennen van grenzen of beperkingen” en “het nemen van de volle verantwoordelijkheid van ieder mens voor zijn daden”. Dit brengt conflicten met zich mee tussen zelf-expressie en zelfbeheersing, inclusief matiging en zelfkennis. Radin geeft een bloemlezing van teksten waarin een breed scala van menselijke gevoelens wordt geuit, waaronder een lijst van spreekwoorden en wijsheden.

Evenals moderne mensen, die dit vaak minder duidelijk onder ogen willen zien, worden natuurvolken geconfronteerd met het (nood)lot, de eindigheid van het leven en de onvermijdelijke dood. Voor hen “is de dood een plaats waarvan niemand terugkeert en als iemand terugkeert, nooit als dezelfde persoon”. (p113) Radin verwijst naar hun vaak tragische levensgevoel dat hij illustreert met een selectie van verhalen. 

https://stephaniehoedt.nl/wat-is-het-ego/ Sommige volken kennen een vergelijkbare notie 

De aard van het ego en de ziel

Mystiek en symbolisch denken worden vaak tegenover rationeel en logisch denken geplaatst, waartoe natuurvolken volgens Lévi-Bruhl niet in staat zouden zijn. Radin bestrijdt dat mystiek en symboliek het primitieve leven en denken domineert. (p209) Hij geeft geen definitie van mystiek, dat te maken heeft met verenigende participatie met de natuur (participation mystique). Hij onderscheidt wederom de ‘man van actie’, die praktisch is georiënteerd, van de denker, die meer reflexief is ingesteld. De eersten lijken meer oog te hebben voor dynamiek en verandering. Maar “filosofen hebben altijd dezelfde antwoorden gegeven op deze kwestie [van permanentie in de verandering] en veronderstelden dat een eenheid voorafgaat aan de veranderende aspecten en vormen.” (p252) Velen veronderstelden ook een levenskracht die aan alles ten grondslag ligt; mana bij de Melanesiërs, wakan bij de Dakota- indianen.

De Maori spreken van “de ziel van God”, toiora. (p255). Deze ziel is ook in de mens aanwezig als het eeuwige element in ons. “Het Ego bestaat uit drie dingen: het dynamische element, de levens-essentie of persoonlijkheid, en het fysiologische [fysieke] element.” (p261) Ze onderscheiden een materieel en een immaterieel element. Psychische functies zoals denken en voelen zijn verbonden met organen zoals het hart, de maag en de ingewanden (zoals iedereen bij zichzelf kan voelen en constateren).

De Maori onderscheiden naast “het goddelijke in de mens”, de sterfelijke en de onsterfelijke ziel. Iets dergelijks constateert Radin bij de Dakota-indianen en de Maleisische Bataks. Bij Dakota “is de sicun [goddelijke essentie] ... een vermogen van de mensheid... verschaft door de Goden. Met betrekking tot de mensheid is het een veelvoud, maar apart van de mensheid is het één, Skan (de hoogste godheid) verleent ieder lid van de mensheid een sicun bij de geboorte.” (p265)

De nagi is het sterfelijke aspect van de ziel. Het onderscheid tussen goed en kwaad, de bron van vitaliteit en het vermogen anderen te beïnvloeden komt van de niya-ziel en wordt met de adem geassocieerd. Het lichaam is een omhulsel dat na de dood vergaat.

Bij de Batak is de tondi “een geïndividualiseerd deel van de ziel-substantie die in het universum bestaat waaraan alles deelheeft... De tondi vertegenwoordigt het fundamentele deel van het menselijke bewustzijn... en heeft zijn eigen vrije wil”. (p269). Het meer vluchtige, vergankelijke  ego(-bewustzijn) komt overeen met de denkende, voelende en verlangende roha.

