Civis Mundi Digitaal #5
Wim Couwenberg
"Das Wahre ist das Ganze" - Hegel
Het splitsende en fragmentarische denken ziet prof. Klaas van Egmond als een van de belangrijkste oorzaken van de ecologische problematiek. Hij reageert daarop met een pleidooi voor de ontwikkeling van een integraal mens- en wereldbeeld. In Civis Mundi is daarover al eerder gereflecteerd. Ik vat die reflectie hier nog eens kort samen.
Onze moderne cultuur is steeds meer in de ban geraakt van het lineaire, reductionistisch-analytische (of-of) denken. Dit splitsende denken dat in de natuurwetenschappen zijn meest geprononceerde expressie vindt, heeft geleid tot een continu en zich versnellend proces van splitsing en opdeling van al wat zich daartoe leent: splitsing van de materie, culminerend in de kernbewapening; voortgaande deling van de arbeid en wetenschappelijk onderzoek; splitsing van het menselijke denkvermogen, uitmondend in een fragmentarische en verkokerde denkwijze; splitsing van de menselijke samenleving in de steeds grotere verscheidenheid van functies en rolpatronen. In de moderne cultuur is dat reductionistische denken tevens de voedingsbodem geworden van een proces van ideologische polarisatie, d.w.z. de neiging tot het verabsoluteren van bepaalde polaire aspecten van de werkelijkheid (antagonistische dialectiek), i.h.b. het reduceren van de realiteit van het menselijk bestaan als tweepolig spanningsveld tot één van die polen om daardoor meer greep op die werkelijkheid te krijgen. Dit leidt tot een gepolariseerd, ééndimensionaal mens -en wereldbeeld. Dat heeft gestalte gekregen in de talrijke ‘ismen’ van het moderne denken (idealisme vs. materialisme, rationalisme vs. irrationalisme, voluntarisme vs. determinisme, individualisme vs. collectivisme enz.) Die polarisatietendens manifesteert zich ook in het links-rechts schema als indeling van het politieke krachtenveld. Het reductionistisch-analytische en splitsende denken bemoeilijkt de politieke en maatschappelijke communicatie en doet de samenhang in staat en maatschappij, in het overheidbeleid en in de moderne cultuur steeds meer teloor gaan. Bovendien is dat denken in hoge mate verantwoordelijk voor de huidige ecologische problematiek.
Intellectuele revolutie
Tegenover deze dominerende denkwijze stelt zich een nieuwe, integrale denkwijze, waarin de wereld de geïnterpreteerd wordt als een polair-dialectisch zich ontwikkelend geheel, waarin alle subsystemen, processen en elementen elkaar beïnvloeden en alleen in die onlosmakelijke samenhang adequaat te begrijpen zijn. Er zijn tal van tekenen en tendenties die duiden op een groeiende ontvankelijkheid voor die denkwijze. Die tendenties komen uit verschillende denkrichtingen. Ik wijs in het bijzonder op de ontwikkeling van het systeemdenken, dat al een belangrijke rol speelt in veel takken van empirische wetenschap, waardoor de wetenschappelijke aandacht verschuift van een onderdeel (functie of aspect) van de werkelijkheid naar het geheel, de systematische samenhang van dingen. De werkelijkheid als coherent geheel wordt opgevat als een hiërarchisch opgebouwd geheel van interdependente systemen dat volgens bepaalde cybernetische beginselen fungeert. Het gaat hier uiteraard wel op een door de wetenschap zelf geconstrueerd geheel.
