Civis Mundi Digitaal #143
Bespreking van George William Domhoff, Who Rules America? The Corporate Rich, White Nationalist Republicans, and Inclusionary Democrats in the 2020’s. New York, Routledge, 2022, Eight edition, updated in 2023 (Eerste editie 1967)
Met oog op de komende verkiezingen in de VS is dit boek een interessante en grondige sociologische studie van de machtsstructuur in de VS. De Amerikaanse machtselite wortelt in slechts een klein segment van de bevolking, slechts een half procent, die een enorme invloed heeft op het beleid en steeds rijker en machtiger is geworden. Het boek legt uit hoe dat zo gegroeid is. Het gaat over hun onderlinge verband en hun politieke en economische netwerk, de rol van stichtingen, denktanks, nonprofit organisaties, adviescommissies en campagnedonaties aan politici die hun voorkeur hebben. Met een wijd vertakt netwerk weten ze bedreigingen van onderop te weerstaan van vakbonden, sociale bewegingen, activisten en de publieke opinie, die ze naar hun hand proberen te zetten.
Het boek ligt in het verlengde van onder meer de klassieker The Power Elite van de socioloog Charles Wright Mills uit 1956. De term ‘corporate rich’, de bedrijfselite van eigenaars en topmanagers van grote bedrijven, speelt ook bij Mills een centrale rol. Domhoff redigeerde in 1968 het boek C. Wright Mills and The Power Elite, een bundel kritieken op dit geruchtmakende boek, dat is besproken in CM 102.
Deze bespreking past in een serie artikelen over de machtselite en de elitetheorie van Vilfredo Pareto, Gaetano Mosca, Robert Michels en Josef Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy (CM 89 en 101). Verder over Thorstein Veblen, The Theory of the Leisure Class (CM 103), David Rothkopf, Superclass. The Global Power Elite and the world They Are Making (CM126). Daarnaast studies van de macht van Big Tech: Soshana Zubov, The Age of Surveillance Capitalism (CM 127), Rana Foroohar, Big Tech (CM 124). Stuk voor stuk baanbrekende, goed onderbouwde studies, die complottheorieën ontmantelen, maar de invloed van de machtselite bevestigen. Domhoff verwijst echter naar geen van deze auteurs, maar baseert zich vooral op Amerikaans onderzoek.
De auteur
George William Domhoff (1936) is emeritus hoogleraar psychologie en sociologie aan de University of California te Santa Cruz. Het onderhavige boek draagt de sporen van zijn betrokkenheid bij de Civil Rights Movement en studies naar interconnecties van organisaties. Zijn bestseller Who Runs America is behalve op The Power Elite van Mills, gebaseerd op studies over het ontstaan van eennationale upper class en de machtsstructuur van het bedrijfsleven en de bovenlaag in de VS. De titel toont overeenstemming met Who Governs? van Robert A. Dahl (1961) en met Mark J. Green e.a., Who Runs Congress? The President, Big Business or You? (1972) dat verwijst naar het Ralph Nader Congress Project.
Domhoff schreef nog drie bestsellers: The Higher Circles (1970), The Powers That Be (1979), en Who Rules America Now? (1983). Hij studeerde psychologie, terwijl zijn boeken een sociologische strekking hebben met oog voor sociale psychologie en intermenselijke relaties. Verder publiceerde hij samen met anderen: Jews in the Protestant Establishment (1982), The Power Elite and the State (1990), Blacks in the White Elite (2003), The Leftmost City (2009), Class and Power in the New Deal (2011), Diversity in the Power Elite (2018).
Zijn psychologische achtergrond en interesse komt tot uiting in het onderzoek van dromen: The Mystique of Dreams (1990), Finding Meaning in Dreams: A Quantitative Approach (1996), The Scientific Study of Dreams: Neural Networks, Cognitive Development, and Content Analysis (2003), The Emergence of Dreaming: Mind-Wandering, Embodied Simulation, and the Default Network (2018), The Neurocognitive Theory of Dreaming: The Where, How, When, What, and Why of Dreams (2022). Daarnaast had hij diverse universitaire bestuursfuncties, zoals hoofd van de afdeling sociale wetenschappen.
