Moet een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld bezuinigen op ontwikkelingshulp?

Civis Mundi Digitaal #11

door Toon van Eijk

Moet een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld bezuinigen op ontwikkelingshulp?

 

Toon van Eijk*

 

 

Inleiding

Momenteel zijn er felle discussies gaande over het al dan niet bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Ingegeven door de wens van het kabinet Rutte (VVD, CDA en gedoogpartner PVV) om snel en veel te bezuinigen, is ontwikkelingshulp een relatief gemakkelijk mikpunt. Alleen een gedeelte van de achterban van het CDA zal bezwaar aantekenen, maar partijdiscipline kan dit protest smoren. En de armen in ontwikkelingslanden komen niet hier protesteren. Het meest voor de hand liggende argument om deze bezuiniging te rechtvaardigen is de (al dan niet vermeende) ineffectiviteit van de hulp. Ik heb eerder in dit tijdschrift al aangegeven waarom algemene uitspraken over ‘de effectiviteit van hulp’ onzinnig zijn[1]. Hier herhaal ik slechts dat er vele vormen van hulp zijn en dat er sprake is van een attributieprobleem. Het multi-dimensionale ontwikkelingsproces wordt beïnvloed door veel factoren, met onderlinge interdependenties en terugkoppelingsmechanismen werkzaam op verschillende systeemniveaus. Attributie van een positief economisch groei-effect aan een specifieke ontwikkelingsactiviteit van een specifieke donor is moeilijk. Recentelijk proberen de zogenaamde randomista’s door middel van gerandomiseerd onderzoek en controlegroepen de effectiviteit van relatief simpele interventies (bijvoorbeeld het verstrekken van muskietennetten tegen malaria) te onderzoeken.

De vraag of één component in de mix van factoren die het ontwikkelingsproces beïnvloeden -in dit geval ontwikkelingshulp- nu wel of niet significante invloed heeft op het tempo van economische groei kan niet beantwoord worden. Zoals Paul Hoebink (in Vice Versa, april 2009, 2) aanduidt hoeft statistisch significante correlatie tussen factoren nog geen oorzakelijk verband in te houden. De vraag wat oorzaak en gevolg is kan niet altijd beantwoord worden en de invloed van ‘derde’ factoren is vaak onduidelijk. Juist omdat altijd tegelijkertijd ecologische, technologische, economische, politieke, sociaal-structurele, culturele, religieuze en psychologische factoren meespelen, die elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden en terugkoppelingsmechanismen in gang zetten, wordt het ontwikkelingsproces veel minder voorspelbaar en stuurbaar dan wij graag zouden willen. In dit artikel spreek ik alleen over structurele ontwikkelingshulp. Noodhulp ligt namelijk veel minder onder vuur.

 

Argumenten en tegenargumenten om te bezuinigen

Het eerste argument om te bezuinigen is dat hulp niet of slechts zeer gedeeltelijk werkt. Naast het hierboven reeds gezegde over de moeilijkheid van het meten van de effectiviteit van hulp is het ook zo dat in het zeer goed georganiseerde Nederland de effectiviteit van veel interventies te wensen overlaat. Is bijvoorbeeld de introductie van marktwerking in de zorg effectief geweest? Zijn de hervormingen in het onderwijs van de afgelopen decennia effectief geweest? Als in een goed georganiseerd en hoog ontwikkeld land als Nederland de effectiviteit van veel interventies al vragen oproept, wat kunnen we dan redelijkerwijs verwachten van interventies door (relatieve) buitenstaanders in slecht georganiseerde en laag ontwikkelde landen? Waarschijnlijk worden weinig sectoren zo vaak en zo grondig geëvalueerd als ontwikkelingssamenwerking. Waarom zouden we aan deze sector hogere eisen stellen dan aan interventies in eigen land? Vanwege de moeilijkheidsgraad van interventies in zwak bestuurde landen met een laag opgeleide bevolking en slechte infrastructuur zou het logischer zijn milder te oordelen over de prestaties van ontwikkelingshulp. Een nuttiger alternatief dan het afbouwen of afschaffen van de hulp zijn praktische voorstellen voor verbetering van de hulp. Hoe kunnen we de hulp effectiever en efficiënter maken? Hoewel kritiek op de hulp zonder direct pasklare oplossingen te leveren mogelijk moet blijven, zijn grondige analyses met aanzetten tot oplossingsrichtingen te prefereren. Zo zou het wenselijk zijn dat allen die een mening hebben over ontwikkelingshulp eerst eens de langdurige geschiedenis van de sociaaleconomische ontwikkeling van hun eigen land bestuderen.

Het tweede argument om te bezuinigen is de corruptie in veel ontwikkelingslanden, die maakt dat hulp gedeeltelijk weggegooid geld is. Hoewel corruptie in veel ontwikkelingslanden meer geïnstitutionaliseerd is in de samenleving dan in Nederland, kent ook ons land zijn corruptieschandalen. Bijvoorbeeld de bouwfraude om maar eens wat te noemen, of de bonussen en gouden handdrukken die bankiers, financieel specialisten, managers en bestuurders zichzelf toekennen zonder dat duurzame prestaties geleverd zijn. Ook hier geldt: verbeter de wereld, begin bij jezelf.

Het derde argument is dat we beter eerst de arme mensen in Nederland kunnen helpen alvorens geld te spenderen aan ontwikkelingshulp. Het hemd is nader dan de rok en hulp blijft een ‘ver-van-mijn-bed’ aangelegenheid. Het niveau van armoede in Nederland en ontwikkelingslanden is echter niet vergelijkbaar. Het feit blijft dat iedereen die in Nederland geboren is een geluksvogel is met ontzettend veel meer ontplooiingsmogelijkheden dan de meerderheid van de mensen in ontwikkelingslanden. Het hier geboren zijn is geen verdienste en zou mededogen met minder gefortuneerde wereldburgers dienen op te wekken.

Het vierde argument is de huidige financiële/economische crisis in het westen, die bezuinigingen op alle sectoren, inclusief ontwikkelingshulp, nodig maken. De vraag is dan of de armste wereldburgers minder steun moeten krijgen omdat het rijkste gedeelte van de westerse elites (o.a. bankiers) er een zooitje van gemaakt hebben? Zoals het er nu naar uitziet worden de lasten van de crisis uiteindelijk afgewenteld op de westerse belastingbetalers, niet op de veroorzakers die claimen ‘de meeste kennis van zaken’ te hebben. In deze context is het veelzeggend dat de meeste financiële specialisten, bankiers en macro-economen zeggen dat de crisis hen ‘overkomen’ is, het was niet te voorzien of voorspellen. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat ook de grote meerderheid van de andere westerse burgers, in hun hoedanigheid als consument, gebruik c.q. misbruik hebben gemaakt van de situatie. Hoe dit ook zij, de armste wereldburgers hadden part noch deel aan de crisis.

