Civis Mundi Digitaal #147
Heidegger (1889-1976) en Jaspers (1883-1969) kwamen in Deel 1 al naar voren als docenten tijdens haar studie. Arendt had na een verhouding of affaire met Heidegger afstand van hem genomen en was naar Heidelberg gegaan om bij Jaspers en Mannheim verder te studeren en te promoveren. Met Heidegger heeft ze later het contact weer hersteld. Met Jaspers en zijn joodse vrouw Gertrud heeft ze haar hele leven contact gehouden. Het contact met Heidegger is beter te begrijpen door enig inzicht in zijn filosofie, die in een apart artikel in dit nummer is toegelicht, iets uitgebreider dan in CM 118. Daarin wordt ook de filosofie van Jaspers toegelicht, evenals in CM 117 in de bespreking van het boek van Jozef Waarders over hem.
Heidegger was op en top een ‘vakfilosoof’, die aan de filosofie een eigen wending gaf, zoals toegelicht in het genoemde artikel. Die eigen wending gold ook voor Jaspers, die echter niet als filosoof maar als psychiater was opgeleid. In de academische filosofie was hij aanvankelijk een outsider. Zijn Psychologie der Weltanschauungen (1919) toont een overgang van de psychologie naar de filosofie en laat meteen het brede bereik van zijn denken zien, dat invloed had op Heidegger en omgekeerd. Beiden behoren met Kierkegaard, Sartre, Camus, voor zover hij filosoof is, Gabriël Marcel en anderen tot de existentiefilosofie.
Behalve over tal van filosofen en wijzen schreef Jaspers onder meer over geschiedenis en religie. Het begrip ‘spiltijd’ (Achzenzeit) rond 600 v C. is van hem afkomstig. Na de oorlog schreef hij meer over acturele maatschappelijke maatschappelijke problemen in Die Atombombe und die Zukunft des Menschen (1947) en de naoorlogse Duitse situatie in Hoffnung und Sorge. Schriften zur deutschen Politik 1945–1965. en Wohin treibt die Bundesrepublik? Tatsachen, Gefahren (1966). Al eerder had hij de Duitse schuldvraag aan de orde gesteld in Die Schuldfrage (1946), waarover in De Groene Amsterdammer onlangs een artikel verscheen. (16 mei 2024) Een brede oriëntatie op de wereld had hij gemeen met Arendt, hoewel hij vooral filosoof was en geen politiek denker zoals Arendt.
Het contact met Heidegger werd bemoeilijkt door zijn betrokkenheid bij het nationaalsocialisme, waardoor hij in het naoorlogse Duitsland moeilijk in de openbaarheid kon treden zoals Jaspers en Arendt. Als filosoof had hij echter grote invloed, vooral in Frankrijk via Sartre en later wereldwijd, evenals Jaspers en Arendt als hun meest invloedrijke student.
Hernieuwd contact met Heidegger
Arendt kwam er steeds rond voor uit dat ze bij Heidegger en Jaspers had gestudeerd. “Zij was de enige bekende vrouw en vooral de enige publiekelijk optredende intellectueel die uit de diverse studentenkringen van deze denkers voortgekomen was:... ‘Studie bij Heidegger’... stond op elke flaptekst van haar boeken... naast Jaspers,” (p270)
Heidegger was in 1933 lid van de NSDAP geworden. Hij zou verraad hebben gepleegd tegenover zijn joodse leraar Husserl. Arendt zinspeelde op zijn gebrek aan verantwoordelijkheid. “Hij was kennelijk bezweken voor de verleiding ‘mythologische oerbegrippen als volk en aarde’ filosofische waardigheid te verlenen... ‘Het is evident dat dergelijke concepten hem alleen maar verwijderen van de filosofie in de richting van naturalistisch bijgeloof.’... Arendt kon het niet verdragen als Heideggers groots opgezette voornemen - de vernietiging van de traditionele metafysica... en zijn daaruit voortkomende poging een ‘ander begin’ mogelijk te maken - in verbinding werd gebracht met ... het zich inlaten met de nationaalsocialisten.” (p271,273) Het was een ongerijmdheid hoe deze grote vernieuwer zich kon inlaten met het nazisme.
