Afrika

Civis Mundi Digitaal #146

door Jan de Boer

Hitte: de stille moordenaar in Afrika
Soedan: een verscheurd land dat na één jaar oorlog volledig in elkaar stort
Schuldenaar Egypte verkwanselt grond en infrastructuren aan de Golfstaten

Hitte: de stille moordenaar in Afrika

 

In Mali liep op 3 april de temperatuur op tot 48,5 graden Celsius, in Zuid-Soedan gingen de scholen weer open na twee weken sluiting wegens temperaturen van 45 graden Celsius. Sinds februari slaat het weer in grote delen van Afrika op hol. Het meteorologische fenomeen El Niño is daar zeker niet onschuldig aan, maar er is duidelijk meer aan de hand. De uitzonderlijke hittegolf in de Sahel en de Golf van Guinee « is niet mogelijk zonder de door de mensheid veroorzaakte klimaatopwarming » zeggen de wetenschappers van « World Weather Attribution » in een op 18 april gepubliceerd onderzoek. Een paar maanden eerder liet dit collectief weten dat « de hittegolven in alle regio’s in Afrika ten zuiden van de Sahara in grote mate worden onderschat » en zo leiden tot « een geringe bewustwording inzake de daaraan verbonden gevaren ».

In tegenstelling tot branden, stormen en overstromingen laat hitte in haar spoor geen zichtbare tekens van verwoesting zien. Maar deze « stille moordenaar » heeft in Afrika evenwel het welzijn en het economisch overleven van vele volkeren zwaar aangetast. De klimaatopwarming neemt op het continent veel sneller toe dan het mondiale gemiddelde en de volkeren missen de middelen om zich daaraan aan te kunnen passen.

Het mag duidelijk zijn dat de armsten het meest aan deze hitte blootgesteld zijn: dat zijn zij die op elkaars lip wonen, niet meer dan een golfplaat boven hun hoofd hebben en geen reguliere toegang tot elektriciteit hebben. In 2016 onthulde een onderzoek van Amerikaanse wetenschappers in Nairobi dat de temperaturen in de sloppenwijken in de Keniaanse hoofdstad meer dan 5,5 graden Celsius hoger waren dan in het gebouw van het nationale meteorologische agentschap. Meer dan de helft van de Afrikaanse burgers woont in sloppenwijken, waar zij zich zelden kunnen bedienen van een ventilator.

Landbouwers, marktkooplui, arbeiders… alle arbeiders die de hele dag buiten aan het werk zijn, staan voor grote beproevingen. Wat de specialisten « thermische stress » noemen, kost hen veel productiviteit. Een in 2019 gepubliceerde studie van de Wereldarbeidsorganisatie laat zien dat rond 2030 bijna 7% van het totaal aantal arbeidsuren in West-Afrika door hitte verloren zal gaan. En dat tast duidelijk de uiterst lage inkomens uit de moeilijke en onzekere « jobs » aan van de meerderheid van de actieve bevolking van het continent.

De landbouw wordt niet gespaard. In Ivoorkust zien de eigenaren van cacao-plantages dat de cacao-bonen niet zoals gebruikelijk groeien. Vrijwel overal verminderen hittegolven de opbrengsten, verzwakken zij het vee en verzwakken zij een sector die in een aantal landen tot rond de 60% van het BBP (bruto binnenlands product) vertegenwoordigt. De klimaatopwarming mag dan wel steeds zwaarder wegen, zij is op het Afrikaanse continent nog maar magertjes gedocumenteerd. In 2020 constateerden wetenschappers van de universiteit Oxford dat in de laatste honderd jaar slechts twee hittegolven in Afrika geïnventariseerd werden in het kader van het internationale EM-DAT, gewijd aan extreme meteorologische fenomenen, tegen maar liefst tachtig in Europa – en dat in veertig jaar.

« Afrika wordt gezien als een heet en zonnig continent, » liet de Senagalese wetenschapper Amadou Thierno Gaye weten tijdens een interview door het agentschap Bloomberg in 2023, « de mensen denken dat wij er dus aan gewend zijn ». Maar de Afrikaanse huishoudens lijden evenzeer of nog heel wat meer dan de rest van de wereld onder deze steeds extremere temperaturen. En de tijd dringt om hiermee meer rekening te houden om zich er beter tegen te beschermen.

 

Geschreven in mei 2024

 

 

Soedan: een verscheurd land dat na één jaar oorlog volledig in elkaar stort

 

Soedan stort ineen en de wereld kijkt een andere kant op. In brand gestoken dorpen, gebombardeerde steden, lijken die in de straten verrotten, massale verkrachtingen, volwassenen en kinderen gedwongen te vechten… Na twaalf maanden oorlog stort een natie van 44 miljoen inwoners volledig ineen.

