Civis Mundi Digitaal #29
Vervolg op eerder artikel met een aanvullende reactie op J. Buve, Liber Universitatis
Plato 427-347 v Chr (2 maal jonger en ouder) Aristoteles 384-322 vChr
Inhoud
1. Inleiding: zijn Plato en Aristoteles nog relevant voor onze wetenschap, cultuur en samenleving?
2 Plato: de geschreven en ongeschreven leer
Gedicht Levend weten
3 Aristoteles als eigenzinnige leerling van Plato
4. Tegengesteld of complementair?
Gedicht Op de drempel van een nieuwe tijd
Samenvatting en enkele conclusies - puntsgewijs overzicht van het artikel
1. Inleiding: Zijn Plato en Aristoteles nog relevant voor onze wetenschap, cultuur en samenleving?
Deze inleiding geeft een actuele toelichting op wat er aan de hand is met de moderne wetenschap en legt een verbinding met eerdere artikelen, waarin wetenschap, filosofie en religie als complementair worden beschouwd. Dit vervolgartikel is een ‘uit de hand gelopen’ reactie op de het boek van Buve over ‘de dubbele waarheid’. Hij baseert zijn visie op Plato en Artistoteles op een wijze die inspireert om hen nader te bestuderen.
Dit artikel benadrukt evenals Buve de relevantie van Plato en Aristoteles. Daarna volgt een typering van beide filosofen in een wetenschappelijk, filosofisch en cultuurhistorisch kader dat de visie van Buve aanvult en waarbij de filosofie van Aristoteles voortvloeit uit die van Plato. Zij blijken elkaar aan te vullen als complementaire tegenwichten, ook al lijken zij soms tegenstrijdig en is dit niet altijd even duidelijk, zoals Buve laat zien.
Tekortkomingen in de huidige wetenschap zouden volgens hem teruggaan op eenzijdigheden, contradicties en onduidelijkheden bij Aristoteles, die zouden zijn te compenseren met de metafysica van Plato.
Zijn Plato en Aristoteles nog relevant voor de moderne wetenschap, cultuur en samenleving?
Buve toont hun relevantie overtuigend aan. Zij hebben meer dan welke denkers ook hun stempel gedrukt op onze westerse cultuurgeschiedenis. Volgens Buve zijn hun visies tegengesteld en sluiten zij elkaar uit. De geschiedenis en andere bronnen laten zien dat er enige contradictie en oppositie is. Maar zij vullen elkaar ook aan, zoals zal worden toegelicht.
Aristoteles heeft met zijn ongeëvenaarde bijdragen de grondslagen van de wetenschap gelegd. Zijn wetenschap was geïntegreerd met filosofie, anders dan de gespecialiseerde wetenschap van nu. Zijn tekortkomingen van de huidige wetenschap Aristoteles aan te rekenen na 2300 jaar?
Wat is de waarde van wetenschap?
Max Weber schrijft in Wetenschap als beroep en roeping dat de moderne wetenschap het leven geen zin en waarde kan geven (zie Civis Mundi nr 25). Dat was bij Plato en Aristoteles anders.
“Plato heeft het begrip ontdekt als een van de belangrijke instrumenten van wetenschappelijke kennis. Hij was niet de enige. In India vinden we het begin van een logica die overeenkomt met die van Aristoteles… Hieruit leek te volgen dat men het wezen van iets kon vatten als men het juiste begrip van het schone of het goede vond. En dit leek de weg te openen voor het kennen en leren van hoe juist te handelen in het leven en als staatsburger.”
Het verschil tussen wetenschappelijke begrippen en concepten en Platoonse ideeën ligt genuanceerder volgens Buve en anderen, zoals in dit artikel zal blijken. Plato (be)schouwt ideeën als realiteiten en verschijnselen als schaduwen die verschijnen, terwijl dat in de wetenschap niet zo wordt gezien.
“In Plato’s Mythe van de grot zien geketende gevangenen schaduwbeelden op de wand van de grot. Ze kunnen de lichtbron niet zien… Eén van hen bevrijdt zich, keert zich om en ziet de zon. Eerst is hij verblind, dan leert hij het licht te (aan)schouwen. Hij is de filosoof, zijn taak is de mensen naar het licht te leiden. De zon is de waarheid van de wetenschap, die geen illusies of schaduwen, maar het ware zijn (be)grijpt.
Wie ziet nu de wetenschap zo? Het is nu eerder omgekeerd. Intellectuele constructies vormen nu een onwerkelijk gebied van kunstmatige abstracties, die met benige handen het bloed en sap van het ware leven pogen te pakken... Hoe is deze verandering gekomen?” (Verkort citaat).
Weber gaat daar in zijn lezing op in. Wetenschap is losgemaakt van filosofie en religie en kan zo geen zin, waarden en doelen geven; geen antwoord op de vraag waarheen, met de woorden van Nietzsche.
Wetenschap kan ook geen normen en waarden voor het handelen geven. Zelfs wat betreft de beoefening van wetenschap lijkt zij hierin tekort te schieten. Zie het artikel over de medische wetenschap en industrie.
Wat zijn de tekortkomingen van de moderne wetenschap die aanvulling vragen van de filosofie?
Nietzsche uitte de ‘biljante verzuchting’ dat de wetenschap niet in staat is doelen aan ons handelen te geven, nadat zij heeft bewezen dat zij deze doelen kan wegnemen en vernietigen (zie Civis Mundi nr 25). Daarom dient wetenschap te worden aangevuld met filosofie en religie, zoals bij Plato en Aristoteles.
Max Weber. Tolstoi en anderen wezen op de beperkingen van de wetenschap, die geen doelen, zin en waarden aan ons leven kan geven. De levensbeschouwing van nu, die op wetenschap berust, kan daarom de religieuze en filosofische levenschouwing niet vervangen en kan leiden tot nihilisme in de zin van verval van waarden: “het ontwaarden van de hoogste waarden. Het doel ontbreekt, het antwoord op de vraag waarheen?”, aldus Nietzsche, in J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur (p 11).
De integrale wetenschap en filosofie van Aristoteles wordt gekenmerkt door doelgerichtheid, teleologie. Hij ontvouwt een doelgericht ontwikkelingsproces, gericht op de verwerkelijking van ‘hogere waarden’. Hij lijkt vooruit te lopen op de humanistische psychologie van Maslow en anderen, waarin zelfverwerkelijking centraal staat. In de dominante wetenschap heeft deze visie weinig ingang gevonden.
Verbinding van wetenschap en filosofie kan een uitweg bieden uit genoemde tekortkomingen van de wetenschap, die het leven geen zin en waarden kan geven. Op basis van Plato en Aristoteles kan een dergelijke verbinding op diverse wijzen worden geaccentueerd, van complementair en elkaar aanvullend tot tegengesteld of contradictoir, zoals bij Buve.
Geen antwoord op de vraag waarheen?
Wat betreft de huidige wetenschap kunnen vergaande specialisering en het enorme kennisaanbod ertoe leiden dat kenis en wetenschap bronnen van desoriëntatie worden. “Men raakt in het doolhof van kennis het spoor bijster.” Er is geen antwoord op de vraag waarheen? ”Radicale twijfels aan rationaliseringsprocessen worden geuit onder de noemer van postmodernisme… geloof in rationaliteit, wetenschap, vooruitgang en beheersbaarheid maakt in toenemend mate plaats voor een meer relativistische en sceptische houding”, zoals het nihilisme in de 19e eeuw, aldus Wilterdink, Samenlevingen (p 166).