Arendt herkende zich in wat haar studiegenoot en mede-adept van Heidegger Leopodine Weizman schreef: “Dat hij... naar de nazi’s is overgelopen, is natuurlijk een catastrofe... Anderzijds kan ik hem niet kort en bondig veroordelen. En sommigen die dat wel doen, zijn daartoe niet bevoegd... Ik wil graag weten wat Heidegger in de tussentijd aan positiefs heeft gedaan – op zijn eigen filosofisch gebied en dan pas oordelen... of zijn verdere docentschap waardevol en toelaatbaar is of niet.” (p275) Zo wilde ook Arendt “het fenomeen Heidegger zelf onderzoeken.
De eerste biografie van Arendt benadrukt haar gerichtheid op de wereld
Filosofie en maatschappijkritiek
In haar historisch-sociologische en politieke studies had zij afstand genomen “van de voorstelling van een natuurlijke Eerste filosofie [en...] op een observerende afstand gaan staan van de filosofie als zodanig.” Politieke theorie had bij haar de plaats ingenomen van het ‘denken over het denken’. De vita activa en vita socialis kregen de overhand over de filosofische vita contemplativa. De filosofie had volgens haar het politieke buitengesloten of op het tweede plan geplaatst [voorbijgaand aan het gegeven dat er vele politieke filosofen zijn geweest]. Marx, Kierkegaard en Nietzsche hadden de oude filosofie naar haar einde geleid, die zich hulpeloos had getoond ”tegenover een verlies aan traditie... en het gebrek aan oriëntatie... De pogingen tot begrijpen waren naar het morele verschoven”. En naar het politieke. (p276)
Arendt vond ook dat Heidegger “vroeger grote dingen tot stand heeft gebracht”. Hij had bijv. zijn zorg getoond over de toenemende “techniciteit”, de “vervlakking van de massa” en het leeggemaakte bestaan, zoals Weizmann schrijft. Arendt wilde weer een “tweegesprek” aangaan met zijn denken. In 1950 kwam het tot een ontmoeting, maar er bleef distantie. Ze keerde terug met een hele stapel boeken om “Heideggers denkontwikkeling nader te bekijken”. Heidegger vatte deze aldus samen: “de voltooiing van de metafysica bepaalt en draagt het begin van de voltooiing van de moderne tijd”. (p278,279)
Heidegger verwijst daarbij onder meer naar De ondergang van het avondland van Oswald Spengler, waarover hij college had gegeven. “Een ‘denken over het denken’ heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de Seinsvergessenheid (zijnsvergetelheid) van de tijd. Het is de kiemcel van het mechanische, rationele filosoferen, dat gelijkstaat aan rekenen... waarvan het succes de mens aan het werk zet in een Gestell waaruit geen vlucht meer mogelijk is. Vanuit die diagnose wordt later... de kritiek op de techniek naar voren gebracht.” (p280)
Met andere woorden: het menselijk zijn, of de leefwereld in termen van Habermas, wordt ingekapseld in een dominant Systeem, dat bijv. het WTE systeem van wetenschap, techniek en economie wordt genoemd en tegenwoordig door Big Tech wordt gedomineerd. Het zou voortkomen uit het rationalisatieproces, in termen van Max Weber, dat sinds de Grieken een beslissende wending nam, toen theorie, abstracte filosofie en de ideeënwereld sturend voor het leven werd.
Met Marx, Kierkegaard en Nietzsche zou “de dragende filosofie” van de moderne tijd zijn einde hebben gevonden met hun kritiek op de (filosofische en religieuze) traditie en “meer nog de loochening van de autoriteit van de overlevering”. (p281)
Nietzsche zag als consequentie hiervan een onafwendbaar nihilisme, dat hij wilde bestrijden met een ”herwaardering (Umwertung) van alle waarden”. (p282) Marx legde de nadruk op arbeid en economie in plaats van het denken, maar zijn filosofie van de werkende mens (“animal laborans”) werd een (politieke) ideologie en utopie, met alle gewelddadige totalitaire gevolgen van dien.
Positiebepaling en tweegesprek over filosofie en politiek
Arendt wilde haar visie op Heidegger nader bepalen in een tweegesprek aan de hand van zijn en haar denken, dat na de invoering in zijn filosofie onafhankelijk van hem een eigen weg was gegaan. Na de ontmoeting met hem in 1950 gaf ze in 1951 een werkcollege over hem en Jaspers. Zij was in haar studententijd gevormd door hun existentiefilosofie en bepaalde opnieuw hun onderlinge positionering.
