Civis Mundi Digitaal #11
Wim Couwenberg
In NRC Handelsblad van 31 maart/1 april jl. was er een discussie over de actuele relatie tussen ratio en emotie. De bekende journalist Jan Kuitenbrouwer constateerde in zijn bijdrage, dat we nu getuige zijn van de emancipatie van het gevoel. Ook politiek is nu meer een zaak van emotie dan de wetenschap lang verondersteld heeft zowel bij kiezers als bij gekozenen.
In de wetenschappelijke literatuur is dat echter allang geleden gesignaleerd. De theorie van de liberale democratie gaat inderdaad nog steeds uit van het idee van de autonome en rationeel denkende en handelende burger, die bij verkiezingen op grond van een vergelijking van partijprogramma’s en de kwaliteiten van het gevoerde beleid tot een rationele keuze komt. Het is een mensbeeld dat de politieke tegenhanger is van de homo economicus van de klassiek-liberale theorie van de economie. Dit op de Verlichtingsfilosofie gebaseerde mensbeeld staat al sinds lang ter discussie, vooral na invoering van het algemeen kiesrecht. Het was Max Weber die in 1918 in een veel geciteerde rede voor studenten die later gepubliceerd is onder de titel Politik als Beruf (1926/1964) er al op gewezen heeft dat de politieke strijd veel demagogischer zou worden na die invoering, gegeven het feit dat de doorsnee-mens veel meer door een appèl op emoties te beïnvloeden is dan door rationele argumenten. Op grond hiervan pleitte Weber dan ook voor een plebiscitaire ’Führerdemokratie’ (p. 28).
De scherpste kritiek op het democratische mensbeeld is geleverd door theoretici en aanhangers van het moderne autoritarisme, dat in het interbellum gestalte krijgt in verschillende typen van fascistisch bewind. Onder die aanhangers bevonden zich behalve allerlei gefrustreerde lieden, politieke gelukzoekers en strebers ook tal van serieuze intellectuelen en auteurs die in democratie een onmogelijke regeringsvorm zagen omdat zij veel te hoge eisen stelt aan de doorsnee-mens. Na de ineenstorting van het fascisme in Europa leeft die twijfel voort aan dat democratische mensbeeld[1]. Tijdens de Fortuyn-revolte trad twijfel aan het politieke oordeelsvermogen van de gemiddelde burger weer manifest aan de oppervlakte. De populariteit van Fortuyn legt een gevaarlijke zwakte van onze democratie bloot, waarschuwde de socioloog J.A.A. van Doorn. Hij verbaasde zich met veel Fortuincritici erover dat zoveel mensen niet in de gaten hadden dat Fortuyn een charlatan was. Het algemeen kiesrecht is een serieuze risicofactor geworden, aldus deze socioloog[2]. Het dédain jegens de achterban van Fortuyn uitte zich op velerlei wijze, onder andere door die aanhang te diskwalificeren als het klootjesvolk in de zin van de provo’s van de jaren ‘60[3] Dat dédain ging zover dat in die dagen zelfs een lans gebroken werd voor de afschaffing van algemeen kiesrecht.[4].
Ook Schumpeter[5] ontmaskerde in zijn tijd de mythe van de rationele staatsburger. Evenals Weber had hij weinig vertrouwen in het rationele karakter van het democratische proces. De doorsnee-mens reageert in de politiek veel meer emotioneel dan rationeel. Dit inzicht in het weinig rationele karakter van het democratische proces is ook een van de uitgangspunten van zijn kritiek op de klassieke democratietheorie van Rousseau en van zijn theorie van democratisch gefundeerde eliteheerschappij, die hij daar als alternatief tegenover stelt. De elitegedachte van de burgerlijke elite-theorieën van Pareto, Mosca, Michels e.a. waarin volkssoevereiniteit slechts een juridische fictie is ter verhulling van de politieke realiteit van elitaire machtsvorming en- uitoefening, tracht hij daarin te verzoenen met de democratische theorie. Zoals uit een biografie over hem is gebleken, koesterde Schumpeter zelf privé overigens sterke extreem-rechtse sympathieën en had hij uit dien hoofde veel sympathie voor Nazi-Duitsland. Ook na de oorlog heeft hij die sympathie niet verloochend en relativeerde hij de holocaust als een onderdeel van de Duitse oorlogsinspanning.[6]