Het vijfde argument is dat veruit de meeste landen de internationaal overeengekomen norm van 0.7% van het BNP niet nakomen. Waarom zou Nederland dan wel dit percentage aan ontwikkelingshulp besteden?

Deze norm van 0.7% van het BNP betekent dat slechts 70 cent van elke 100 Euro aan waarde die we gezamenlijk creëren aan hulp besteed dient te worden. Het door dit kabinet zo sterk beleden ‘afspraak is afspraak’ geldt alleen als het ons zo uitkomt? De internationaal gerespecteerde ‘gidsland’ functie van Nederland in de ontwikkelingshulp staat op de tocht, zoals onlangs Bill Gates benadrukte.

Ongetwijfeld zijn er meer argumenten te bedenken om te bezuinigen op de hulp, maar dit zijn wel de meest voorkomende. Aangezien de belastingbetaler uiteindelijk de structurele ontwikkelingshulp financiert, valt er iets voor te zeggen om hem/haar meer inspraak te geven. Onlangs lanceerde Menno Tamminga in de NRC het idee om de belastingbetaler zelf te laten beslissen over de besteding van een (geleidelijk oplopend) deel van de belastingafdracht. Zegt Tamminga: "Nu is de realiteit: eens per vier jaar op een partijkandidaat stemmen. Vervolgens maar zien hoe de coalitie uitpakt en welke van mijn beleidsvoorkeuren overleven? Dat kan beter. Mijn voorstel: de burger beslist zelf over een deel van de besteding van zijn belastinggeld. Hoe werkt dat? Het primaat van het begrotingsrecht van de Tweede Kamer blijft in stand, maar het parlement gaat wat macht delen met de burger. Geen belastingheffing, zonder zeggenschap over de uitgaven. Niet eens in de vier jaar, maar elk jaar bij de belastingaanslag. Bij wijze van experiment gaat de burger beslissen over de besteding van 10 procent van zijn belastingafdrachten. Je mag het geld evenredig verdelen over de verschillende departementen, maar ook kiezen"[2]. Als we op deze manier zelf kunnen aangeven waaraan (een deel van) de belastingafdracht besteed moet worden, dan krijgt belastingbetaling meer democratische inhoud. Ik zou bijvoorbeeld geen geld willen besteden aan de aankoop van de Joint Strike Fighter en de politietrainingsmissie in Kunduz. Daarentegen zou ik wel geld besteden aan onderwijskansen voor jonge meisjes in ontwikkelingslanden.

De rest van deze bijdrage zal ik wijden aan de bespreking van een artikel van Marcia Luyten uit 2009 in de NRC, commentaar van anderen op dit artikel, het boek ‘Dead Aid’ van Dambisa Moyo (2009), en wat beschouwingen van andere auteurs, hopende dat de lezer zich daarmee een beeld kan vormen van de (on)mogelijkheden van hulp.

 

De behoefte aan ‘change agents’

In een artikel in de NRC getiteld ‘Moeten we stoppen met het geven van ontwikkelingshulp?’ liet Marcia Luyten haar licht schijnen over de hulp[3]. Luyten heeft als journalist een aantal jaren in Oeganda gewerkt. In haar artikel verwijst ze naar ‘victim- and system blaming’. De waarheid ligt waarschijnlijk, zoals gewoonlijk, ergens in het midden. Afrika’s onderontwikkeling is het gevolg van zowel interne als externe factoren. Luyten spreekt van een Afrikaanse mentaliteitscrisis, tot uitdrukking komend in o.a. luiheid, dronkenschap en ‘rent-seeking elites’. Dat komt inderdaad veel voor, maar een meer genuanceerde visie op dit soort ongewenst gedrag en de onderliggende oorzaken ervan is te vinden in mijn boek over ‘Ontwikkeling en Arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika’ (2007, KIT)[4]. Mijns inziens is Luyten correct in haar beweringen dat onze frustratie over ontwikkelingssamenwerking het kind is van verkeerde verwachtingen en dat Afrikaanse samenlevingen geleidelijk van binnenuit zullen moeten transformeren. In de door haar bepleitte ‘transformatie van binnenuit’ sluit Luyten meer aan bij de benadering van de ’bottom-up searchers’ van William Easterly dan de ‘top-down planners’ van Jeffrey Sachs[5]. Maar de door haar vermelde ‘change agents’ (de bestaande kiemen van verandering, de ‘searchers’) zijn in Afrika schaars, of althans te gering in aantal om grootschalig effect te sorteren. Dan wordt de hamvraag dus: kan conventionele ontwikkelingssamenwerking meer en betere ‘change agents’ genereren? Het antwoord op deze vraag is vooralsnog ontkennend.


Dambisa Moyo: ‘Dead Aid’

De Zambiaanse econome Dambisa Moyo zegt in haar boek ‘Dead Aid’ (p.143) dat Afrika af moet van de hulpafhankelijkheid die goed bestuur op het continent zolang gehinderd heeft[6]. Ik denk dat meer en betere ‘change agents’ de hulpafhankelijkheid geleidelijkaan kunnen verminderen en goed bestuur kunnen afdwingen. Maar het overbodig maken van ontwikkelingshulp vereist vooral politieke wil (zowel hier als daar). Meer non-conformistisch gedrag is nodig en dat is niet ruim voorradig. Op de laatste pagina van haar boek zegt Moyo dat Afrika een ‘new level of consciousness’ nodig heeft. Zij bedoelt waarschijnlijk meer zelfbewustzijn en het politieke lef om ongebruikelijke stappen te nemen. Een krachtig zelfbewustzijn en non-conformistisch gedrag van politieke leiders (bijvoorbeeld tegen het dominante vrijemarktdenken in protectionistische maatregelen nemen om de eigen landbouw en opkomende industrie te beschermen) zijn nodig, maar dat vereist vooral interne transformatie van deze politieke leiders[7]. Uiteindelijk echter worden leiders aangestuurd door het collectieve bewustzijn van hun bevolking. Het ‘new level of consciousness’ van Moyo dient mijns inziens een verhoging van de coherentie en kwaliteit van het collectieve bewustzijn in de talrijke Afrikaanse landen in te houden[8]. Dat zal resulteren in grotere aantallen effectieve ‘change agents’ die vervolgens de sociaal-economische ontwikkeling kunnen aanzwengelen. Maar grotere aantallen effectieve ‘searchers’ komen niet spontaan bovendrijven en zijn niet het directe gevolg van ontwikkelingshulp (hoewel hulp gericht op kwalitatief hoogstaand en relevant onderwijs wel kan bijdragen aan meer en betere ‘searchers’). Het woord ‘zoekers’ wordt in het algemeen taalgebruik vaak in verband gebracht met bewustzijnsontwikkeling in de zin van spirituele transformatie. Ik besef terdege dat dit niet is wat Moyo, Easterly en met hen vele andere ontwikkelingsdeskundigen voor ogen hebben, maar desalniettemin ben ik van mening dat ‘zoekers’ naar effectieve en efficiënte technieken voor bewustzijnsontwikkeling essentieel zijn om het armoedeprobleem op te lossen.

