Wetenschap en wijsheid: naar een geïntegreerde wereldvisie
Deel 1. Biologie van verbondenheid

Civis Mundi Digitaal #142

door Piet Ransijn

Bespreking van Jeremy Lent, Het betekenisweb. Een integratie van wetenschap en wijsheidstradities in een zoektocht naar onze plek in het universum. Uitg. 4Eco, Stichting Ekologie, 2023.

 

 

Aanleiding om dit boek te bespreken is de recensie van Hans Achterhuis in Filosofie Magazine 19 dec. 2023. “Ik heb zelden een boek gelezen dat qua breedte van boodschap zo inspirerend was. Het biedt allereerst de elementen voor een nieuw wereldbeeld.” Die elementen zijn niet-westerse tradities zoals het taoïsme, neoconfucianisme, boeddhisme en andere niet-westerse inheemse culturen. Hij verbindt deze met recent wetenschappelijk onderzoek uit de evolutie- en  celbiologie, ecologie, neurowetenschappen, kwantumfysica, systeemtheorie en wat al niet. Achterhuis merkt op dat een dergelijke benadering niet nieuw is en ook al bij de zgn. New Age te horen was.

Het roept ook associaties op met The Turning Point van Fritjof Capra (zie CM 110) en Teilhard de Chardin (zie CM 40, 98-100,105), Klaas van Egmond, Een vorm van beschaving, die ook verwijst naar diverse baanbrekende onderzoekers (zie CM 2), en Koo van der Wal, Symfonie van de natuur, Nieuwe vensters op de werkelijkheid, contouren van een natuurfilosofie in ontwikkeling en Zoektocht naar de wortels van het milieuprobleem (CM 98,137-139). Lent verwijst naar Capra en Teilhard en een groot aantal andere uiteenlopende wetenschappers. Hij weet hun inzichten en ontdekkingen begrijpelijk en inspirerend over te brengen en onderling te verbinden in wat hij het betekenisweb noemt. 

De recente stand van zaken in diverse wetenschappen wat betreft een verandering van wereldbeeld, onderbouwt het boek en maakt het interessant. Dat geldt ook voor de verbinding met oude spirituele inzichten, maar die vinden we ook bij anderen. De invloed van het mechanistische, materialistische en reductionistische wereldbeeld is vooral in de wetenschap nog groot Het krijgt van Lent de nodige grondig onderbouwde kritiek te verduren. Ook het neoliberalisme en het daarmee gepaard gaande consumentisme krijgt ervan langs. Lent laat de vernietigende werking daarvan en de mogelijkheid van een alternatief overtuigend zien aan de hand van een bijna duizelingwekkende hoeveelheid baanbrekend onderzoek.

Op niet alle wetenschaps- en wijsheidsgebieden Lent even deskundig. Indrukwekkend en veelzijdig is de biologische kennis die hij met ons deelt wat betreft de evolutie en ontwikkeling en werking van onze cellen. Wat betreft de neurowetenschap noemt hij voornamelijk met het panpsychisme van Giulo Tononi, een van de vele onderzoekers op dit belangwekkende gebied. Wil van Esch en Jacob Jolij noemen ook andere benaderingen en onderzoekers in hun overzichtswerken (zie CM 109 en 130)

Wat betreft oude tradities baseert Lent zich vooral op het neoconfucianisme en taoisme, in mindere mate op het boeddhisme en hindoeïsme. De oudere vedantafilosofie komt nauwelijks aan de orde, terwijl deze eigenlijk ten grondslag ligt aan het boeddhisme, dat eigenlijk en reactie daarop is. Westerse, Joodse en Griekse esoterische tradities komen evenmin aan de orde, zoals gnosticisme, kabbalisme, theosophie, antroposofie, enz. Het boek is echter al veelomvattend genoeg. 

De kennis die Lent met ons deelt is zonder meer indrukwekkend, inspirerend en overtuigend. De contouren van het nieuwe tevens aloude wereldbeeld fundeert hij op vele wetenschappelijke pijlers en wijsheidstradities. De manco’s van het oude dualistische en reductionistische denken zijn overduidelijk in deze zoveelste poging om deze een toontje lager te laten zingen. Maar ze hebben zich stevig genesteld in het zogenaamde WTE complex van wetenschap, technologie en economie is genoemd. (Zie CM 31) Er zijn enorme financiële belangen mee gemoeid van machtige elites, die zich sterk maken met investeringne in wat winstmaximalisatie oplevert, beïnvloeding van overheidsbeleid, wetenschapsfinanciering en (informatie)technologisch onderzoek en ontwikkeling.

