Civis Mundi Digitaal #145
Bespreking van Ad Verbrugge en Theo de Wit (red.), De liberale democratie onder vuur. Uitgeverij De Nieuwe Wereld, 2023.
Deze bundel bundel bestaat een bijdrage van elf verschillende auteurs, van Gabriël van den Brink tot Arnon Grunberg, opgedeeld in drie delen: ‘de zelfopheffing van de liberale democratie’, ‘de Europese kwestie en de Russische uitdaging’, en ‘ongemakkelijke critici van de liberale democratie’.
Kritiek op de liberale democratie
Na de opkomst van de 18e-eeuwse liberale ideeën, die de grondslag vormden voor de westerse democratieën, kwam er vanaf de 19e eeuw een linkse tegenstroming die zich ertegen afzette (socialisme, communisme, anarchisme, syndicalisme, feminisme, fascisme, maoïsme…). Dit werd ondersteund door zogenaamde ‘foute denkers’. Met dit boek willen de schrijvers de handschoen opnemen die Arnold Heumakers ons, met zijn boek Langs de afgrond (2020), toewerpt. “Wat kunnen we leren van de ‘foute denkers’?”
Na de twee wereldoorlogen die in de vorige eeuw plaatsvonden, is Europa veranderd. Europa was een postnationaal en postheroïsch politiek experiment. Ondertussen zijn we ons bewust geworden van de kwetsbaarheid en corrumpeerbaarheid van wat we ‘democratie’ noemen.
Liberale orde
Het zal duidelijk zijn, dat waar verschillende auteurs een bijdrage leveren aan een boek, niet elk van hen hetzelfde onder bepaalde begrippen verstaat. Om niet een van hen tekort te doen zal ik niet vermelden wie welke bijdrage heeft geleverd, maar de algemene lijn weergeven. In een van de essays wordt ‘de liberale orde’ van een evolutionaire ontwikkeling beschreven, die zich volgens drie assen (fasen) voltrok:
Het klassieke liberalisme
Aan de wortels van het klassieke liberalisme treffen we namen aan als John Locke (1632 - 1704), Adam Smith (1723 - 1790) en John Stuart Mill (1806 – 1873).
De voornaamste punten die ze naar voren brachten waren:
Een eeuw later deed Joseph Schumpeter (1883 - 1950) er een schepje bovenop met het begrip ‘creatieve destructie’ ter bevordering van de industriële vooruitgang.
In 1776 kwam ondertussen de Amerikaanse Revolutie, waarmee erkend werd dat machtsuitoefening een morele kant heeft. (Dwang is alleen acceptabel als zij het algemeen belang dient.)
Neoliberalisme
Vanaf het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het functioneren van de overheid steeds meer als een probleem gezien: te groot en te veel taken. Met als gevolg: bezuinigen, deregulering en privatisering; invoering van het ‘New Public Management’; staatsmacht in de vorm van marktwerking; veronachtzaming van moraliteit; wantrouwen van de overheid ten opzichte van het functioneren van de burgers.
Na de Tweede Wereldoorlog voltrokken zich de meest innovatieve technologische ontwikkelingen, in de hand gewerkt door de globalisering. “Het [neoliberalisme] roept vijandschap op doordat het voorbij gaat aan een aantal waarden die voor elke duurzame orde cruciaal zijn: gemeenschap, geweten en geschiedenis.” (p38) Deze drie zaken verwijzen naar de domeinen van het sociale, het politieke en het culturele. Het rechts-populisme verzet zich tegen een progressieve elite.
“Het is eigen aan de historische dialectiek, dat elke dominante tendens vroeg of laat op zijn tegendeel stuit.” (p42) Het is tegen deze achtergrond dat de rest van het boek zich afspeelt.
Huidige crisis
De huidige maatschappelijke crisis wordt mede ingegeven door de recente geopolitieke ontwikkelingen. Daarbij spelen denkers een steeds belangrijker rol die eerder als ‘fout’ werden bestempeld, waaronder Carl Schmitt (zie verschillende aanhalingen in Civis Mundi en een beschrijving in CM138). Verder komen bijvoorbeeld Spengler, Moeller van den Bruck en Niekisch aan bod.
Opmerkelijk wordt genoemd ‘de brede sympathie van extreem rechts in Europa voor Vladimir Poetin: Marine Le Pen, Thierry Baudet, Matteo Salvini (Lega Nord), Pediga, en ook namen als Dwinger en Doegin (1962 - …) komen langs. Met name de laatste krijgt in het boek, als ’filosoof van Poetin’, ruime aandacht.