Update 2023
Het boek begint met een update uit 2023 die aansluit bij de actualiteit en recente verrassende ontwikkelingen bespreekt in het politieke landschap, waaronder de couppoging van de vorige president en zijn achterban. Domhoff analyseert deze ontwikkelingen in het kader van zijn studie van de toenemende macht van de corporate rich, de elite van topmanagers, eigenaars en bestuurders, die grote invloed hebben op het overheidsbeleid, zowel direct als indirect via denktanks, nonprofit organisaties en lobbyisten. Ze proberen onder meer de lonen laag te houden en de invloed van sociale bewegingen en wettelijke regelingen te beperken.
De toenemende macht van de conservatieve rijken brengt Domhoff in verband met de burgerrechtenbeweging in de jaren zestig. De Civil Rights Wet van 1964 gevolgd door de Voting Right Wet uit 1965 die de zwarte bevolking burgerrechten en stemrecht gaf, is een voorbeeld van een ingrijpende wetgeving die werd gedragen door een brede sociale beweging en leidde tot politieke verschuivingen in zowel de Democratische als de Republikeinse Partij.
Opmerkelijk is dat de uitbreiding van rechten aan de onderkant van de maatschappij samenging met een toenemende macht van de rijke bovenlaag in de zestig jaar daarna. Hoe is dit te verklaren? De toegenomen macht van de bovenlaag blijkt allereerst uit de spectaculaire groei van hun inkomen en ten tweede in de afname van de macht van hun belangrijkste opponenten: de vakbonden, die gemeten wordt door het aantal leden daarvan: “union density”. Dit impliceert dat de macht van het kapitaal is toegenomen tegenover de macht van de arbeidende bevolking.
Daarnaast is er een alliantie ontstaan van de corporate rich met “white nationlist Republicans” ofwel “white Christian nationalists”, die zich bedreigd voelen door outsiders, vooral als deze door hun huidskleur herkenbaar zijn. Door de Civil Rights Wet nam bij de witte bevolking de sympathie voor de nationalistische Republikeinen toe, ook bij vakbondsleden, die geen voorstanders waren van raciale integratie. Dit zou een verklaring vormen voor de daling in lidmaatschap van vakbonden en van de Democratische Partij ten gunste van de Republikeinse Partij, samen met de toenemende invloed van de corporate rich, die de vakbonden verder ontmantelden. Kortom een conservatieve verschuiving na de jaren zestig.
Huidskleur, raciale en etnische identiteit, waren belangrijker dan de identificatie met een sociale laag, in het bijzonder met de vakbonden. Het verzet tegen raciale integratie verklaart volgen Domhoff de afname van het vakbondslidmaatschap en de toename van de macht van de rijke bovenlaag. Dit verzet werd gesteund door conservatieve protestanten en katholieken, die daarin een gemeenschappelijk belang vonden. Zij waren ook tegen gelijkheid van vrouwen, rechten voor homo’s en lesbische vouwen en transgenders.
Vorige editie waarbij de corporate rich centraal werden gesteld
Alliantie tussen witte nationalisten en de corporate rich
Witte conservatieve nationalisten kregen de overhand in de Republikeinse Partij, terwijl de Democratische Partij meer openstond voor verruiming van rechten en ondersteuning van de lagere sociale lagen. Witte nationalisten en de corporate rich vonden elkaar in hun intentie om de invloed en regulering van de overheid te beperken. Maar de rijken waren niet tegen integratie en accepteerden een grotere diversiteit van de arbeidende bevolking. Ze waren ook niet tegen immigratie, die laagbetaalde banen opleverde, ook hadden ze belang bij de mondiale economie, anders dan de witte nationalisten. De claim van de gestolen verkiezingen werd door hen evenmin gesteund. Toch waren de gemeenschappelijke belangen met de witte nationalisten doorslaggevend, die hen veelal verenigden in de Republikeinse Partij.