 

De auteur

Lent is een veelzijdig schrijver. Hij begon zijn studie in Cambridge met Engelse literatuur, vervolgde deze in Chicago, de bakermat van de neoliberale vrije markt economie, en richtte een internetbedrijf op. “Maar toen ging alles mis. Zijn vrouw werd ernstig ziek en overleed... Zijn bedrijf... ging ook nog eens failliet.” Hij veranderde ingrijpend van koers en wilde ondanks alles een betekenisvol leven leiden, schreef twee boeken en richtte het non-profit Liology Institute en het Deep Transformation Network op (zie achterflap, p17 en https://www.jeremylent.com/) Zijn andere boek is The Patterning Instinct: A Cultural History of Humanity’s Search for Meaning, dat de neerslag vormt van zijn eigen zoektocht.

Het betekenisweb is ingedeeld in zes delen met zes cruciale existentiële vragen: Wie ben ik? Waar ben ik? Wat bent ik? Hoe moet ik leven? Waarom ben ik? en Waar gaan we heen? De antwoorden zijn diepgravend en grondig onderbouwd met een overstelpende hoeveelheid wetenschappelijke en eeuwenoude inzichten, waar we moeilijk omheen kunnen. Dat is bemoedigend in een wereld die van alle kanten geteisterd wordt door bedreigingen, die we zelf hebben opgeroepen met onze vernietigende wijze van denken en leven.

 

 

Twee soorten bewustzijn

De transformatie van zoeken in vinden begint bij Lent als hij van Londen verhuist naar New York. Daar dwaalt hij rond en ontdekt de Tao Te Ching van Lao Zi. Een openbaring, die het moeiteloos “leven volgens de stroom van Tao” betreft (besproken in CM 95 en 139). “De taoïsten noemden dit type activiteit wu-wei of moeiteloze actie.” (p25) Hij plaatst dit directe meevloeien tegenover het analyserende cognitieve denken en relateert dit aan onze hersenhelften. 

De rechterhersenhelft noemt hij wat simplistisch ‘de mysticus’, die niet oordeelt maar direct waarneemt en het geheel ziet. De linkerhersenhelft noemt hij ‘de uitlegger’, die analyseert, categoriseert, verbanden legt, verklaringen geeft, oordeelt en interpreteert. Dat laatste overheerst in onze technologische civilisatie. Het intuïtieve ervaren verbindt hij met het taoïsme en wu-wei, het moeiteloze niet-doen.

Lent legt ook een verband met de twee soorten denken in Fast and Slow (Ons feilbare denken), de bestseller van Daniel Kahneman (p82) en met wat neurowetenschapper Gerald Edelman “het primaire en secundaire bewustzijn” noemt en Antionio Damasio “het kernbewustzijn en het bewustzijn van een hoger orde”. (p39) Vervolgens gaat hij in op het wetenschappelijke wereldbeeld, dat traceert naar het dualisme van Plato en Descartes. Hij laat echter ook ruimte voor onderlinge verschillen in deze visies. 

Het komt erop neer dat “het conceptuele bewustzijn beschaving mogelijk heeft gemaakt. Maar daardoor zijn mensen ook gescheiden geraakt van het moeiteloze gedrag van ‘woe-wei’, dat hij ‘levend bewustzijn’ noemt. (p43). Een andere opvatting van woe-wei dan pre-conceptueel handelen is, dat het een meer geavanceerd ‘verlicht handelen’ is, een geïntegreerde bewustzijnstoestand, die beschreven is als ‘kosmisch bewustzijn’ in CM 101. Volgens R.M. Bucke in Cosmic Consciousness was Lau Tse een verlichte kosmisch bewuste wijze.

Volgens de mechanistische en dualistische visie van Descartes en anderen had alleen de mens een geest of een onsterfelijke ziel. Dieren en andere levende wezens waren eenvoudigweg machines of automaten. Deze visie wordt gelogenstraft door de wijsheid van andere volken en de moderne wetenschap. Alle levende wezens blijken te beschikken over een vorm van intelligentie en bewustzijn, dat volgens sommigen zelfs het hele bestaan omvat als ‘de binnenkant van de wereld’, zoals bij Teilhard de Chardin. 

