Wie was Jezus?

Civis Mundi Digitaal #146

door Jan de Boer

Wat kunnen we nog meer te weten komen over Jezus, de jood uit Galilea die zo’n 2000 jaar geleden leefde en één van de beroemdste personen op deze planeet werd? De bronnen inzake zijn leven als volwassene, in hoofdzaak de Evangeliën (het Nieuwe Testament), zijn al meer dan uitvoerig becommentarieerd.

Alle serieuze historici zijn het eens wat betreft het bestaan van een Jezus van Nazareth, de naam van het dorpje in Galilea waar hij opgegroeid zou zijn. Allereerst vanwege het aantal getuigen: de Evangeliën en de geschriften van de eerste christenen enerzijds, maar ook een aantal bronnen van verschillende aard in navolging van de Romeins-joodse schrijver/historicus Titus Flavius Josephus (37-100), de Latijnse auteurs Tacitus (58-120) en Suetonius (70-140), de oud-Syrische polytheïstische filosoof Mara bar Sérapion (50 -?)… die in hun geschriften verwijzen naar Jezus als mens en zijn bestaan niet in twijfel trekken. En vervolgens is er het feit dat hij geboren is in Galilea, een absoluut onbetekenende provincie, en dat hij gekruisigd is (een uiterst smadelijke dood): feiten die zo volledig uit de toon vallen bij het verwachte beeld van een « messias » dat ze bijna niet verzonnen kunnen zijn.

Wij hebben geen materieel bewijs van het bestaan van de Jezus die in het centrum staat van de talrijke, in de jaren en eeuwen na zijn dood geschreven verhalen. Maar via deze legenden zijn wij tussen de regels door toch in staat enige elementen van zijn werkelijke bestaan te zien. Historici, met name zij die verre periodes bestuderen, werken met hypotheses: zij wegen voors en tegens elkaar af, bewaren het waarschijnlijke en verwerpen het onwaarschijnlijke. En al deze gegevens maken het waarschijnlijker dat Jezus wel dan dat hij niet heeft bestaan.

Er zijn drie grote « speurtochten » in de geschiedenis op zoek naar de historische Jezus. De Duitse Hermann Samuel Reimarus (1694-1768) wordt beschouwd als de pionier van de eerste fase, al heeft hij tijdens zijn leven zijn geschriften over Jezus niet durven publiceren; zij werden postuum in 1778 gepubliceerd. Het betreft een paar hoofdstukken in een boek ter verdediging van een rationeel geloof, waarin hij probeert aan te tonen dat Jezus een belangrijke joodse messiaanse persoonlijkheid is met een politiek project: het weer tot bloei brengen van Israël en zich te weer stellen tegen de Romeinen. Zijn door zijn dood teleurgestelde discipelen zouden zijn strijd hebben voortgezet en zijn opstanding hebben verzonnen.

Deze in die tijd revolutionaire woorden zijn het begin van de eerste fase van kritisch onderzoek inzake de Evangeliën. Het betreft een zoektocht naar de bevestiging van de rede, van het verstand, tegenover de bovennatuurlijke leerstellingen en dogma’s van de Kerk die net zo goed Duitsland als de filosofen van de Verlichting in Frankrijk en de Engelse deïstische schrijvers betreffen. Aan het einde van de negentiende eeuw heeft deze zoektocht als resultaat een romantische visie van Jezus beschreven als een kampioen van de ethiek. Aangepast aan moderne waarden maar ontdaan van historische soliditeit werd deze visie zwaar bekritiseerd. Tot het einde van de Tweede Wereldoorlog raakten studies over Jezus tijdelijk in onbruik, zeker op de Duitse theologische faculteiten wat betreft deze kritieken.

De onderzoeken vonden opnieuw plaats in de jaren 1950 in het spoor van de werken van de leerlingen van de Duitse theoloog Bultmann (1884-1976). Zij hielden zich bezig met de vraag: hoe te identificeren wat authentiek is, wat overeenkomt met de werkelijke Jezus en niet met het beeld dat men hem heeft willen geven. Men ging op zoek naar alle aan Jezus toebedeelde daden die hem van andere gedachtestromingen en het antieke judaïsme onderscheiden. Men zocht in de Evangeliën naar wat Jezus uniek maakt en hem dus – zo dacht men – authentiek maakt. Deze visie heeft een waar succes beleefd en heeft nog steeds aanhangers. Maar zij presenteert evenwel een Jezus volledig losgekoppeld van de context van het antieke Palestina en tegelijkertijd heel consensueel, door gelijkheid tussen iedereen en zorg voor de allerarmsten aan te prijzen, waardoor het moeilijk te begrijpen is waarom hij de autoriteiten destijds zo hinderde.