De couppoging was geen plotselinge gril, maar werd al voorbereid voor de ‘gestolen verkiezingen’. In die zin kan worden gesproken van een complot, maar uit een andere hoek dan de ‘deep state’ waarvoor gewaarschuwd werd. De couppoging werd gedragen door ultraconservatieve Republikeinen. Degenen die de couppoging hebben gepland zijn moeilijker te berechten en te traceren dan degenen die de coup hebben uitgevoerd. De couppoging lijkt weinig invloed te hebben gehad op de Republikeinse Partij, die veel mensen aantrekt door onderwerpen op het gebied van ras en kleur, immigratie, religie, genderidentiteit en seksuele oriëntatie, en ook door gevoelens van onbehagen en bedreiging. De verkiezingsuitslag wordt sterk bepaald door de opkomst, die in het voordeel van de Democraten is als deze hoger uitvalt, omdat hun achterban van de armere en gekleurde kiezers vaker verstek laat gaan. Bij de volgende verkiezingen staat er veel op het spel.
https://www.business-standard.com/world-news/wealth-of-5-richest-men-doubled-since-2020-5-bn-people-now-poorer-oxfam-124011500311_1.htmlhttps://www.business-standard.com/world-news/wealth-of-5-richest-men-doubled-since-2020-5-bn-people-now-poorer-oxfam-124011500311_1.html Regeert het grote geld de wereld?
De rijke toplaag van 0,5 procent en de gemiddelde burger
De toplaag van managers en eigenaars kent vijf doelen: 1. de invloed van vakbonden beperken, 2. internationale handel en investeringen uitbreiden, 3. belastingverlaging, 4. minder overheidsregulering en 5. (kosten van) sociale wetgeving beperken.
Sociale bewegingen en activisten zijn bedreigend voor hen. In hun voordeel werkt dat zij de belangrijkste sponsors zijn van de corporate-conservative alliance. Sociale onrust is niet in het voordeel van de rijken, die een voorkeur hebben voor geleidelijke aanpassing. Daarom steunen ze raciale integratie. Ze hebben het liefst dat de zwijgende meerderheid en de gemiddelde burger zich rustig houdt.
“Vooral als hen enige mate van autonomie en verantwoordelijkheid wordt gegeven... en andere sociale voordelen... blijft de grote meerderheid hun dagelijks leven voortzetten zoveel als zij kunnen.” Dit verklaart een zekere apathie die aan hen wordt toegeschreven en geringe bereidheid tot verandering. Politieke bijeenkomsten zijn tijdrovend en kunnen spanningen geven. Andere activiteiten zijn vaak leuker. “Voor de meeste mensen lijkt het zinniger om zich te richten op de belangrijkste noodzakelijkheden en pleziertjes van het dagelijks leven, die de mogelijkheid hebben om te leiden tot gevoelens van persoonlijk succes en voldoening.” Ze doen daarom niet wat activisten graag zouden zien. Behalve als zij worden bedreigd door werkloosheid, instabiliteit in de gemeenschap en economische recessie. Dan “kijken ze uit naar nieuwe leiders die hen zinnig lijken.” (p5)
Vijf procent heeft ruim de helft van de rijkdom van het land in handen
Overzicht
Het boek begint met basisbegrippen die de werking van macht verduidelijken, zoals de economische, politieke, militaire en religieuze machtsnetwerken, waarvan de economische sector in de VS prominent is. Daarna volgt de invloed van sociale klassen en huidskleur, de cultuur van verzet en de cultuur van ressentiment. De sociaalwetenschappelijke kijk op macht wordt onderscheiden van die van complotdenkers.