Ook de toenemende verscheidenheid van levensbeschouwelijke alternatieven, filosofieën en interpretaties
zou kenmerkend zijn voor de postmoderne samenleving. Anderzijds zijn er fundamentalistische bewegingen, waarbij “strikte godsdienstigheid een nieuw houvast geeft” (p 154).
Bij de “vooruitgang in wettenschappelijke kennis, technisch kunnen en toenemende rationaliteit… hebben ook steeds tegengeluiden geklonken… Karl Marx wees op uitbuiting en vervreemding… Max Weber waarschuwde tegen bureaucratisering… Emile Durkheim uitte zijn vrees voor normloosheid” (p 79).
Verder noemt Wilterdink ongelijkheid, werkloosheid, (baan)onzekerheid en aantasting van het milieu. Dergelijke problemen werden reeds genoemd door Buve in het voorgaande artikel.
Bureaucratisering en belangenverstrengeling met de industrie
“Deze bureaucratisering samen met vergaande specialisering en met het feit dat steeds meer onderzoek gefinancierd wordt ten behoeve van economische en militaire doelen en organisaties. Deze ontwikkelingen roepen problemen op… Innoverend onderzoek is daar niet altijd mee gebaat, omdat het een zekere zelfstandigheid van wetenschapsbeoefenaren vraagt… De verstrengeling van wetenschap met commerciële en militaire belangen leidt ertoe dat de resultaten van veel onderzoek geheim worden gehouden. Technisch-wetenschappelijke kennis dient hier als bron van macht van grote publieke en particuliere organisaties…
Wetenschapstoepassingen hebben ook tot nieuwe problemen geleid… Denk aan vervuiling van chemische fabrikeken en radioactief afval… steeds vernietigender wapens. Of aan morele kwesties door genetische manipulatie… In hoeverre is het mogelijk wetenschappelijk onderzoek zodanig te sturen dat er positieve toepassingen van te verwachten zijn - en wie bepalen dat?” (p 164).
Het artikel over de medische industrie gaat in op dezelfde problematiek en geeft antwoord op de laatste vraag: industriële belangen bepalen in toenemende mate het onderzoek en de toepassingen ervan. Bovendien is er een toenemende ongelijkheid en ondoorzichtige machtsconcentratie die botsen met democratische principes, die Buve en Dehue bepleiten in het spoor van Plato en Aristoteles.
Bij toegepaste wetenschap zijn ethische overwegingen van belang, om onethische toepassingen uit winstbejag of machtsdrang te voorkomen of tegen te gaan. Ethiek is een onderdeel van de filosofie, die ook in dit opzicht verbonden dient te zijn met wetenschap, zoals vanouds.
Verschraling van het mens- en wereldbeeld vraagt om een tegenwicht
De moderne wetenschap en het daarop gebaseerde dominante mens- en wereldbeeld is volgens Dessaur in De droom der rede (p 257) materialistisch en reductionistisch geworden sinds de tijd van Plato. Zij geeft een antwoord op de vraag waarheen? en pleit voor “integratieve visies en aspiraties om al die (specialistische) detailkennis ergens toe te laten leiden… Voor volwaardige wetenschapsbeoefening zijn complementaire benaderingswijzen nodig. Het canoniseren van één attitude… gaat ten koste van de diepte, de reikwijdte en zelfs de praktische relevantie van de (mens)wetenschappen. Niet alleen alleen het mensbeeld is in de loop der eeuwen verschraald, ook onze (dominante) opvatting van wat toelaatbare wetenschapsbeoefening mag heten, is meer en meer ingeperkt”.
Door filosofen als Plato en Aristoteles te behandelen geeft zij een “tegenwicht tegen de censuur tegen alles wat alternatief is, wat zweemt naar originaliteit, spiritualiteit, creativiteit, (bijv. ) ausradierte neoplatonici… De onverdraagzaamheid van vooral de lagere gezagsdragers van de Kerk der Rede gaat zover, dat vele jonge intellectuelen eenvoudig niet (kunnen) weten… dat er ooit, op een serieus te nemen wijze, anders over mens en wereld is gedacht dan aanhangers van het materialisme, neopositivisme, het reductionisme juist en wenselijk achten…; dat vroeger en nu door filosofen en wetenschapsbeoefenaars fundamenteel andere inzichten zijn verkondigd dan die nu gewoonlijk van de academische kansel worden gepreekt” (p 258).
Daarbij dienen we te besefen dat het materialisme en positivisme ooit ketterse vernieuwingen waren en dat het oorspronkelijke positivisme van St Simon en Comte ruimer, origineler, spiritueler en creatiever was, evenals het materialisme van met name de voorsocratische Griekse filosofen.
Ziehier een overtuigend pleidooi voor een nadere beschouwing van Plato en Aristoteles.
1. Plato: de geschreven en ongeschreven leer
Punten van kritiek op Plato en Aristoteles
Buve prijst Plato en bekritiseert Aristoteles als grondlegger van de moderne wetenschap. Deze kritiek is een reden om hen in hun onderlinge relatie en hun verdiensten nader te beschouwen. Zonder Aristoteles zou de wetenschap niet zo’n hoge vlucht hebben genomen, ondanks de tekortkomingen.
Ook Plato heeft beperkingen die aanleiding geven tot kritiek. De filosofie van Plato lijkt een basis te bieden aan een soort communistische heilstaat. Popper bekritiseert Plato in The Open Society and Its Enemies, een tegendraadse visie op Plato. Voor de meesten van ons is hij een groot en geliefd filosoof.
De reserve van Plato voor de democratie heeft te maken met de ter dood veroordeling van Socrates door democratische machthebbers. De democratie was toen nog meer dan nu een kliek zelfzuchtige machthebbers die het volk misleidden (Plato, 7e brief, H Groot, De betekenis van Plato voor onze tijd, p 72).
Vandaar dat Plato zijn hoop vestigde op wijze, verlichte leiders en gerechtigheid door hoger inzicht. Hij benadrukt de politieke en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de filosoof voor de leiding en educatie van de bevolking. Degene die het licht heeft gezien, gaat terug in de grot om de gevangenen erover te vertellen. Maar hij wordt niet begrepen. Men ziet het niet, wil het niet zien of kan het niet zien.
De filosofie van Plato als meervoudige waarheid
De Plato-interpretatie van H Grootbiedt een meer volledige aanvulling op de beknopte visie van Buve op Plato, aangevuld met standaardwerken van Will Durant, Störig en Vloemans.
