Pleidooi voor grenzeloos patriottisme

Civis Mundi Digitaal #29

door Rik Gysels

Bespreking van: Ludo Abicht, Patriottisme kent geen grenzen. Naar een nieuwe progressieve agenda voor Vlaanderen. Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout (België), 2014.

Leidmotief

                        “Het zou een vreselijke vergissing zijn de legitieme strijd voor betere sociale condities en waarachtige democratie te willen loskoppelen van de evenzeer legitieme strijd voor culturele erkenning, omdat ze allebei deel uitmaken van het nog altijd voortdurende streven naar emancipatie.

                        Dit is het leidmotief dat prijkt op de flap van het prachtige essay dat Ludo Abicht de wereld ingestuurd heeft, althans het Nederlandse taalgebied. De uitdrukking “het kent geen grenzen” is voor twee interpretaties vatbaar, laten we zeggen een ruimtelijk-horizontale en een inhoudelijk-verticale. Aan de lezer uit te maken, welke interpretatie bij hem/haar de hoogste ogen gooit, na lezen van de tekst, wel te verstaan. Zelden werd ook de inhoud van een essay zo kernachtig onder woorden gebracht als op de achterkaft van dit boekje : de essentie van “het verdriet van België” wordt uitgebeend tot in het merg.

                        Die kwaliteit moet natuurlijk geen verwondering wekken : Ludo Abicht is een gerenommeerd spreker en wat misschien nog belangrijker is, ook lesgever in het veld van de filosofie en de aanverwante geesteswetenschappen. Hij voert op een erudiete en steeds vlot leesbare wijze op gezette tijden citaten van grote namen ten tonele, die zijn uitspraken en stellingen treffend onderlijnen ( Bv. Descartes en Freud, p.1, Kant p.18, Spinoza p.23, Habermas p.25 en 63; ook de politieke auteurs Goldhagen en Carillo, p.54-55 en op literair-historisch gebied de paters von Spee von Langenfeld en Bartolomé de las Casas p.23, naast Heine, p.93 ). Gezegend zijn dan ook de studenten die tijdens een politiek-filosofische seminar een confrontatie tussen Mandela’s Ubuntu-filosofie en een passage uit Hitler’s Mein Kampf zomaar op een blaadje gepresenteerd krijgen !     (p. 82-83) .

 

Progressieve agenda?

Niets dan lof dus voor het essay an sich, maar er is ook nog die veelbelovende ondertitel Naar een nieuwe progressieve agenda voor Vlaanderen. Helaas, hier blijft de reeds likkebaardende lezer op zijn honger zitten. Want hoe overtuigend, hoe vanzelfsprekend de gevolgtrekkingen, de conclusies en aanbevelingen van Abicht ook verwoord worden, van een agenda is hier geen sprake.

                        Wat te doen ? citeert Abicht het bekende essay van Lenin (p.24), maar wat hij doet is in wezen het opnieuw op een rijtje zetten van zowat alle voordien in zijn tekst – terecht – verkondigde stellingnamen, die het – in beide betekenissen – grenzeloze patriottisme moeten kenmerken.

                        Natuurlijk hoort daarbij de fundamentele bezorgdheid, dat ook de Vlaamse nieuwkomers, de migranten, vluchtelingen en asielzoekers van de geneugten van de welvaartsstaat moeten kunnen genieten. Althans in principe, want de discussie die hierover gevoerd wordt door de lieden die zich afvragen hoever dit alles kan en mag gaan, met andere woorden hoe diep onze welvaartsstaat met uitkeringen en andere sociale voorzieningen massaal in eigen vlees mag snijden, behoort eigenlijk niet tot het linkse politiek correcte denken.

                        Nu is het welbekend dat de herhaling van essentiële punten een van de belangrijkste pedagogische principes gebleven is, maar het was in dit geval echt niet meer nodig. Vlaanderen is immers niet langer een intellectueel obscuur verloren hoekje in de Centraal-, Noord- en West-Europese maatschappelijke en politieke context. De auteur toont dit zelf uitvoerig aan in twee hoofdstukken van zijn essay, waarvan de titels voor zichzelf spreken : 3. Stellen alleen conservatieven het bestaan van links en rechts in vraag ? (pp.39-46) en 4. Maar is Vlaanderen niet steeds meer een land van de middenklasse en dus centrum-rechts aan het worden ? (pp. 47-60).

