Civis Mundi Digitaal #29
Bespreking van: Dick Pels, Van welk Europa houden wij? Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2015.
Europese staatsvorming met lichte toets
In de intellectuele discussie over politieke en maatschappelijke vraagstukken speelt de socioloog Dick Pels sinds lang een opvallende rol met scherp en helder geformuleerde standpunten, die zich onderscheiden door een progressieve strekking, met als ideologische achtergrond zijn sociaal-individualistische visie op onze moderne samenleving. Daar geeft hij opnieuw blijk van in een nieuwe publicatie, een groot essay over de vraag: van welk Europa houden wij? In de lopende discussie over Europa levert hij hiermee een nieuwe intellectuele en zeker ook prikkelende bijdrage. Ja, in dit essay ontpopt hij zich als wel heel bijzonder overtuigde en overtuigende pleitbezorger voor een zich stap voor stap verenigend Europa, waarin ons het goede leven wacht. Het is ronduit een saillante liefdesverklaring voor een Europa zoals hij zich dat verbeeldt, daarbij ongetwijfeld uitgaand van een heel optimistisch mensbeeld.
Vanuit zijn sociaal-individualistische visie is hij voor een Europese staatsvorming met een lichte toets. Na zijn boek, waarin hij een zwak voor Nederland tentoonspreidt, en dat eerder in Civis Mundi positief maar ook kritisch besproken is, geeft hij in dit boek blijk van een zwak voor Europa, enthousiast, maar ook weer niet overdreven; voor een Europagezinde politiek ook, met een vruchtbare wisselwerking tussen rationele argumenten, die hij volop aandraagt, en emoties. Politieke overtuigingskracht die werkt, impliceert in zijn ogen terecht een integratie van verstand en gevoel. Pels is in lijn hiermee voor een Europese staatsvorming die het midden houdt tussen Gemeinschaft en Gesellschaft, het bekende onderscheid van de vermaarde socioloog F. Tönnies.
Behoefte aan een nieuw verhaal dat tot de verbeelding spreekt
Of het nu gaat om kunst, architectuur, literatuur, landschap, voetbal, muziek of reizen, we houden allemaal op onze manier van Europa, constateert hij. Maar van welk Europa? Dat is de inzet van de lopende discussie over Europa. Hij signaleert in dit verband ook de bekende tegenstelling tussen hoger en lager opgeleiden, met eerstgenoemden als meest Europees gezind, en laatstgenoemden daarentegen met grote twijfels daarover. Er zijn nog aanzienlijke minderheden en in sommige landen zelfs meerderheden die wantrouwig, zo niet afwijzend staan tegen voortgezette Europese integratie. De voedingsbodem voor anti-Europees populisme is nog groot. Dat populisme licht hij in een apart hoofdstuk nader toe, en presenteert hij als een nationalistische internationale, bestaande uit vrijheidspartijen die de idealen van de jaren ’60 en het consumentistische ik-tijdperk (persoonlijke autonomie, zelfontplooiing, consumentensoevereiniteit) naadloos verbinden met de verdediging van nationale soevereiniteit, identiteit en cultuur tegen krachten van buiten, zoals de islamisering, de economische globalisering en de Europese integratie.
Hoe kunnen we met het oog hierop de politieke passie voor Europa aanwakkeren, zo vraagt hij zich af. Dat kan, zo betoogt hij, door een nieuw verhaal dat tot de verbeelding spreekt en het Europese project opnieuw bezielt. En dat verhaal vinden we in dit met veel elan geschreven essay.
Nationale en Europese staatsvorming
Staatsvorming, eerst in Europa en daarna elders in de wereld, is een uiterst kostbaar gebeuren. Oorlogvoering speelt daarin een centrale rol. `War made the state and the state made war’, zoals Tilly in dit verband kort en bondig opmerkt.[1] Dit proces is gepaard gegaan met het doden van ontelbare mensen, onvoorstelbaar menselijk lijden, grenzeloze hoeveelheden menselijke energie, ontzaglijke financiële en andere offers en allerlei vormen van repressie om het verzet tegen de voortgang van dit proces te breken. Een politieke institutie waarvoor zoveel generaties zoveel kosten en offers over gehad hebben, moet wel iets bijzonders zijn.[2]
Het unieke van het huidige proces van Europese staatsvorming is dat het zich voltrekt als een vreedzaam politiek integratieproces, al zijn er wel twee wereldoorlogen nodig geweest voordat Europa daaraan toe was.