“Zijn betekenis ligt in zijn absolute eenheid, die alle tegenstellingen oplost… de bron van scheppend bewustzijn, die in staat stelt alle waarden te transformeren tot de gelijkenis van Waarheid, Goedheid en Schoonheid zelf. Dit bewustzijn laat ook de empirische werkelijkheid vol zinrijke betekenis schijnen, doorstraald van licht uit de metafysische wereld. De conceptie van de van de eenheid van de geest moet noodzakelijk alle begrenzingen van haat, alle strijd en alle egoïsme in zich oplossen. De verlossing is bij Plato… in ons wezen besloten… indien wij dit maar wisten. Maar… op aarde is de herinnering aan ons ware zijn verloren geraakt. De weg die opnieuw leidt naar die weer-herinnering… wordt door de Ideeënleer en de Eros gewezen.” (Groot, inleiding)
Plato onderscheidt minstens drie soorten weten, zoals in de Indiase filosofie:
“Het richtinggevende in ons leven is niet het discursieve, maar het intuïtieve denken.” (p x)
“Rondom het eilandje der redelijkheid heeft hij de oceaan der bovenredelijkheid ontdekt.” (p 15)
Van de hoogste inwijding zegt hij in Symposium (Civis Mundi nr 24, schoonheid vertaald als liefde, eros):
“Een wijde zee van liefde opent zich voor wie in de mysteries van de liefde wordt ingewijd, een wonderlijk mooie visie die het wezen van de liefde is… een altijddurende liefde die niet komt en gaat, niet ontstaat en vergaat, niet bloeit en verwelkt, niet nu eens mooi en dan weer niet… Ook zal deze liefde zich niet vertonen als een gezicht of iets van het lichaam… of ander wezen, maar iets dat op zichzelf en in zichzelf bestaat in een eeuwige eenheid waar alle mooie dingen aan deelhebben, zonder meer of minder te worden, maar steeds hetzelfde onschendbare geheel…Wanneer iemand... door op de juiste wijze lief te hebben boven zichzelf uitstijgt en die liefde begint te zien, raakt hij dichtbij het einddoel… omwille van de ene liefde op te stijgen langs de treden van een mooi lichaam… tot mooie aspiraties… tot de ene liefde zelf.., als hij de liefde zelf aanschouwt. Als hij dat eenmaal heeft gezien wordt hij niet meer verleid door goud, mooie kleren of mooie lichamen…”
Verheffing naar het Goede
In deze dialoog zien we een stapgewijze verheffing, sublimatie of transcendentie, die lichaam en geest verheft tot wat Buve ‘het onvoorstelbare’ noemt. Plato weet dit toch weer te geven. De Eros heeft diverse niveaus. Groot (p 109) verwijst naar Bierens de Haan, Amor, Caritas en het Altruïsme. Verder noemt hij de Agapè, geestelijke of zedelijke liefde ende mystieke liefde tot God (p 237). De Eros onderdrukt niet de zinnelijkheid, maar verheft, transfigureert en “doorstraalt de zinnelijkheid” (p 117, 124).
Plato’s doel was “gelijkwording aan of éénwording met de godheid: homonoiosis toi theoi” (p 1, 110), aangeduid als de hoogste Idee van het Goede. Hij vergelijkt dit met de zon die alles zichtbaar en kenbaar maakt, groei en voedsel verleent, en aan gene zijde van het Zijn alles verre overtreft (p 87, 206). De Eros “richt het oog van de ziel opwaarts, datgene aanschouwend, wat aan de dingen hun licht verleent en inzicht in het Goede” (p 126, De Staat; B.Delfgauw, Beknopte geschiedenis der Wijsbegeerte, p 23).
Centraal staat de gerechtigheid en ‘deugdzaamheid’, bij gebrek aan een betere term. Groot (p 167) verwijst naar het Indiase dharma en het Chinese Tao, deugd. Deugd dient gegrond te zijn in (intuïtief kennen of schouwen van) het Goede en afstemming hierop en op de kosmische orde die eruit voortkomt. Dit vraagt geestelijke scholing en opvoeding tot een ‘hoger weten’. Plato beschrijft dit in De Staat. Waarachtige waarden, deugd en gerechtigheid kunnen niet berusten op relatieve ‘meningen’, zoals bij de Sofisten, die allerlei tegenstrijdige standpunten en belangen konden beredeneren.
Kenmerkend voor Plato is de integratie van redelijk denken en intuïtief schouwen, voor zover mogelijk. Op grond daarvan kan ‘intellectuele aanschouwing’ met wetenschap worden geïntegreerd, zie mijn artikel in Civis Mundi nr 27. “Kenmerkend voor Plato is dat bij hem wetenschap, religie en wijsbegeerte één levend organisch geheel vormen… Zelfkennis is de hoogste kennis” (p xi).
Rationeel denken zoals wiskunde “beschouwt Plato als voorstadia tot het directe schouwen” (p 94). Schouwen is (innerlijk) zien en weten, vidya van de Sanskriet wortel vid, waarvan videa, veda, weten, idea, eidos, videra in resp. Sanskriet, Grieks en Latijnzijn afgeleid, en waarop de ideeënleer van Plato is bebaseerd, die op ‘schouwend weten en inzien’ berust. (p 80) Dit geeft hij weer in mythische taal, of hij zwijgt erover: “Er bestaat van mij geen werk hierover… Deze kennis laat zich niet onder woorden brengen zoals overige kennis... Plots springt een licht tevoorschijn in de ziel, waar het zichzelf voedt” (p 8, 7e brief).
Ongeschreven kennis
De vraag is wat deze kennis inhield en wat Aristoteles ervan wist. Plato lijkt op een ziener in de zin van de Indiase (maha)rishi’s: zieners, wijzen. Hij zou hebben kennisgenomen van esoterische geheime kennis uit Egypte en mysteriescholen, mogelijk ook in India volgens Durant, Van Socrates tot Bergson (p 29). Dit geldt voor meer Griekse, met name voorsocratische filosofen volgens Vloemans, Profetische gestalten in de wijsbegeerte.
Deze kennis heeft te maken met de geestelijke werkelijkheid van de ideeën(wereld) voorbij de materiële fysische wereld. Deze subtiele geestelijke ideeënwereld onderscheidt Plato van de onvoorstelbare transcendente dimensie van het Hoogste Goede. De ideeën zijn mogelijk op te vatten als een soort substanties, geestelijke realiteiten of entiteiten, informatie-eenheden, formules, vormen of vormende potenties, zoals Aristoteles ze heeft overgenomen, of ‘intelligenties’ in de zin van de Indiase devas: in godheden gepersonificeerde ideeën.
Deze geestelijke wereld kan in fysische termen gelokaliseerd zijn in een soort nonlokale ruimte, die onvoorstebaar is en ontoegankelijk is voor zintuigelijke kennis en empirische wetenschap: lokas, werelden, in de Indiase filosofie. Door overheersing van de rationele en empirische kennis is het intuïtieve contact ermee verloren. In mythen en oude overleveringen leeft deze kennis voort, verhuld in beeldspraak en symbolentaal. Het verstand begrijpt deze taal niet, die resoneert met diepere lagen in ons onderbewustzijn, waarin archetypische ideeën in de zin van Plato en Jung in geestelijke zin werkelijk zijn. Tekenend zijn titels van Jung: De werkelijkheid van de ziel en Symboliek van de geest, van Fromm, Dromen Sprookjes, mythen. Inleinding tot het verstaan van een vergeten taal en Campbell, Mythen en bewustzijn
Deze kennis heeft ook te maken met geheime leringen van mysteriescholen, waar Plato aan zou hebben deelgenomen, en met de daarmee verwante Verborgen wijsheid uit de Oepanishaden, zoals Groot in zijn gelijknamige boek schrijft. De Griekse en de Indiase taal, cultuur en filosofie heeft verwante Indogermaanse wortels. In de oudheid was er cultuurcontact. Alexander de Grote heeft later Noordwest India veroverd. Door het Hellenisme werden veel Oosterse invloeden verbreid.