Op grond van conclusies bij deze drie volken constateert Radin een dualisme, dat hij kenmerkend acht voor primitieve volken. (p273) Ze kennen geen mechanistische of materialistische conceptie. Achter de materie ligt een psychisch-spirituele entiteit of essentie. Een Winnebago-indiaan schrijft: “Wij allen zaten samen, we hadden allen een geest en ik was hun geest of ziel.” (p273,274,289) 

https://tijdmetgod.wordpress.com/2015/12/09/genesis-1-de-schepping-van-hemel-en-aarde/ 

Scheppingsverhalen

Bij deze volken is ook sprake van speculatief filosofisch denken dat met name bij scheppingsverhalen systematische vormen aanneemt. De Dakota spreken van de wijsheid van Wakan tanka, de hoogste godheid, uit wie alles voortkomt inclusief de wetten van de natuur. Deze wijsheid leert planten, dieren en mensen hoe te functioneren. Vogels leren bijv, hoe ze hun nesten bouwen. Ieder dier leert zo zijn eigen wijze van leven. Wakan tanka geeft alle wezens ook hun eigen individualiteit, ze zijn nooit helemaal gelijk. Dergelijke verhalen worden ook bij andere volken doorgegeven. Radin geeft er een aantal weer.

Een voorbeeld van speculatief denken van de Maori: “Uit het niets komt de verwekking voort. Uit het niets komt de toename. Uit het niets komt de overvloed. De macht van toename, de levende adem, verbleef in de lege ruimte en bracht de atmosfeer voort die boven ons is.” (p295)

Een andere scheppingshymne verklaart de schepping vanuit de scheppende woorden van Io (God): ‘Io verbleef in de immense adem-ruimte. Het universum was in duisternis gehuld... Er was geen glimp van de dageraad, geen helderheid, geen licht. En hij begon met het spreken van deze woorden: Dat hij moge ophouden om inactief te zijn. ‘Licht, wordt een licht-bezittende duisternis... Een overheersing van licht, een helder licht.’ En nu had het licht de overhand.” Ook hemel en aarde werden door zijn scheppende woord geschapen. “’Io is niet alleen de schepper van alle dingen... Alles wordt verkregen in zijn aanwezigheid; komt voort en gaat voort van hem uit. Er is niets buiten of boven hem – leven, schoonheid, goddelijkheid... Io staat bekend als hij-in-wiens-aanwezigheid-alle-dingen-samengaan. Want alles vloeit uit hem voort, want hij wijst elk ding zijn eigen passende plaats... Ieder ding heeft zijn eigen functie... zelfs het kleinste deeltje of stukje stof.” (p297,325)

In de hymnen is een systematiek en volgorde waarin het scheppingsproces plaatsvindt. Het voert hier te ver om de geciteerde verhalen weer te geven. Een verhaal eindigt als volgt: “moge ik de levende geest vatten van mijn nakomelingen (de mensheid) in de wereld van altijddurend licht”. (p320) Ook de Dakota beschrijven hoe alles stapsgewijs voortkomt uit Wakan-tanka, die zowel de hoofdgod, de grote geest, de schepper en de uitvoerder is, vier aspecten, die zich verder manifesteren en differentiëren.

 

https://weten.site/aakuluujjusi/: de scheppende kracht in de Inuit-mythologie 

Monotheïstische tendendensen

Radin wijst op monotheïstische tendensen, die niet exclusief zijn voor jodendom, christendom en de islam. Het evolutionisme van etnoloog Edward Tylor ging uit van een ontwikkelingsvolgorde van animisme via polytheïsme naar dualisme en monotheïsme, dat niet bij primitieve volken zou voorkomen. Andrew Lang bestreed in 1898 deze visie in The Making of Religion. Er is met overstelpende gegevens aangetoond dat primitieve volken opvattingen hebben omtrent een hoogste god. Radin geeft er verscheidene weer. Hij veronderstelt dat de monotheïstische visie door de denkers en religieuze personen werden geformuleerd, die een eenheid achter de verscheienheid postuleerden (p366) De notie van de levenskracht bij de Bantoe komt hiermee overeen. Het gaat samen met animisme (geestengeloof) en polytheïsme. “Expliciet monotheïsme is zeldzaam onder primitieve volken.” (p371)

Kritiek en scepsis komen ook overal voor. Een voorbeeld: “God handelt onjuist want hij maakte sommige mensen goed en andere slecht.” (p378) Ook ‘primitieven’ blijken in staat tot kritisch en skeptisch filosofisch denken, met name bij de denkers onder hen. Vooral deze denkers worden beschreven door Radin. Zijn boek bevestigt in grote lijnen de bevindingen van Tempels in zijn Bantoe-filosofie, die in diverse opzichten gegeneraliseerd kan worden naar andere volken met de nodige specifieke aanpassingen per volk. Want ieder volk heeft zijn eigen specifieke cultuur, die ook overeenstemming toont met andere culturen, zoals bovenstaand vergelijkend commentaar aangeeft.       