We maken, zo wordt in dit verband gesteld[1], een intellectuele revolutie door, die even fundamenteel is als die van de Renaissance. Die introduceerde het machinetijdperk. Dat stoelt op een reductionistisch-analytische en mechanische denkwijze met de industriële revolutie als uitvloeisel. De huidige intellectuele revolutie leidt ons binnen in een nieuw tijdperk, namelijk dat van de Systems Age waarin zich een postindustriële revolutie voltrekt. Hierin ontwikkelt zich een nieuwe wetenschappelijke attitude, waarin niet het geïsoleerde deel centraal staat, maar het systeem, d.w.z. het geheel van elementen die met elkaar in voortdurende interactie verkeren. Wetenschapsbeoefening wordt dienovereenkomstig opgevat als een interdependent systeem van disciplines. Illustratief zijn ook nieuwe ontwikkelingen in de moderne fysica die door de theoretische fysicus F. Capra[2] geïnterpreteerd worden als illustratie van de juistheid van die integrale denkwijze. De moderne fysica, zo stelt hij, gaat uit van de fundamentele eenheid van het universum. Zij laat zien dat de werkelijkheid niet bestaat uit op zichzelf staande dingen, maar dat al het bestaande op elkaar betrokken is en deel uitmaakt van een organisch zich ontwikkelend geheel.
In de psychologie komt die integrale denkwijze al in het begin van deze eeuw tot uiting in de z.g. ‘Gestalt’- (Ganzheit-) psychologie, die haar oorsprong vindt in de waarnemingsleer en daarin uitdrukkelijk het primaat van het geheel poneert. In de opvoedkunde openbaart de integrale denkwijze zich in de idee van de holistische educatie, de groei en ontplooiing van alle niveaus van het mens-zijn: lichamelijk, emotioneel, intellectueel en spiritueel. Die educatie wordt gezien als een proces vanaf de geboorte tot de dood (permanente educatie). Een expressie van deze idee is de in 1983 opgerichte Universal Education Association.
De confrontatie tussen reductionistisch en integraal denken manifesteert zich ook steeds meer in het spanningsveld tussen de reguliere, natuurwetenschappelijk-georiënteerde en de z.g. alternatieve geneeskunde. Ook in die confrontatie groeit langzamerhand het besef dat het polariseren of/of denken (regulier of alternatieve geneeskunde) steriel is en beter vervangen kan worden door een en/en denken. Illustratief is in verband hiermee het boek Reguliere en alternatieve geneeskunde. Een van de redacteuren, L.J. Menges, constateert dat de gedachtengang die ten grondslag ligt aan de balansgedachte (Yin-Yang principe) van de alternatieve geneeskunde, ook in de reguliere geneeskunde ingang begint te vinden. Hij ziet de alternatieve geneeskunde als een belangrijke aanvulling van de reguliere, een echte ‘complementary medicine’. Bij de studie van ziekten, aldus Menges, zullen we met twee ogen, bifocaal, moeten leren waarnemen: zowel met een ‘analytisch’ als met een ‘synthetisch’ oog.[3]
Ook in andere wetenschappen is die confrontatie te bespeuren. Zo heeft de historicus J. Romein tegenover de ver doorgevoerde specialisatie van de geschiedwetenschap in politieke, economische, sociale, cultuur-, kunst-, enz. geschiedenis een belangwekkende poging gedaan om tot een integrale geschiedschrijving te komen.[4] In het wetenschappelijk denken over recht en staat zijn eveneens tendenties te bespeuren naar een meer integrale denkwijze. Zelf heb ik op dit terrein een poging gedaan de samenhang in de rechtsontwikkeling, die door de toenemende specialisatie steeds meer op de achtergrond raakt, en de samenhang tussen de rechtsontwikkeling en de politieke en maatschappelijke ontwikkeling meer tot haar recht te laten komen.[5]
Interdisciplinaire wetenschapsbeoefening
Zoals uit het voorgaande reeds blijkt, betekent integraal denken uiteraard een relativering van het specialistische wetenschappelijke denken, dat de exponent is van een gefragmenteerde wereld, die steeds meer een doolhof wordt, tenzij dat specialisme wordt aangevuld door een integrerende denkwijze en wetenschapsbeoefening. Door de heerschappij van het specialisme en de hiermee gepaard gaande wetenschappelijke verzuiling was hiervoor lange tijd weinig geestelijke ruimte, maar dit begint langzamerhand te veranderen. Sinds de jaren zestig is er een groeiende belangstelling gekomen voor inter- en multidisciplinaire wetenschapsbeoefening. Een nieuwe wetenschappelijke discipline als bestuurskunde is zelfs geheel geënt op een interdisciplinaire aanpak van het onderzoeksobject (de overheidsorganisatie en het overheidsbeleid.)
