Civis Mundi Digitaal #16
Paul van Velthoven *
Precies honderd jaar voordat de stuurmanskunst van premier Gaston Eyskens in 1970 aan de oude eenheidsstaat van België een eind maakte, schreef de rector van de Brusselse Vrije Universiteit, de volkenkundige Leon Vanderkindere, in de Revue de Belgique het volgende: het was in 1830 een droevige misvatting (‘une triste erreur’) geweest om België te centraliseren. De Vlaamse meerderheid van het land leefde toen veertig jaar onder een grotendeels Franstalig bestuur. Vlamingen en Walen hadden nu meer dan ooit in de geschiedenis van de zuidelijke Nederlanden het geval was geweest rechtstreeks met elkaar te maken. Het inzicht in hun verschillen was verscherpt en object van studie geworden. Vanderkindere stond in zijn opvatting zeker niet alleen, meerdere van zijn vakgenoten deelden zijn standpunt. Vanderkindere stelde dat het onderscheid tussen de beide delen van de Belgische bevolking uitermate frappant was. "Het is een verschil in zeden, in aspiraties, in de manier van denken en handelen, in één woord van heel hun natuur", schreef hij. Een land kon volgens Vanderkindere zonder al te veel dwang worden gecentraliseerd, maar "voor ons is de centralisering even funest als zij het voor Zwitserland zou zijn." En hij ging verder: "Een land van gemengde etnische samenstelling mag bestaansrecht hebben in een Europees verband, maar voor een land als het onze is de enige redelijke organisatie de federatie. Laten wij daarom onze gewesten de grootst mogelijke onafhankelijkheid geven, laten zij zichzelf administreren, hun belastingen innen, recht spreken, soldaten onder de wapenen roepen en vooral hun eigen taal spreken. Geef tenslotte de centrale regering slechts die ene noodzakelijke rol, namelijk om de vermenging tussen deze gewesten te vermijden, verder de algemene overheidsdiensten te organiseren en naar buiten toe de federatie te vertegenwoordigen."
Gemankeerde federalisering
Honderd jaar na het pleidooi van Vanderkindere zou met die federalisering alsnog een begin worden gemaakt, maar wat men nu precies in 1970 wilde bereiken was ronduit vaag. Heldere structuren zoals Vanderkindere die aanbeval, zijn er niet gekomen. Een door Vlamingen en Walen gemeenschappelijk gedragen einddoel ontbrak namelijk. Sommigen, gefrustreerd als zij waren door de onwil van de Franstaligen om het land te hervormen, hoopten toen al het land finaal te kunnen openbreken. De meeste partijen dachten echter op dat moment paradoxaal genoeg dat het de redding van het oude België zou zijn. In ieder geval kregen de Vlamingen op die manier de door hen zo lang nagestreefde culturele autonomie en werden ze verlost van de grillen van Franstalige bureaucraten in Brussel die hun wensen toch niet wilden of konden begrijpen. De Walen keken al evenzeer met wantrouwen naar het Brusselse centrum. Ze hoopten het verval van hun economie te kunnen stoppen als ze hun eigen boontjes zouden kunnen doppen. De Brusselse bestuurselite die er eigenlijk helemaal niet aan wilde en groot machtsverlies vreesde, ging onder druk van Walen en Vlamingen overstag. Aldoor bleef de Franstalige minderheid, zij die België ooit vorm hadden gegeven, bevangen door de vrees dat zij haar greep op België zou verliezen aan de Vlaamse meerderheid. De Franstaligen eisten daarom als compensatie voor de federalisering speciale grendels in de grondwet. Zij kregen die ook. Grote wetswijzigingen zouden in de toekomst daarom slechts met speciale meerderheden in beide taalgroepen doorgevoerd kunnen worden. Zo verliep het in gang gezette ontvlechtingsproces uitermate stroperig. In de afgelopen veertig jaar dat dit moeizame federaliseringsproces in België nu al duurt, is het de Franstalige minderheid die de aard van de veranderingen en het tempo ervan bepaalt. Zo kwamen er tegen de zin van de Vlamingen niet twee (Vlaanderen en Wallonië) maar drie gewesten, waarvan twee Franstalige, Wallonië en Brussel, dat weliswaar formeel tweetalig is, maar in feite wordt bestuurd door de Franstaligen. De federalisering had hoe dan ook tot gevolg dat door het zelfbestuur dat Vlaanderen en Wallonië in de afgelopen jaren verwierven, deze landsdelen steeds verder uit elkaar groeiden. De Franstaligen hebben duidelijk veel meer moeite om de consequenties daarvan te aanvaarden. De wijze waarop het kabinet onder leiding van de Waalse socialist Di Rupo eind vorig jaar tot stand is gekomen, maakt dit nog eens extra duidelijk.
Ook op een ander punt kreeg Vanderkindere niet zijn zin. In navolging van hem stelde ook Eyskens dat er geen ‘vermenging’ moet zijn, dat wil zeggen belangen van beide partijen niet in elkaar zouden moeten overlopen, vooral niet wanneer die partijen niet gelijkwaardig zijn. Omgezet in moderne taal: pacificatie tussen Vlamingen en Franstaligen is slechts mogelijk bij duidelijke grenzen. Dat geldt voor elk conflict. Die grenzen zijn er niet gekomen. De Franstaligen wilden daar niet aan. Zie de taalconflicten rond Brussel waar de taalstrijd als vanouds doorgaat.
Regie Franstalige minderheid niet langer geaccepteerd
De leiders van de Vlamingen hebben zich zeer lange tijd geschikt naar de wensen van de Franstalige minderheid. In de negentiende eeuw waren zij zoals historici overduidelijk hebben aangetoond trouwe patriotten en dat gold ook voor het grootste deel van de twintigste eeuw. De Walen wilden al honderd jaar geleden breken omdat hun privileges gevaar liepen, Vlamingen wilden dat na de Eerste Wereldoorlog omdat hen elementaire rechten werden onthouden. Er is nooit bewijs geleverd dat de Vlamingen hun meerderheid wilden uitbuiten. In Brussel wilden ze slechts gelijk behandeld worden.
Nu zijn de rollen zich aan het omkeren. Een meerderheid van de Vlamingen wenst de regie niet langer aan de Franstalige minderheid te willen overlaten. Er is in feite een niet eerder geziene strijd om de macht gaande.
Hoe hier uit te komen? Het programma van Vanderkindere biedt nog steeds de beste aanknopingspunten voor een oplossing. De federatie zal op basis van gelijke rechten voor Vlamingen en Franstaligen moeten worden omgebouwd tot een statenbond met duidelijke grenzen en daarbinnen eigen verantwoordelijkheden voor het reilen en zeilen van de deelstaten. Zoals er in het Ancien Regime geen taal- of andere belangenconflicten tussen Nederlandstaligen en Franstaligen bestonden, zo zullen die in een Belgische statenbond verdwijnen. Alleen op die manier heeft België een toekomst.
*Paul van Velthoven is journalist en publicist. Auteur van ‘Franstaligen tegen Vlamingen - Hoe België als natie mislukte. Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2e druk.