Vervolgens wordt onderbouwd dat de bedrijfselite (de corporate rich) van topmanagers van grote bedrijven en organisaties een nationale gemeenschap (corporate community) vormen, die functioneert als een “in elkaar grijpend netwerk” (p38). In steden bestaan plaatselijke groeicoalities die samenwerken met dit netwerk en grote bedrijven proberen aan te trekken en te faciliteren, op een manier die vaak niet in het voordeel van de plaatselijke bevolking uitwerkt.
De bedrijfselite behoort tot een upper class met een opmerkelijke sociale cohesie via privé scholen, exclusieve sociale clubs en woonwijken voor welgestelden. Bovendien zijn ze georganiseerd in denktanks, stichtingen, non-profit organisaties, adviescommissies die politiek beleid bespreken, plannen en voorbereiden. Dit verschaft hen bredere kennis van zaken, maakt ze meer geschikt voor overheidsfuncties en vergroot hun netwerk.
De elite probeert ook de publieke opinie te vormen en werkt daarvoor samen met public relation bedrijven en non-profit organisaties, waarmee ze een opinievormend netwerk vormen. Het verspreiden van twijfels en uitstel van wetgeving gaat hen beter af dan het vormen van opinies. Ze staan vaak tegenover sociale bewegingen, belangengroepen en activisten, die vaak verdacht worden gemaakt.
Na de beschrijving van de machtsconstellatie volgt een beschrijving van het electorale politieke systeem in de VS, de twee grote politieke partijen en de conservative voting coalition van zuidelijke Democraten en noordelijke Republikeinen en de latere verschuivingen in deze partijen. De rol van campagne donaties wordt belicht waarmee de bedrijfselite kandidaten naar hun keuze kunnen steunen. Selectie en het succes van kandidaten is afhankelijk van campagnegeld. De elite heeft grote invloed op de regering via lobby, belangengroepen, netwerken voor beleidsplanning en selectie van overheidsfunctionarissen uit hun kringen.
Het Hooggerechtshof (Supreme Court) heeft de rol gekregen van uiteindelijke beschermer van de belangen van de grote bedrijven. Bedrijfsjuristen hebben grote invloed op de wetgeving en de handhaving daarvan, waardoor rechten van vakbonden, etnische groepen en vrouwen, met name inzake abortus, beperkt kunnen worden, ook al worden deze ondersteund door een meerderheid van de bevolking. Sinds 2020 kreeg het Hof een conservatieve meerderheid.
Tenslotte wordt de machtsstructuur in de VS in het bredere perspectief geplaatst van een dominerende bovenlaag of klasse. Deze bestaat vooral uit de bedrijfselite, vanwege de prominente plaats van het bedrijfsleven in de VS ten opzichte van andere invloedrijke domeinen zoals kerk, staat en leger, die in andere landen vaak meer invloed hebben. De machtsstructuur is echter ook aan verandering onderhevig onder invloed van trendverschuivingen en onverwachte gebeurtenissen, zoals de Grote Depressie, de wereldoorlogen en andere oorlogen, de burgerrechtenbeweging, de bankencrisis van 2007-2009 en het conservatieve populisme. Dit maakt de toekomst moeilijk te voorspellen.
https://richuninet.com/corporate-affairs/
Macht is een relatie
Macht is een breed begrip. Domhoff geeft geen definitie. Het komt er bij macht op neer een ander iets te laten doen wat men van hem of haar wil, of deze het er nu mee eens is of niet. Volgens de algemeen aanvaarde definitie van de socioloog Max Weber: “het vermogen van personen of groepen om andere personen of groepen de wil op te leggen, eventueel tegen de wensen of belangen van die anderen in.” Bij groeperingen en naties spreekt Domhoff van collectieve macht.
Macht is ongelijk verdeeld en distributief. Er zijn mensen met meer macht (machtsmeerderen) en mensen met minder macht (machtsminderen). In organisaties is macht hiërarchisch verdeeld, waarbij bepaalde mensen macht hebben over ander mensen. “In het algemeen houden mensen er niet van onderworpen te zijn, ze komen dan vaak samen om zich te verzetten.” Macht gaat vaak samen met conflict.