In Eastern Religions and Western Thought toont de Indiase filosoof S Radhakrishnan, voormalig president van India, welke ideeën het Westen ontleent zou hebben aan oudere Indiase bronnen, niet alleen in de Griekse filosofie, ook in de Evangelieën en andere christelijke bronnen. Interessant in dit opzicht zijn boeken van theoloog Hans Stolp, zoals Johannes de ingewijde en Esoterisch Christendom. Eeuwenoude esoterische geheime kennis bestaat nu nog steeds bij scholen en genootschappen zoals de Rozenkruizers en Vrijmetselaars, waarvan vele beroemde staatslieden en kunstenaars lid waren zoals enkele Founding Fathers van de VS, Roosevelt, Drees, Goethe en Mozart.
Oosterse kennis vinden we ook bij de theosofie en de antroposofie van Rudolf Steiner, die theosoof was is geweest. Mogelijk begeeft hij zich in De wetenschap van de geheimen der ziel en andere werken op vergelijkbaar terrein als Plato. Ongeschreven kennis heeft ook invloed gehad op de neoplatonische filosofie van onder meer Plotinos. Wat Aristoteles heeft overgenomen is mogelijk meer dan wij weten. Zijn mythische en poëtische dialogen zijn verloren geraakt. De werken die bekend zijn, geven geen volledig beeld.
De methode van de dialectiek om de ideeën en de geest te kennen
Het betreft hier kennis van een andere orde dan rationele en empirische kennis. Deze kennis berust op direct intuïtief schouwen van “een licht in de ziel” dat “zich opent als de een wijde zee van liefde en schoonheid”, die voortvloeit uit het Hoogste Goede (Zie 7e brief en Symposium). Plato schrijft in De Staat
“dat de methode der dialectiek de enige is, die volgens een vast plan tot de kennis van de dingen op zichzelf (de Ideeën dus) leidt… De kracht van de dialectiek kan alleen ondervonden worden door iemand die geoefend is in de reeds genoemde en geanalyseerde wetenschappen” (Groot, p 215).
“Wiskunde is een ideale voorstudie, maar ook niet meer dan een voorstudie. ‘Haar strekking is, het altijd-Zijnde te leren kennen, niet echter iets dat onstaat en weer vergaat… Zij richt de ziel op de wezenlijke waarheid,’ zegt Plato van haar… Naast Plato’s mystieke wiskunde wordt harmonieleer genoemd als voorbereidende wetenschap… De harmonie der getallen… is de expressie van de Idee van het Goede, die zich hier openbaart als de Harmonie der Sferen” (p 210-11).
“Wiskundige waarheid is tijdloos,” schrijft Schrödinger in Mind and Matter (p 154, zie vervolg). Andere kwantumfysici zoals Heisenberg, Pauli en Wigner, in Symmetries and Reflections, wijzen op symmetrie en harmonie als het ‘wezen’ van de wereld, die in wiskundige formules is weer te geven. In zijn boek over Het Akshaveld wijst Lazslo op coherentie, vormende in-formatie in een soor nonlocaal veld of dimensie die overeenstemming toont met de ideeënwereld van Plato en de vormen van Aristoteles. Akasha is het Indiase begrip voor ruimte die non-locale ruimte en in-formatie omvat. De ‘String- of snaartheorie ziet deeltjes en kwanta als vibrerende snaren volgens wiskundige formules of ingewikkelde trillingsgetallen. Zo nadert kwantumfysica Plato.
De dialectische methode wordt niet duidelijk toegelicht bij Plato, laat staan ‘geoperationaliseerd’. Het lijkt een nogal intellectuele ‘weg van het inzicht’. Groot (p 216) vergelijkt deze weg met de Indiase gyana yoga, letterlijk vereniging door kennis, gnosis, en met atmavidya. Dat is intuïtieve, schouwende kennis van de ziel, atman. Dit isde nous, de ziel of geest bij Plato, die dichtbij de hoogste Idee van het Goede komt.
De Indiase filosofie is meer methodisch uitgewerkt in meditatiemethoden dan de filosofie van Plato. Volgens Groot en anderen is er een onmiskenbare verwantschap. die interessant is om Pato (beter) te begrijpen en zijn leer toepasbaar te maken. Maar ook in India zijn (meditatie)methoden en technieken schriftelijk niet goed te leren en is direct onderricht nodig.
Wetenschappers hebben herontdekt hoe de oude Babylonische taal van Sumerië te spreken
Levend weten 2014 11 06
Op een gegeven moment
als wij het oude weten
dreigen te vergeten
maakt het zich bekend
en daagt een levend weten
Als een licht van binnen
voorbij de uiterlijke zinnen
een innerlijk gewaar zijn
dat in het uiterlijke schijnt
Een veld van levend weten
dat wij bijna zijn vergeten
Wij zijn erin geboren
en in de kindertijd verloren
Het is ons niet ontnomen
Wij kunnen er weer komen
Eenvoudigweg door stil te zijn
in luisterend aanwezig zijn
Verborgen werelden fluisteren mij
de mensheid wordt geleidelijk vrij
Herauten van een nieuwe tijd
verkondigen het wijd en zijd
Coryfeeën van een dieper weten
zijn de weg erheen nog niet vergeten
Wetenschap heeft nog niet afgedaan
maar zal op nieuwe wegen gaan
Wegen naar bewustzijn
Wegen naar het eigenlijke zijn
Dat lang verloren is geweest
voor de wetenschappelijke geest
De wetenschap is doorgedrongen
tot het binnenste der dingen
Zoals de oude wijzen zongen
in een dichterlijke beeldentaal
zullen nu geleerden zingen
in een wetenschappelijk verhaal
Na programma Radio Merlijn met Hans Stolp over zijn boek Esoterisch Christendom
Twee druïden, in hen verenigden zich de taken van priester, bemiddelaar, arts, wetenschapper en rechter
2. Aristoteles als tegendraadse leerling van Plato
Plato zou zich erover hebben beklaagd “dat Aristoteles hem behandelde zoals veulens, die hun moeder schoppen. Veel waarde behoeft men niet te hechten aan deze kwaadsprekerij, te meer daar Aristoteles zelf grote eerbied voor zijn leermeester betoont, ook al bekritiseerde hij herhaaldelijk Plato’s leer…”, schrijft Vloemans in Leven en leer der grote denkers (p 99). Hun onderlinge relatie komt in het vervolg uitvoerig aan de orde en ook de kritiek van Buve en anderen op Aristoteles.
De ratio en de gelaagdheid van de persoonlijkheid
Buve maakt een onderscheid in rede en ratio. Hij associeert Plato met de rede en Aristoteles met de ratio. Dit vraagt enige nuancering. Er zijn meer niveaus. Het onderscheid van Buve in rede en ratio is nogal eenvoudig - eigenlijk tweevoudig - in vergelijking met de acht bewustzijnsniveaus en de drie vormen van zintuiglijk, rationeel en intuïtief weten bij Plato en in de Indiase filosofie, zie mijn artikelen in nr 26 en 27.
