Ressentiment als het hedendaagse kwaad ressentimenteel benaderd.

Civis Mundi Digitaal #16

door Sjoerd van Tuinen

Recensie van Sybe Schaap, 2012, Het rancuneuze gif. De opmars van het onbehagen, Nijmegen: DAMON Budel.

Ressentiment als het hedendaagse kwaad ressentimenteel benaderd.

Recensie van Sybe Schaap, 2012, Het rancuneuze gif. De opmars van het onbehagen, Nijmegen: DAMON Budel.

 

Sjoerd van Tuinen*

 

Theorieboeken kunnen de lezer op drie manieren tegenstaan. De boeken in de eerste categorie zijn ronduit slecht: zij behandelen onbetekenende onderwerpen of ontberen de accurate uitwerking van een gedachte. Meestal zijn dit boeken die algemeen erkende academische perspectieven toepasssen op zogenaamd actuele thema’s. Ze staan het verst af van het eigenlijke filosoferen, omdat ze een denkbeweging herleiden tot de vrijblijvende circulatie van gangbare opinies. Het is zinloos aan zulke boeken een recensie of kritisch commentaar te wijden: de waarheid ligt toch altijd in het midden. De tweede categorie heeft evenmin veel met filosofie van doen, maar dan omdat ze het denken tot slechts één kant-en-klare opinie dreigen te herleiden, waardoor de lezer welhaast wordt gedwongen er de strijd mee aan te gaan. Dit soort boeken zijn de gevaarlijkste, omdat ze ons denkvermogen verstikken in valse problemen. De derde categorie ten slotte bevat die zeldzame gevallen waarin een boek een these of stijl ontwikkelt waarmee je het onmogelijk eens kunt zijn, maar die je tegelijkertijd wel op nieuwe gedachten brengt. Terwijl de eerste en tweede categorieën het denken van buitenaf bedreigen, is de derde categorie de interne uitdager en tegenstrever van het denken zelf.

 

Zwakke plek

Het in maart dit jaar verschenen boek van Sybe Schaap, Het rancuneuze gif. De opmars van het onbehagen valt helaas in de tweede categorie. Op het eerste gezicht gaat het om een verhandeling waarvan er zoveel zijn, een die afrekent met de ideologische erfenis van de laatste twee eeuwen. Schaap voegt zich in de lange rij van conservatieve publicisten die verkondigen, dat we de militante passies van het moderne gelijkheidsstreven achter ons moeten laten om ons in plaats daarvan tevreden te stellen met het blijmoedige realisme dat eigen zou zijn aan een vermeend post-ideologisch liberalisme. Zijn eigen, niet zo heel originele bijdrage, legt  de focus op de problematiek van de rancune, beter bekend als het ressentiment: het wraakgevoel dat voortkomt uit onmacht en zich uitdrukt in morele verontwaardiging. Dit wraakgevoel wordt vaak beschouwd als de belangrijkste drijfveer achter de Franse revolutie en de emancipatieprocessen die daarop volgden. Het zou verklaren waarom elke utopie uiteindelijk wel moet omslaan in dystopie en haatdragendheid het altijd wint van bevrijdingsidealen. Maar Schaap wil tevens laten zien hoe rancuneuze boosheid, hoewel van alle tijden, juist in haar eigentijdse verschijningsvorm de publieke ruimte dreigt te verstikken. Zo zouden de slachtoffercultus en de bijbehorende vijandbeelden van de PVV in veel opzichten lijken op die uit de jaren dertig van de vorige eeuw, maar nu nog schaamtelozer en theatraler worden geconsumeerd. Deze vergelijking van VVD-senator Schaap, die prominent wordt aangekondigd op de achterflap, was voor de partijleiding van de VVD aanleiding te verzoeken om uitstel van publicatie, met als gevolg dat het boek ongebruikelijk veel media-aandacht ten deel is gevallen en binnen een maand de eerste drie drukken waren uitverkocht.

Juist de analogie tussen hedendaags ressentiment en dat uit het verleden vormt echter de zwakke plek van dit boek: niet alleen omdat Schaap, na een kort ziektebeeld van het ressentiment geïnspireerd op Nietzsche (hoofdstuk 1 t/m 4), daarmee zo’n beetje alle grote politieke en sociale bewegingen - van de Romantiek, het Jacobinisme, het marxisme, het racisme, het nationaal-socialisme en het nazisme tot radicaal links activisme, populisme, godsdienstterreur, dierenactivisme (respectievelijk hoofdstuk 5 t/m 16 van de 17 in totaal) en zo ongeveer elke andere vorm van fanatisme  - op een hoop gooit, maar ook omdat hij daarmee een enorm complexe en urgente problematiek tot een soort readymade antwoord op alles degradeert. Hierdoor sluit Schaaps huis-tuin-en-keuken psychologie van het ressentiment niet alleen naadloos aan bij moderne partijprogramma’s, waarin elke vorm van negativiteit uit den boze is (‘populistische’ partijen uitgezonderd), maar wel degelijk ook bij het simplistisch ressentiment van door hem bekritiseerde tijdgenoten als Breivik of Bosma. Sterker nog, hij toont nolens volens aan dat er een onverwachte overeenkomst bestaat tussen de PVV van Geert Wilders en de VVD van Mark Rutte, voor zover ook zij zich in toenemende mate publiekelijk meester heeft gemaakt van het begrip ressentiment, blijkende uit de recente retoriek over de linkse kerk van Azijnbode-lezers. Elke cultuurkritiek en elk activisme begint met onbehagen, maar voor nieuw rechts is het omzetten van onbehagen in concrete actie allang gemarginaliseerd tot een linkse hobby en oneigenlijke politiek.