Mensen met macht zijn vaak geneigd zichzelf anders te zien dan anderen, namelijk meer capabel, superieur, gekwalificeerd om leiding te geven aan degenen die minder capabel zijn en geneigd zijn om zichzelf ook zo te zien. Zo werkt in het kort “de sociale psychologie van machtig zijn of machteloos zijn.” (p10)
Macht behoort aan het volk maar er zijn wel klassen en kasten
In de VS is vanouds het idee prominent “dat ‘macht’... behoort tot ‘het volk’”. Dus niet aan een bepaalde groepering, hetzij de elite, de media, de politici of wie dan ook. De slaven waren echter uitgesloten, die hadden totaal geen macht. “Men was het erover eens dat geen enkele groepering of ‘klasse’ macht heeft in Amerika maar alleen ‘invloed’.” (p15) Bij de onafhankelijkheid werd de constitutie geratificeerd door de vrije witte mannen, die het volk vertegenwoordigen, waarop de Founding Fathers de staatsmacht fundeerden. Dit heeft te maken met het vrijheids- en gelijkheidsideaal, maar vooral met het feit dat de elite de steun van het volk nodig had in de onafhankelijkheidsstrijd. Alle mensen werden gezien als vrij en gelijk geboren, behalve vrouwen, Indianen en Zwarten. Dus het gold alleen voor witte mannen.
Zoals ze vinden dat macht niet bij een bepaalde groep maar bij het volk behoort te liggen, “houden Amerikanen ook niet van het idee van klassen... De leiders van de hogere klassen moesten meer vrijheid en gelijkheid aan het gewone volk toekennen om hun volle steun te verkrijgen.” Er bestaan echter economische klassen van bedrijfseigenaren en van arbeiders en werknemers. Verder zijn er sociale klassen van mensen met een overeenkomstige status, belangen en levensstijl. De eigenaars en managers van grote bedrijven vormen wel degelijk een klasse, namelijk een upperclass. En er was en is ook een arme onderklasse en een omvangrijke middenklasse. “Leden van de niet-bezittende economische klasse zijn wellicht meer geneigd zichzelf in termen van ras, etniciteit of religie te zien... of hun beroepsgroep” dan in termen van hun klasse. (p16)
Typerend is de volgende beschrijving: “natuurlijk bestaan er sociale klassen – ze beïnvloeden je denken... Misschien moet je het woord ‘klasse’ niet gebruiken, want het is in feite een bepaalde plek die ieder van ons heeft... We worden niet geacht [sociale] lagen te hebben. Ik voel me er ongemakkelijk bij dat we die hebben, en ik voel met superieur op mijn sociale niveau.” (p18)
In het Zuiden van de VS bestond een kastensysteem zoals in India. Kasten betreffen streng gescheiden klassen van mensen die niet met elkaar mogen trouwen, en voor wie restricties gelden qua beroep en sociale omgang. In 1967 werden de wetten afgeschaft die huwelijken tussen blank en zwart verboden. Maar buurten bleven gescheiden en onderlinge huwelijken bleven beperkt en werden vaak afgekeurd. “In vele opzichten blijven de Afrikaanse Amerikanen in een kaste-achtige situatie door de overblijfselen van het klasse-en-kaste systeem die zijn gebleven in alle delen van de VS.” (p20) Kleur blijkt een zeer bepalende factor in de VS.
https://www.nationalreview.com/2015/06/nietzschean-concept-explains-todays-pc-culture-jonah-goldberg/
Culturen van verzet en van ressentiment
“Door onderwerping, stigmatisering en uitsluiting ontwikkelen mensen verzetsculturen waar dit mogelijk is.” (p21) Black Power is een sprekend voorbeeld. Maar ook bij de Indianen komt een cultuur van verzet voor, hoewel zij een veel kleiner deel van de bevolking vormen dan de zwarte bevolking.
