De biologische oorsprong van het recht: Is er nog ruimte voor de vrije wil?

Civis Mundi Digitaal #25

door Henk Verhoeven

DE BIOLOGISCHE OORSPRONG VAN HET RECHT: IS ER NOG RUIMTE VOOR DE VRIJE WIL?

 

Henk Verhoeven

 

Arie-Jan Kwak reageerde met een gedegen doortimmerd artikel om mijn betoog van 10 maart in Civis Mundi over de biologische oorsprong van ethiek, moraal en recht. Zijn stuk bevat een groot aantal aspecten waar ik graag dieper op in wil gaan. Ik beperk mij hier tot wat ik zie als de kern van zijn betoog zie; de vraag hoe ik tegenover het bestaan en de aard van de Vrije wil sta. Een stuk in drie bedrijven over Vrije Wil als een belangrijk en onmisbaar element in onze maatschappij waarvan het nog maar de vraag is hoe reëel het is.

 

DE VRIJE WIL; EERSTE ACTE

 

Onze cultuur en ons recht zijn volgens Arie-Jan Kwak volledig doordrongen van de begrippen “Vrijheid, verantwoordelijkheid en redelijkheid”. Hij ziet geen mogelijkheden moraal en recht overeind te houden, wanneer van deze essenties afstand wordt gedaan. Vrijheid (vrije wil) is in zijn ogen een door en door onwetenschappelijk begrip, maar onze maatschappij kan niet zonder, is zijn lijdzame conclusie. Anderzijds ontkent hij niet dat de mens, zijn cultuur en zijn instituties een product zijn van een evolutionair-biologisch proces. Kwak lijkt zich neer te leggen bij het feit dat deze twee noties fundamenteel met elkaar botsen en zich niet laten verenigen;  And never the twain shall meet.

 

Ik wil een voorzet doen om deze dichotomie te overbruggen.

 

In Oerganisatie beschrijf ik twee processen die op dezelfde wetmatigheden van Darwin gebaseerd zijn; de evolutie van onze genen en de evolutie van memen, van cultuur en informatie. Anders gezegd, we worden door biologische instincten en reflexen gestuurd en door de cultureel- maatschappelijke constellatie waarin we leven. Is er tussen de molenstenen van deze twee deterministische krachten nog ruimte voor de vrije wil? Of is die inmiddels al volledig verpulverd, en resten ons alleen nog illusoire spookbeelden van iets waarvan we dachten dat het ooit bestaan heeft? Ik deel deze uitgesproken mening maar voor een deel, omdat het berust op een onvoldoende scherp begrip van de term Deterministisch.

 

Laten we ter vergelijking naar het werk van de weerman kijken. Die is redelijk in staat het weer van morgen te voorspellen, maar wanneer hem gevraagd wordt een uitspraak te doen over het weer over tien of vijftien dagen, dan keldert zijn succesratio naar beneden. Is het weer daarmee een niet-deterministisch proces? Nee! De meteorologie heeft alle basisprincipes die bewegingen van lucht, opwarmingen van aardoppervlaktes, vorming van wolken, regen en storm en een handvol andere factoren die nog een rol spelen, inmiddels volledig doorgrond en vastgelegd in mathematische modellen. Toch lukt het desondanks niet het weer over langere tijd exact te voorspellen. Dit heeft er niet mee te maken dat de basisregels waaraan het weersysteem gehoorzaamt niet deterministisch zijn, maar dat het systeem zelf zo omvangrijk is dat het onmogelijk is alle variabelen te meten, overzien en besliskundig te verwerken. Ook de worp van een dobbelsteen is een proces waarin geen enkel onbekende wetmatigheid een rol speelt, maar het desondanks natuurkundigen amper lukt precies te voorspellen welk vlak boven komt liggen.

De menselijke geest is uiteraard een nog complexer en omvangrijker systeem. Een systeem dat bovendien zichzelf zou moeten kunnen overzien, begrijpen, meten en voorspellen. Dit is als de Baron Von Munchhausen die zichzelf aan zijn haren uit het moeras trekt. Ons onvermogen deze complexiteit te overzien, hebben we afgekocht met begrippen als Vrije Wil, God of Het Lot. Daarmee wordt het allemaal weer iets meer hanteerbaar.