 

Methodologische blindheid

Waar het Schaaps benadering dan ook ten enenmale aan ontbreekt, is wat we met Nietzsche een ‘pathos der distantie’ kunnen noemen: het vermogen om uiteenlopende perspectieven te onderscheiden en hun verschil te affirmeren in plaats van te ontkennen. Want niet alleen bestaan er zeer verschillende varianten en culturen van ressentiment, ook de diagnose en problematisering van ressentiment (wie?, waar?, wanneer?, hoe? enzovoort) is allesbehalve ondubbelzinnig. Gaf Nietzsche aan zijn Genealogie van de moraal nog de ondertitel ‘een polemiek’ mee, Schaap herleidt alle perspectieven tot die van hemzelf, van degene die kalm en objectief oordeelt over al diegenen die door hun ressentiment zijn verblind. Uitzondering hierop is zijn onomwonden agressieve bespreking van Martin Bosma’s De schijn-élite van de valsemunters, dat haast van bladzijde tot bladzijde tot ressentiment wordt herleid (hoofdstuk 13). Hiermee toont Schaap wederom ongewild het niet-zakelijke, polemogene karakter van dit concept aan. Ongewild, want volgens Schaap is het nu juist het ressentiment zelf dat niet zakelijk maar ‘ad hominem’ argumenteert (36). Daar stelt hij vervolgens echter een morele Waarheid tegenover waarvan de universaliteitsaanspraak door Nietzsche nu juist als ressentimenteel werd bestempeld.

Laten we wat langer stilstaan bij deze merkwaardige omkering, die een zekere methodologische blindheid verraadt. Waar Nietzsche vanuit een ‘buitenmoreel’ en ‘oneigentijds’ standpunt de moraal laat ontstaan uit de geest van het ressentiment, maakt Schaap het begrip ressentiment tot een expliciet moreel en zeer eigentijds verwijt: ‘Boosaardige wrok is een duistere, drijvende kracht in de mens’ (12), aangezien zij ‘een negatief, destructief oogmerk’ heeft en alleen maar de eigen ‘wil tot onvrede’ (13) verraadt. Sterker nog, terwijl Nietzsches genealogie van de moraal verschillende stadia in de ontwikkeling van nihilisme (in chronologische volgorde: het slechte geweten, de asketische idealen, de dood van God, de laatste mens) beslaat, is het ressentiment voor Schaap eigenlijk louter een hedendaags probleem. Reeds het modernisme leeft van onvrede en woede en wil deze beleving uitdragen (10), zo constateert hij, maar de ‘postmodernistische gedaanteverandering’ van het recht op vrijheid van meningsuiting maakt dat dit recht nu de dekmantel vormt voor ‘rancuneuze gedrevenheid’ en ‘messiaanse ijver’ (128-39). Werd de rancune vroeger tenminste nog verpakt in ideologische verklaringen en oplossingen voor problemen, vandaag hebben we genoeg aan wervende verhalen en meeslepende retoriek. Feiten maken plaats voor moraliserende effecten, de Waarheid verzinkt in sentimenteel drijfzand. Daarmee is het ressentiment voor Schaap het hedendaagse ‘kwaad’ (138) dat een ‘rechtvaardig evenwicht’ - waartussen precies blijft onduidelijk - in de weg staat.

 

Flinterdunne Erika Terpstra-ideologie

Wat is de op de achterflap aangekondigde uitweg volgens Schaap? Terecht legt hij de voorwaarde voor een gezonde omgang met ressentiment bij de samenleving. Alleen op collectief niveau, zo wist ook Nietzsche, kunnen we boven ons eigen ressentiment uitstijgen. Maar kan het ressentiment nog worden overwonnen in een tijd waarin het steeds lastiger wordt om maatschappelijke betrokkenheid boven (de loutere consumptie van) private belangen uit te tillen? Ondanks de vele verwijzingen naar moderne en postmoderne politiek, geeft Schaap ons een volledig gedepolitiseerd model van hoe die samenleving eruit zou moeten zien, namelijk dat van de sport (H 17, 269). Bovendien ligt in deze flinterdunne Erika Terpstra-ideologie de verantwoordelijkheid (nog) steeds volledig bij het individu. Daarmee keert Schaap impliciet terug naar de christelijke - of met Nietzsche, priesterlijke - moraal die de schuld voor het kwaad nadrukkelijk in de eerste persoon zoekt, maar dan ontdaan van de belofte van compensatie of verlossing in het hiernamaals. Daarmee blijft de cruciale vraag welke politiek en welke instituties de duivelscirkel van privaat geluk en publieke onvrede kunnen doorbreken onbeantwoord. Dit vormt het uiteindelijke probleem van Schaaps boek: het ontbeert niet alleen een oplossing, het ontbeert een adressant. Zou dit komen omdat zijn benadering van het ressentiment zelf - ressentimenteel is?

 

* Sjoerd van Tuinen is universitair docent wijsbegeerte op de Erasmus Universiteit Rotterdam en coördinator van het Centre for Art and Philosophy (www.caponline.org). In 2009 promoveerde hij aan de Universiteit Gent met een dissertatie over Deleuze en Leibniz. Hij schreef onder meer Sloterdijk - Binnenstebuiten denken (Kampen: Klement, 2004) en is (mede-)samensteller van verscheidene boeken, waaronder het Deleuze Compendium (Amsterdam: Boom, 2009) en De nieuwe Franse filosofie (Amsterdam: Boom, 2011). Zie ook www.svtuinen.nl, vantuinen@fwb.eur.nl.