Civis Mundi Digitaal #3
Wim Couwenberg
Het maakbaarheidsideaal van de moderniteit is in eerste instantie toegepast op de inrichting en ontwikkeling van de samenleving. Langs die weg zijn de levensvoorwaarden van de mens aanzienlijk verbeterd. Dit maakbaarheidsstreven heeft in deze tijd echter zijn grenzen bereikt. Dat geldt vooral voor het streven naar gelijke levenskansen. Die blijven heel ongelijk. Het accent verschuift nu meer en meer naar de ontwikkelingsmogelijkheden en -problemen van de maakbare mens als nieuw speerpunt in het moderniseringsproces. Dat biedt nieuwe perspectieven voor het creëren van meer gelijke levenskansen dankzij de ontwikkeling van nieuwe technologieën als nano-, bio-, info- en cognotechnologieën en daarmee samenhangende vakgebieden.
In dit nieuwe maakbaarheidsperspectief wordt de mens - in het bijzonder zijn lichaam - niet langer ervaren als een fatum, een lot, maar als een factum, een bouwpakket waaraan met nieuwe technologieën als juist genoemd steeds meer gesleuteld kan worden om het functioneren ervan te kunnen optimaliseren. Mensverbetering (human enhancement) heet dat tegenwoordig. De menselijke conditie kan zodoende ingrijpend veranderd en verbeterd worden. De afgelopen twee eeuwen is daarover al veelvuldig gespeculeerd met verbetering van de menselijke conditie via genetische modificatie als oogmerk. Eugenetica als middel om voortgaande degeneratie van het genenbestand tegen te gaan vond in de vorige eeuw onder wetenschappers en milieuactivisten opvallend veel weerklank.[1] Zelfs aan het geheel nabouwen van de mens, of en het ontwerpen van een hoger ontwikkeld type mens, de zogenaamde Űbermensch van Nietzsche werd gedacht. Met die nieuwe technieken zal, zo verwachtte men, een nieuw type mens gecreëerd kunnen worden, die zijn biologische beperkingen steeds meer kan overstijgen. Volgens de prominente Amerikaanse geneticus en Nobelprijswinnaar Herman Jozef P.H. Muller[2] en de katholieke geoloog en evolutiebioloog Teilhard de Chardin[3], kunnen we in de toekomst waarschijnlijk alle degeneratieverschijnselen opvangen en kunnen we een nieuwe en hogere trap van mens-zijn en bewustzijnsontwikkeling bereiken.
Met nieuwe technologieën als juist genoemd - antropotechnologieën, zoals Peter Sloterdijk ze noemt - heeft de idee van de maakbare mens een nieuwe impuls gekregen. De beheersing door de mens van zijn eigen evolutie wordt gezien als hoogtepunt van moderne natuurbeheersing. Daarbij rijzen wel belangrijke ethische vragen die nopen tot hernieuwde reflectie op nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, maar ook nieuwe risico’s en dilemma’s.[4] Een criticus als bijvoorbeeld de Duitse filosoof J. Habermas[5] vindt genetische interventies moreel alleen aanvaardbaar als zij therapeutisch van aard zijn, dus niet als alleen een verbetering van de menselijke conditie beoogd wordt. Ook op Europees niveau wordt hierover nagedacht.
[1] Zie J.H.J. van der Pot, Die Bewertung des Technischen Fortschritts, II, 1985, p 623 e.v.
[2] H.J. Muller, Out of the Night. A Biological View on the Future, 1935
[3] Zie B. Delfgaauw, Pierre Teilhard de Chardin en het evolutievraagstuk, De Nieuwe Stem, 12, 1951
[4] Zie J.H.J. van der Pot a.w. (noot 92), p 629 e.v.; en M. Huijer en M. Smits (red.), Moralicide. Nieuwe morele vocabulaires voor technologie, Civis Mundi Jaarboek 2010.
[5] Geciteerd bij P.P. Verbeek, in De Grens van de Mens, in M. Huijer en M. Smits (red.) a.w. (noot 95), p 123/133