 

Micro- en macro-interventies

Als reactie op het hierboven vermelde artikel van Luyten schrijft Willem Brinckman: "Haar oproep om niet via de overheid maar via ‘change agents’ te werken, dat doen de Novib’s en de Cordaid’s al, maar daar verander je geen systeem mee. Pas als de overheid achter je methodieken staat, pas dan komt er verandering op macroschaal; die waterpompen is micro heel goed, maar het resultaat is zo gering"[9]. Brinckman is correct in zijn stelling dat ondersteuning of facilitering door de overheid verandering op macroschaal bevordert. Echter, de westerse gedachte dat overheden op de eerste plaats de bevolking willen ‘verheffen’ is in veel ontwikkelingslanden niet van toepassing. De zwakke formele staten in Sub-Sahara Afrika hebben dit veelal niet als prioriteit[10]. Zo krijgen kleine boeren in Afrika, die een groot gedeelte van de bevolking vormen, weinig aandacht en ondersteuning van de staat. Bovendien kan men beargumenteren dat goedwillende en effectieve overheden uiteindelijk ‘afgedwongen’ of ‘gevormd’ worden door individuele burgers, in een proces dat meer of minder democratisch kan zijn al naargelang de historie en onderliggende cultuur van de bevolking. Wanneer een zeker aantal ‘change agents’ op lokaal niveau veranderingen weet te bewerkstelligen, pas dan zal in veel gevallen de overheid dit proces gaan ondersteunen op macroniveau. De vraag is dan hoeveel ‘change agents’ nodig zijn om de overheid zo ver te krijgen. De Nederlandse geschiedenis leert dat coöperatievorming (van lokaal tot nationaal niveau) van groot belang is om op grote schaal effecten te kunnen genereren. Coöperaties kunnen de schakel vormen tussen het micro- en macroniveau. Zij streven naast economische ook sociale en politieke doelstellingen na.

 

Tekortschietende sociale wetenschap

In reactie op het artikel van Luyten merkt de antropoloog P.E. van der Werff op dat "de sociale wetenschap eigenlijk nog niet ver genoeg ontwikkeld [is] om verantwoorde handelingsperspectieven te geven. Het besef van grote sociale complexiteit zou moeten leiden tot veel grotere voorzichtigheid bij de doeners en veel harder denken bij de denkers"[11]. Uiteindelijk draait het ontwikkelingsproces en ook de ontwikkelingshulp om gedragsverandering. Allerlei doelgroepen worden op meer of minder participatieve wijze geadviseerd en gestimuleerd om gedragsveranderingen door te voeren. Zo wordt kleine boeren geadviseerd om nieuwe gewasvariëteiten te planten en gemarginaliseerde vrouwen om vrouwengroepen op te richten ter bevordering van hun sociale en economische positie. In deze context is het verwonderlijk dat de discipline sociale psychologie nauwelijks een rol speelt in het discours over ontwikkelingshulp. De meeste ontwikkelingswerkers zijn ‘doeners’ en reflectie op eerdere ervaringen heeft geen hoge prioriteit. Bij voorkeur holt men van de ene naar de volgende hype in het ontwikkelingsdebat zonder zich in voldoende mate af te vragen waarom eerdere interventies op micro- en macroschaal weinig impact hadden. Nu is het wel zo dat het multi-dimensionale ontwikkelingsproces complex, ondoorzichtig en weinig stuurbaar is. Desalniettemin meen ik dat de ‘denkers’ in de sociale wetenschappen een grotere rol zouden moeten spelen in het debat over hulp. Maar misschien dienen we eerst wel ‘voorbij’ zowel het doen als denken te gaan om grootschalige impact te kunnen hebben. Ik vrees dat nog harder denken bij natuur- en sociale wetenschappers niet veel zoden aan de dijk zet, omdat denken alleen wel leidt tot meer informatie en kennis, maar niet noodzakelijkerwijs tot meer wijsheid. En wijsheid is wat we in deze wereld vooral nodig hebben. ‘Wisdom is beyond our intellect’. Het gaat ons verstand te boven. Bewustzijnsontwikkeling dient centraal te staan, omdat het gebruik van gezond boerenverstand in combinatie met hard werken dan tot ‘wijze’ handelingen leidt. Kennis en uiteindelijk ook gedrag zijn gestructureerd in bewustzijn. De ‘verantwoorde handelingsperspectieven’ van Van der Werff dienen bovenal wijs (oftewel ecologisch en sociaal-economisch duurzaam) te zijn.

 

Is een berustende mentaliteit oorzaak of gevolg van armoede?

Eelke de Jong, hoogleraar Internationale Economie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, zegt over de ‘Afrikaanse mentaliteitscrisis’ waar Luyten gewag van maakt: "Bij oppervlakkige waarneming lijkt inderdaad dat de mensen de mentaliteit niet hebben om hard te werken en succes te bereiken. Ik wil er echter op wijzen dat dit geen causale relatie is. Verschillende historische studies laten zien dat een situatie van armoede inderdaad gepaard gaat met een berustende mentaliteit. Maar deze mentaliteit is niet de oorzaak van de armoede maar eerder een gevolg en belemmert niet de groei in een latere periode. Zo werden voor de industriële revolutie de Duitsers als lui gekarakteriseerd, en aan het einde van de negentiende eeuw de Japanners. Beide landen hebben later een hoge groei meegemaakt en dienden toen als voorbeeld. Vooral de op groei gerichte waarden (Aziatische waarden) werden geroemd"[12]. In een eerder artikel in Civis Mundi ben ik uitgebreid ingegaan op de relatie tussen culturele en economische verandering[13]. Is de transformatie van een traditionalistisch in een modern arbeidsethos de oorzaak van economische ontwikkeling óf ontstaat een modern arbeidsethos als gevolg van economische ontwikkeling? Hier wil ik slechts herhalen dat het moeilijk empirisch te bepalen is of de relatie tussen culturele en economische verandering gebaseerd is op wederzijdse oorzakelijkheid (cultuur economie) - en of daarbinnen de naar links en rechtswijzende pijlen even zwaar tellen - of dat culturele en economische verandering gelijktijdig voorkomen doordat beide veroorzaakt worden door een derde (nog onbekende) factor. Ik denk dat er inderdaad wederzijdse interactie tussen cultuur en economie is, maar ook dat er een derde factor in het spel is - en wel het collectieve bewustzijn. Dit onzichtbare, immateriële collectieve bewustzijn omvat de meer oppervlakkige categorieën van economie en cultuur en legt aldus meer gewicht in de schaal[14].