De wiskundige R. Thorn heeft in verband met de interdisciplinaire trend de stelling geponeerd dat mathematisering een noodzakelijke voorwaarde is voor werkelijke interdisciplinariteit. Theorieën die interdisciplinair pogen te zijn zonder zich op de wiskunde te baseren hebben z.i. een wankel fundament. Wordt hiermee aan de wiskunde niet een onmisbare status verleend, die op de keper beschouwd zelf op een wankel fundament steunt?[6] Bevordering van een integrale denkwijze is ook van belang als tegenwicht tegen de extremistische en monomane tendenties in het politieke en sociale denken, die tot gevolg hebben dat het gevoel voor maat en proporties steeds meer teloor gaat. Zij is voor een onontbeerlijke voorwaarde voor een grotere consistentie in dit denken. Die is nu vaak ver te zoeken door de overheersing van het fragmentarische en gespecialiseerde denken.
Ook in het overheidsbeleid is er een groeiende behoefte aan een integrale denkwijze. Op alle bestuursniveaus worstelt men nog steeds met het probleem van de verkokering van het overheidsbeleid, d.w.z. de opsplitsing van het beleid in afzonderlijke belangen, die los van elkaar behartigd worden, dus zonder een onderlinge afweging.
Vruchtbare wisselwerking in plaats van confrontatie
Al vormt de tegenstelling tussen een integrale en een reductionistische-analytische denkwijze het uitgangspunt van dit discussiethema, dat betekent niet dat het hier gaat om een antagonistische, onoverbrugbare, zwart-wit tegenstelling. Het reductionistisch-analytische denken en de specialisaties die daaruit zijn voortgekomen hebben bijgedragen tot een geweldige wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Wat wel nodig is, is de erkenning dat dit denken niet alleen-zaligmakend is en recht zou hebben op een monopoliepositie. Een groot deel van de huidige problematiek is een uitvloeisel van de eenzijdigheid en beperktheid van dit denken.
Voor een gebalanceerde ontwikkeling van het wetenschappelijke en het politiek-sociale denken zijn complementaire denk- en benaderingswijzen van vitaal belang. Waar het nu om gaat, is dat een vruchtbare wisselwerking groeit tussen het reductionistisch-analytische en het integrale denken. Zij dienen elkaar te leren zien en waarderen als complementaire denkwijzen die ieder hun eigen relatieve betekenis hebben.
Het boek van Klaas van Egmond geeft aan die integrerende denkrichting en de intellectuele revolutie die dat impliceert een nieuwe en zeer welkome impuls en daarmee een aanzet tot hernieuwde reflectie hierop.
[1] Zie R. Ackhoff, Redesigning the Future, 1974, pp. 3-19; en E. Laszlo, Introduction to Systems Philosophy, 1973. Een bekende toepassing van het systeemdenken vindt men in de rapporten van de Club van Rome.
[2] Zie F. Capra, The Tao of Physics, 1975; idem, The Turning Point. Science, Society and the Rise of Culture, 1984
[3] Zie L.J. Menges, Conflict of synthese; slotbeschouwingen, in L.J. Menges en P.A. van Dijk (red.), Reguliere en Alternatieve Geneeskunde, 1983, p. 145 e.v.
[4] Voor een summiere theoretische fundering hiervan, zie J. Romein, Integrale geschiedschrijving, in zijn bundel Eender en anders, 1964, p. 25 e.v. Voor een poging tot integrale geschiedschrijving, zie J. Romein, Op het breukvlak van twee eeuwen - De westerse wereld rond 1900, 1976.
[5] Zie mijn Modern constitutioneel recht en emancipatie van de mens, I, 1979, II, 1981, III, 1984 en IV, 1984.
[6] R. Thorn, Alleen wiskundigen hebben het recht om intelligent te zijn, NRC-Handelsblad, 23 nov. 1983. Geciteerd bij J.A.E.E. van Nunen, Beslissingsondersteunende systemen, 1984.