In 1954 gaf ze hem een beknopte “tussenstand van haar denken” dat zich ten eerste bezighield rond het politieke begrip ‘heerschappij’. Ten tweede met de begrippen arbeiden, werken en handelen als aspecten van de vita activa, die haar meer bezighield dan de vita contemplativa. En ten derde met “de verhouding tussen filosofie en politiek” en de grondslag van de politieke theorie. (p283) “Het inzicht dat ervaringen het denken konden beïnvloeden” verdween bij Arendt niet “achter het geloof in de traditie van filosofen, die niet de geschiedenis analyseerden maar de geschiedenis van het denken”. (p284)
Dat het denken samenhangt met het maatschappelijk zijn of de sociale positie had ze bij Marx en Mannheim geleerd. Deze samenhang lijkt aan veel filosofen voorbij te zijn gegaan, die het denken op de eerste plaats stellen. Dit verband “maakt het mogelijk het bereik van de politiek opnieuw te onderzoeken door terug te grijpen op de menselijke ervaringen in dat bereik zelf, zonder ze uit te sluiten door begrippen waarvan de ervaringsgrondslag in een heel andere levenssfeer ligt”. (p286) Bijv. in een metafysische sfeer, die wordt beschreven in abstracte filosofische begrippen uit een buitenwereldse ideeënwereld. Het gaat haar niet om een apolitieke (eerste) filosofie, zoals bij Heidegger. De filosoof staat niet “buiten het zuiver menselijke bereik” en “menselijke aangelegenheden”. Arendt zocht verband tussen filosofieën, ideologieën en historisch-sociologische ontwikkelingen in haar studie van het antisemitisme en totalitarisme.
In 1960 stuurt Arendt haar Vita activa (The Human Condition) aan Heidegger. Ze schrijft hem dat ze heeft overwogen om het aan hem op te dragen want “Ik ben jou in elk opzicht zo ongeveer alles verschuldigd” (p288) Krasse taal. Het wordt echter niet duidelijk wat ze dan aan hem heeft ontleend. Ze plaatst ‘de menselijke conditie’ in de wereld, zoals Heidegger het Dasein in de wereld plaatst. Maar dat is weinig specifiek. Heidegger is “bij de filosofie gebleven”, maar Arendt is overgestapt naar de politieke theorie. Daarna volgt vijf jaar zwijgen. Het boek laat haar zelfstandige ontwikkeling zien vanaf de colleges van Heidegger, waar het een aanvang vond.
Pas in 1965 reageert Heidegger. Hij had gehoopt dat ze “bij de filosofie gebleven was... ‘ondanks de veelvuldige anders gerichte publicaties’ [...en] beklaagde zich over de zegetocht van ‘sociologie, semantiek en psychologie’, waarvoor de filosofie had moten ‘wijken’... Heidegger interesseerde zich wederom niet voor haar werk.... Zeiden‘arbeiden’, ‘werken’ en ‘handelen’ als drie fundamentele vormen van menselijke bezigheden hem niets? Waren dat geen ’existentialia’, zoals hij in Sein und Zeit had vastgelegd?”
“Vita activa was deels de vertaling van heideggerismen in een andere ‘taal’... Het boek is inderdaad te lezen als een antwoord op Heideggers filosofie- en tijdsdiagnose, geschreven vanuit een heel ander standpunt." Maar hij laat toch zien “hoe die Vita activa hem geraakt had”. Er was tussen hen “een diepe kloof”, een wereld van verschil. “Ze had een vrijheid verworven die tot een soevereine ontspanning leidde.” (p289,291)
Het contact zette zich daarna ontspannener voort, ook omdat “Arendt optrad als de goede geest.” Ze stuurden elkaar gedichten. “Daarin kon gezegd worden wat in een gewone mededeling of in het filosofische ‘gesprek’ niet uitgesproken kon worden.” (p290)
Heidegger tachtig jaar
In 1969 sprak Arendt over Heidegger in een speciale radio-uitzending ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag. “Een bezinning op de vraag wat naam en werk in deze eeuw betekenen en hebben betekend... Zijn interpretatie van de ‘moderne tijd’ kon ze nu vergelijken met de Vita activa, haar ‘bezinning’ op de situatie nu... Zijn pogingen de filosofie fundamenteel te vernieuwen... leverden [indertijd] gefronste voorhoofden op... Geen wonder daarom dat Sein und Seit als strijdschrift begon... Uit de diagnose van de zijnsvergetelheid kwam een boek van de eeuw voort.” Sinds Plato was “de inhoud van het zijn en het zijnde” vergeten en niet meer doordacht.