Wanneer Ha-Joon Chang van Cambridge University zegt dat economische ontwikkeling grotendeels de cultuur creëert die het nodig heeft, dan moeten wel éérst een aantal individuele actoren deze economische ontwikkeling op gang brengen[15]. Dit vraagt om proactief gedrag van een aantal non-conformisten die onafhankelijk en out of the box kunnen en willen denken. Mijns inziens kunnen effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling het aantal proactieve, creatieve non-conformisten (‘change agents and searchers’) aanzienlijk vergroten. De bijdrage van conventionele ontwikkelingshulp aan economische ontwikkeling is moeilijk te bepalen, zoals het felle debat tussen ‘planners’ en ‘searchers’ laat zien. De bijdrage aan culturele verandering of mentaliteitswijziging is nog moeilijker vast te stellen. Laten we daarom eens aandacht besteden aan meer onconventionele vormen van hulp zoals bewustzijnsontwikkeling. Effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling resulteren in een waarlijk ‘self-help’ proces met multi-dimensionale impact. Voor een wetenschappelijke onderbouwing van deze boude claim verwijs ik naar eerdere publicaties[16].

 

‘Emergent properties’

In een reactie op het artikel van Luyten refereert Olga van der Valk aan de ‘opkomende eigenschappen’ (‘emergent properties’) in de systeemtheorie[17]. Deze onverwachte eigenschappen kunnen het resultaat zijn van wisselwerkingen tussen verschillende factoren op verscheidene systeemniveaus. Couwenberg spreekt van de wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen[18]. Dit maakt dat causale verbanden niet eenduidig zijn en oplossingen dus ook niet. Deze ‘emergent properties’ dragen bij aan het in de Inleiding vermelde attributieprobleem en maken het ondubbelzinnig aantonen van de effectiviteit van interventies in het kader van ontwikkelingshulp moeizaam. "Het is de kunst om kiemen van verandering en ‘change agents’ te herkennen; maar ook om deze tot bloei te laten komen door het scheppen van opties op systeemniveau" zegt van der Valk. Het is mijn ervaring dat overal wel ‘change agents’ te vinden zijn, ook in de meest afgelegen dorpen in Afrika. Maar hun aantal is klein en het faciliteren van hun activiteiten is niet altijd eenvoudig, juist omdat vaak op hogere systeemniveaus tegenwerking plaatsvindt. Wanneer bijvoorbeeld de politieke en economische elites in Afrika niet echt geïnteresseerd zijn in het welzijn van kleine boeren is het grootschalig bewerkstelligen van verandering op boerenbedrijfsniveau moeilijk. Het ontwikkelen van tegenmacht (‘countervailing power’) door boeren is dan cruciaal, bijvoorbeeld door middel van coöperatievorming.

 

Sociaal kapitaal

Wiet Janssen zegt in een reactie op het artikel van Luyten dat de drie door haar vermelde factoren - patronagesysteem, corruptie en lage kwaliteit van bestuur - Afrika’s stagnatie niet kunnen verklaren[19]. Volgens hem spelen dezelfde (met elkaar samenhangende) factoren in Azië en Zuid-Amerika, maar daar is wel meer ontwikkeling. Hij merkt op dat volgens de meeste deskundigen de belangrijkste verklarende factor het lagere sociaal kapitaal in Afrika is. Het sociaal kapitaal is het geheel van onderling vertrouwen, sociale normen, instituties en netwerken. De beperkte hoeveelheid sociaal kapitaal zou te wijten zijn aan de korte periode van staatsvorming in Afrika. "De opbouw van het benodigde sociaal kapitaal is een proces dat decennia, of misschien zelfs wel eeuwen in beslag neemt. Een snelle ontwikkeling van Afrika is dus voorlopig niet te verwachten". Ook zegt Janssen dat grote hoeveelheden geld alleen maar verstorend werken op de accumulatie van sociaal kapitaal. Ook Moyo zegt in haar boek ‘Dead Aid’ (2009:58-59) dat sociaal kapitaal het fundament van ontwikkeling is[20]. Het is de onzichtbare lijm die de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld bij elkaar houdt. Uiteindelijk, zegt Moyo, is (maatschappelijk) vertrouwen de sleutelfactor. Cruciale factoren voor economische ontwikkeling, zoals goed bestuur en instituties van hoge kwaliteit, zijn betekenisloos in de afwezigheid van vertrouwen. Ook volgens Moyo verzwakt ontwikkelingshulp het sociaal kapitaal. Hulp erodeert het maatschappelijk vertrouwen, o.a. door het aanmoedigen van ‘rent-seeking behaviour’. Ik denk dat het maatschappelijk vertrouwen inderdaad voor een groot deel bepaalt hoe mensen zich individueel en collectief gedragen. Maar ik zou dit maatschappelijk vertrouwen, de onzichtbare lijm in Moyo’s woorden, willen koppelen aan het onderliggende collectieve bewustzijn. Ik kom hier op terug.

 

‘Smart money’

Moyo (2009:xvi) zegt dat de levens van miljarden mensen niet afhangen van ontwikkelingshulp, maar van het vinden van de juiste financiële oplossingen voor de problemen van ontwikkelingslanden. Deze financiële oplossingen omvatten het uitschrijven van staatsleningen, buitenlandse investeringen aantrekken, meer export naar opkomende markten, en het gebruik maken van de geldoverboekingen door Afrikanen vanuit het buitenland en van lokale besparingen. Op de voorlaatste pagina van haar boek schrijft Moyo dat de miljarden dollars ‘smart money’ (‘the hedge funds, the international banks, the private equity funds’) die nu naar Afrika gaan een goede start zijn. Maar de huidige wereldwijde financiële en economische crisis is juist grotendeels veroorzaakt door dit private kapitaal, door kortzichtig en zelfzuchtig gedrag van aandeelhouders en bankiers. Uiteindelijk bleek dit geld toch niet zo erg ‘smart’ te zijn. De Washington Consensus van de afgelopen decennia (vrije markten, privatisering en weinig regulering) erodeert en overheidsingrijpen krijgt meer nadruk. Moyo’s alternatieve financiële oplossingen zijn uiteindelijk technocratische oplossingen, die de veelzijdigheid van het ontwikkelingsprobleem ontkennen. Zo is haar nadruk op financiële oplossingen in tegenspraak met haar eerdere conclusie dat sociaal kapitaal de sleutelfactor van ontwikkeling is. Waarom zou alleen het inzetten van een ander soort financieel kapitaal het sociaal kapitaal wel verhogen? Het moge zo zijn dat grote sommen ontwikkelingshulp het sociaal kapitaal verzwakken, het inzetten van privaat kapitaal zal ook ‘rent-seeking behaviour’ uitlokken, vooral onder de lokale elites. Zij zullen de inmiddels notoire ‘graai cultuur’ van de buitenlandse financiële elite maar al te graag kopiëren. De door Moyo gewenste aansprakelijkheid (‘accountability’) is lovenswaardig, maar de lokale belastingbetalers kunnen hun regering aansprakelijk houden voor de samenstelling en het uitgeven van alleen het overheidsbudget. De gewone man heeft geen enkele zeggenschap over het ‘private smart money’.