De daarop volgende onderzoekingen met de ontdekking van teksten als de manuscripten van de Dode Zee (1948) en die van de bibliotheek van Nag Hammadi (1947) veranderden de studies over de historische Jezus radicaal. Deze teksten hadden grote invloed op de kennis over het vroegere Palestina op intellectueel, spiritueel en cultureel gebied en stelden onderzoekers in staat bruggen te slaan tussen het antieke judaïsme en Jezus.

Sinds midden jaren 1980 begon men zich eindelijk af te vragen hoe Jezus zich, overigens wederzijds, met zijn milieu heeft kunnen verstaan en hoe zijn milieu hem destijds heeft beïnvloedt. Om het eenvoudiger te zeggen, men bevestigde en accepteerde bewust dat Jezus een jood was. Dat maakte overigens geen einde aan de debatten. Er waren er die dachten dat Jezus een Farizeeër was (een joodse groep die verscheen in de tweede eeuw voor onze jaartelling en één van de belangrijkste stromingen was in het antieke judaïsme), anderen waren ervan overtuigd dat hij dichtbij de Essenen stond (ascetische gemeenschappen, gesticht in de woestijn tegen de tweede eeuw voor onze jaartelling). Hoe het ook zij, langzaam maar zeker begon men zich af te vragen wat Jezus gemeenschappelijk had met zijn tijdgenoten.

In de (ook apocriefe) Evangeliën verschijnt Jezus als iemand die erin geslaagd is zeer nauw contact met het goddelijke tot stand te brengen. Is hij een mysticus of iemand die een intieme ervaring met het goddelijke heeft gehad? We kunnen daartoe passages in de Evangeliën bestuderen, zoals die over een visionaire ervaring beschreven bij de doop van Jezus (een goddelijke stem richtte zich rechtstreeks tot Jezus en zond zijn « geest » naar hem), de hallucinatoire ervaring van de verzoeking tijdens de veertig dagen van Jezus in de woestijn, de verheerlijking van Jezus op de top van een hoge berg in Galilea, de doodsstrijd van Jezus in Gethsemane, het gebed op de berg vanwaar hij honderden meters lager zijn discipelen zag… Al deze episodes lijken op mystieke visioenen, openbaringen.

Ten tijde van Jezus was de Merkava de mystieke stroming van het judaïsme. Het is een uit het hebreeuws afkomstige technische term die « de troon (van de goddelijkheid) » betekent en refereert aan zijn aanschouwing. In het klassieke schema is een gelovige « overgelukkig in de hemel » tijdens een mystieke ervaring. Na vaak zeven etappes arriveert hij in de troonzaal en ontmoet hij de goddelijkheid, met een overdracht van onschatbare informatie. Men vindt er sporen van terug in de Hebreeuwse bijbel, waar de profeten Ezechiël en Jesaja een visioen van de « goddelijke troon » hadden. Later, in het Boek van Henoch, een joodse apocriefe tekst gevonden in de manuscripten van de Dode Zee, die waarschijnlijk uit de derde eeuw voor onze jaartelling dateren, ontwikkelt zich het idee van de « gekidnapte » gelovige die op mysterieuze wijze in het in de « hemel » gesitueerde paleis van de goddelijkheid arriveert, waar hij het geluk heeft een onderhoud onder vier ogen te hebben.

Al deze literatuur laat zien dat er ten tijde van Jezus een mystiek aanbod was. Wij zouden ons dus kunnen voorstellen – een loutere hypothese – dat Jezus in de extatische technieken van de Merkava ingewijd was voor het begin van zijn publieke activiteiten, of in Galilea door lokale bedreven « vakmensen », of als leerling bij Johannes de Doper, of bij de Esseense meesters. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen we wel stellen dat Jezus één van de eerste grote mystici van het judaïsme is.

Als we alle oude literatuur (ook die van de apocriefe boeken als de koptische tekst « Het Evangelie van de Redder » of « Het Evangelie van Maria Magdalena ») bestuderen, zien we dat Jezus iedereen imponeerde. Hij wekte een dusdanig enthousiasme op dat een aantal van zijn discipelen niet aarzelden om alles, ook hun familie, achter te laten om hem te volgen, al wekte hij ook een onverzettelijke vijandigheid op bij anderen. Vandaag de dag wordt deze charismatische leider in de sociale wetenschappen voorgesteld als iemand die de krachten van een groep in gang zet en die door die groep gedragen wordt. Dat deed mij afvragen hoe in zo’n conservatieve maatschappij als het Palestina van de eerste eeuw iemand zodanig bewierookt, verafgood kon zijn en zo’n groot vertrouwen in zijn boodschap kon ontwikkelen, in staat kon zijn stand te houden tegen religieuze en politieke autoriteten en zich kon wenden tot mensen die hij naar zijn zeggen van binnen en van buiten kende. Het antwoord op die vraag vond ik in de mystiek en de visioenen van de Merkawa, die hem dit enorme vertrouwen hebben kunnen geven.

 

Geschreven in maart 2024