De Europese kwestie
Met ‘de Europese kwestie’ worden in het boek de voortdurende problemen rond de Europese besluitvorming bedoeld, waarbij nogal eens verschillen van opvatting naar voren komen, die onder andere te maken hebben met een deel van de landen die vroeger tot de Sovjet-Unie behoorden. Als exponent van de verschillen komt de denker E. M. Cioran (1911-1995) naar voren.
Territoriale controverses spelen op bepaalde momenten een eenheid-belemmerende rol (zelfs tussen Nederlandse steden: Ajax-Feyenoord), waardoor het idee ‘Europa’ een wankel bestaan leidt. Toch zal, ondanks het bestaan van natie-staten en hun (beperkte) soevereiniteit, de Unie de kastanjes uit het vuur moeten halen. Het probleem van de identificatie met het grotere geheel, lijkt nog lang niet opgelost, met name vanwege historische wortels van allerlei conflicten en de emotionele gevoelens die onder bevolkingsgroepen actueel zijn. Het is voorlopig nog varen in de mist. In dit verband wordt onder andere Maurice Blanchot (1907-2003 aangehaald.
Democratie
Een belangrijk struikelblok bij de poging tot ’Europese eenheidsvorming’ is gelegen in de bestuursvorm die gekozen is: de liberale democratie op basis van consensus, waarbij elke negatieve stem (van een land) tot afwijzing van een voorstel leidt en de daadkracht lamgelegd kan worden. Steeds meer is de stem van voorstanders voor autoritair leiderschap te horen. Een vergelijking wordt getrokken met de jaren twintig van de vorige eeuw toen Mussolini in Italië de macht greep. In dit verband wordt de Duitse geschiedfilosoof en cultuurhistoricus Oswald Spengler (1880-1936) besproken. Deze uitgebreide bespreking mondt uit in de vraag: “Of het verdwijnen van de traditionele standenmaatschappijen de opkomst van de massasamenleving op termijn inderdaad de grondslag van de liberale democratie met haar partijpolitieke organisatiestructuur aantast.” (p224)
De zaak van het volk
De zaak van het volk (res publica) wordt besproken aan de hand van Maurice Barrès (1862-1923), een Franse romanschrijver, politicus en martinist (para-vrijmetselaar). Zijn nationalisme wordt, vanuit een republikeinse achtergrond, gezien als een bron voor het latere fascisme.
“De constatering in het maatschappelijke discours, dat de politieke mogelijkheden versmald lijken te zijn tot een keuze voor liberale democratie of nationalisme, lijkt me dus correct. Maar juist daarom meen ik dat het bij uitstek de opdracht is van politieke denkers om niet te blijven hangen in de bestaande tegenstellingen.” (p243)
Voortzetting van de Verlichting?
Met ‘de fout ingaan’, worden in het boek van Heumakers bedoeld: de aanhangers van een antisemitisme of pro-facistische mentaliteit, of van het nationaal socialisme. Hierbij speelt het vraagstuk naar de macht een centrale rol. In dit verband wordt Heideggers bijdrage aan een voortzetting van de Verlichting besproken.
Aan de horizon doemt, door het ‘verlichte denken’, een nieuw tijdperk zich aan: het antropoceen, waarbij niet het ‘ijs’ maar ‘de mens’ de dienst uitmaakt (waarin menselijke activiteit een dominante invloed uitoefent op de aardse ecosystemen en processen). Ernst Jünger (1895-1998) wordt gezien als de filosoof van het antropoceen avant la lettre. Het liberale streven naar menselijke vrijheid helpt hierbij, maar de menselijke neiging om onderlinge verbanden in termen van macht (vriend-vijand) te formuleren is lange tijd veronachtzaamd. Ecomodernisten denken echter dat de mens een nieuwe (betere) weg zal vinden door technologische innovaties. Volgens Paul Crutzen (1933-2021 – Nobelprijswinnaar en ‘grondlegger’ van het antropoceen als domein van het wetenschappelijk onderzoek) is de mens, sinds de industriële revolutie, in toenemende mate een geofysische kracht geworden.
Is er nog ruimte voor liberale vrijheid? Techniek kan zowel voor goede als voor foute zaken gebruikt worden. Mensen zijn en blijven in staat om de wereld te veranderen. “De krachten van zee en wind zijn altijd anders en bieden altijd nieuwe mogelijkheden voor de zeiler om zijn spel te spelen.” (p288)
Conclusie
Om niet elk van de elf essays apart te bespreken, heb ik geprobeerd een grote lijn weer te geven. In de essays worden zienswijzen van filosofen besproken en gerelateerd aan de huidige crisis (geopolitiek, klimaat en de democratie betreffend). Samen geven de essays zicht op relevante visies die tot verder nadenken uitnodigen. Een alternatief voor een beter model van de democratie wordt niet geboden.