 

Een andere fundamentele denkfout is dat “deterministisch” ook betekent “geïsoleerd”, en dat is onjuist. Om dit te verduidelijken, beschrijf ik eerst de drie basisvormen van creativiteit, leren en probleemoplossing die we in de evolutie zien. Dan zal duidelijk worden dat in tegenstelling tot bijvoorbeeld atomen en moleculen, gedrag van levende systemen altijd contextafhankelijk is en determinatie niet betekent dat hun dynamiek voorspelbaar, ingekaderd, rigide of mechanisch is. Determinisme en niet-determinisme leidt bij levende systemen altijd tot hetzelfde resultaat, namelijk onvoorspelbaarheid.

 

De eerste leervorm is die van de natuurlijke selectie. Nakomelingen lijken op hun ouders maar zijn niet exact hetzelfde. Kopieerfouten – mutaties – maakt dat er variatie ontstaat in de nakomelingen. Meestal leiden mutaties tot minder overlevingskansen, in een enkel geval echter tot meer. Zo ontwikkelt een soort – of beter gezegd; een genetische lijn – zich in een richting dat ze beter aangepast is aan haar omgeving. In deze basisvorm van evolutie leert niet het individu (dat moet het doen met gegeven eigenschappen en onwrikbare instincten en reflexen) maar wel de soort. Merk op dat ontwikkeling, evolutie (..zo u wilt: vooruitgang..) alleen mogelijk is door imperfectie, door fouten, doordat een deterministisch proces (nakomelingen produceren als exacte kopieën van de ouders) soms misloopt (het is dus minder deterministisch dan het lijkt, maar daarmee nog niet niet-deterministisch).

Een stapje verder in de evolutie ontstaat “trial & error leren”. Denk aan de laboratoriumrat die in een Skinnerbox wordt geplaatst. Nadat hij gewend is aan zijn nieuwe omgeving, gaat hij random gedrag vertonen (rondlopen, snuffelen, krabben, bijten op de rand van zijn kooi e.d.) en plotseling, wanneer hij bij toeval zijn pootje op het palletje zet, valt er voedsel in zijn kooi. De rat wordt eruit genomen, en een dag later wanneer hij weer honger heeft, terug in de Skinnerbox gezet. Wat gaat hij doen? Wederom vertoont hij het random gedrag dat net geschilderd is, maar nu iets minder random. De rat heeft nog niet door dat hij voedsel kreeg omdat hij op het palletje drukte, maar weet wel dat de beloning ergens links en niet rechts in zijn kooi plaatsvond. Zijn gedrag krijgt dus al wat meer focus, en hij zal sneller dan de eerste dag bij toeval op het palletje drukken. Na een aantal dagen heeft hij het trucje door, en rent direct naar het palletje. Uit variatie heeft de omgeving een selectie gemaakt, en deze vooruitgang werd meegenomen naar een volgende “generatie” (= poging). Net als in natuurlijke selectie maakt het organisme via tussenstappen – shaping genaamd – een ontwikkeling door richting aanpassing.

Het uiteindelijke resultaat dat de rat leert, is dus van twee factoren afhankelijk; namelijk de soft- en hardware van de rat zelf en kenmerken van de omgeving. De eigenschappen van de rat bestaan uit twee programma’s; de eerste is “vertoon random gedrag” (dus blijf niet stil zitten, dan leer je niks) en de rat beschikt over een toetsprogramma om onderscheid te maken tussen straf en beloning (tussen aangenaam en onaangenaam). Tot welke concrete leerervaringen dit allemaal leidt, hangt af van de specifieke omgeving waarin de rat terecht komt, en niet alleen van “rat-interne” factoren. Het idee van bijvoorbeeld Swaab (“Wij zijn ons Brein”) dat mens-interne factoren volledig zijn gedrag bepalen, is onvolledig. Hij laat de interactie met de omgeving buiten beschouwing, en komt daardoor met een verhaal dat velen terecht niet herkennen.

“Gedetermineerd” betekent dus niet “geïsoleerd”, en elke leerresultaat is afhankelijk van subject-interne en subject-externe factoren, waardoor de complexiteit, onvoorspelbaarheid en daarmee de illusie van “vrijheid” alleen nog maar groter wordt. Merk verder op dat het vermogen tot fouten maken, dat in aanvang evolutie überhaupt mogelijk heeft gemaakt, bij organismen die via trial & error leren, tot een interne structuur is geworden. De fout werd oplossing! En de oplossing vermenigvuldigde zich!