Op zaterdagmorgen 15 april 2023 werden de eerste schoten in Khartoem uitgewisseld. Cohorten van paramilitairen op zwaar bewapende voertuigen vielen het vliegveld, het presidentieel paleis en het hoofdkwartier van het leger in de Soedanese hoofdstad aan. Het leger reageerde op dit bliksemoffensief met bombardementen door jachtvliegtuigen. Binnen een paar uur verbreidde het conflict tussen de Soedanese strijdkrachten (FAS), geleid door generaal Abdel Fattah Abdelrahman Al-Bourhane, en de snelle interventiestrijdkrachten (FSR) van generaal Mohammed Hamdan Daglo, bijgenaamd « Hemetti », zich in het hele land. Nu, een jaar later, gaan de gevechten nog steeds door.

Op of zelfs over de rand van hongersnood, staat Soedan volgens de Verenigde Naties (VN) oog in oog met de ernstigste humanitaire crisis op deze onherbergzame planeet. Bijna 8 miljoen Soedanezen werden gedwongen te vluchten. Meer dan 1,6 miljoen van hen vluchtten naar aangrenzende landen. De enige beschikbare balans van de NGO « The Armed Conflict Location and the Event Data Project » spreekt van 15.000 doden, maar in werkelijkheid zijn deze cijfers ten minste drie keer hoger. Alleen al in de stad Al-Geneina in Darfoer zijn volgens gegevens van de VN tussen de 10.000 en 15.000 doden te betreuren – zonder daarbij rekening te houden met de duizenden vermisten, de talrijke doden door honger, en die door ziektes of een gebrek aan toegang tot medische verzorging.

De spanningen tussen beide legers broeiden al gedurende lange maanden, maar de omvang van de ontploffing verraste iedereen. Sinds 2019 en de val van het militaire en militante islamitische regime van president Omar Al-Bachir waren de beide nu elkaar bestrijdende generaals verenigd – zij wierpen samen eind oktober 2021 de burgerlijke overgangsregering omver – maar onderhielden een verkapte strijd om de macht.

Generaal « Hemetti », sinds 2013 aan het hoofd van in totaal 120.000 man aan paramilitaire eenheden, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de uitschakeling van dictator Omar Al-Bachir in 2019. Zijn ambitie en de toenemende kracht van zijn strijdkrachten – gevormd uit het restant van de janjawids militie die de gewapende arm was bij de genocide in Darfoer in 2003 – werden gezien als een bedreiging door het hoofdkwartier van het reguliere leger: de harde kern van de nostalgische islamitische kaders van het regime van Al-Bachir. Onderhandelingen waren evenwel aan de gang om het militaire instituut de hervormen en de FSR te integreren in een verenigd leger, toen de lont het kruitvat deed ontvlammen.

In de loop der maanden was de krachtsverhouding allereerst ten gunste van de FSR, mobieler en beter uitgerust en vooral ook met meer gevechtservaring door de uitzending van duizenden van hen als huursoldaten voor rekening van de Verenigde Arabische Emiraten. Ondanks hun beheersing van het luchtruim zijn de troepen van het reguliere leger eenvoudigweg verouderd en slecht georganiseerd. Binnen een paar maanden maakte de FSR zich meester van een groot deel van het westelijk deel van het land, van vrijwel het gehele Darfoer, van Kordofan in het centrum van het land, van de provincie Gezira in het oosten van het land en van delen van de hoofdstad Khartoem.

De strijdkrachten van generaal Al-Bourhane hielden stand in een groot deel van het land tussen de Nijl en de Rode Zee, in het noorden bij de grens met Egypte en in het zuiden bij de grens met Ethiopië. In januari hernam de FAS weer het initiatief en slaagde zij erin bij de stad Omdourman ten westen van de hoofdstad verscheidene, sinds maanden ingesloten bataljons uit hun isolement te halen. De winst van het leger was mede te danken aan bevoorradingsproblemen van de FSR en vooral ook door de toenemende steun van de bevolking in de bevrijde gebieden. Suliman Baldo, stichter van de denktank « Sudan Transparency and Policy Tracker », stelt dat « de troepen van « Hemetti » door plunderingen, massale verkrachtingen, executies… de burgerlijke bevolking terroriseren, die in het reguliere leger een bescherming zien tegen de FSR. Maar de meeste Soedanezen weten heel goed dat het leger sinds de onafhankelijkheid van Soedan het smerige werk aan de militie delegeerde, en zo het monster FSR creëerde dat niet meer te controleren was. »

Gedurende twaalf maanden verveelvoudigden beide kampen hun oorlogsmisdaden tegen de eigen bevolking. In de grote steden worden de inwoners bedreigd door bombardementen van de FAS met een groeiend aantal slachtoffers, alsook door de paramilitairen van de FSR verspreid in woonwijken, scholen, moskeeën en andere gebouwen die nu functioneren als centra van militaire operaties.