Zijn rectoraat aan de universiteit van Freiburg en de opgave van “de opvoeding in de zich vormende ‘volksgemeenschap’ van het Derde Rijk’ komen ook aan de orde, zijn doceerverbod na 1945 en de opheffing daarvan, beide mede door betrokkenheid van Jaspers. Arendt gaat vooral in op Heideggers invloed als docent, zoals ze hem had meegemaakt.
“Hij is makkelijk te verbinden met plekken waar het om God en het begin gaat.” Arendt citeert tot besluit Rilke’s Sonette an Orpheus: “Al het voltooide valt / terug naar het oeroude’... Ze spreekt in een esoterische taal... ‘En geheime koning heerste dus in het rijk van het denken, dat, ook al is het geheel van deze wereld, er zo in verborgen ligt dat je er nooit zeker van kunt zijn of het wel bestaat...” (p294) Ze verwijst naar een geliefd gedicht van Novalis over een “geheime koning” met een ”wonderlijke aanhang”, zoals ze had meegemaakt bij Heidegger.
Het ‘erzijn’ (Dasein) is een in de wereld zijn, maar tegelijk verborgen. Het vraagt filosofische verheldering om het verborgene te “ontbergen”. “Heidegger wordt naar zijn begin teruggebracht en lijkt daar meteen aan de tijd ontrukt... De duistere verbanden zijn talrijk en glinsterend... Heidegger als erfgenaam van Plato aan de tijd ontheven... De toespraak bij de aanvaarding van zijn rectoraat in 1933 was een vergissing geweest die hij zelf had ingezien.” Zijn rectoraat duurde nog geen jaar. Arendt vermijdt hier kritiek. Tenslotte is het een soort van feestrede op zijn tachtigste verjaardag.
Heidegger als leraar wordt centraal gesteld, ook al is de leerling een andere weg gegaan. “Bij hem leerde je denken, omdat zíj bij hem had leren denken.” (p295,297) Denken is niet identiek met bewustzijn. “Het denkende ik is allesbehalve het zelf van het bewustzijn.” Het denkende ik en daarmee de filosofie had “door de methodische twijfel... zichzelf buiten spel gezet”. Bij Descartes begon het verval van de filosofie en “Heidegger maakte een eind aan een traditie van duizenden jaren.” (p298)
Zijn betrokkenheid bij het nationaalsocialisme toont “de zwakke afweerkrachten van de
filosofie tegenover totalitaire systemen”. Volgens Arendt is “de filosofie is nu eenmaal radicaal [en...] hadden veel grote denkers een “voorliefde voor het tirannieke". Heidegger is in goed gezelschap en staat niet alleen. Ze vergelijkt hem met Plato. De stormen die zij beiden ontketenen komen uit “het oeroude” en keert ernaar terug.
“Arendt onttrekt Heidegger en zijn denken aan elke verantwoordelijkheid... Ze ziet hem met zijn tachtig jaar onderweg naar tijdloosheid.” Haar radiopraatje werd een lofrede. “Iedereen was tevreden... Maar vooral Heidegger was tevreden.” Een terugblik op het grillige verloop van hun vriendschap “wekt de indruk dat het van één kant is gekomen”. (p301-303)
Karl en Gertrud Jaspers
Doorlopende vriendschap met Karl en Gertrud Jaspers
Op Jaspers hield Arendt ook een lofrede bij gelegenheid van de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels in 1958 voor zijn boek Die Atombombe und die Zukunft des Menschen. Jaspers had in die tijd “een ongekende publieke aanwezigheid... Hij kon het zich bovendien veroorloven geheel in de geest van Arendt de decennia te overzien zonder zich ooit gecorrumpeerd te hebben, waarbij hij met filosofische wijsheid en nietsontziende welwillendheid naar de mensen keek. Dat was althans de grote consensus die hem omgaf.”
Op schrift werd Arendts rede een verkoopsucces. “Het kleine geschrift... wijst op de verantwoordelijkheid van eenieder van ons jegens zichzelf, ons volk en de wereld door onze manier van leven in waarheid en vrijheid, ook in een tijd van materiële overschatting van de dingen en de leger wordende vrije tijd.” (p304)
“Zo in de publiciteit staand [als Jaspers], wordt het werk van de filosoof politiek.... De eenling Jaspers, die alle totalitaire verleidingen weerstaan heeft en in het denken alleen zichzelf vertrouwt... wordt door Arendt indrukwekkend beschreven... Jaspers belichaamt het ‘lichte’... Ze kon in zijn denken en in zijn persoon een model ontdekken waaraan ze zich eveneens verplicht voelde... In de daaropvolgende jaren zorgde Arendt voor vertalingen van Jaspers’ werken... en zette zich voor hem in toen al zijn uitgevers samen het initiatief namen voor de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan hem... Haar bezoek aan Jaspers in Bazel vormde telkens het middelpunt van haar reizen naar Europa. Arendt hielt ook de toespaak bij de openbare herdenkingsplichtigheid... na zijn overlijden en... ordende zijn geschriften als aangestelde beheerder van Jaspers’nalatenschap.” (p305,306) Na zijn dood bleef zij nauw bevriend met zijn joodse vrouw Gertrud, met wie hij tenauwernood aan de dood was ontsnapt. Haar deportatie stond al gepland, toen de geallieerden in 1945 Heidelberg bezetten.