In tal van andere publicaties is met een beroep op de inzichten van de massapsychologie eveneens gewezen op het sterk irrationele karakter van het democratische proces. Dit is naar mijn indruk mede de reden geweest waarom in Nederland zolang de politieke lijdelijkheid van kiezers gecultiveerd is.[7] De politieke elite had weinig vertrouwen in het oordeelsvermogen van kiezers. In hun strijd om de kiezersgunst, zo valt in de literatuur hierover veelvuldig te beluisteren, appelleren politici veel meer op het gevoel dan op het verstand en spelen zij doelbewust in op de lagere instincten, het egoïsme, de afgunst en de ijdelheid van de kiezersmassa. In de verkiezingsstrijd gaat het er derhalve niet zozeer om wie de kiezersmassa weet te overtuigen, zoals de theorie van de democratie veronderstelt, maar wie die massa het best weet te manipuleren. Marketingtechnieken spelen daarbij een steeds grotere rol evenals de groeiende invloed van televisie op het democratische proces. Vandaar dat politici hun kracht niet zoeken in rationele betogen en inhoudelijke argumenten, maar in een aansprekende presentatie en makkelijk in het gehoor liggende slogans en verhullende metaforen. Met het kleiner worden van ideologische en beleidsinhoudelijke verschillen wordt de politieke beeldvorming van partijen en politici steeds meer een beslissende factor.[8]
Fortuyn-revolte als politieke bevestiging van die omslag naar emocratie
Wat die emancipatie van het gevoel betreft, daar is al sinds de eeuwwende sprake van. Vandaar dat men sindsdien gewag maakt van ‘emocratie’. Het collectief manifesteren van emoties in de publieke ruimte als reactie op opwindende (sportieve successen, popfestivals) en tragische gebeurtenissen wordt tot een van de meest opvallende uitingen van die ‘emocratie’ gerekend.[9] Daar beleven mensen collectief hun saamhorigheid in een tijd met steeds verder doorzettende individualisering van de samenleving als eigentijdse tendens.
Sinds de eeuwwende is de Nederlandse politiek van die ‘emocratie’ ook in de ban geraakt. En, zo constateerde Wim Kok bij zijn afscheid als PvdA-leider in augustus 2001, daar pas ik als nuchtere Hollander niet meer in.[10] De daarop volgende Fortuynrevolte bevestigde die omslag op spectaculaire wijze. VVD-leider Hans Dijkstal behoorde tijdens die revolte tot de critici die zich daartegenover opwierpen als exponent van de rationele geest van de Verlichting en Fortuyns rebellie in die geest dan ook hekelden als kwalijke uiting van herlevend populisme. Dat liberalen als erfgenamen van de Verlichting staan voor rede en redelijkheid in de politiek, vindt ook VVD-coryfee Heleen Dupuis[11]. Maar als liberaal keert zij zich tegelijk tegen de in ethiek en politiek wijdverbreide miskenning van emoties als motief voor menselijk handelen, in dit geval in het bijzonder tegen de minachting voor emotionele reacties van burgers in de politiek, die neerbuigend als onderbuikgevoelens in de hoek gezet worden. Dat critici van Fortuyn bij hun bestrijding van dit plotseling opkomende dissidente politieke fenomeen eveneens gedreven werden door bepaalde emoties zullen ze bij nader inzien moeilijk kunnen ontkennen. Politiek is geen zuiver rationeel proces. Dat is natuurlijk een waarheid als een koe. Maar dat werd tijdens de Fortuynrevolte door Fortuyn-critici even buiten beeld gelaten.
[1]Zie bv. B. Delfgaauw, Democratie,Branding, jrg. 1 2 1959
[2] Zie J.A.A. van Doorn, Waarom niet gewoon ons parlement afschaffen?, Trouw, 5 april 2002
[3] Zie nader S.W. Couwenberg Opstand der burgers, 2004, p. 64
[4] Zie P. Fentrop, Osmose, Stichting Maatschappije en Onderneming 1, 2002
[5] J.A. Schumpeter, Capitalism, Socialism and Democracy, ed. 1954, pp. 261-264
[6] Zie voor een bespreking van die biografie S.W. Couwenberg, De extreem-rechtse sympathieën van J.A. Schumpeter, Civis Mundi, 3/4, 1992
[7] Zie H. Daalder, Leiding en lijdelijkheid in de Nederlandse politiek, Oratie Leiden, 1965
[8] Zie wat Nederland betreft bijvoorbeeld M. Kramer e.a. (red.), Politieke marketing: winst of verlies?, 1997; en K. Brandts en Ph. Van Praag jr. (red.), Verkoop van de politiek, 1997
[9] Zie o.a. R. Bodelier, Tegen de angst. Optimisme als opdracht voor de 21e eeuw, 2005.
[10] Geciteerd bij C. van Herwaarden, Fortuyn. Chaos en charisma, 2005, pp. 67 en 78
[11] H. Dupuis, Emotie, rede en vertrouwen, Liberaal Reveil, 3, 2005, p. 77