“Veel witte Amerikanen hebben een cultuur van ressentiment ontwikkeld”, vooral in de vroegere ‘slavenstaten’. Ze zetten zich vaak af tegen de zwarten en waren het vaak niet eens met het toekennen van burgerrechten, die soms moesten worden afgedwongen met de ‘sterke arm’. Het zit hen vaak dwars dat ze hun dominantie hebben verloren en ze proberen deze opnieuw te versterken door bijv. geïntegreerd onderwijs tegen te gaan. Er bestaat ook wijdverspreide weerstand tegen immigranten en Indianen. Conservatieven, protestanten en katholieken vinden elkaar in een “imperium van ressentiment”, dat vaak openlijk racistisch is en geweld niet uitsluit. “De traditionele Amerikaanse wijze van leven verdwijnt zo snel dat we misschien geweld moeten gebruiken om deze te redden.” (p22-24)
https://www.youtube.com/watch?v=-mYtZQFeZQw
Complottheorieën
“Culturen van ressentiment leiden vaak tot de ontwikkeling van samenzweringstheorieën... die menen dat een kleine georganiseerde groep van geheime samenzweerders probeert de regering over te nemen.” Vroeger waren dat de ‘Illuminatie’ of ‘Vrijmetselaars’, later de ‘communisten’, ‘Bilderbergers’, het World Economic Forum, een groep “perverse pedofielen”, de “deep state” of zelfs de Verenigde Naties, die echter machteloos staan ten opzichte van de machtigste natie-staten (die een vetorecht hebben, p24,25)
Deze complottheorieën botsen met sociologische theorieën wat betreft de groepsgrootte, de machtsbegeerte en de deskundigheid van de machtsbeluste groepering. De machtselite omvat geen hand vol, maar duizenden mensen, “die direct bestudeerd kunnen worden door legaal verkregen jaarlijkse rapporten van private en overheidsorganisaties. Al deze studies weerleggen de samenzweringstheorieën.” (p26)
Er zijn echter uitzonderingen. Genoemd werd reeds de couppoging van de vorige president, die door een selecte groep werd voorbereid. Domhoff gaat niet in op de moord op Kennedy, waarover nog veel onduidelijk is, evenmin op de aanslag op de Twin Towers waarover ook veel alternatieve verklaringen de ronde doen. Het complot van de ‘gestolen verkiezingen’ kan volgens Domhoff op overtuigende gronden worden weerlegd. Maar de beweringen van de Russische invloed op de verkiezingen van 2016 werden volgens hem deels correct bevonden.
David Rothkopf, auteur van o.m. Superclass over een mondiale machtselite, besproken in CM 126, schreef een boek over regeringsmedewerkers die zich tegen Trump hebben verzet, American Resistance: The Inside Story of How the Deep State Saved the Nation. De titel suggereert dat medewerkers hun werk deden en dat de dreiging juist kwam van de degenen die de ‘deep state’ in een kwaad daglicht stellen. Behalve genoemde couppoging “waren er geen samenzweringen om de regering over te nemen”. (p24) Dat neemt niet weg dat er veel vragen en onduidelijkheden blijven.
Het netwerk van bedrijven
Het in elkaar grijpende netwerk van bedrijven en organisaties noemt Domhoff de corporate community. Dit netwerk is te onderzoeken door na te gaan wie de bestuurders zijn van de 500 bedrijven in de lijst van Fortune 500. 87.5 procent van de bedrijven bleek met elkaar verbonden door gemeenschappelijke bestuurders. Verder vormen ze vaak trade associations met gemeenschappelijke belangen. De belangrijkste zijn: de National Association of Manufacturers, de U.S. Chamber of Commerce, de Conference Board, het Committee for Economic Development en de Business Roundtable. Deze hebben vaak dezelfde leden en directeuren en behoren tot het netwerk van waaruit beleid wordt gepland (policy planning network).