 

Altruïstisch gedrag gericht op de lange termijn

Moyo propageert een financiële remedie voor een uiteindelijk niet-financieel probleem. Zij zegt bijvoorbeeld dat haar oplossingsrichting politieke wil vereist, zowel van de politici hier als daar. Een lange-termijn en altruïstische visie zijn vereist (Moyo 2009:148). Ze klaagt over de kortzichtigheid van Westerse en Afrikaanse beleidsmakers en merkt op dat het handhaven van de status-quo altijd het gemakkelijkst is (dit is ook wat Ha-Joon Chang in zijn boek ‘Bad Samaritans’ benadrukt wanneer hij zegt dat conformistisch gedrag nu eenmaal het gemakkelijkst is)[21]. Om de hulpafhankelijkheid van de staat te beëindigen hebben Afrikanen de moedige onverzettelijkheid nodig van de onbekende man die op het Tiananmen Plein in Juni 1989 tegenover de Chinese tanks stond (Moyo 2009:149). Maar het trotseren van de staat is erg riskant en zal hoogstwaarschijnlijk niet gebeuren, voegt ze er realistisch aan toe. Volgens haar kan alleen activisme van (grote aantallen) Westerse burgers Afrika’s ontwikkeling op gang brengen. Maar hoeveel Westerse (en Afrikaanse) burgers hebben een lange-termijn visie en vertonen altruïstisch gedrag? Het door Chang bepleitte asymmetrisch protectionisme, dat Afrikaanse landen toestaat hun eigen markten in de opbouwfase te beschermen, wordt door hoeveel Westerse burgers ondersteund? Als de eigenlijke problemen ontbrekende politieke wil, zelfzuchtig gedrag en gebrek aan maatschappelijk vertrouwen en sociaal kapitaal zijn, zoals Moyo zelf aangeeft, wat kan een nieuwe vorm van financiering dan bijdragen?

 

Maatschappelijk vertrouwen en synergetische samenwerking

Het uiteindelijke doel van ontwikkelingssamenwerking is dat het zichzelf overbodig maakt, maar dat wordt zelden of nooit serieus nagestreefd. Als Moyo zegt dat Afrika afmoet van de hulpafhankelijkheid heeft ze gelijk. De vereiste individuele en collectieve gedragsverandering, hier en daar, zal geïnitieerd moeten worden door ‘change agents’ of ‘searchers’. Maar deze zijn schaars, of althans te gering in aantal om grootschalig effect te sorteren. ‘Change agents’ vertonen per definitie non-conformistisch gedrag: ze willen immers de status-quo veranderen. De diagnose van Moyo dat meer ‘searchers’ en meer maatschappelijk vertrouwen de meest cruciale factoren zijn in het ontwikkelingsproces is correct, maar haar oplossingsrichting laat te wensen over. Zoals ik elders heb betoogd (o.a. Van Eijk 2007) wordt een hoog niveau van maatschappelijk vertrouwen en synergetische samenwerking tussen verschillende belanghebbenden bevorderd door een coherent collectief bewustzijn van hoge kwaliteit[22]. Een dergelijk collectief bewustzijn is eigenlijk niets anders dan een open, harmonische sfeer, die we allemaal wel af en toe op kleine schaal (in gezin, werkplaats of vriendenkring) ervaren als stimulerend en aanzettend tot pro-actief, positief gedrag. Een collectief bewustzijn wordt gecreëerd door de individuen die gezamenlijk het betreffende collectief vormen. Om maatschappelijk vertrouwen en synergetische samenwerking op grotere schaal te realiseren zullen meer mensen tijd in effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling moeten investeren. Het opgebouwde spirituele kapitaal resulteert in een coherenter collectief bewustzijn van hogere kwaliteit, wat meer sociaal kapitaal genereert, wat op zijn beurt meer financieel kapitaal voortbrengt. De dominante causale relatie is mijns inziens dus spiritueel kapitaal → sociaal kapitaal → financieel/economisch kapitaal.

 

‘True self-help’

Een Afrikaans spreekwoord zegt: ‘de hand die ontvangt ligt altijd onder de hand die geeft’. Ook voor de meer recente vormen van vraaggestuurde hulp, gebaseerd op ‘local ownership’ en zogenaamd ‘gelijkwaardige’ partnerschappen, geldt dat ‘aided self-help’ een inherente tegenspraak is. De praktijk laat zien dat ook deze vorm van ontwikkelingssamenwerking de hulpafhankelijkheid niet opheft. Ik denk dat vooral effectieve technieken voor bewustzijnsontwikkeling in een waarlijk ‘self-help’ proces resulteren, zowel op individueel als collectief niveau. Binnen Sub-Sahara Afrika wordt Botswana vaak als een succesvol land gezien. Volgens Luyten begon Botswana’s succesverhaal vooral bij een wijze leider (Seretse Khama). Ik denk dat ook een president als Julius Nyerere een gunstige invloed heeft gehad op Tanzania’s relatieve succes in natievorming. Maar desalniettemin is Tanzania een arm land gebleven. Integere en competente leiders zijn ongetwijfeld belangrijk, maar zij weerspiegelen toch vooral het collectieve bewustzijn van de bevolking. Landen krijgen de leiders die ze verdienen. Louise Fresco zegt dat Afrika met meer dan gemiddeld slechte leiders opgescheept zit[23]. Afrikaanse leiders voelen zich chronisch onzeker, staan daardoor op hun strepen, en zijn afhankelijk van geldgevers, wat leidt tot gedrag van overcompensatie. "Wie in zijn hart niet overtuigd is van zijn kracht, maakt van zijn leiderschap een karikatuur" zegt Fresco. Ik denk dat zij hierin gelijk heeft. Maar het grote aantal zwakke Afrikaanse leiders duidt toch vooral op een incoherent en zwak collectief bewustzijn. Misschien moeten de Afrikaanse leiders en burgers, en de westerse ontwikkelingsdeskundigen, meer boeken over sociale psychologie (en beter nog bewustzijnsontwikkeling) lezen.

 

2012: Het internationale jaar van de coöperaties

De voor gemarginaliseerde wereldburgers zo belangrijke zelfhulp kan bevorderd worden door coöperatievorming. Coöperaties zijn belangrijk als schakel tussen het micro- en macroniveau, voor het promoten van ‘bottom-up’ verandering door lokale ‘change agents’, het creëren van groepsvertrouwen en sociaal kapitaal, het opbouwen van politieke en economische tegenmacht, het creëren van vertrouwen en synergetische samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden in geïntegreerde ketens (‘value chain development’), en uiteindelijk ook voor het afbouwen van de hulpafhankelijkheid. Het is daarom lovenswaardig dat 2012 is uitgeroepen tot het internationale jaar van de coöperaties. Coöperatieve modellen zijn vooral gegrondvest in vertrouwen tussen verschillende economische spelers. En dit vertrouwen, en het wijdere maatschappelijke vertrouwen, zijn gekoppeld aan het collectieve bewustzijn.