De weg van Jaspers
Jaspers was kritisch over haar dissertatie over Augustinus, maar na herziening toch tevreden en bleef in haar ontwikkeling geïnteresseerd, die zich richtte op de joodse emancipatie. Arendt schreef op haar beurt een verloren geraakt commentaar op Jaspers’ essay Die geistige Situation der Zeit (1931). Evenals haar tijdgenoten zweeg zij echter over zijn driedelige werk Philosophie (1932). Het essay kreeg veel aandacht, het hoofdwerk bleef onopgemerkt. De titels van de drie delen: Filosofische wereldoriëntatie, Existentieverheldering en Metafysica waren “volkomen uit de tijd”.
“Jaspers was voor velen een ietwat vreemde collega in Heidelberg, die de enorme schaduw die Heidegger wierp, niet wilde zien... Hij had geen leerlingen, er was amper iemand die zich op hem beriep... Jaspers was in hoge mate geïsoleerd.” Hij was niet opgeleid tot filosoof maar tot psychiater, dus een medicus. “Zijn driedelige hoofdwerk was voorzien van een eigen begrippenapparaat, veelomvattend, de mens in zijn existentie peilend, geheel voor eigen rekening geschreven.” Hij ging net als Heidegger en Arendt zijn eigen weg. Sleutelbegrippen zijn vrijheid, zelfbepaling, zelfverheldering en zelfverwerkelijking, communicatie en redelijk overleg en inzicht. Intellectuelen zijn belangrijk bij de communicatie tussen regering en volk in een democratie, daar massa’s vatbaar zijn voor beïnvloeding door totalitaire ideologieën, zoals ook Arendt liet zien. (Meer over Jaspers in CM 117 en 118 en G.A.van der Wal, Karl Jaspers. Met name het laatste hoofdstuk: ‘Jaspers’ politieke denken’ sluit aan bij Arendt)
In 1932 publiceerde Jaspers het boekje Max Weber. Deutschen Wesen im politischen Denken, in Forschen und Philosopheren bij een rechtse uitgever. Hoewel hij ervoor zorgde dat het niet met extreemrechts over één kam kon worden geschoren, ontlokte het kritiek bij Arendt. Ook anderen waarschuwden hem.
De publicatie kwam voort uit “een ongelukkige alliantie met de persoon en het werk van Max Weber,” (p309) Max Weber en zijn broer Alfred waren eveneens hoogleraar in Heidelberg. Het boekje ging onder meer over het “Duitse wezen”, dat toen sterk in de belangstelling stond. Een gevoelig punt voor Arendt, die joods was, vooral in politiek opzicht, maar Duits wat betreft haar moedertaal, filosofie en literatuur, doch niet in haar ‘wezen’. Jaspers “vond het zonderling dat u zich als joodse wil onderscheiden van de Duitse aard’... Hij zal haar nooit begrijpen.” (p309,310)
In 1937 krijgt Jaspers een doceerverbod. Hij mocht nog wel publiceren en behield zijn integriteit. Stuurde haar zijn boekje met vijf lezingen over Ratio en existentie, zijn studie over Nietzsche (1936), Nietzsche und das Christentum (1938) en zijn Descartes-interpretatie (1937), dat zij grondig gelezen schijnt te hebben. “De ahistorische wil tot algemene geldigheid... dwalend in het denken van een lege ratio” contrasteerde met de benadering van Jaspers “die filosofen en hun filosofie altijd afmat aan de ‘situatie van de tijd’ en hun Gegenwärtigheid wilde ontdekken”. (p311) Jaspers verbond het denken met de existentie, dat overeenkomt met Heideggers Dasein en in de wereld zijn.