Staatsvorming is in eerste instantie een politiek eliteproject geweest. Europese staatsvorming wijkt daar niet van af. Pas in tweede instantie raakt het onder invloed van democratische desiderata. Aan dat stadium is nu ook de Europese staatsvorming toe. Vandaar het streven om van het Europese parlement een echte volksvertegenwoordiging te maken. Dat Europese volk komt er al integrerende, vanzelf. Voor het slagen van die staatsvorming is uiteraard macht nodig. Pels onderscheidt daarbij tussen harde (macho-)macht en zwakkere verleidingsmacht. Beide zijn in zijn ogen nodig. Door de Russische dreiging en die van de Islamistische Staat beseffen Europeanen opeens dat ze niet alleen problemen, maar ook vijanden hebben. Het vredesdividend van de val van de Berlijnse Muur is verbruikt, constateert hij. Met die aanstormende barbaren groeit echter het besef dat Europa wel degelijk een ziel en een eigen identiteit heeft, die we moeten koesteren, betoogt Pels. Vooral Poetin scherpt in zijn ogen het zelfbeeld van de Europeanen aan, en doet er als een deus ex machina alles aan om onze halfbewuste liefde voor Europa ook politiek actief te maken. Die ziel van Europa, waar hij herhaaldelijk op terugkomt, in zijn ogen het hart van de Europese cultuur, wordt in zijn visie gevormd door de waarden van individualisme, pluralisme, tolerantie en zelfrelativering. Tezamen definiëren zij een unieke beschavingsstijl.
Tegen een neoliberaal Europa als alleen een vrijhandelszone zonder te veel sociale beperkingen
De constitutionele rechtsgeschiedenis die zich voltrekt in de liberaal-democratische ontwikkelingsfase van nationale staatsvorming, transponeert Pels mutatis mutandis glashelder op Europees niveau in hoofdstukken over Europese vrijheid en democratie, om zijn essay af te sluiten met hoofdstukken over het Europese goede leven, de taal van Europa en Europatriottisme. In zijn verhaal over het Europese goede leven zet hij zich met zoveel anderen nadrukkelijk af tegen het neoliberale Europa, zoals zich dat nu manifesteert. Dat resulteert in een dramatische kloof tussen de kredietstaten in het noorden en de schuldenstaten in het zuiden, die de onderklasse van Europa vormen. Sociale zekerheidsstelsels worden uitgekleed, en de staatsschuld explodeert door het redden van banken, wat uiteindelijk op rekening komt van de gewone burgers en belastingbetalers. De vier vrijheden van Maastricht: het vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal, zijn stuk voor stuk marktvrijheden. Resultaat: een Europa als een vrijhandelszone zonder al te veel sociale beperkingen. De asymmetrie tussen deze neoliberale orde en de nationale welvaartsstaten, die in het verleden al leidden tot interstatelijke concurrentie en een race to the bottom, is door de crisis nog dramatisch versterkt, aldus Pels.
Valt een Europese welvaartsstaat als alternatief te rijmen met het Europese subsidiariteitsbeginsel?
Hiertegenover pleit hij voor een proces van socialisatie in de EU dat moet uitmonden in de Europese welvaartsstaat, en die hij presenteert als een synthese tussen de energieke vrijheid van het liberalisme en de sociale stabiliteit van de sociaaldemocratie. De vraag rijst niettemin of dat niet een mate van Europese centralisatie vergt, die haaks staat op het Europese beginsel van subsidiariteit. Europese staatsvorming kan mijns inziens niet verder gaan dan een lichte federatie, een nevenschikking en dus een gelijkwaardige positie van echt centrale gezag (de bond) en de deelstaten, die ieder in hun respectievelijke bevoegdheidssferen soeverein zijn (competitive federalism). In plaats van een superstaat, waar die Europese welvaartsstaat van Pels makkelijk op uitloopt, ontstaat zodoende een federatie van natiestaten, die gebaseerd is op gedeelde soevereiniteit, en een heldere Kompetenz-Katalog. Pels bouwt in zijn visie op die Europese welvaartsstaat voort op een cultuursocialistisch verheffingsproject met een libertaire horizon, in de geest van socialistische ideologen als Hendrik de Man en Jacques de Kadt. Dat moet zijns inziens voorzien in een Europees thuisgevoel. Dat klinkt verheffend. Maar is dit niet te hoog gegrepen?