Dit bedrijvennetwerk ontstond van 1845 tot rond 1900 uit connecties tussen bedrijven en banken. Bedrijven met de juridische status van corporation met een bestuur (board of directors) kregen rechten en privileges van de overheid. Bedrijfsjuristen zorgden voor zoveel mogelijk voordeel van wettelijke regelingen. Deze juristen vormen vaak een verbindende schakel tussen bedrijven en de overheid en dienen de belangen van bedrijven. “Deze combinatie van economische, sociologische en juridische factoren leidden tot de vorming van het netwerk van de corporate community.” (p42)De eigenaars en topmanagers werden zo de bedrijfselite van de corporate rich. De verbinding van financiële instellingen zoals banken en bedrijven speelde daarbij een belangrijke rol. Bedrijven hebben bestuurders die samen de Board of Directors vormen. Veel directeuren zitten in de besturen van verschillende bedrijven, waardoor bedrijven met elkaar verbonden zijn in een netwerk. Zo zijn er vele connecties tussen vermogende mensen, investeerders en politici.
De Big Five
Big Tech en defensie
Twee belangrijke sectoren krijgen speciale aandacht: Big Tech, door Domhoff High Tech genoemd, met Amazon, Apple, Facebook, Google en Microsoft als de Big Five. ”Het internet is aan het eind van de jaren zestig gecreëerd door het Pentagon Defense Advanced Research Project Agency.” Ook imposante computers, chips en andere essentiële technologie werden met gemeenschapsgeld ontwikkeld. (p45) Tech bedrijven konden groeien omdat de overheid zijn informatietechnologie aan hen uitbesteedde. Ze betaalden weinig belasting omdat medewerkers vaak werden uitbetaald in fiscaal voordelige aandelenopties. Ze zijn dus op diverse manieren begunstigd door de overheid.
Bovendien hebben ze hun voordeel gedaan met ideeën, methoden en technieken die door kleinere bedrijven zijn ontwikkeld voor ze gepatenteerd waren. Windows en Word kwamen bijv. van het Xerox Research Center, Internet Explorer kwam van Netscape, enz. “Microsoft was uiterst succesvol in het zich positioneren tussen de innovators en de gebruikers, nemend van de ene en verkopend aan de anderen.” (p45-46)
Tech bedrijven werken vaak met flexibele arbeidscontracten met contractwerkers en ze drukken de lonen, mede door hun onderlinge illegale afspraak om geen ingenieurs van elkaar over te nemen, dit in tegenspraak met de antitrust wetgeving. Van de tien rijkste Amerikanen ligt bij acht van hen hun fortuin bij Big tech.
Het ‘militair-industriële complex’ is evenals Big Tech geïntegreerd met het bedrijvennetwerk van de corporate community via bankconnecties en met elkaar verbonden directeuren. Er is dus geen aparte op zichzelf staande defensie-industrie, net zomin als Silicon Valley een op zichzelf staand geheel van bedrijven is.
Agrobedrijven en het midden- en kleinbedrijf
De agrarische sector krijgt ook speciale aandacht. Grote agrobedrijven zijn ontstaan uit coalities tussen rijke boeren en bedrijven, nadat van 1870 tot 1890 (links) populistische allianties tussen boeren en arbeiders zich juist richtten tegen bedrijven. [Bij het huidige rechtse populisme spelen de boeren weer een belangrijke rol, maar ditmaal gericht tegen de overheid en gesteund door agrobedrijven, die belang hebben bij de status quo van de agrarische industrie.]
Ook in de VS vond er een schaalvergroting van agrarische bedrijven plaats. Agrochemische bedrijven zoals Monsanto en DuPont spelen daarbij een belangrijke rol als leveranciers van zaden, kunstmest en andere benodigdheden. Boeren zijn afhankelijk geworden van grote bedrijven wat betreft hun input, productie en afzet.