Jaspers zorgde ervoor dat Arendts boeken in Duitsland werden uitgegeven. Haar Sechs Essays (het latere werk Tussen verleden en toekomst) droeg ze aan hem op. Ze gaf te kennen dat ze veel van hem geleerd had: “onbevangenheid des oordeels en bewuste distantie tot fanatismen... open en vrij leven en denken... te proberen op een of andere manier mens te zijn... Uw moeilijk te omschrijven houding om te luisteren, de voortdurend tot kritiek bereide tolerantie, die even ver verwijderd is van scepsis als van fanatisme... Ze ziet Jaspers als de belichaming van de mogelijkheid filosoof een mens te blijven... Haar Jaspers staat voor communicatie, openbaarheid, waarheid, openstaan voor de wereld... Ideeën worden door hem in communicatieve verhoudingen vertaald.” (p315,319,320) Jaspers zag in haar een onafhankelijke denkster. Zij heeft waarschijnlijk amper een bijdrage aan zijn denken geleverd, maar vond hem “een geweldige vent, zoals je er geen tweede tegenkomt.” (p321, slotzin over Jaspers)
Slot
Herhaaldelijk komt naar voren dat Arendt als vrouw in een door mannen gedomineerde wereld optrad. Ze heeft zich ook ingelaten met de vrouwenemancipatie en kan daarvan zelf als een belichaming worden gezien. Het voorlaatste hoofdstuk gaat daarover, evenals haar boek over Rahel Varnhagen, waarin het jood-zijn centraal staat. Maar “solidariteit met vrouwen en de door Arendt als gerechtvaardigd erkende wensen was er niet.” (p378) Het mens-zijn stond centraal.
“Op 10 mei 1974 kreeg Arendt... en hartaanval... Voor 4 december had ze oude vrienden uitgenodigd voor een avondeten... De avond verliep zonder bijzonderheden, maar plotseling stond haar hart stil. Hannah Arendt stierf midden in het leven.” 69 jaar oud.
Haar gasten stelden haar vriend en collega Hans Jonas op de hoogte, die het gebeuren doorvertelde aan vrienden en vriendinnen. Onder hen voormalig echtgenoot Günther Stern, die diep geraakt was. Jonas zou ook de rouwplechtigheid organiseerde en voor een speciaal Arendt-nummer van het tijdschrift van de New School of Social Research zorgen, waar ze beiden aan verbonden waren. Hij schreef ook onder anderen Heidegger en Jurgen Habermas, met wie ze ook bevriend was geraakt.
“Je hebt ons te vroeg verlaten,” zei Jonas bij het afscheid, en “denken was Arendts passie geweest.” Volgens vriendin Mary McCarthy “was er iets ondoorgrondelijke in Hannah, dat in de spiegelde diepte van de ogen leek te liggen. Haar uitgever vevolgde: ”Ze verafschuwde geweld, maar verdedigde ongehoorzaamheid in een rechtvaardige zaak van de burgers.” Zo waren er meer prominente bevriende intellectuelen. Er volgden talloze necrologieën, eerbewijzen, radio- en televisie-uitzendingen. “Tegen de joodse traditie in, die lijkverbranding verbiedt, werd Arendt gecremeerd en de urn naast die van Blücher... bijgezet.”(p387)
Een van de vele eerbewijzen
Commentaar: een grondige, complexe biografie met veel contacten
De biografie van Meyer is geen gemakkelijk boek dat vlot leest. De vergelijking met biografieën die eerder zijn besproken, is verleidelijk. Bijv. de biografie van Cor Hermans over John Stuart Mill en zijn recente collectieve biografie van een tijdvak: De uitgewiste horizon. Europa’s obsessie met cultureel verval 1835-1914 (zie CM 144) Of die van Andrea Wulf. Rebelse genieën: over de vroege romantici (CM 129). Arendt beschrijft wat uit de decadentie voortkwam en geeft een antwoord. Haar visie heeft weinig affiniteit met de Romantiek en meer met maatschappijkritiek, die toen niet ontbrak. De biografieën van de met Arendt verwante schrijvers en Albert Camus en George Orwell (CM 93, 94 en 104) zijn met die van haar te vergelijken, maar scoren boeiender en vloeiender. Ook het boek van Hans Achterhuis, Ik wil begrijpen: De onbekende Hannah Arendt (CM 129) is meer toegankelijk geschreven, hoewel het geen biografie is, meer een monografie over haar leven en werk, vooral het laatste.
