Civis Mundi Digitaal #16
Bespreking van: Jeroen Vanheste, De Wijsheid van de roman. Literaire antwoorden op filosofische vragen. Uitgeverij Damon, Budel, 2012, 224 pagina’s, prijs: €24,90.
Wim Couwenberg
Bespreking van: Jeroen Vanheste, De Wijsheid van de roman. Literaire antwoorden op filosofische vragen. Uitgeverij Damon, Budel, 2012, 224 pagina’s, prijs: €24,90.
Geesteswetenschappen versus materialistisch mens- en wereldbeeld
Gelijke eerbiedwaardigheid van iedere mens is een fundamentele idee en verworvenheid van de moderniteit als nieuw beschavingstype en het fundament van de moderne rechtsontwikkeling. Wanneer in verklaringen over de mensenrechten gesproken wordt over de inherente waardigheid van de mens als bron van onvervreemdbare rechten, raakt dat de kern van de moderne humanistische mensopvatting, namelijk de erkenning van eenieder als een vrije zelfstandige persoonlijkheid en het zelfbeschikkingsrecht van de mens als het meest fundamentele recht dat de moderne mens voor zich opeist.[1] Die erkenning is niet zozeer gerelateerd aan het menselijke brein, maar aan de persoon die achter dat brein schuilgaat en dat dienstbaar maakt aan zijn persoonlijkheidsontplooiing. Dat valt wel moeilijk te rijmen met het materialistische en mechanistische mens- en wereldbeeld dat als natuurwetenschappelijk paradigma in evolutietheorie, genetica, hersenonderzoek e.d. op stellige toon wordt uitgedragen. De mens wordt daarin gereduceerd tot een biologische automaat, een door genen en neuronen aangestuurd klompje materie.
Dat materialistische mens- en wereldbeeld heeft in deze tijd de overhand gekregen in de gangbare wetenschapsbeoefening en is ook uitgangspunt geworden van toonaangevende seculiere levensovertuigingen. De geestelijke dimensie van de mens, zijn ziel, zelfbewustzijn, autonomie, vrije wil, zij zijn alle in de ban gedaan als verzinsels en derhalve irrelevant. Daar tegenover houdt zich niettemin een in het defensief gedrongen denkwijze staande, die zich openstelt voor een realiteit die de materiële werkelijkheid overstijgt, met andere woorden voor bewustzijn, denken, moraal, cultuur als niet volledig tot de materiële wereld te reduceren fenomenen. Op basis van die veronderstelde realiteit worden op universiteiten nog steeds geesteswetenschappen serieus genomen en gedoceerd.
Eén van de vakken die in dit kader op universiteiten gedoceerd worden, is de relatie tussen literatuur en filosofie. Het gaat in dit vak om de literaire representatie van filosofische vraagstukken en motieven. Uitgangspunt in dit verband is uiteraard dat literaire werken een filosofische zeggingschap kunnen hebben dankzij een literaire evocatie van filosofische thema’s. Schrijvers overstijgen in dat geval in hun werk het subjectieve en particuliere in een bepaalde door hen verbeelde persoonlijke wereld en maken daarmee als het ware in een literaire spiegel iets van het algemeen menselijke in de menselijke conditie zichtbaar. Jeroen Vanheste, als docent filosofie verbonden aan de Open Universiteit, doet daarvan verslag in dit mooie boek dat door de uitgever prachtig is vormgegeven met fraaie illustraties.