In de gebieden die het leger controleert, richt het « volksverzets-brigades » op, vaak gevormd door gedwongen gerekruteerde burgers, met name door tussenkomst van de sociale media van de islamitische beweging, die ook een eigen militie heeft. De FAS kan ook rekenen op de vroegere rebellenbewegingen die nu aan haar kant vechten. De FSR rekruteert massaal bij de Arabische, traditioneel nomadische stammen in Darfoer en Kordofan, evenals bij honderden etnische groepen die zeggen gemarginaliseerd te zijn door de regering. Daarnaast zijn er huursoldaten uit de Sahel (Mali, Niger, Centraal Afrika, Zuid-Soedan en vooral Tsjaad) die zich bij de troepen van « Hemetti » hebben gevoegd.

Kholood Khair, van de denktank « Confluence Advisory », stelt dat « het reguliere leger weliswaar wat terrein heeft gewonnen, maar dat de FSR een tegen-offensief voorbereidt. Het betrekken van duizenden burgers op etnische basis is buitengewoon verontrustend en dreigt het conflict een langdurig blijvend karakter te geven. » Talrijke experts zeggen dat er nog een veel groter obstakel is om tot een oplossing van het conflict te komen: de implicatie van buitenlandse machten in een oorlog die het rijk aan hulpbronnen en strategisch tussen de Rode Zee en de Sahel gelegen land verscheurt.

Behalve een zekere steun van de Russische Wagner-militie en levering van wapens, voedsel en brandstof via de poreuze grenzen van Libië, Centraal-Afrika en Zuid-Soedan, kan de FSR rekenen op cruciale militaire steun van de Verenigde Arabische Emiraten, die zich verdubbelt in de Afrikaanse landen waar Abu Dhabi een toenemende invloed heeft. De FAS heeft als belangrijkste bondgenoot Egypte, maar legt ook weer contacten met Iran, Qatar, Turkije en Eritrea: traditionele bondgenoten van het omvergeworpen islamitische Soedanese regime.

Op diplomatiek gebied zijn alle internationale bemiddelingspogingen mislukt. Kholood Khair: « Iedere dag glijdt het land verder af naar hongersnood. Maar tot nu toe staat deze kwestie niet op de agenda van de onderhandelingen, die zich beperken tot militaire besprekingen. » Met uitzondering van enige tientallen vrachtwagens komt er geen humanitaire hulp binnen in Soedan. Internationale organisaties hekelen de talrijke blokkeringen en het gebruiken van de voedselhulp door beide kampen, die niet aarzelen ze direct voor eigen gebruik in te pikken of ze te verkopen voor eigen gewin.

Volgens het mondiale voedselprogramma van de VN staan 23 miljoen Soedanezen op de rand van hongersnood, beter gezegd op de rand van hongerdood. Het Nederlandse Clingendael Instituut waarschuwt dat vanaf juni een half miljoen mensen van de honger kan omkomen. Alleen al in het vluchtelingenkamp van Zamzam in het noorden van Darfoer sterft volgens « Artsen zonder Grenzen » iedere twee uur een kind door ondervoeding.

De crisis in Soedan voltrekt zich onder algemene onverschilligheid. De internationale gemeenschap steekt in feite geen poot uit en heeft het land vanaf de eerste dagen van de oorlog in de steek gelaten. Deze oorlog heeft Soedan doen ontploffen, zijn infrastructuren zijn verwoest. De oorlog heeft zijn sociale structuur, het samenleven van gemeenschappen volledig vernietigd. En het einde van deze steeds groter wordende ellende is absoluut niet in zicht.

 

Geschreven in mei 2024

 

 

Schuldenaar Egypte verkwanselt grond en infrastructuren aan de Golfstaten

 

Nu Egypte een schreeuwend tekort heeft aan buitenlandse deviezen, gaan de Verenigde Arabische Emiraten 35 miljard dollar in het land injecteren. Het grootste deel is bestemd voor de ontwikkeling van Ras El-Hikma, een schiereiland van 170 vierkante kilometer met bijna 50 kilometer strand. Achter deze aankoop zit het soevereine fonds van de emiraten, « Abu Dhabi Developmental Holding Company » (ADQ), onder leiding van Sheik Ben Zayed Al Nahyane. ADQ wil van Ras El-Hikma « één van de grootste door een privé-consortium ontwikkelde nieuwe steden maken », een toeristische luxe-bestemming gekoppeld aan een financieel centrum en een zogeheten vrije zone. Deze unieke overeenkomst in de geschiedenis van Egypte, aldus de premier van Egypte, Moustafa Kemal Madbouli, werd op 23 februari afgekondigd in de nieuwe administratieve hoofdstad Wedian of Al-Masa: een ander fabelachtig project waarin het emiraat ook fiks heeft geïnvesteerd.