Meyer wekt de indruk dat hij naar zoveel mogelijk bronnen wil verwijzen, ook als deze een minder substantiële bijdrage verlenen. Dat maakt zijn biografie grondig onderbouwd, maar minder vloeiend.. Door de vele personen in het leven van Arendt met wie zij te maken heeft, wordt het levensverhaal gecompliceerd. Een lange stoet van contacten trekt voorbij. In deze bespreking zijn alleen de belangrijkste contacten opgenomen om het overzichtelijker te maken, en niet te verdwalen in een menigte van voor menige lezer onbekende personen.
Vooral haar Parijse en Amerikaanse perioden worden weergegeven aan de hand van een netwerk van contacten, die haar diverse werkzaamheden en verrichtingen beïnvloeden. Haar leven was net zomin als de biografie erg overzichtelijk en had vooral als vluchteling in Frankrijk een grillig verloop, dat naar vorm en inhoud adequaat wordt weergegeven. Zoals het een biografie betaamt, ligt de focus meer op haar leven dan haar werk. Het boek geeft de samenhang van beide overtuigend weer. Haar werk wordt gepresenteerd in een interactief netwerk van personen met wie zij te maken heeft en die haar hebben beïnvloed of geholpen.
De periode in de VS, die ongeveer de helft van haar leven bestrijkt, begint met het ontstaan van haar hoofdwerk over het totalitarisme, waardoor zij brede bekendheid kreeg. Dit werk wordt niet eerst samengevat en vervolgens toegelicht aan de hand van personen en ervaringen die haar hebben beïnvloed. Inhouden en invloeden lopen door elkaar, zoals het is ontstaan. Arendt is geen systeembouwer of systematicus, maar een sociaal geëngageerde essayist. De aanpak van Arendt en haar biograaf lijkt meer associatief dan systematisch. Het geeft de wijze van leven van Arendt wellicht adequaat weer.
In the 1940s, Hannah Arendt and her husband began socializing with a group of New York friends, many of whom were writers and intellectuals associated with the Partisan Review. Pictured here standing are Heinrich Blücher, Hannah Arendt, Dwight Macdonald, and Gloria Macdonald; seated are Nicola Chiaromonte, Mary McCarthy, and Robert Lowell. CC-PD
De invloed van haar docenten Heidegger en Jaspers wordt terecht breed uitgemeten in substantiële hoofdstukken. Hun filosofie komt echter niet erg overzichtelijk naar voren en evenmin wat zij ervan heeft overgenomen. Hoe hun denken doorwerkt in haar werk komt aan de orde bij de interactie met hen. Dat maakt het contact levendig en levensecht, maar niet altijd even inzichtelijk. Het ging wat Heidegger betreft vaak moeizaam in tegenstelling tot het vloeiende, doorlopende en openhartige contact met Jaspers.
Het boek is geen hagiografie en beschrijft het leven van Arendt feitelijk aan de hand van talloze bronnen en contacten, overwegend met Duits-joods intellectuelen. Het bevat ook kritische noten van vele personen in het leven van Arendt met wie zij het nodige te stellen had. Arendt had als schrijfster confronterende visies die reacties ontlokten, welke ze niet had voorzien en verwacht, met name bij haar boek over Eichmann. Ze windt geen doekjes om haar met redenen omklede gezichtspunten.
De stijl van de biografie is erudiet en neigt vaak naar ‘filosofen-Duits’ in vaak lange, samengestelde zinnen met een breed intellectueel referentiekader, dat niet voor iedere lezer even goed te behappen zal zijn. Plato, Heidegger en Jaspers zijn geen gemeengoed en behoeven voor velen enige introductie. De meest treffende zinnen en passages zijn hierboven geciteerd of geparafraseerd. Het blijken er vele te zijn. Het boek biedt een afwisseling van minder ter zake doende details en hoofdlijnen, die in de overvloed aan informatie niet altijd gemakkelijk te traceren zijn, maar in de bespreking zoveel mogelijk aan het licht worden gebracht in de woorden van de auteur.
Arendt komt in deze biografie veelzijdig tot leven in tal van gedaanten. Vooral als schrijfster, jodin in politieke zin, en als medemens in een rijk sociaal ‘leven van de geest’. Een verdienste van de biografie is dat haar hoofdwerk uitvoerig wordt toegelicht. Maar haar andere werken komen minder uit de verf, hoewel haar politieke en culturele preoccupatie met de joodse zaak voortdurend aan de orde komt. Zij geeft er geen blijk van jodin in religieuze zin te zijn, voornamelijk in politieke en culturele zin. Ze studeerde protestantse theologie bij Bultmann en haar religieuze achtergrond werd reeds op het gymnasium niet vermeld. Haar spiritualiteit blijkt meer sociaal gericht.