Inhoudelijke en hermeneutische methode van onderzoek
Nu komt die filosofische zeggingschap zeker niet in alle romans tot uiting. Het gaat om een selectie van schrijvers die in hun werk beamen wat de romancier Henry James eens over zijn eigen werk zei: ‘My business is the study of human life’. In het boek van Vanheste wordt de menselijke en culturele conditie onderzocht aan de hand van een goed gekozen selectie van romans en één groot gedicht. In elk hoofdstuk staat een markante schrijver centraal, hand in hand met een bepaald filosofisch vraagstuk of thema. Zo passeren achtereenvolgens een zevental schrijvers op die manier de revue, te weten:
1) Don Quichot en zijn weergaloze geliefde Dulcinea waaraan dit boek is opgedragen. Het gaat hier om leven en liefde als eindeloos spel, om leven en streven ook zonder ooit echt te kunnen slagen, m.a.w. het menselijke tekort als wijsgerig thema;
2) Tolstoi met de grote levensvragen als filosofisch thema;
3) Dostojewski en zijn literaire stellingname tegen het atheïstische en materialistische mens- en wereldbeeld;
4) Thomas Mann en de stand van de Europese cultuur als cultuurfilosofisch thema;
5) Marcel Proust en het filosofische idealisme;
6) T.S. Eliot en zijn beroemde gedicht The Wast Land over de desillusie in de Europese cultuur in het interbellum en het vertrouwen desondanks in de mogelijkheid van een culturele herleving;
7) Hermann Broch en het verval van waarden in Europa.
Gemeenschappelijke oriëntatie op humanistische traditie in Europa
Het beeld van mens- en cultuur dat deze schrijvers uitbeelden, heeft, ondanks uiteenlopende motieven en accenten, een belangrijk kenmerk gemeen, namelijk hun oriëntatie op de humanistische traditie in de Europese cultuur die ontsproten is aan de Grieks-Romeinse en christelijke erfenis en als zodanig haaks staat op de materialistische mensopvatting. Over de literatuur zijn zoals bekend verschillende opvattingen met elkaar in strijd gewikkeld. Vanheste gaat met Aristoteles nog onverminderd uit van de klassieke mimetische opvatting van de literatuur, al ligt die nu ook onder vuur. Dat betreft onder andere de inhoudelijke benaderingswijze ervan en de eerder genoemde humanistische oriëntatie. Hier tegenover wordt een empirisch wetenschappelijke aanpak geponeerd en een reeks van theorieën en methodes daaromtrent ontwikkeld, zoals formalisme, freudianisme, new historicism, marxistische en feministische literatuurkritiek, structuralisme, deconstructietheorie enz. Hoe interessant dat alles ook moge zijn, het is de vraag, aldus Vanheste, of literatuur en filosofie zich laten vangen in modellen, theorieën en methodes zoals die gangbaar zijn in de sociale en natuurwetenschappen. De geesteswetenschappen vergen wellicht een meer interpreterende (hermeneutische) benadering. Dat klinkt ouderwets, maar ik onderschrijf niettemin graag deze voorkeur. Ik neem aan dat de auteur als filosoof geneigd is zijn vak te percipiëren als onderdeel van de filosofie. Maar het maakt, lijkt me, ook deel uit van de literatuurwetenschap als discipline die beoogt inzicht te bieden in de dieperliggende patronen en ontwikkelingen van onze cultuur.
De auteur heeft met dit boek een overtuigend visitekaartje afgegeven als onderzoeker van literatuur en filosofie. Hij introduceert zijn boek voorin met een mooi citaat van Ernesto Sábato waarmee ik deze bespreking graag besluit:
‘ In de moderne, door de filosofie verlaten wereld, versnipperd door honderden wetenschappelijke specialisaties, blijft de roman over als laatste uitkijkpost vanwaar wij menselijk leven als geheel kunnen overzien.’
[1] Zie voor de historische achtergrond van de idee van menselijke waardigheid J. Romein, In opdracht van de tijd, 1946, pp. 202 e.v. Die idee is in de Renaissance al aan de orde gesteld door Pico della Mirandola (1463-1494) in zijn De hominis dignitate (1486) als kernidee van het modern humanisme. In Nederlandse vertaling verschenen onder titel: Over de menselijke waardigheid (1968). Voor de rechtsfilosofische achtergrond zie o.a. A. Honneth, Kampf um Anerkennung, 1992; B.C. Labuschagne, Wat maakt menselijk waardigheid tot menselijke waardigheid, in: Mensenrechten, Civis Mundi 3, 1998; en R. Buitenweg, Recht op een menswaardig bestaan, 2001