Het onderscheid tussen lichaam en geest, materie en bewustzijn is typisch westers. Het zijn twee kanten van dezelfde werkelijkheid, de buitenkant, die we objectief kunnen waarnemen en observeren, en de binnenkant, die alleen subjectief van binnenuit te ervaren is door het subject. We kunnen bijv. niet voelen en weten hoe het voelt om een vleermuis te zijn, of een boom of wat dan ook.

 

https://ascendenza.wordpress.com/tag/zenuwcellen/

 

Het bewustzijn van cellen en  planten

Niet alleen levende wezens maar ook levende cellen gedragen zich doelbewust en onderscheiden hun binnen- en buitenwereld. “Dat vereist een soort bewustzijn. Elke cel moet zich bewust zijn van zichzelf: ze weet wat zich binnen haar membraan bevindt en wat buiten; ze bepaalt welke moleculen ze nodig heeft en welke ze weg moet duwen; ze weet wanneer iets in haar gerepareerd moet worden en hoe ze dat moet aanpakken... Veel bacteriën kennen een sterk ontwikkeld sociaal leven... in de vorm van gestructureerde kolonies in samenwerkingsverbanden... waarbij ze dikwijls bondgenootschappen sluiten met andere niet-verwante bacteriën.” (p52-54)

Planten hebben ook een soort zintuigen en signaleringssystemen waarmee ze hun omgeving waarnemen. Ze gedragen zich doelgericht, “ze bezitten een geheugen, ze leren, ze communiceren met elkaar, ze kunnen zelfs als gemeenschap voedingsbronnen verdelen.” Bij bomen heet dat “boomcommunicatie”. Dat gaat via het wortelnetwerk en vormt een ‘wood wide web’. Darwin merkte al op dat “de wortelpunt het vermogen heeft haar eigen beweging te sturen en ‘als de hersenen van een van de lagere dieren fungeert’.” ((p55,56,58)

Wormen, insecten en schaaldieren tonen tekenen van gevoelens. Krabben en garnalen herinneren zich pijn en “passen hun gedrag aan aan wat het eerder is overkomen”. Kortom, er is “een continuüm van bewustzijn... dat begint bij een enkele cel”. (p61,62)

“Vogels vertonen een breed scala van conceptueel denken... Een beroemde papegaai, Alex, beschikte over een woordenschat van 150 woorden.” Eksters beschikken over zelfbewustzijn volgens de spiegeltest. “Van olifanten is bekend dat ze door middel van infrageluid... uitvoerige berichten doorgeven aan andere kuddes... Walvissen en dolfijnen communiceren in complexe patronen die nog ontcijferd moeten worden.” (63,64)

In de natuur is blijkens de onderlinge afstemming van al het leven een geïntegreerde intelligentie werkzaam. Het is nu zaak dat mensen zich hierop ook meer afstemmen.

 

  

Enkele boeken over bewustzijn. Lent verwijst naar Damasio

 

Ik-bewustzijn en zelf

“Mensen hebben een ik-gevoel ontwikkeld dat los staat van het levende bewustzijn dat we met andere levensvormen delen.” (p77) Verder kennen ze sociale intelligentie, waardoor ze zich in anderen kunnen verplaatsen. Ze zien anderen als een afzonderlijk zelf, dat ze kunnen inschatten en beseffen dat anderen dit ook kunnen doen ten aanzien van henzelf. Daaruit vloeien complexe emoties voort, zoals verlegenheid, schaamte en trots. “’Het ík’ is een emergente eigenschap van het bewustzijn dat het zelf voortdurend observeert, categoriseert, beoordeelt en aan anderen uitlegt [...en het] kan invloed uitoefenen op de richting die het zelf in de toekomst zal inslaan.” (p79,80) Dit maakt ook planning en zelfbeheersing mogelijk.