Bij Aristoteles krijgt het logische rationele denken veel nadruk. Daarom wordt het bij hem wellicht overschat, aldus Störig, Geschiedenis van de filosofie (p 179). Bij Plato gaat het intuïtieve schouwen boven de rede uit. Buve omschrijft de rede zo ruim dat deze intuïtie omvat.
Evenals bij Plato vinden we bij Aristoteles “de leer van de ‘gelaagdheid’ van de persoonlijkheid die in de nieuwste psychologie terugkeert” (p 177). Deze leer omvat meer dan rede en ratio. Er zijn minstens drie lagen in zijn evolutionaire visie van vorm- en doel-verwerkelijking, te vergelijken met zelfactualisering in humanistische psychologie van Maslow. Zintuigen, ratio, rede, geest en de goddelijke ‘Nous’ hebben hun plaats in deze zielsleer en psychologie. De Nous zou overeenkomen wat Buve de rede noemt bij Plato. Deze zou onvoorstelbaar zijn en betreft eigenlijk de Nous. Plato’s gelaagde leer staat in de gelijkenis van de wagenmenner in de Phaedrus, die lijkt op de gelijkenis in de Katha Oepanishad (Groot p 126). De paarden als de vitale drijfveren, de teugels de zinduigen en de rede of geest is de wagenmenner.
De zielsleer van Aristoteles bevat volgens Vloemans (p 115)
“tal van onopgeloste raadselen en onduidelijkheden… Begripsmatige preciesheid, vastomlijnde afbakening, die overal elders zijn sterkte zijn, ontbreken hier… Wanneer Aristoteles over de ziel spreekt neemt hij evenals Plato zijn toevlucht tot mythen en metaforen, die moeten verbeelden wat hij niet geheel kan verklaren”.
De visie van Aristoteles beperkt zich dus niet tot de ratio en is niet uitsluitend rationeel en voorstelbaar. De ratio is prominent in zijn werk, maar geeft een onvolledige typering van zijn filosofie. Gerelateerd aan de tweeledige waarheid is ook het onderscheid in diverse kennisbronnen zoals zintuigen, verstand en intuïtie of (aan)‘schouwen’. We vinden dit bij Schelling, Spinoza en bij Sorokin en in de Indiase filosofie van de Oepanishaden, die met de Griekse verwant zou zijn volgens Groot.
De werkelijkheid of waarheid kan ook drieledig worden opgevat als ‘veritas triplex’ of ‘multiplex’. De dualistische filosofie van Plato en Aristoteles is meer gedifferentieerd en pluralistisch op te vatten in lagen of dimensies, zoals de gelaagde psychologie van Aristoteles en de Indiase filosofie.
In de mythe van de grot van Plato kunnen we bijvoorbeeld verschillende lagen onderscheiden: de onderlaag van de grot of het hol, met schaduwen van voorwerpen, die ontstaan door de werking van het licht van een vuur of schijnsel dat straalt op de voorwerpen, verder het bovenaardse licht en de zon zelf, een verblindend licht dat niet te vatten en onvoorstelbaar is.
Licht dat niet te vatten is
De invloed van Plato op Aristoteles
Aristoteles was ruim twintig jaar de leerling van Plato. Daarom schrijft Vloemans (p 99 e.v.): “kan men niet alleen verwachten dat hun beider leer in wezenlijke trekken met elkaar overeenstemt, maar dat ook hun geestelijke betrekkingen volkomen doorzichtig zullen zijn. Niets is nochtans minder waar! De invloed van de leermeester op de leerling staat natuurlijk vast en Aristoteles zelf erkende die ten volle. Maar toch staan zijn in de geschiedenis van de wijsbegeerte steeds tegenover elkaar. Zo scherp zelfs, dat men hun verhouding het best aan het beeld van een weegschaal kan duidelijk maken: stijgt de één, dan daalt de ander. Aristoteles zelf betoont grote eerbied voor de nagedachtenis van zijn leermeester. Ook al bekritiseerde hij herhaaldelijk Plato’s leer, toch voelde hij zich Platonist genoeg om niet alleen zijn meester aan te halen, doch zulk een aanhaling dan tevens in te leiden met: “Wij zeggen…”. Zo b.v. in het eerste boek van de Metafysica.” ‘
In zijn zevende brief schrijft Plato “dat hij er niet aan dacht zijn eigenlijke leer op schrift te stellen, daar deze alleen mondeling door voortdurende ‘omgang’ begrepen kon worden”. Dit geldt ook voor de leraar-leerling relatie in India, waarbij ‘verlichte’ wijsheid wordt overgedragen.
“Moderne beoordelaars… hebben Aristoteles verweten dat de leer van zijn meester door hem verkeerd werd begrepen. Doch wanneer één leerling in staat was… Plato te volgen dan moet het toch wel Aristoteles zijn geweest. Ook andere leerlingen bevestigen de mededelingen van Aristoteles omtrent de ouderdomswijsheid van hun meester… Bij alle kritiek geeft Aristoteles toch ook herhaaldelijk blijk van volkomen instemming…
Evenals Plato, die in zijn jonge jaren dichtte, schijnt ook Aristoteles zich met literaire arbeid te hebben bezig gehouden. Ook hij heet een reeks voor ons verloren gegane dialogen te hebben geschreven, die nog Cicero om hun taalkundige schoonheid roemde… De gepubliceerde geschriften van Aristoteles zijn verloren gegaan, zodat wij ons moeten vergenoegen met de ‘lessen’”. (Vloemans, p 102-03)
Of zijn dialogen en verloren gegane geschriften meer verwant zijn met Plato, weten we niet.
Complementaire verdiensten van Plato en Aristoteles
De verdiensten van Plato en Aristoteles worden door Schrödinger in Mind and Matter (p 153) als volgt toegelicht. Daarna volgen toelichtingen van Thomas Kuhn, Störig en Vloemans:
“Waardoor heeft Plato’s werk zo’n onovertroffen distinctie dat het meer dan tweeduizend jaar schijnt met onverminderde pracht?... Hij heeft voor zover wij weten niet het krediet van een speciale wiskundige ontdekking. Zijn inzicht in de materiële wereld van de fysica en het leven is vaak fantastisch en inferieur ten opzichte van anderen… In de kennis van de natuur werd hij ruimschoots overtroffen door zijn leerling Aristoteles…
Zijn dialogen geven de indruk van gekibbel over woorden, zonder de wens deze te definiëren… Zijn sociale en politieke Utopia faalde en bracht hem in groot gevaar… Wat maakte hem zo befaamd?...
Hij heeft het idee van tijdloos bestaan beschouwd als een realiteit die werkelijker is dan onze feitelijke ervaring. Naar zijn zeggen is deze ervaring daarvan maar een schaduw, waaraan de hele ervaren werkelijkheid is ontleend: de ideeënleer… Wiskundige waarheid is tijdloos.”
Met andere woorden: Plato heeft het onvoorstelbare, metafysische als geen ander belicht en benaderd. Aan de wetenschap heeft hij volgens Schrödinger weinig bijgedragen. Aristoteles echter is in zijn tijd en millennia daarna in vrijwel alle wetenschappen baanbrekend en toonaangevend geweest. Vloemans schrijft (p 140) misschien wat overdreven, maar geeft een relevante aanvulling op de kritische bevindingen van Buve:
”Nooit tevoren en nadien heeft de geschiedenis van de mensheid op een man kunnen bogen, zo alles omvattend van weten, zo scherp-ontledend van denken, zo geniaal in het formuleren van nieuwe inzichten.”