In Nederland is Agriterra een voorbeeld van een organisatie die boerencoöperaties in ontwikkelingslanden ondersteunt[24]. Het adviseert boerenorganisaties met inzet van deskundigen uit de Nederlandse agrarische wereld en met geld van de Nederlandse overheid. Sterke landbouworganisaties zijn volgens Agriterra belangrijk voor democratische verhoudingen, economische groei en spreiding van inkomen. De focus ligt op ‘boergenoteerde’ bedrijven zoals coöperaties, lokaal ondernemerschap, en belangenbehartiging en innovatie. Ik denk dat Agriterra een mooi voorbeeld is van nuttige ontwikkelingshulp. De organisatie is stevig geworteld in de samenleving hier en daar via samenwerking met de Nederlandse land- en tuinbouworganisaties en met boerenorganisaties in ontwikkelingslanden. Naast een betaalde staf wordt een gedeelte van het werk, hier en daar, verricht door vrijwilligers[25]. Misschien moet 2013 uitgeroepen worden tot het internationale jaar van het maatschappelijk vertrouwen.

 

De behoefte aan inbedding en maatschappelijk vertrouwen

Paul Scheffer zegt dat de menselijke behoefte aan inbedding nogal onderschat wordt en ten onrechte vooral gezien wordt als een achterhoedegevecht tegen de globalisering. "Maar hoeveel globalisering verdraagt de mens? De kredietcrisis laat zien dat het onwaarschijnlijk is dat op die manier duurzame vertrouwensrelaties ontstaan. Juist de betrekkelijke anonimiteit die de virtuele wereld biedt, heeft roekeloos en corrupt gedrag uitgelokt. De publieke reactie daarop is een fors wantrouwen ten opzichte van de financiële sector, die het symbool bij uitstek is van de vervlechting tussen landen ... Natuurlijk is het een groot goed wanneer de kring waarmee mensen zich vereenzelvigen ruimer wordt, maar de schaal waarop vertrouwen mogelijk is, kent vooralsnog zijn beperkingen. Sterker nog, de globalisering lokt een herwaardering van het lokale uit"[26]. Scheffer omschrijft deze tegengestelde bewegingen als de ‘wraak van de geografie op de politiek’. Ik denk dat ook in het huidige debat over ontwikkelingshulp deze paradox ‘globalisering versus lokalisering’ een rol speelt. Het is echter alleen een echte paradox (een schijnbare tegenstelling) als mensen zich zowel thuis voelen in het eigene als in het grotere geheel. Het is zaak de kring waarin vertrouwen aanwezig is geleidelijkaan uit te breiden. Eerst dan zal ontwikkelingssamenwerking vanzelfsprekend worden, een uiting van waarlijk kosmopolitisch gedrag. De inbedding in steeds grotere kringen en het daarmee gepaard gaande steeds ruimere maatschappelijk vertrouwen zijn gegrondvest in een coherent collectief bewustzijn.

 

Meer onderwijs voor meer vertrouwen?

De Italiaanse filosofe Michela Marzano behandelt in haar boek ‘Le contrat de défiance’ de rechts-populistische bewegingen in West-Europa, die gevoed worden door wantrouwen[27]. Zij zegt dat mensen bewust gemaakt moeten worden van de noodzaak hun idee van gemeenschap te verruimen en ze ziet geen ander middel dan onderwijs. "Ik weet dat het alleen uitkomst kan bieden op de lange termijn. Daarom ben ik ook filosofe geworden en geen politica. Je kunt zulke bewustzijnsveranderingen niet als voorstel indienen of ze aan mensen opleggen. Het is een lang proces ... We zijn innerlijk verdeeld - en dat zal nog wel even duren’’. Volgens haar moet tussen volledige afhankelijkheid en volledige onafhankelijkheid, tussen groepsidentiteit en hyperindividualisme, tussen gemeenschappelijk belang en individuele zelfontplooiing een evenwicht gezocht worden. Zij benadrukt zowel de destructieve als constructieve kant van vertrouwen, en maakt een onderscheid tussen blind vertrouwen en bewust vertrouwen. Bas Heijne merkt terecht op dat zelfvertrouwen voorafgaat aan vertrouwen in anderen[28]. Ik ondersteun de door Marzano bepleite ‘bewustzijnsverandering door middel van onderwijs’ van harte, maar vrees met haar dat het conventionele onderwijs in deze slechts langzame vooruitgang zal boeken. Het gegeven dat zelfvertrouwen voorafgaat aan vertrouwen impliceert dat (persoonlijke) integriteit voorafgaat aan integratie. Onderwijsvormen waarin bewustzijnsontwikkeling geïntegreerd is kunnen voor integriteit én integratie zorgen. Aangezien breed maatschappelijk vertrouwen een cruciale rol speelt in het ontwikkelingsproces is ontwikkelingshulp gericht op zulk onderwijs uitermate nuttig.

 

Vertrouwen of naïviteit?

Ger Groot, hoogleraar Filosofie en Literatuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen, zegt dat het liberaal individualisme gestoeld is op een combinatie van drie elementen: individualisme, politiek darwinisme en achterdocht[29]. Dit denken is nu ongelooflijk krachtig in onze maatschappij. "Daartegenover krijgt elk alternatief vandaag de dag onwillekeurig iets gekunstelds en vergezochts over zich. Elk beroep op maatschappelijkheid of altruïsme lijkt in strijd met wat deze achterdocht als ‘de werkelijkheid’ heeft leren zien. Geen wonder - zo zegt deze achterdocht - dat deze ‘softe’ visie op mens en maatschappij zich zo gemakkelijk knollen voor citroenen laat verkopen". Ik vrees dat ontwikkelingshulp momenteel ook last heeft van een ‘soft’ imago. Het past niet goed in het dominante liberaal-individualistische denken. Groot schrijft echter: "We mogen dat vertrouwen met een geuzennaam ‘naïviteit’ noemen, maar daarmee is het nog niet wereldvreemd. In werkelijkheid gaan we er bijna voortdurend gedachteloos van uit. Daarom is het met onze samenleving nog niet zo treurig gesteld ... Ondanks al ons gemopper is het maatschappelijk vertrouwen in Nederland nog opmerkelijk groot". Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) meldde in 2011 dat Nederland nog steeds een ‘high trust society’ is[30]. Ontwikkelingshulp mag dan als een ‘naïeve’ activiteit afgeschilderd worden door een gedeelte van het politieke establishment en een gedeelte van de burgers, het zal hoe dan ook gebaseerd moeten zijn op een almaar groter wordende ‘kring van vertrouwen’.