Terwijl Egypte wankelt onder de last van zijn op meer dan 160 miljard dollar geschatte schulden en geconfronteerd wordt met de ernstigste financiële crisis sinds tientallen jaren – verergerd door de onrust in de Rode Zee en minder inkomen van het Suezkanaal – zijn deze massale investeringen een opsteker voor de Egyptische machthebbers. Timothy E. Kaldas, co-directeur van het « Tahrir Institute for Middle East Policy », een NGO gewijd aan de democratische transitie in het Midden-Oosten, stelt dat « het een onverwachte redding is. Op korte termijn helpen deze kapitalen de duizelingwekkende verslechtering van de economie in te dammen. Maar voor hoelang? Men moet de capaciteit van de regering niet onderschatten om deze fondsen te verkwisten door ze alles behalve duurzaam te investeren. Er verandert niets als de macht zijn beleid van de laatste tien jaar gewoon voortzet: steeds meer buitengewoon kostbare megaprojecten die weinig opbrengen voor de economie van het land, maar wel in hoofdzaak een mistig geheel van steunpilaren en verwanten van het regime bevoordelen. »

De overeenkomst van Ras El-Hikma maakt deel uit van een hele serie investeringen van de landen van het Arabische schiereiland, al sinds tien jaar te hulp geroepen voor de Egyptische economie. Tussen 2013 en 2023 hebben de Golfstaten ongeveer 28 miljard dollar bij de Egyptische centrale bank gedeponeerd. Abu Dhabi en Saoedi-Arabië hebben onmiddellijk president Al-Sissi gesteund toen deze – overigens terecht, ook voor het overgrote deel van de Egyptische bevolking – Mohammed Morsi van de Moslimbroederschap van het toneel deed verdwijnen.

In ruil voor hun hulp verwachten de geldschieters dat de Egyptische autoriteiten het hen makkelijker maken om eigendommen in het land te verwerven: van banken (in vele sectoren, van toerisme tot landbouw) tot havens en de farmaceutische industrie. Sinds 2016 eisen zij, net als het Internationaal Monetair Fonds (IMF), structurele hervormingen, meer privatiseringen, minder greep van het leger op de economie, en een zwevende wisselkoers om investeringen te vergemakkelijken.

Hoewel de Egyptische regering heeft aangekondigd een deel van de gehoopte 35% opbrengst van het project Ras El-Hikma te reserveren, mist de overeenkomst de nodige helderheid. Niemand weet echt via welke kanalen de genoemde miljarden worden geïnjecteerd en aan welke projecten het resterende geld wordt uitgegeven. Heeft Egypte het eigendom van deze gronden weggegeven? Alles blijft duister. En door deze activa te verkopen, verliest het land de controle over zijn hulpbronnen, en gaat het door met zich verder in de schulden te steken. Het land verliest zijn beste ondernemingen, zijn strategische hulpbronnen, hypothekeert zijn havens en zijn vliegvelden. En dat alles voor ondertekende overeenkomsten buiten medeweten van de burgers.

Parallel met de overeenkomst met ADQ voeren de autoriteiten sinds verscheidene maanden discussies over een ander megaproject in het zuiden van de Sinaï bij de Rode Zee. Het schiereiland Ras Gamila is aantrekkelijk voor Saoedische fondsen, met een geschatte investering van 15 miljard dollar voor het ontwikkelen van een immense toeristische badplaats.

Behalve de verkoop in februari van verscheidene historische en prestigieuze openbare gebouwen aan ADQ voor 800 miljoen dollar bereidt de regering ook de overdracht voor van het beheer van zijn vliegvelden aan privé-operators, gezien de aankondiging van bepaalde internationale aanbestedingen. President Al-Sissi heeft bovendien een wet bekrachtigd inzake de verkoop van woestijngronden aan buitenlandse investeerders.

Net als in 2017, bij de overdracht van de eilanden Tiran en Sanafir in de Rode Zee aan Saoedi-Arabië, die de verontwaardiging van heel veel Egyptenaren opwekte, heeft ook het Ras El-Hikma tot een spervuur van woede geleid vanuit de bevolking, die des duivels is door de verkoop van gronden, infrastructuren en historisch erfgoed van het in stukken geknipte land.

Zacht gezegd: dictator Al-Sissi en zijn corrupte handlangers worden er niet populairder op bij de 106 miljoen tellende Egyptische bevolking, waarvan twee derde onder de armoededrempel verkeert.

 

Geschreven in mei 2024