Drie grote bedrijven beheersen 87% van de verwerking van maïs, vier bedrijven 85% van de verwerking van sojabonen, vier bedrijven beheersen de 82% van de vleesverwerking en 63% van de varkensslachterijen, enz. Verder zijn er belangengroeperingen zoals de Soybeen Association en de National Corn Growers Association, en de algemene American Farm Bureau Federation, die zichzelf de “stem van de landbouw” noemt. Numeriek gezien vormen boeren en hun organisaties geen tegenhanger van het bedrijvennetwerk van de corporate community. “Een handvol reusachtige ondernemingen beheersen vele facetten van de voedselproductie... De boeren met het grootste aandeel in de productie... zijn geïntegreerd in de corporate community in de besturen van organisaties in het agrarische netwerk.” (p52)
Zoals de boeren is ook het midden- en kleinbedrijf afhankelijk geworden van grote bedrijven. Ze zijn een deel geworden van een netwerk van grote bedrijven, dat eigenlijk geen oppositie kent. De overheid houdt grote bedrijven liever te vriend, vanwege banen en groeimogelijkheden die zij bieden, maar kan wel grenzen aangeven. Daarbij gesteund door belangengroepen, sociale bewegingen en activisten. Bedrijven hebben ook de overheid nodig voor wettelijke bescherming. Bedrijfsleven en overheid hebben vaak verstrengelde belangen en onderlinge banden.
https://www.investopedia.com/terms/u/upper-class.asp
De bedrijfselite en de upper class
De corporate rich vormen het grootste deel van de upper class, waarmee ze nauw zijn verbonden via privé scholen, elite clubs, woonwijken en andere sociale verbanden, zoals non-profit organisaties, die vooral door vrouwen bemand worden. Uit diverse studies naar deelname hiervan blijkt dat de upperclass zo’n 0,5 procent van de bevolking omvat. Deze klasse betreft “een groot netwerk van onderling verbonden sociale instituties” binnen de klasse (p60). Ze verschaffen sociale cohesie aan de rijken door de omgang met elkaar en bestendigen een welgestelde levensstijl en mentaliteit, waarbij ‘karaktervorming’ wordt benadrukt. (p63)
Vrouwen spelen een eigen rol, vooral in liefdadigheidsinstellingen en bij ‘parties’, ‘teas’ en ‘balls’, die “een belangrijke deel van het sociale leven van upperclass vrouwen leven vormen”. (p73) Een inmiddels gedateerde ironische beschrijving geeft Thorstein Veblen in The Theory of the Leisure Class (zie CM 103).
Rijke families die bedrijven bezitten, en hun familiebanden spelen in de upperclass een belangrijke rol. Kinderen worden onder meer op privé scholen voorbereid op hun positie in hun klasse. Verder zijn er partnerschappen, holdings en andere vormen van samenwerking tussen de corporate rich.
Samenvattend geldt dat “de upperclass bestaat uit complex netwerk van overlappende sociale kringen die verbonden worden door hun leden... en de talloze vertrouwensbanden die voortkomen uit een gemeenschappelijke culturele stijl en waarden die voortvloeien uit overeenkomstige opvoeding, scholing en levensstijl... De upperclass bestaat uit talloze face-to-face groepen die voortdurend van samenstelling veranderen als mensen van de ene setting naar een andere gaan. Deelname aan deze instituties bevordert klassenbewustzijn, waaronder gevoelens van superioriteit, trots in de zin dat zij hun positie in het leven ten volle verdienen... een rechtmatig privilege, dat wordt versterkt door de sociale identiteit en interpersoonlijke banden.” (p81) Ze hebben over het algemeen een conservatieve visie.
Uiteindelijk is dit alles gebaseerd op het bezit en op de beheersing van winstgevende investeringen en ondernemingen. Het bedrijvennetwerk en de verbindende directieposities worden ondersteund door de sociale cohesie en informele netwerken van de upperclass.