Durant (p 80, 129) spreekt van “een rijkdom aan kennis die waarschijnlijk nooit te voren het brein van één mens bevat heeft,.. het meest grootse en invloedrijk denksysteem dat ooit één mens bedacht heeft… Alle volgende eeuwen steunden op hem en stonden op zijn schouders om de waarheid te zien”.
Buve, Störig en Vloemans zeggen dat Aristoteles veel aan Plato ontleent. De tweeledige waarheid met Plato en Aristoteles als tegenpolen geeft beiden relevantie. Ze zijn tegengesteld maar niet tegenstrijdig. Een geïntegreerde visie is in tijden van reductionisme en ‘doorgeschoten rationalisme’ hard nodig.
Fred Alan Wolf gaat in zijn studie Het spirituele universum, kwantumfysica en het bestaan van de ziel in op de fysica, metafysica en psychologie van Aristoteles in De Anima en andere werken. Zijn ‘Onbewogen Beweger’ brengt hij in verband met het verenigd veld. Zijn teleologie en begrippen als entelechie, bezielende levenskracht, zijn weer actueel. Dit blijkt uit de elektrodynamische levenstheorie van Burr en Nothrop, de morfogenetische velden theorie van Sheldrake en de eonen-theorie van Sharon, zie de artikelen van en over Teule in de laatste drie nummers van Civis Mundi.
Het begrip ‘doeloorzaak’ in het teleologische evolutionaire denken van Aristoteles, berust op een inherent idee of informatie in materie. Bij de eonen-theorie van Sharon bevatten materiële deeltjes zoals elektronen informatie; ook bij het uitsluitingsprincipe van Pauli en verschijnselen als verstrengeling en teleportatie. Zonder informatie kunnen deeltjes niet op elkaar zijn afgestemd en elkaars eigenschappen uitsluiten. De materiële en de ideële wereld blijken elkaar veeleer te doordringen dan uit te sluiten.
Aristoteles leert evenzeer als Plato aan het ‘doorgeschoten rationalisme’ van de moderne wetenschap wijze lessen. Hij sluit er beter bij aan en biedt een complement en een brug naar de filosofie van Plato, die hij op wetenschappelijk gebied in ruime mate overtreft. Aristoteles is een voorbeeld van een integrale wetenschapper, doorkneed van de filosofie van Plato, niet alleen zijn antagonist. Buve laat zien dat de huidige wetenschap en onze wijze van leven en samenleven de visie van Plato hard nodig heeft.
Sorokin beschouwt Plato en Aristoteles beide als integrale, idealistische filosofen. Plato is meer ideëel gericht, Aristoteles meer rationeel-empirisch en natuurwetenschappelijk. Bij Aristoteles heette zijn metafysica aanvankelijk ‘de eerste filosofie’, die aan wetenschap vooraf gaat en fysica voorbij gaat.
Hoe Aristoteles inspireerde tot de wetenschapsfilosofie van Thomas Kuhn
De wetenschapsfilosofie en paradigma-theorie van Thomas Kuhn zijn geïnspireerd door Aristoteles.
”Ik zat aan mijn bureau met Aristoteles’ Fysica voor me.., Ik staarde afwezig uit het raam…Opeens kregen de fragmenten in mijn hoofd een ander patroon en vielen de stukken van de puzzel in elkaar. Mijn mond viel open, opeens bleek Aristoteles een heel goede fysicus te zijn, een soort fysicus die ik nooit voor mogelijk had gehouden. Ik begreep ik waarom hij had gezegd wat hij had gezegd wat zijn gezag was.”
“Zo beschrijft Kuhn zijn Saulus-Paulus ervaring uit 1947, toen hij … opeens de natuurkunde van Aristoteles begreep… Deze ervaring is de grondslag gaan vormen voor de filosofische ideeën van Kuhn: het plotseling doorbrekende inzicht, waarna men nooit meer op dezelfde manier naar de wereld kan kijken. Discontinuïteit en onvergelijkbaarheid van inzichten staan in die ideeën centraal… Kuhn wilde met zijn theorie een antwoord geven op de vraag hoe twee op het eerste gezicht onverenigbare eigenschappen van wetenschap met elkaar konden worden verzoend: het inherente conservatisme van de wetenschap tegenover de voortdurende vernieuwing,” aldus Lious Boon, Thomas Kuhn, in K Doorman en H Pott, Filosofen van deze tijd (p 190) over Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions.
De beschrijving van Kuhn doet denken aan de gevangene die het licht ziet in Plato’s Mythe van de grot. Kuhn vertelt niet wat dit inzicht inhield. Mogelijk begreep hij plots het andere paradigma van Aristoteles. Inzichten van Aristoteles zijn nog steeds relevant voor de moderne wetenschap, zoals vermeld door o.a. Fred Wolf. Bij Aristoteles gaat fysica over in metafysica, die een tweeledige waarheid vormen.
De filosofie van Plato bevat weinig of geen natuurwetenschap, maar is wel dualistisch en tweeledig. Het accent ligt op het niet waarneembare, onvoorstelbare. Aristoteles krijgt het voorstelbare meer nadruk. Het onvoorstelbare aspect ontleent hij impliciet aan Plato. Beide aspecten zijn aanwezig in zijn werk.
De revolutionaire wetenschapssociologie en -filosofie van Kuhn kan bijdragen tot beter begrip van de paradigma’s van Plato en Aristoteles. Volgens Buve zouden deze onverenigbaar en tegengesteld zijn. Incommensurabel of onvergelijkbaar heet dat in wetenschapsfilosofisch Latijn. Er kan dan geen logische dwingende reden of maatstaf gegeven worden om te kiezen tussen twee theorieën. Het is de vraag of deze onvergelijkbaarheid geldt voor de visies van Plato en Aristoteles, die complementair kunnen zijn.
Karl R.Popper 1902-1994 Friedrich Nietzsche 1844-1900 Thomas Kuhn (1922-1996)
De Aristotelische wetenschap is een paradigma(verschuiiving) en een wetenschappelijk revolutie
Kritiek op Plato van Popper en Nietzsche
Kuhn complementeert het werk van Popper. Wetenschappelijke revoluties ziet hij als sociale processen. Hij heeft daar meer oog voor dan Popper. In The Open Society and Its Enemies gaat Popper in op sociale kanten van filosofieën. Hij heeft weinig op met Plato en Marx en beschouwt hen als vijanden van de open samenleving. Popper’s kritiek contrasteert met het eerbetoon aan Plato van Buve en anderen.
Nietzsche heeft ook kritiek op Plato en Socrates, impliciet inAlso sprach Zarathustra, Vorrede:
“Broeders blijf de aarde trouw en geloof niet degenen die van bovenaardse verwachtingen spreken.” Maar hij is een complex. tegenstrijdig filosoof, die Zarathustra (4, Mittags) ook laat zeggen: “O hemel boven mij… wanneer drinkt U deze druppel dauw die op aardse dingen viel, wanneer drinkt u deze wonderlijke ziel… in u terug?”