Vervolgens komt Thinking Fast and Slow van Daniel Kahneman aan de orde. “Het [trage] reflectieve systeem 2 beschrijft het ‘ik’ en het [snelle] intuïtieve systeem 1 het ‘zelf’” (p82) Het snelle impulsieve systeem maakt echter fouten, die door rationele reflectie vermeden kunnen worden. Dus toetsing van intuïties is geboden, zoals in de wetenschap. Maar "intuïtie kan vaak inzichten verschaffen die door onze rationele hersenen volledig over het hoofd worden gezien,” volgens Malcolm Gladwell, Intuïtie: de kracht van onbewust denken

Bij complexe problemen is het raadzaam “er een nachtje over te slapen. Neem de tijd om je onbewuste verstand, dat veel meer complexiteit kan bevatten, op die gegevens te laten kauwen [Maar...] het is nog altijd het ‘ik’ dat de beslissing neemt om me aan mijn intuïtie over te geven.” (p82-84) Dit laatste, de vrije beslissing en vrije wil, wordt echter betwijfeld, omdat de hersenactiviteit al eerder dan de beslissing verandert. Dat kan omdat het reflecterende ik trager reageert dan het ‘voelende zelf’, dat de beslissing als het ware voorbereidt en beïnvloedt.

Ook “onze morele ervaring is geworteld in gevoelens en emotionele reacties... Belangrijk is de relatie tussen onze morele intuïtie en bewust redeneren geen eenrichtingsverkeer is... Ons morele kompas is in werkelijkheid aangeleerd via onze blootstelling aan cultuur.... Het grootste deel van onze morele intuïtie verwerven we tussen ons negende en vijftiende jaar... Ethische normen... worden intuïtieve automatismen... De beslissingen die je in je leven neemt... worden door de gehele jou genomen en nooit alleen door het ‘ik’ of het ‘zelf’... In de democratie van het bewustzijn speelt de manier waarop het ‘ik’ naar het ‘zelf’ kijkt hierbij een cruciale rol.” Zoals ook bij morele intuïties en beslissingen uit het ‘ik’ en ‘zelf’ voortvloeien. (p90,91,93)

 

https://www.mindfulnezz.nl/meditatie/meditatietechnieken

 

Harmoniëren van ‘ik’ en ‘ zelf’ 

De wijsheidstradities van niet-westerse culturen overbruggen de westerse scheiding in twee domeinen van bewustzijn met hun meditatieve praktijken. “De Chinezen kennen geen wezenlijk onderscheid tussen rede en emotie... Het woord voor geest is hetzelfde als voor hart,” ook in het Japans. (p93,94) Wu-wei (niet-doen, moeiteloosheid) “is het resultaat van het gedisciplineerd cultiveren van de verbindingen tussen ‘ik’ en ‘zelf’... De twee systemen... zijn [dan] volledig geïntegreerd.” Het heeft te maken met wat psycholoog Mikaly Csikszentmihaly ‘flow’ noemt, “de zorg om het zelf verdwijnt in de absorptie van het moment”. (p95)

Lent legt een verband met de boeddhistische anatman-leer, “dat letterlijk geen atman betekent, vaak verwarrenderwijs vertaald met ‘geen zelf’, waar het nauwkeuriger zou zijn om voor dit begrip ‘geen vastomlijnd ik’ te gebruiken.” (p97) Dit zou door neurowetenschappers als Edelman en Damasio worden onderbouwd.

Het ‘ik’ construeert voortdurend verhalen, “waaronder  gevoelens van onbehagen, bezorgdheid, hebzucht, verlangen, spijt en verlegenheid, evenals een hele reeks andere toestanden die voortkomen uit de werking van het bewustzijn.” Dit wordt dhukka genoemd, dat meer omvat dan lijden. “We kunnen dhukka opvatten als het resultaat van de scheiding tussen’ik’ en ‘zelf’.”

Bij mindfulness-meditatie worden die verhalen gepasseerd. Het "houdt in dat je je innerlijke ervaring van moment tot moment observeert zonder te reageren op, of te oordelen over wat je observeert. In die zin observeert het ‘ik’ de momentane verschijningsvormen van het ‘zelf’, terwijl die in het bewustzijn opkomen en weer verdwijnen.” (p98,99) Meditatie is een manier om ‘ik’ en ‘zelf’ te harmoniëren.

Komt het niet geheel duidelijke begrip ‘zelf’ bij Lent overeen met wat ook wel ‘mind’ wordt genoemd, de stroom van gedachten, gevoelens en gewaarwordingen? De volgende omschrijving wijst hierop: “Het ‘zelf’ is impulsief, leeft in het moment en verandert voortdurend... Daarentegen is het ‘ik’ stabieler... het maakt plannen, formuleert voornemens en doet zijn best het ‘zelf’ op koers te houden. Tegelijkertijd bestaat het ‘ik’ vreemd genoeg eigenlijk helemaal niet... Het ‘ik’ is niet meer dan een abstractie, een emergent product van mijn conceptueel bewustzijn.” (p101) De vedantafilosofie gaat ook in  op het, onderscheid in ‘ik’ en ‘zelf’, zie het commentaar in Deel 2 en het stuk over vedanta eolders in dit nummer.