 

 https://www.nieuwwij.nl/interview/ubuntu-henk-haenen/

Ubuntu

In de tweede helft van de twintigste eeuw kreeg de oudere ‘ubuntu-filosofie’ grote bekendheid en werd het gezien als idealistisch wereldbeeld met het idee van een Afrikaanse Renaissance. Het werd gezien als een grondslag van het ontstaan van de Republiek van Zuid-Afrika onder Nelson Mandela en gaat uit van consensus en menselijke waarden. De filosofie wordt kort en krachtig gedefinieerd als Ik ben omdat wij zijn of menselijkheid tegenover anderen. Een meer omvattende definitie is Het geloof in een universeel gedeeld verbond dat de gehele mensheid verbindt. Het is een empathische visie. Het geluk en het leed van mensen hangt samen met dat van anderen. Verbondenheid met anderen en met de gemeenschap staat centraal. De mens is een mens door andere mensen’, luidt een Zoeloe-principe. Daarbij behoren ook de voorouders, die verbonden zijn met het ‘opperwezen’, zoals ook Tempels heeft uiteengezet. (Wikipedia)

Over Ubuntu is veel geschreven, dat de bespreking van het boek van Tempels te buiten gaat. Het boek wordt hier in verband gebracht met enkele toonaangevende antropologische werken op het gebied van de religiewetenschap, waardoor het in een breder kader wordt geplaatst. Het belang van het boek heeft Tempels overtuigend laten zien, zowel voor Afrikanen als voor westerse mensen en hun vaak eenzijdige en “verschraalde” materialistische mens- en wereldvisie met een term van C.I. Dessaur, De droom der Rede. Het mensbeeld in de sociale wetenschappen. Om de problemen die ons confronteren het hoofd te kunnen bieden is een andere denkkader nodig dan het kader waarbinnen deze problemen zijn ontstaan, zoals Einstein treffend zei. De Bantoe-filosofie biedt een bijdrage tot een meer omvattend denkkader dat ons kan verrijken, vooral als we het verbinden met andere verruimingen van visie. In een volgend nummer komt Het betekenisweb van Jeremy Lent aan de orde, dat moderne wetenschappelijke inzichten verbindt met de aloude wijsheid van niet-westerse kennistradities uit Azië, Afrika en andere werelddelen. 

https://verkenjegeest.com/ubuntu-het-emotionele-zuid-afrikaanse-woord-dat-nadenkt-over-het-leven/

Noten

1.Ook andere auteurs laten ruimte voor nieuwe vormen van religie en spiritualiteit in de moderne tijd. Hans Joas spreekt in De macht van het heilige: Een alternatief voor de geschiedenis van de onttovering van “de onuitroeibaarheid van religie”. Hij wijst wat betreft de moderne tijd op de sacralisatie van de menselijke waardigheid in de vorm van mensenrechten (zie CM 120).

Marcel Gauchet laat in De onttovering van de wereld: Een politieke geschiedenis van de religie lin het midden of “er een rest [van religie] overblijft die wellicht nooit elimineerbaar zal zijn... De mens is [en blijft] onderworpen aan krachten die hem te boven gaan en waarvan hij het mysterie overschat.” (p29,33, zie CM 128).

Socioloog Thomas Luckmann wijst in The Invisible Religion: The Problem of Religion in Modern Society op uiteenlopende sociaal-culturele verschijnselen waarin religie als het ware undercover is gegaan in seculiere substituten. De oorspronkelijke ondertitel luidde: The transformation of Symbols in Modern Society. Zijn collega Peter Berger schreef een verwant boek: A Rumor of Angels: Modern Society and the Rediscovery of the Supernatural. Het is slechts een selectie van boeken met een dergelijke strekking. De interesse voor sjamanisme en andere niet-westerse vormen van religie sluit hierbij aan.

Zie ook Trouw 6 sept 2023: https://www.trouw.nl/religie-filosofie/bantoe-filosofie-fraaie-analyse-bevat-ook-koloniale-oeps-momenten~b3d47c54/?referrer=https://www.google.com/

En NRC 5 okt 2023 ’Afrikaanse levensfilosofie door een christelijke bril’: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/05/deze-klassieker-over-bantoe-filosofie-laat-zien-hoe-statisch-de-europese-filosofie-is-a4176298