Op zoek naar rituelen en symbolen die een Europatriottisme kunnen versterken, is de celebrity-cultuur in zijn visie een voor de hand liggende vindplaats. Persoonlijk charisma helpt de Europese identiteit zichtbaar en tastbaar te maken. De monarchen op Euromunten, zoals we dat nu nog kennen, zullen dus moeten wijken voor de beeltenissen van bekende Europese kunstenaars, filosofen en founding fathers.
Middenpositie
Al nadenkende is Pels in zijn verhaal over Europa m.i. uitgekomen op een sterk integrerende manier van denken, zoals die in het ideologische tijdperk in een middenpositie werd verdedigd. In het huidige postideologische tijdperk neigt hij ertoe in allerlei voorheen als tegenstrijdig ervaren standpunten een middenpositie te kiezen. Dat kan ik vanuit mijn eigen opstelling alleen maar toejuichen. Als Eurofiel voel ik me net als Pels in zekere zin behalve een Nederlandse ook een Europese burger. Maar ik zal het niet meer beleven dat dat Europese burgerschap zich ontwikkelt tot een Europees staatsburgerschap. Maar daar moet het wel heen in een wereldmaatschappij, waarin zich boven de traditionele nationale staten grotere politieke verbanden ontwikkelen als nieuwe pijlers. In die toekomstige Europese federale republiek komt ook een einde aan de rol van de traditionele Europese vorstenhuizen als symbool van nationale eenheid en identiteit. En Pels treurt daar niet over.
In zijn boeiende verhaal over Europa is er ook nog een hoofdstuk over de taal van Europa. En daar breekt hij opnieuw een lans voor tweetaligheid met een duidelijk accent op Euro-Engels. Het in stand houden van Nederlands als cultuurtaal ziet hij niet als onontbeerlijk element van onze identiteit. Op dit punt verschillen we sinds lang van mening. Pels ruikt achter mijn standpunt de geur van etnisch spruitjesnationalisme. Onder thema 13 is in dit nummer die kwalijk geachte geur ook al ter sprake gekomen, en daar als aftands vooroordeel de deur gewezen. Dat het huidige taalregime in de Europese Unie, met behoud dus van nationale talen als cultuurtaal, prima kan functioneren, bewijst de praktijk van het Europese parlement, met gebruikmaking van Computer Assisted Translation (CAT). Dat maakt grote sprongen, zoals Pels zelf erkent.
In het laatste hoofdstuk lees ik een zinnetje waar ik krachtig tegen protesteer. De rampen die het Hitlerbewind over Berlijn en Europa heeft gebracht stelt hij op één lijn met die van de Koude Oorlog. Wat treurig om die twee historische gebeurtenissen op één lijn te stellen. De Koude Oorlog was het internationale hoogte- en eindpunt van de grote ideologische strijd over de grondslagen van de moderniteit, die de politieke ontwikkeling in Europa twee eeuwen lang bepaalde (1789-1989). De splitsing van Europa door het IJzeren Gordijn was het resultaat van de Tweede Wereldoorlog. Altijd weer die idiote, louter negatieve waardering van de Koude Oorlog in dit land, waar de ideologisch dimensie ervan volledig genegeerd wordt en waar men voornamelijk oog heeft voor het machtspolitieke conflict tussen Amerika en de Sovjetunie.[3]
[1] Ch. Tilly, The Formation of National States in Western Europe, 1975, p. 42. Het nauwe verband tussen oorlog en staatsvorming en ‑ontwikkeling is ook door Hegel en tal van Duitse filosofen, historici en sociologen zoals Fr. Nietzsche, H. von Treitschke, M. Scheler, H. Freyer e.a. onderstreept. Zie ook H. de Lange, Het moderne oorlogssysteem en de vrede, 1975.
[2] Zie o.a. J. Burckhardt, Weltgeschichtliche Betrachtungen, 1929, p. 23
[3] Zie nader S.W. Couwenberg, Heeft geschiedenis zin? Of is dit een onzinnige vraag? Civis Mundi jaarboek 2014, pp. 248-250.