 

Corruptie, hebzucht en simplisme in de westerse hogere klassen

Geert Mak was laatst op een bijeenkomst waar een Chinese topeconoom en een Afrikaanse centralebankier een groep Europese specialisten uit de financiële sector de les lazen. Hij zegt: "Een interessante historische omslag. De Afrikaan zei: jullie banken zitten vol met zeer bekwame mensen, maar ze hebben alle fouten gemaakt die je bedenken kunt. Dat valt alleen te verklaren als andere factoren bij hun beslissingen de doorslag hebben gegeven. In Afrika noemen we die andere factoren corruptie. Het werd stil in de zaal. Hij doelde op de bonussen en hij had volstrekt gelijk"[31]. Marjolijn Februari schrijft dat het meestal de lagere klassen zijn die verdacht worden van irrationele beslissingen en onderbuikgevoelens. Maar in werkelijkheid zijn het de hogere klassen die het onredelijkst zijn. Vooral de elite is geneigd tot een tunnelvisie. Februari verwijst naar Paul Piff, van de universiteit van Berkeley, die uitlegt dat "de beter gesitueerden zich door hun privileges en zekerheden eerder onafhankelijk voelen van anderen. Vandaar dat ze de prioriteit geven aan hun eigen welvaart boven die van anderen, een prioritering die ook wel hebzucht heet. Het onvermogen je zelf te zien in de samenhang van het geheel"[32].

Naast corrupt en hebzuchtig zijn de hogere klassen volgens Februari ook simplistisch. Hoewel de wereld steeds complexer wordt, heerst in de hogere klassen een verlangen naar simplisme en stelligheid. "Er woedt een chaos aan gegevens, de stroom van informatie zwelt indrukwekkend aan, maar in alle instituties wordt gezocht naar systemen die de warboel verwerken tot een simpel en eenduidig resultaat. En dat, deze hele institutionele onwil om complexiteit te erkennen, kan verklaren waarom de markt oprukt als antwoord op alle vragen". De markt wordt gezien als een rigoureus informatieverwerkend systeem dat "als bij toverslag op de proppen [komt] met een concreet resultaat: de prijs. Bij gebrek aan andere informatie verwerkende systemen laten bestuurders dus graag alles over aan de markt". Het pleidooi van Februari voor redelijkheid (samenhang zoeken tussen uiteenlopende belangen) en voor erkenning van de onvermijdelijke complexiteit zou ook in de ontwikkelingshulp verwelkomd moeten worden. Hoewel haar nadruk op de verantwoordelijkheid van de hogere, veelal hoogopgeleide klassen volkomen terecht is, blijft de vraag hoe precies samenhang en complexiteit hanteerbaar gemaakt kunnen worden. Ik heb dit eerder ‘de illusie van het intellectuele holisme’ genoemd[33]. Het menselijk intellect is gewoonweg niet toereikend om het multi-dimensionale ontwikkelingsproces in al zijn facetten te overzien, laat staan te sturen. Ontwikkelingshulp die dat nastreeft is inderdaad naïef, in de zin van kortzichtig. In mijn tienertijd was de leus ‘beter langharig dan kortzichtig’. Wellicht verdient een ander onderdeel van de hippietijd, meditatie of bewustzijnsontwikkeling, meer aandacht. Samenhang en complexiteit verwijzen naar wijsheid. En wijsheid dient men te praktiseren, simpelweg te leven.

 

De machteloosheid der machtigen

Een voorbeeld van een wijs man is Václav Havel (1936-2011). Havel schreef als dissident over ‘de macht der machtelozen’ en ervoer als president ‘de machteloosheid der machtigen’ constateert Timothy Garton Ash[34]. Havel’s wezenlijke inzicht waaruit elk burgerlijk verzet voortkomt, is dat "zelfs de meest onderdrukkende regimes afhankelijk zijn van een minimale volgzaamheid van de mensen die ze regeren". Deze ‘machteloosheid der machtigen’ en daarmee corresponderende ‘macht der machtelozen’ zou de hogere klassen in het westen en in ontwikkelingslanden aan het denken moeten zetten. Helaas gebeurt dit nog te weinig, ondanks de recente Arabische Lente[35]. In deze context wil ik ook opmerken dat de eerder benadrukte ‘bewustzijnsontwikkeling’ in de zin van spirituele transformatie iets anders is dan ‘politieke bewustwording van’ - in dit geval - ongelijke machtsverhoudingen. Dat laatste is belangrijk, maar niet afdoende om fundamentele veranderingen te bewerkstelligen. Waarom komt er op een gegeven moment, en meestal vrij abrupt, een einde aan de volgzaamheid van grote groepen mensen? Ik denk dat dit aan de coherentie van het collectieve bewustzijn gerelateerd is.

 

‘Positieve deviaties’

Pascale, Sternin & Sternin schrijven in hun boek ‘The Power of Positive Deviance’ over positieve deviaties, een soort ‘change agents’ of ‘searchers’[36]. Het zijn vernieuwers die de dingen anders doen en tegen alle verwachtingen in slagen. "Het concept van positieve deviatie [PD] is gebaseerd op de gedachte dat in elke gemeenschap ten minste één persoon bestaat die voor dezelfde beperkingen staat als alle anderen en, ondanks deze beperkingen, een manier heeft gevonden het probleem dat onoverkomelijk lijkt op te lossen. PD schrijft voor dat je speurt naar de buitenbeentjes die slagen, ondanks dezelfde negatieve omstandigheden ... Positieve deviaties [zijn] verscholen in zichtbaarheid. Terwijl ze te midden van hun gemeenschap leven, gedijen ze waar anderen voortploeteren ... Het PD-proces is ideaal voor de aanpak van problemen die verknoopt zijn met een complex maatschappelijk systeem en die sociale en individuele gedragsveranderingen vergen. In deze gevallen verschuift onze aandacht van wat er misgaat naar wat er goed gaat - waarneembare uitzonderingen die tegen alle verwachtingen in succesvol zijn". Zoals eerder aangegeven is het opschalen van de succesvolle vernieuwingen van ‘change agents’ - het creëren van een sneeuwbaleffect - meestal het grote knelpunt. "Het sociale stramien dat in elke gemeenschap lastige problemen in stand houdt, moet worden losgeweekt om de ontwikkeling van nieuwe vormen van handelen en denken mogelijk te maken" zeggen Pascale, Sternin & Sternin. Hoe kan je de gemeenschap in een proces van zelfontdekking betrekken? Ik denk dat de processen van het losweken van belemmerende factoren (inclusief ongelijke machtsverhoudingen), zelfontdekking en opschaling vooral gefaciliteerd worden door een coherent collectief bewustzijn van hoge kwaliteit. Hier speelt het veld-effect van bewustzijn een belangrijke rol[37].

 

Tenslotte

De beginvraag van dit artikel luidde: Moet een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld bezuinigen op ontwikkelingshulp?[38] Ik denk van niet. Tot recentelijk heeft Nederland een soort gidsland functie in het ontwikkelingsdebat en de ontwikkelingshulp vervuld. Hoewel de internationaal overeengekomen norm van 0.7 procent van het BNP vrij willekeurig is, zou Nederland er goed aan doen een ‘positieve deviatie’ te blijven. En dan niet alleen door boven de norm van 0.7 procent te gaan zitten, maar ook door meer onconventionele analyses van het ontwikkelingsproces te maken en de resulterende oplossingsrichtingen daadwerkelijk te ondersteunen. Mijn adagium is: ‘at the end of the day development is guided by consciousness’. Deze gidsfunctie van bewustzijn zou centraal dienen te staan.