 

Nu naar de mens. Bij de homo sapiens (en bij enkele andere soorten, zoals mensapen) ontdekken we een derde vorm van leren: namelijk Simulatieleren. Vergelijk dit met een generaal voor een maquette van het slagveld. Hij gaat niet via trial & error leren uitvinden wat de beste aanvalsstrategie is (die zou teveel manschappen het leven kosten) maar hij test scenario’s uit in zijn model, en kiest op basis hiervan de strategie die het meest succes belooft. De mens nu kan in zijn hoofd in korte tijd zeer veel verschillende scenario’s afwegen, toetsen en er uiteindelijk één kiezen die hij in de praktijk gaat toepassen. Dit doen we als we een veldslag gaan houden, een schilderijtje aan de muur moeten hangen of er morgen een lastig gesprek met je baas gepland staat. We hebben in ons hoofd een model van de werkelijkheid en zetten interne leerprocessen in gang die in niets afwijken van de trial & error processen van de witte rat in de Skinnerbox. Homo Errans; het wezen dat de kunst van het fouten maken - variatie creëren en dat benutten – tot ongekende hoogten heeft opgevoerd. De resultaten zijn in hoge mate onvoorspelbaar en grillig. In het hoofd van de mens raast evolutie voort met een snelheid die het tempo van biologische evolutie in het niet doet verdwijnen, maar desondanks op dezelfde basiswetten is terug te voeren. Ook de motivatie welke problemen we kiezen om aan te pakken, is nog steeds biologisch bepaald. Zo zullen vraagstukken die ons eigen welzijn of dat van onze kinderen betreffen, veel meer aandacht krijgen dan een gelijkaardig probleem van een onbekende aan de andere kant van de wereld. Hamilton’s theorie over Inclusive Fitness geeft hier een sluitende verklaring voor.

 

Tot slot laat de evolutie zien dat problemen op een zeer groot aantal manieren opgelost kunnen worden, maar dat de keuze uit dit oneindig grote aantal potentiële oplossingen niet willekeurig is. Geluid kunnen maken is handig (communiceren met soortgenoten, territoria afbakenen etc.), maar amfibieën, reptielen en zoogdieren hebben deze vaardigheid op een geheel andere manier ontwikkeld dan bijvoorbeeld insecten. Organismen met longen voegden een nieuwe functionaliteit toe aan dit al bestaande mechanisme. Krekels hadden er ook voor kunnen “kiezen” eerst een luchtpomp te ontwikkelen en daarmee geluid te gaan maken, maar veel simpeler en sneller is het om bestaande structuren een nieuwe functie te geven. Poten waren al aanwezig, net als geribbelde vleugels; en door met die poten over de vleugels te schrapen ontstond het vermogen geluid te produceren om daarmee met andere krekels te communiceren.

Ook de evolutie in ons hoofd (die dus van meningen, overtuigingen, keuzes, standpunten, voorkeuren etc.) volgt deze wetmatigheid; vernieuwingen zullen altijd plaatsvinden in een richting en binnen kaders die door eerdere ontwikkelingen zijn bepaald. Wilders kan er theoretisch voor kiezen de politieke Islam te omarmen, maar de kans is groter dat hij verder evolueert in een richting waarin hij de Islam nog feller en rabiater zal veroordelen. We herkennen hier een belangrijk principe uit de chaostheorie: kleine begintoestanden kunnen escaleren in grote gevolgen (maar ook:  duizenden begintoestanden verdwijnen in het niet).

 

Voorlopige conclusie: binnen een volledig deterministisch wereldbeeld – en dat is wat anders dan een wereld van geïsoleerde monaden – ontstaat complexiteit en diversiteit, die in ieder geval uiterlijk niet van Vrije Wil te onderscheiden is, en daar dientengevolge wel gemakkelijk mee verward wordt.

 

DE VRIJE WIL: TWEEDE ACTE

 

Vroeger werden er nog wel eens dieren ter dood veroordeeld na een strafproces. Arie-Jan Kwak wijst terecht op de onzinnigheid hiervan en benadrukt dat in het Schuldstrafrecht een dier (of mens) dat niet in vrijheid kan kiezen ook niet berecht en bestraft kan worden.