                        Jazeker, het falen van een realistisch socialistisch alternatief komt schrijnend aan het licht, en dit falen berust niet alleen op de economische onderbouw, maar minstens evenveel op het onvermogen zich aan te sluiten bij het door ons integraal geciteerde adagio van Abicht, op de flap van zijn voorliggend essay. Het is een waarheid als een koe, de socialisten hebben al te lang moedwillig de ogen gesloten voor de achterstelling van de Vlamingen in het Belgisch staatsverband en ze betalen  daarvoor nu het gelag.

                   Vlaanderen mag dan mee “omhoog gestoten zijn in de vaart van zijn buurvolken”, er valt niettemin nog steeds een rekening te vereffenen met het Belgisch verleden, getuige daarvan een nog niet afgesloten reeks van door de Vlamingen afgedwongen staatshervormingen. Dus komt de auteur tot de vraag : Hoeveel zelfbestuur is vandaag en morgen trouwens haalbaar en wenselijk binnen een langzaam maar merkbaar proces van integratie van de Europese Unie en in een toenemend verweven ( vernetwerkt ) globaal systeem ? (p.59). En verder : Kunnen we geloofwaardig argumenteren over de pro’s en con’s van een totaal onafhankelijk Vlaanderen tegenover die van zijn huidige status van een federale deelstaat en vooral, over de talrijke formules die daar tussen liggen ? (p.94).

                   Ludo Abicht geeft geen antwoord : “...dit laatste debat vormt niet het onderwerp van dit essay..., maar hij plooit terug op Marx en Engels’ Communistisch Manifest : … een verband waarin vrije ontplooiing de voorwaarde is voor de ontplooiing van allen... dat en niets anders is de kernopdracht van een authentiek Vlaamse beweging. (p.95). Met deze fraaie academische formulering sluit hij zijn essay af en voegt er een nog fraaiere slotzin aan toe : …een beweging die zich opnieuw aansluit bij sociaal-flamingantische initiatieven uit het verleden. Alleen op deze manier kan een vernieuwde Vlaamse beweging verhinderen dat het in de steigers staande autonome Vlaanderen van morgen een verkleinde kopie van het Belgische bestel zou worden.

 

De evidentie van een Benelux als federale republiek binnen de EU

Een fraai geformuleerd orgelpunt inderdaad, maar desondanks geen agenda, en dat terwijl Abicht wel degelijk weet dat er zowel in Nederland als in Vlaanderen een kleine minderheid bestaat, die daadwerkelijk komaf wil maken met het dilemma tussen Kleinstaaterei en Europese integratie. Een minderheid, die vakkundig doodgezwegen wordt door zowel het Haagse establishment, waarvan een deel zich openlijk als Benelux-onwillig opstelt, als door de  ( arrogante ) Franssprekende meerderheid in Brussel (p.84), die elke Belgisch-Nederlandse toenadering als des duivels beschouwt. Uit vermeend eigenbelang aarzelen beide groepen niet om een aantal Benelux-realisaties te saboteren en waar het mogelijk is, terug te draaien.

                   De denktanken van de kleine minderheid hebben de hoofdlijnen van een hecht verenigde Benelux in principe kant en klaar. In hun gedachtegang is een moderne federale republiek binnen de huidige Europese Unie de evidentie zelf, zodat de Lage Landen eindelijk als gelijkwaardige partners met hun grote buren en hun middelgrote evenknieën rond de tafel zouden kunnen zitten.

                   Een leidraad Wat te doen ? zoals Lenin die schreef bij de opbouw van de jonge Sovjet-Unie, hebben wij in Vlaanderen en bij uitbreiding in de Benelux dus niet nodig. We weten verduveld goed wat we moeten doen, akkoord, binnen de sociaal-politieke krijtlijnen die Abicht schetst in zijn correct en fascinerend algemeen betoog. Maar al met al is het wachten op visionaire politici in Noord en Zuid, die een noodzakelijke krachtenbundeling gestalte geven in een wervende tekst onder een titel als “ Wanneer realiseren ?

 

* Prof. dr. H. Gysels is em. hoogleraar biologie en ecologie aan de Universiteit Gent, en mede-oprichter van het Comité Nieuwe Benelux.