Ook bij Nietzsche is de problematiek van de tweeledige waarheid te vinden. Bij Plato worden de ‘aardse dingen’ van Nietzsche bezield vanuit een ideële dimensie, hemel genoemd. ‘Aardse dingen’ ontlenen kwaliteiten als schoonheid, waarheid, goedheid en volgens Buve hun wezen aan de dimensie, die hij onvoorstelbaar noemt. Met andere woorden: transcendent, bovenzinnelijk of buiten bereik van de zintuigen.
Na de dood zou de ziel volgens Plato weer teruggaan naar de dimensie van de ziel. Aristoteles “voelde zich niet thuis op dit gebied… dat tal van onopgeloste raadselen bevat”, zoals eerder vermeld. De moderne wetenschap voelt zich op dit gebied ook niet thuis en de ziel en bewustzijn buitengesloten of tot bijverschijnsel van de materie gereduceerd.
Plato blijft de aarde trouw, in termen van Nietzsche. Hij stichtte een Academie en wilde een ideale staat vestigen. Popper heeft kritiek op zijn ideale samenleving. Het streven van Plato, zoals bij Aristoteles was echter ook aards gericht. Hij was geen wereld-verzakend kluizenaar, asceet of mysticus in de zin van de typologie van Max Weber. De aardse wereld kon volgens Plato en Aristoteles verbeterd en gesublimeerd worden op een meer subliem hoger plan door verbinding met de geest: door stof en vorm, het materiële en het ideële te verbinden, door het voorstelbare en onvoorstelbare in de veritas duplex te integreren.
4. Tegengesteld of complementair?
Over de tegenstelling tussen Plato en Aristoteles schrijft Störig (p 167-69, 174-75, zie ook Durant, p 76):
“Tussen de meer dan 60 jaar oude Plato en zijn meer dan 40 jaar jongere geniale leerling schijnen, zoals bij het botsen van twee genieën wel te verwachten is, reeds toen bepaalde tegenstellingen tot uiting zijn gekomen… Tussen de nuchtere geest van Aristoteles, die op het bijeenbrengen en catalogiseren van al het bestaande en op streng logische bewijsvoering is gericht, en de dichterlijke, in het schone en ideale opgaande fantasie van Plato bestaat een onoverbrugbaar onderscheid.
Aristoteles is in de eerste plaats wetenschapsmens… in de meest omvattende betekenis. Zijn onderzoeksdrang strekt zich uit over alle gebieden… boven het enkel verzamelen en beschrijven van de feiten ziet hij in de wijsgerige kennis de kroon van de eigenlijke wetenschap. Zijn werk is een soort geestelijke wereldverovering en in zijn soort niet minder groots en niet minder rijk aan gevolgen dan… de overwinningen van zijn leerling Alexander…
Wetenschap kan niet gegrond zijn op toevallige en veranderlijke verschijnselen, maar alleen op het noodzakelijke en onveranderlijke. Dit onveranderlijke vindt Aristoteles niet in het begrip, maar in de vormen, waarvoor hij gedeeltelijk gebruik maakt van het door Plato geschapen begrip ‘eidos’ = idee.”
De ongevormde, onbepaalde dus onvoorstelbare stof of materie krijgt vorm en werkelijkheid door de vormen, die niet materieel zijn, zoals in de moderne fysica de materie vorm krijgt volgens form-ules.
“De vormen, die aan de stof werkelijkheid toedelen, zijn niet slechts (zoals de Ideeën van Plato) de eeuwige oerbeelden van de dingen, maar tegelijk het doel waarnaar zij streven en de kracht die de ongevormde materie tot werkelijkheid brengt… De materie wordt min of meer tot een tweede actief beginsel in de metafysica van Aristoteles.”
“In de inconsequente behandeling van de stof schuilt een van de onduidelijkheden in het hele systeem… Nadat hij eerst met grote heftigheid de op zich zelf Zijnde Ideeën van Plato uit zijn systeem heeft uitgebannen, haalt hij ze door een achterdeur weer binnen: zijn ‘vormen’ lijken als twee druppels water op de Ideeën van Plato. Misschien is de hartstocht waarmee Aristoteles zijn gewezen leermeester op dit punt te lijf gaat, verklaren door de onbewuste erkenning, dat hij ook hierin veel aan hem ontleend heeft.”
Vergelijkbare contradicties vinden we bij Plato, aldus Groot (p 3), Vloemans (p 83-88) en Delfgauw (p 25, 27), vooral tussen vroegere en latere dialogen. Ideeën zijn eerst begrippen, later substanties, nog later goddelijke substanties, zoals de Indiase godheden of deva’s en tenslotte getallen, vergelijkbaar met Pythagoras en met formules en vergelijkingen in de wetenschap. Zie Schrödinger, Mind and Matter (p 153) en Heisenberg, Physics and Beyond, hfst 20, Elementary Particles and Platonic Philosophy (p 240). Hij wijst op symmetrieën als fundamentele realiteiten, weergegeven in wiskundige vormen en formules.
Onvoorstelbare ideeën in voorstelbare vorm en stof
Buve (p 22) schijft in vergelijkbare bewoordingen:
“De inconsequentie van Aristoteles is, dat in zijn werkelijkheidsopvatting een materie-loze vorm niet werkelijk, want onvoorstelbaar is, en evenzo een vormloze materie niet werkelijk kan zijn om dezelfde reden… Nu moeten twee niet voorstelbare oorzaken [vorm en materie] een voorstelbare werkelijkheid veroorzaken… Want in de Aristotelische werkelijkheidsopvatting moet iets voorstelbaar zijn om echt [werke-lijk], iets te kunnen bewerkstelligen, terwijl in de opvatting van Plato het wezen alleen maar kan ‘werken’, dus werkelijk kan zijn, als het principieel onvoorstelbaar is… Aristoteles ‘gebruikt‘ hier dus Plato, maar zegt niet dat hij dat doet. En dat doet Aristoteles niet alleen hier met tientallen onderscheidingen, waarmee hij zijn op de voorstelbare werkelijkheid gebaseerde systeem rechtvaardigt… De hele huidige wetenschap kampt met hetzelfde probleem. Ook zij is even intransigent afwijzend ten aanzien van de Platoonse ‘idee’ of het ‘wezen’ van de dingen… Frontstage zijn de huidige mainstream wetenschappers Aristotelische rationalisten, maar door de achterdeur backstage, halen zij de Platoonse redelijkheid binnen…”
Aristoteles leidt volgens Buve het voorstelbare af uit het onvoorstelbare, dat de oorspronkelijke werkelijkheid en oorzaak vormt van de voorstelbare rationele materiële werkelijkheid. Het voorstelbare en onvoorstelbare zijn twee kanten van de werkelijkheid: het relatieve materiële en het absolute ideeële.
Aristoteles zegt expliciet dat zijn Metafysica is gebaseerd op Plato, als hij het eerste boek begint met ‘wij zeggen...’, aldus Vloemans. Aristoteles is vele jaren gevormd door Plato. Zijn filosofie is doordrongen van Plato, ook zonder expliciete verwijzing. Hij stemt meer overeen met Plato dan met de huidige wetenschappers, die zich niet op hem beroepen, maar verre nazaten zijn.
Zijn relatie met Plato is tegenstrijdig. Hij bestrijdt eerst de ideeënleer en neemt deze daarna over, letterlijk in andere vormen. Deze strijd heeft een groot deel van de Middeleeuwen beheerst in de vorm van de universaliën-strijd tussen het realisme en nominalisme. Deze strijd gaat over de kwestie of (universele) ideeën, universaliën, werkelijk zijn of slechts namen en begrippen, zoals nog wordt toegelicht.