Uit bovenstaand betoog en mijn eerdere artikel, mag duidelijk worden dat ik het maar ten dele eens ben met deze opvatting. Hoewel kwantitatief anders, kunnen dieren ook kiezen. Mijn hond voelt vanuit zijn natuurlijke instinct de neiging een plasje te doen over een plek waar eerder een andere reu zijn geurvlag geplant heeft. Maar omdat dit tegen een sierheggetje van een buurman is, vind ik dat niet goed en ik corrigeer, bestraf hem met een scherpe “Foei!”. De volgende keer dat ik daar met hem langskom is het keuzeproces dat in zijn hoofd omgaat, welhaast fysiek zichtbaar; hij ruikt aan het geurplekje, wil zijn poot al optillen maar kijkt ook schuldbewust naar mij en herinnert zich de correctie van gisteren. Welk besluit zal hij nemen? Welke kracht in hem is op dat moment het sterkst? Ik zie in dit kleine tafereeltje geen verschil, met een menselijk subject dat opties en keuzes afweegt en daarbij door verschillende emoties en verlangens en angsten voor de gevolgen, tot een beslissing komt. De wet met zijn systeem van sancties en straffen is één van de factoren die in deze afwegingen een rol spelen.

(Dit voorbeeld is overigens geen pleidooi voor de herinvoering van rechtspraak voor dieren, maar wel een pleidooi om ook in de rechtspraak meer gebruik te maken van enkele elementaire inzichten uit de psychologie, bijvoorbeeld dat wanneer straf/correctie direct volgt op het vergrijp, de gedragsverandering veel groter is dan dat de correctie pas volgt na lange tijd).

 

Gisteren stond ik als docent voor de klas, gekleed zoals men dat van een doorsnee docent zou mogen verwachten. Had ik de vrije keuze hier naakt voor mijn studenten te verschijnen? Theoretisch wel, zou men kunnen zeggen. Praktisch echter amper; ik zou een behoorlijk aantal sterke tegenkrachten – ontstaan door opvoeding, socialisatie of aangeboren instincten en reflexen - in mijzelf moeten overwinnen om tot zo’n daad te komen. Het is echter niet onmogelijk. Wanneer ik eerder in mijn ontwikkeling sterke overtuigingen gevormd heb (bijvoorbeeld dat kleding onze natuurlijke interactie zou belemmeren) dan zou ik na veel mentale arbeid misschien tot het besluit kunnen komen daadwerkelijk naakt in de collegezaal te verschijnen. Duidelijk zal zijn dat zo’n besluit mij veel mentale arbeid en energie kost, en dat het alleen al vanuit de tijd die mij gegeven is, ik in mijn leven slechts een beperkt aantal van dergelijke keuzes zou kunnen maken. Dit maakt dat ik op enkele kleine gebieden in mijn leven het gevoel heb dat ik werkelijk vrije keuzes maak, maar dat ik op 98% van mijn leven als een braaf kuddedier met de kudde meehobbel.

En dan nog; de trigger die maakte dat er überhaupt een evolutie in mijn hoofd begon die tot een dergelijke onconventionele conclusie komt, kan er een zijn die direct op groepsdruk of instinct is terug te voeren (bijvoorbeeld mijn wens als een krachtig en autonoom individu gezien te worden door mijn omgeving).

 

Zelfs daar waar vrijwel iedereen zou zeggen dat er evident sprake is van Vrije Wil, valt daar vaak toch een heleboel tegenin te brengen. Was het Darwins eigen besluit de evolutietheorie te formuleren? Heeft hij deze belangrijke ideeën zelf bedacht? Men zou zeggen van wel, ware het niet dat Alfred Russell Wallace op hetzelfde moment met dezelfde theorie op de proppen kwam. Is de uitvinding van Graham Bell van de telefoon een voorbeeld van werkelijk onafhankelijk en autonoom denken? Nee, ook zijn geniale werk liep parallel met dat van Elisha Gray die nota bene op dezelfde dag als Bell voor exact dezelfde uitvinding Patent aanvroeg. Omdat Bell net enkele uren eerder was, is hij de geschiedenis ingegaan als de uitvinder van de telefoon. Onderzoek van gescheiden opgegroeide eeneiige tweelingen laat zien dat ze opvallend vaak voor hetzelfde beroep kozen, dezelfde politieke opvattingen aanhangen, dezelfde boeken lezen en televisieprogramma’s kijken, dezelfde hobby’s uitoefenen etc. etc. Zijn die keuzes voor hobby, beroep en leesvoorkeuren dan zelf gekozen? Is het vrije wil? Of is hier overduidelijk spraken van beïnvloeding door minder manifest zichtbare krachten? (in dit geval hun genetische aanleg). Eenzelfde verhaal kunnen we vertellen over onze dagelijkse keuzes, of het nu politieke opvattingen zijn of onze voorkeuren voor spijkerbroeken met wijde of smalle pijpen; onbewust worden onze keuzes door allerlei psychologische en sociale krachten gestuurd, of we dat nou leuk vinden of niet.