 

https://koornbusiness.nl/heb-jij-oog-voor-jouw-synchroniciteit/

 

Het universum als samenhangend energiepatroon

‘Alles stroomt’ (panta rhei) is een beroemde uitspraak van de Griekse filosoof Heraclitis (500 v Chr). Volgens de Chinese I Ching “is het hele universum opgetrokken uit uit een dynamische stroom van energie en materie, die qi (spreek uit als chi) werd genoemd... een alles doordringende kracht.” Ook moderne fysici zoals Einstein zien de natuur als energie. Ook massa is energie volgens de formule E=mc2. De boeddhisten kenden de term dharma voor “de onderliggende orde van het universum... waardoor alles op harmonieuze wijze met al het andere samenhangt". (p110,111)

In China was er een wederzijdse invloed van taoïsme, boeddhisme en (neo)confucianisme. De neoconfucianist Zhu Xi leerde dat “’in het hele universum geen qi is zonder li, net zomin als er li is zonder qi’. Met andere woorden: materie of energie kan eenvoudigweg niet bestaan zonder op een of andere fundamentele manier georganiseerd te zijn.” (p112) Heraclitus verwees naar de Logos, als de organiserende intelligentie.

De organisatie manifesteert zich in fluctuerende patronen, die tevens zichzelf ongeveer gelijk blijven, zoals een kaarsvlam, een rivier of ons lichaam. “Het ultieme patroon der patronen, waarin alle li-rimpelingen in het universum waren opgenomen, was de Tao zelf.” (p113) Het reductionistische materialisme ziet het universum echter als een groot uurwerk of een machine zonder diepere zin. Maar het is volgens recentere inzichten veeleer een complex geheel van zelforganiserende systemen, die volgens bepaalde principes werken, maar niet deterministisch voorspelbaar zijn. 

“Het patroon ligt nooit vast, maar fluctueert binnen grenzen... de ‘flux-balans’.” (p125, term van Ludwig von Bertalanffy) Het is te vergelijken met homeostase, een essentieel kenmerk van organismen – een intrinsiek onderdeel van de levende intelligentie, die alle systemen binnen het lichaam binnen zekere parameters in een stabiele toestand houdt.” Er is geen vaste wet, wel een “neiging om steeds naar het oorspronkelijke patroon terug te keren”. (p126,127)

Er zijn ook kantelpunten waarbij het systeem drastisch verandert, ook wel fase-overgang genoemd. Bijv. bosbranden, epileptische aanvallen, een stroomstoring die het netwerk platlegt, een beurscrach, enz. Het systeem zoekt dan een nieuwe samenhang en toont ook hier een emergente intelligentie.

Het ontstaan van het leven wordt beschouwd als een emergent proces dat autopoëse (letterlijk zelfproductie) wordt genoemd door de biologen Humberto Maturana en Francisco Varela. Het leven kenmerkt zich door wederkerige causaliteit van zijn componenten in co-emergente en zelforganiserende feedback mechanismen. “Elk levend organisme verwisselt voortdurend de materialen waaruit het bestaat, terwijl het zijn eigen identiteit als samenhangende, geïntegreerde entiteit behoudt... Het leven is geen ding, maar een voortdurend proces van geïntegreerde zelfproductie en zelfonderhoud... Elk zelforganiserend systeem omvat meerdere kleinere systemen, terwijl het zelf op zijn beurt weer deel uitmaakt van een groter systeem [...een] onderling verbonden netwerk van leven.” De schrijver Arthur Koestler noemde dit holarchie. (p131,135) De biosfeer omvat de diverse holons (gehelen), “het onderling verbonden netwerk van al het leven op aarde”, dat een weefsel vormt. (p136).