Toegevoegde waarde hebben de hoofdstukken over haar mediaoptreden, haar brede affiniteit met literatuur en haar vrouw-zijn, dat bij haar echter weinig nadruk krijgt. Ze is vooral mens en medemens.
De biografie plaatst haar in de context van haar tijd, niet de onze. Maar het is een gemiste kans haar relevantie voor de huidige tijd niet kort toe te lichten. Om te laten zien waarom ze ook nu voor ons van belang kan zijn met betrekking tot problemen waar we voor staan in deze tijd. De achtergronden van het totalitarisme zijn bijv. veranderd maar niet verdwenen en wie weet in welke vorm met verschillende en vergelijkbare begeleiden verschijnselen ze weer de kop op kunnen steken.
Persoonlijke verwerking
Wat heeft deze biografie mij opgeleverd? Het is geen gemakkelijk en overzichtelijk boek, maar afgezien van meer inzicht in haar leven en werk heeft het vooral de strekking en de achtergronden van het totalitarisme nogeens duidelijk gemaakt. Het is eigenlijk het enige en volgens de biograaf het belangrijkste werk van haar dat uitvoerig aan de orde komt en verweven wordt met haar leven. Zo had de schrijver ook andere (hoofd)werken kunnen behandelen. Dan zouden Arends leven en werk en het onderlinge verband meer tot zijn recht gekomen zijn.
Boeken over Arendt gaan vooral over haar werk, hoewel Hans Achterhuis haar werk wel thematisch in verband brengt met haar leven op het gebeid van vriendschap, antisemitisme en politiek. Zijn boek is geen biografie en meer een persoonlijk gekeleurde monografie. Hij getuigt herhaaldelijk van zijn liefde voor Arendt. Dat wekt interesse, zonder echter ook een liefde voor Arendt op te vatten, wel meer respect. Terwijl wat betreft Albert Camus meer begeestering is over gekomen van de werken die ik van hem over hem las. Het heeft geleid tot een boek over hem.
Het bestuderen van de biografie heeft de sympathie voor haar docent Karl Jaspers bevestigd, over wie eerder het beok van Jozef Waanders is besproken. Wat betreft Heidegger, haar andere docent, heeft het geleid tot meer begrip en een bijstelling van een zekere aversie tegen zijn nazi-sympathie.
Arendt heeft hem dit vergeven en zag het als een misstap, die hij vrij snel heeft gecorrigeerd. Hij verschilde duidelijk van mening met de officiële leer en heeft om die reden zijn rectorsambt neergelegd. Maar hij heeft zijn betrokkenheid niet herroepen, hoewl hij het wel “de grootste doomheid van zijn leven”’ noemde. Hoe zit het dan? (Zie Dirk de Schutter, Heidegger, p95)
Arendt is betrokken geweest bij zijn hoofdwerk Sein und Zeit, mogelijk als een soort muze, en heeft zijn latere werk bestudeerd. Voor zover bekend is er in zijn filosofische werk niets van nazi-sympathie of -ideologie te bespeuren. Hij blijft overeind als een origineel en groot filosoof, over wie Arendt lovend spreekt in een radiolezing. Zij kan het weten want zij heeft zijn werk bestudeerd, aan de wieg ervan gestaan en heeft hem heel persoonlijk, zelfs intiem gekend. Als zij hem kan vergeven en haar mening kan herzien, waarom dan blijven volharden in antipathie en mogelijke misverstanden? Het heeft, mede geïnspireerd door Arendt, geleid tot bijgaand artikel over Heidegger en een bespreking van een boek over hem in volgend nummer.
Boeken van en over Arendt
In de biografie ligt de nadruk op het leven van Arendt. Dat wekt interesse in boeken van en over haar. In Civis Mundi zijn de volgende boeken besproken: De menselijke conditie is besproken in CM 128. Eichmann in Jeruzalem komt ter sprake in CM 140. CM 18 gaat over de Joodse staat. Haar bundel essays Tussen vrede en toekomst wordt besproken in CM139-146. Haar boek Het waagstuk van de politiek wordt kort toegelicht in CM 58.
Over Arendt is het eerdergenoemde boek van Hans Achterhuis besproken in CM 129 en heel kort in CM 142. Haar boek over het totalitarisme komt aan de orde in CM 107, 118 en 119. De boeken van Dirk de Schutter, Arendt en Lieve Goorken, De essentie van Arendt worden in dit nummer besproken met een overzicht van haar belangrijkste werken als complement bij de biografie.