 

Voorlopige conclusie: Vrije wil is overal mogelijk, maar zal praktisch slechts zeer sporadisch worden aangetroffen.

 

DE PARADOXALE VRIJE WIL (DERDE EN LAASTE ACTE)

 

“Straffen dient vergelding en preventie, maar als de dader niet vrij was in zijn handelen, dan vergelden we de daad niet”, schrijft Arie-Jan Kwak.

Wanneer ik nog even mijn kynologische vergelijking van stal haal; wanneer een “foei” voldoende is om mijn hond te corrigeren, blijft het bij die “straf”. Stel dat ik een pitbull zou hebben, die niet door een “foei” of harde lijfstraffen ervan te weerhouden is andere honden aan te vallen, dan zou ik er op een gegeven moment mee ophouden nóg hardere straffen uit te voeren, omdat het toch geen effect heeft en mijn heil zoeken in andere maatregelen, zoals hem permanent isoleren van andere honden.

 

Is het cynisch als ik stel dat onze rechtspraak niet anders doet? Niet schuld of vrije wil zijn kennelijk de belangrijkste criteria voor straf in het strafrecht, maar beïnvloedbaarheid van gedrag. Vrije wil is dan een schaamlap, want we bedoelen eigenlijk dat mensen met een vrije wil een voldoende gebrek aan standvastigheid vertonen en hun gedrag laten beïnvloeden door de instrumenten die de wet verschaft. Ontoerekeningsvatbaar zijn die mensen waar we geen effect verwachten van deze instrumenten en alleen nog andere (psychiatrische) behandelopties, isolatie of acceptatie van het onwenselijke gedrag ons als keuzes resten. Moeten we de paradoxale conclusie accepteren dat: “vrije wil feitelijk bestaat uit het ontbreken van vrije wil”?

 

En dit is niet de enige paradox waarmee vrije wil omgeven is.

 

Dingen hoeven niet waar of reëel te zijn, om toch nuttig te zijn. Sinterklaas en God zijn daar sprekende voorbeelden van.  Ze vervullen een duidelijke maatschappelijke functie. Past Vrije Wil ook in dit rijtje? Ik neig ernaar deze vraag bevestigend te beantwoorden.

 

Mijn betoog over “De biologische oorsprong van ethiek, moraal en recht” draaide om het idee dat onze ethiek van oorsprong in religie was geworteld (en daar is vrije wil niet problematisch want door God gegeven) en door de secularisatie dit fundament ondergraven is, en dat het met het reparatiewerk op dit punt nog niet erg vlot.

Misschien is de vraag zelf naar het bestaan en de aard van de vrije wil een preseculair relict in onze cultuur. Laten we te raden gaan bij Gerard Reve die eens voor een schoolkrant werd geïnterviewd. De jonge reporter vroeg hem “..Mijnheer, gelooft u dat God bestaat..?”. Het antwoord dat Reven hem gaf verrast en inspireert mij nog steeds. De grote schrijver zei:  “..Bestaan? Ach, lieve jongen, zoiets heeft God toch helemaal niet nodig..”.

 

Henk Verhoeven is werkzaam als docent Toegepaste Psychologie aan de Fontys Hogescholen. Afgelopen zomer publiceerde hij “Oerganisatie. De evolutie van samenwerking, van mierenhoop tot multinational” (Maven Publishing), waarin hij verschijnselen als samenwerking, moraal, economie en technologie vanuit een evolutionair perspectief benadert.