“Maakt de reductionistische orthodoxie plaats voor een breder begrip van onderlinge verbondenheid van het leven?” (p138) Dit nieuwe wereldbeeld is te beschouwen als een paradigmaverschuiving met een term van wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn. (zie CM72) De wereld vormt een verbindend patroon, “een soort universeel web... Alle dingen vormen één werkelijkheid omdat alle dingen dezelfde li in zich dragen... de li van een ding is één met de li  van alle dingen... in de wereld is er maar één li.” (p113,140) 

Deze onderlinge verbondenheid heeft ethische implicaties. Omdat al het leven samenhangt heeft ons handelen invloed op al het leven en de hele biosfeer. Het huidige geologische tijdvak wordt het antropoceen genoemd vanwege de bepalende en vaak desastreuze invloed van de mensen. Het levensweb vraagt een grotere betrokkenheid en compassie “tot ze alle levensvormen en de gehele natuur in al haar schoonheid omvat,” aldus Einstein. ”We zullen ons gevoel van verbondenheid met het gehele levensweg moeten zien terug te krijgen,” schreef Fritjof Capra. (p142)

 

 

‘De creatieve cel’

Cellen bepalen in hoge mate de werking van de genen, die worden mede afhankelijk is van hun omgeving. "Zoals elke tuinier weet, passen planten hun fysieke vorm  of fenotype aan hun omgeving aan.” (p154) Afhankelijk van zon, bodem, droogte, voeding, enz. Darwin zag in “natuurlijk selectie... niet het enige middel tot mutatie.” (p156) 

Genen kunnen aan en uitgezet worden door eiwitten in de cel en dit bepaalt mede de overerving: epigenetische overerving, niet door de genen (alleen). Cultuur is daarvan ook een voorbeeld. Maar ook overdracht van verworven biologische eigenschappen blijkt veelvuldig voor te komen. Naast de ‘strijd om het bestaan’ en ‘het overleven van de best aangepasten’ blijkt “coöperatie en niet zelfzuchtige concurrentie de belangrijkste kracht... achter el van de grote evolutionaire transities die het leven... heeft doorgemaakt.”

Lent gaat in op het ontstaan van cellen met een kern (eukaryoten) uit prokaryoten zonder kern. De kern bevat bij en eukaryoten het DNA. Verder hebben ze flexibele celwanden, die ze gebruiken om zich te voeden. Ze nemen ook prokaryoten in zich op als mitochondriën, die zijn “gespecialiseerd in het opnemen van zuurstof”. (p158) Ze gingen dus samenwerken met prokaryoten in plaats van deze op te eten. Ook prokaryoten werken met elkaar samen, bijv. bij bacteriën, die resistentie tegen antibiotica aan elkaar doorgeven. Over samenwerking van bacteriën zie ook CM105. 

 

 

Symbiose

Na de samenwerking van prokaryoten en eukaryoten is het ontstaan van meercellige organismen een volgende mijlpaal in de evolutie, en vervolgens zijn er symbiotische samenwerkingsverbanden. Bijv. schimmels die op bomen leven, bacteriën die voedsel helpen verteren, en op hoger niveau bijen die bloemen bestuiven.

In de evolutie is er “samenwerking, concurrentie en harmonie”. (p164) Er is een dynamiek tussen coöperatief en competitief gedrag. "Binnen groepen verslaat egoïsme altruïsme. Tussen groepen verslaat altruïsme egoïsme." (p165, E.O.Wilson) Betere samenwerking is evolutionair gezien in het voordeel.

Op basis van symbiose, die bestaat uit een harmonie tussen concurrentie en samenwerking, ziet Lent het perspectief van een  ecologische beschaving in de vorm van “een zelforganiserende democratie die via complexe participatie tot stand komt, waarbij elke partij actief haar eigen rol vervult en tegelijkertijd aandacht heeft voor wat er om haar  heen gebeurt... Iedereen is tegelijkertijd baas en werknemer... Een ieder heeft uiteindelijk de controle, dat wil zeggen voor zover hij oog heeft voor zijn omgeving en ontvankelijk is. Zo “ontstaat ook een ecosysteem uit organismen die samenwerken in een complexe verwevenheid van concurrentie en coöperatie.” (p171-73)

 

 

Zelforganisatie van het leven

Volgens Aristoteles “heeft elk leven wezen een intrinsiek doel – de uitdrukking van zijn bepalende essentie – hetgeen als zijn ziel opvatte.” Ieder levend wezen was ook bezield met levenskracht (entelechie), zoals bij vrijwel alle culturen, ook volgens westerse filosofen en biologen als Henri Bergson en Hans Driesch.  (p178,179, zie CM117)