 

 

*Dr.ir. Toon van Eijk (1952) is tropisch landbouwkundige en werkte ongeveer 20 jaar in Oostelijk en Zuidelijk Afrika. Tegenwoordig is hij freelance consultant op het gebied van plattelandsontwikkeling.

E-mail: toon.vaneijk@scarlet.nl

 

Eindnoten

 


[1] Zie p.1: Van Eijk, T. (2012), Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi digitaal # 9, januari 2012. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1789&

[2] Belastingen? Laat de burger ook eens kiezen. Menno Tamminga, NRC, 2 April 2012.

[3] Marcia Luyten; Moeten we stoppen met het geven van ontwikkelingshulp?, NRC 21 maart 2009.

Mijn reactie op dit artikel van Marcia Luyten kan gevonden worden op de website van de NRC (reactie nummer 41): http://weblogs2.nrc.nl/discussie/2009/03/21/moeten-we-stoppen-met-het-geven-van-ontwikkelingshulp/#comments

[4] Dit boek is niet langer leverbaar, maar de auteur heeft nog een aantal exemplaren en een verkorte Engelse versie is beschikbaar: Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. Lulu (Van Eijk 2010). http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl

[5] Zie ook: Van Eijk, T. (2012), Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi digitaal # 9, januari 2012. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1789&

[6] Dambisa Moyo (2009). Dead Aid. Why aid is not working and how there is another way for Africa. Allen Lane, London.

[7] Roel van der Veen zegt in zijn boek Waarom Azië rijk en machtig wordt (2010) dat het startpunt van de Aziatische modernisering een mentaliteitsverandering bij een kleine groep van machtige personen was. Zie ook: Van Eijk, T. (2011). Achtergrond Aziatisch proces van modernisering. Civis Mundi digitaal # 3, april 2011. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644

[8] Zie hoofdstuk 14 in: Van Eijk (2010). Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. Lulu (zie eindnoot 4).

[9] Willem Brinckman, reactie nummer 42 in NRC 21 maart 2009. Zie voor website adres: eindnoot 3.

[10] Zie: Van Eijk, T. (2012), Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi digitaal # 9, januari 2012. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1789&

[11] Dr P.E. van der Werff, reactie nummer 62 in NRC 21 maart 2009. Zie voor website adres: eindnoot 3.

[12] Prof.dr. Eelke de Jong, reactie nummer 67 in NRC 21 maart 2009. Zie voor website adres: eindnoot 3.

[13] Zie: Van Eijk, T. (2011). Achtergrond Aziatisch proces van modernisering. Civis Mundi digitaal # 3, april 2011. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1644. Zie ook mijn boek Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa waarin hoofdstuk 17 (Another Voice: Culture as Outcome rather than Cause of Economic Development) de gedachtegang van Ha-Joon Chang weergeeft.

[14] Zie: Van Eijk, T., 2010. Neoliberalisme en de rol van religie in ontwikkelingssamenwerking. Civis Mundi digitaal # 2, december 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1507

[15] Chang, H.-J., 2008. Bad Samaritans. The guilty secrets of rich nations and the threat to global prosperity. Random House Business Books, London.

[16] Van Eijk (2010). Development and Work Ethic in sub-Saharan Africa. The mismatch between modern development and traditionalistic work ethic. Lulu. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl

Van Eijk (2010). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl  

Van Eijk (2007). Ontwikkeling en arbeidsethos in Sub-Sahara Afrika. Het belang van gedragsverandering en bewustzijnsontwikkeling. KIT Publishers, Amsterdam.

Van Eijk (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. Ph.D. thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.  http://edepot.wur.nl/121226

[17] Olga van der Valk, senior onderzoeker Markt en Netwerken bij het LEI-Wageningen Universiteit, reactie nummer 73 in NRC 21 maart 2009. Zie voor website adres: eindnoot 3

[18] Zie ook: Van Eijk (2012). Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi digitaal # 9, januari 2012. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1789&

[19] Lodevicus J.H. (Wiet) Janssen, gepromoveerd aan de Universiteit Twente op het proefschrift ‘Management of the Dutch development cooperation’, reactie nummer 76 in NRC 21 maart 2009. Zie voor website adres: eindnoot 3.

[20] Zie eindnoot 6.

[21] Zie eindnoot 15.

[22] Zie eindnoot 16.

[23] Louise Fresco, NRC 28 April 2009.

[24] http://www.agriterra.org/nl

[25] Voor de broodnodige transparantie en objectiviteit moet ik hier vermelden dat ik als vrijwilliger bij deze organisatie betrokken ben (en dus eventueel bevooroordeeld kan zijn).

[26] Paul Scheffer, Wraak van de geografie, NRC 3 april 2012

[27] Bas Heijne interviewt Michela Marzano: ‘Zonder vertrouwen geen samenleving’ in NRC 25 februari 2011.

[28] Zie vorige eindnoot.

[29] Ger Groot: ‘Alle Nederlanders, behalve ik, zijn ongelukkig en hufterig’. Kleine sociologie van de achterdocht. NRC 19 & 20 februari 2011.

[30] Sociaal en Cultureel Planbureau. De Sociale Staat van Nederland 2011.

[31] Laura Starink interviewt Geert Mak: ‘Europa terugveroveren’ in NRC 3 januari 2012.

[32] Marjolijn Februari: ‘Hoge, onredelijke klasse’ in NRC 2 april 2012.

[33] Zie: Van Eijk, T. (2010). Neoliberalisme en de rol van religie in ontwikkelingssamenwerking. Civis Mundi digitaal # 2, december 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1507

[34] Timothy Garton Ash, hoogleraar Europese Studies in Oxford: ‘Weinigen hebben zo veel van waarde nagelaten als Havel’ in NRC 19 december 2011.

[35] Zie voor meer over het begrip ‘macht’ ook: Van Eijk (2012). Ontwikkelingssamenwerking als westerse modernisering? Civis Mundi digitaal # 9, januari 2012. http://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=1789&

[36] Artikel van Richard Pascale, Jerry Sternin en Monique Sternin over hun boek ‘The Power of Positive Deviance’ (Harvard Business Press) in Ode, 17 maart 2011.

[37] Zie hoofdstuk 6.5: ‘Field-effect of consciousness: more societal trust and synergetic cooperation’ in: Van Eijk (2010). Civic Driven Change through Self-Empowerment. Societal Transformation and Consciousness-Based Development. Lulu. http://www.lulu.com/spotlight/toondotvaneijkatupcmaildotnl  Zie ook: Van Eijk, T. (2010). Neoliberalisme en de rol van religie in ontwikkelingssamenwerking. Civis Mundi digitaal # 2, december 2010. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1507

[38] Zie voor het gegeven dat Nederland een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld is: Hendrik Spiering: ‘Nederland heeft veel te verliezen’ in NRC 16 november 2011 & Herman Vuijsje: ‘De Nederlander is geen navelstaarder’ in NRC 26 & 27 november 2011.