Het bijzondere van levende wezens is dat zij entropie, wanorde omzetten in orde, zoals Schrödinger uiteenzette in What is Life. Dat gebeurt door stofwisseling. Daarvoor is een onderscheid tussen organisme en omgeving nodig via een halfdoorlatend membraan. Schadelijke moleculen konden daardoor worden geweerd en bevorderlijke moleculen worden opgenomen. “Het membraan had als doel het inwendige te beschermen, op te nemen wat gunstig was en die elementen te verjagen die schadelijk waren… waarbij ze voortdurend hun omgeving scannen op wat goed en slecht voor ze is.” Ze worden gedreven door doelgerichtheid om entropie om te zetten in orde door “voedingsstoffen op te nemen… onderdelen te regenereren en haar bijzondere vorm van negentropie aan volgende generaties door te geven”. (p183)

Lent noemt drie essentiële kenmerken van leven. “Ten eerste moet er een grens zijn tussen het organisme en de buitenwereld. – tussen de entropie daarbuiten en de orde binnenin… Die grens moet in elk geval halfdoorlatend zijn en het vermogen hebben om noodzakelijke stoffen van buitenaf op te nemen en afvalstoffen van binnenuit af te voeren.” (p183-84)

Als tweede noemt hij stofwisseling of metabolisme in samenhang met zelfreparatie, regeneratie een weerstaan van slijtage. En als derde het vermogen zichzelf te reproduceren via celdeling of voortplanting. Deze kenmerken berusten ophet diepere principe van doelgerichte zelforganisatie, dat dit alles mogelijk maakt om entropie te weerstaan. “Het organisme is de wever van zijn eigen weefsel. Het boetseert zichzelf naar zijn eigen innerlijke doel dat het […deels] geërfd heeft… om een tijdelijke draaikolk van ze als zelfgeschapen orde in het universum te creëren.” (p184)

 

https://byjus.com/biology/embryo-development/

Een embryo ontwikkelt zich doordat cellen van organen verschillende functies krijgen

 

Cellen als zelforganiserende eenheden

Cellen liggen aan de basis van de zelforganisatie van het leven. In de cellen wordt bepaald hoe de genen werken. Dat gebeurt door ribosomen, eiwitmoleculen die “’werkorders ontvangen vanuit de celkern, waar het DNA zich ophoudt”. (p188)

Cellen communiceren met duizenden andere cellen en importeren en exporteren moleculen in een onpeilbare complexiteit die zich kenmerkt door zelforganisatie. Iedere cel heeft in een meercellig organisme een eigen functie. Hoe een complex embryo zich ontwikkelt door celdeling, blijft een wonder. En al die cellen dienen voldoende zuurstof en voeding te krijgen om te overleven. Daartoe “is elk organisme een doelgericht, consistent en dynamisch patroon van energiestromen”. Deze vormen “een samenhangende levende intelligentie […van] zelfgeorganiseerde beslissingen… die de veerkracht, het aanpassingsvermogen en de vindingrijkheid van alle levensvormen mogelijk maken”. (p191) De intelligente matrix gedragingen wordt opgeslagen in het genoom en via overerving doorgegeven aan het nageslacht en verbindt het organisme op een intelligent georganiseerde wijze met zijn omgeving.

 

 

Gaia hypothese

Het hele ecosysteem van levende organismen vormt een levend geheel van “levende planetaire intelligentie... een dynamisch, zelfregulerend systeem dat James Lovelock Gaia noemde naar de Griekse godin van de Aarde. (p194,195) Inheemse culturen spreken van Moeder Aarde als een levend wezen. Binnen dit levende systeem vinden voortdurend allerlei zelfregulerende terugkoppelingsmechanismen plaats, die de co-evolutie van het leven mogelijk maken in de verbluffende onderlinge samenhang van een fijnmazig geweven levensweb waarin organismen samenwerken.

Toenemende samenwerking blijkt een cruciale bepalende factor in de evolutie, vooral ook bij de menselijke soort, die het interconnectieve wereldwijde web verder heeft uitgebreid, maar helaas ten koste van andere wezens en het ecosysteem. Teilhard de Chardin sprak van de noösfeer, waarin de mensheid tot een superorganisme zou evolueren (zie CM…) Maar anderen spreken van de mensheid als “een woekerend gezwel… dat zich door heel Gaia aan het uitzaaien is”. (p202) Dit gezwel kan ook zichzelf vernietigen, als we niet leren in harmonie met natuurlijke processen te functioneren.