Aristoteles is geen ‘doorgeschoten rationalist’ en materialist. Toch vinden we bij hem een tendens, die Nietzsche reeds bij Socrates traceert, die ruim 2000 jaar later uitmondt in reductionisme en materialisme, nihilisme en ‘doorgeschoten rationalisme’, zoals Buve laat zien. Socrates was geen doorgeschoten ratonalist. Hij liet zich leiden door zijn goddelijke ‘innerlijke stem’. Door Nietzsche wordt deze echter niet serieus genomen. Zie Goudsblom, Nihilisme en cultuur (p 124, 188, 239) en Kaufmann, Nietzsche.
Het leven en werk van Nietzsche en de westerse cultuurgeschiedenis is doordrongen van de tegenstelling tussen positivisme en metafysica en tussen het fysieke, vitale en het geestelijke, dat volgens Griekse en andere filosofen onze vitale drijfveren dient te sturen. Deze kwestie heeft ook te maken met de filosofie van Plato versus Aristoteles en de tweeledige waarheid.
De universaliënstrijd tussen de interpretaties van Plato en Aristoteles
De universaliën-strijd over de werkelijkheid van algemene, universele ideeën of universaliën hangt samen met de duizenden jaren gevoerde discussie over idealisme en materialisme. Deze strijd is in de huidige wetenschap nog altijd relevant, zoals Buve laat zien. Deze complexe kwestie vraagt enige toelichting.
De universaliën-strijd tussen twee filosofische interpretaties lijkt een achterhaalde middeleeuwse kwestie uit lang vervlogen tijden. Toch heeft deze strijd te maken actuele kwesties die Buve noemt en discussies zoals het aloude mind-body probleem. Wordt het bewustzijn door de hersenen voortgebracht of heeft het een eigen bestaan? Of zijn wij genoodzaakt het functioneren van de hersenen te verklaren uit het bewustzijn als relatief autonome variabele, omdat hersenen zonder bewustzijn niet functioneren, zoals een lichaam zonder ‘ziel’ niet kan leven, wat de ziel ook moge zijn?
Een ander voorbeeld uit de sociologie is het theorema van W I Thomas: “Als mensen situaties als werkelijk definiëren, zijn deze werkelijk in hun consequenties”. Wat is nu werkelijk en wat werkt: de situatie of de definitie, ons idee van de situatie, of beide tegelijk, die voor ons niet te scheiden zijn? Wat werkelijk is komt overeen met onze definitie, onze waarneming en ons idee van de realiteit, onze werkelijkheidsopvatting.
De bekende (middeleeuwse) definitie van waarheid is adequatio rei et intellectus, de overeenstemming van de zaak met het intellect. Maar zijn deze te scheiden? Zijn bewustzijn en waarneming te scheiden van feit en realiteit? Bewustzijn is volgens kwantumfysici een integraal aspect van de realiteit, die wij zonder bewustzijn niet kunnen kennen. Volgens wetenschapsfilosofe Dehue, in haar boek Betere mensen (p 19), betekent feit of fact, fait, letterlijk gemaakt, zowel gegeven als maaksel. We maken en stellen de feiten vast via ons bewustzijn, zoals een deeltje wordt vastgesteld en gelokaliseerd door de waarneming. Voor het wordt waargenomen is het nog niet feitelijk (aangetoond).
Wat is de tegenstelling? Realisme versus nominalisme, idealisme versus materialisme
De tegenstelling tussen Plato en Aristoteles betreft een algemene klassieke kwestie. Dat blijkt ook in het historisch-sociologische werk van Sorokin. Waar gaat het om? Wat is de essentie? Wat is de kern waar het om draait? Dit wordt duidelijker door Plato en Aristoteles te bestuderen. De kernvraag bij Plato, Aristoteles, Sorokin en talloze anderen is: wat is werkelijk? Wat wordt beschouwt als werkelijk? Zijn ideeën werkelijk of is stoffelijke materie werkelijk? Met andere woorden: is de werkelijkheid ideëel of materieel en zintuiglijk waarneembaar en voorstelbaar, of beide tegelijk? Dat hangt volgens Sorokin en anderen af van de werkelijkheidsopvatting. Wat men ziet als uiteindelijke werkelijkheid, bepaalt mede of men vooral materiële of ideële waarden nastreeft en waar men zijn geluk zoekt: op het materiële of op het geestelijke vlak, in techniek of in religie. De definitie van wat werkelijk is, heeft reële consequenties.
Volgens Plato zijn ideeën werkelijk, vandaar de term realisme. Materiële dingen zijn daarvan schaduwen of nabootsingen. Dit beschrijft hij in de mythe van de grot. Volgens Aristoteles zijn ideeën of vormen begrippen in ons denken, denkvormen, vandaar de naam nominalisme, maar zijn de vormen ook werkelijk. Algemene begrippen ordenen de veelvormige zintuigelijke materiële werkelijkheid. Dit impliceert dat realisme samengaat met idealisme: de ideeën en de geest zijn de uiteindelijke werkelijkheid. Nominalisme is consistent met materialisme: de materie is de uiteindelijke werkelijkheid. Maar zonder vormen krijgt de materie geen vorm en realiteit. Materieel en ideeël lijken tegenstrijdige opvattingen. Voorstelbare, zintuiglijk waarneembare materie berust op onvoorstelbare, niet waarneembare ideeën, zoals Buve schrijft..
Het nominalisme berust eigenlijk op een eenzijdige interpretatie van Aristoteles en de vroege Plato.
Bij Aristoteles en in de moderne natuurwetenschap heeft materie gewicht en andere eigenschappen. Deze worden in begrippen of ideeën en informatie weergegeven. Zonder begrippen en informatie kunnen we de materie niet als werkelijkheid waarnemen en is deze vormloos, onvoorstelbaar. Materie werkt volgens form-ules. Dat geldt ook voor zintuiglijke indrukken die wij zonder begrippen, zonder ‘geest’ en bewustzijn niet kunnen waarnemen en verwerken, zoals Comte, Popper en anderen hebben aangetoond (zie artikel in nr 24). Zuiver empirisme en materialisme (b)lijken onhoudbaar.
In de vorm van vormen, oorzaken en ‘doeloorzaken’ haalde Aristoteles Platoonse ideeële begrippen binnen als werkelijkheid, die aan de vormloze materie werkelijkheid verleende. Dit noemde Störig een inconsequentie, die volgens Groot ook bij Plato te vinden is en die volgens Buve doorwerkt in de wetenschap. Aristoteles baseert de materiële, zintuiglijke werkelijkheid, de werkelijkheid van de vormen, op de ideeële werkelijkheid van Plato. Volgens Buve is hij daarin niet expliciet, zoals Plato later wel was.
In de moderne materialistische wetenschap zou iets dergelijks het geval zijn. Veel wetenschappers zien materie en materialisme niet als begrippen en ideeën. Zij zien niet dat materiële dingen en vormen, evenals zintuiglijke impressies, zonder ideeën en zonder bewustzijn geen betekenis en geen realiteit hebben. Dingen en impressies zijn met hersenen zonder bewustzijn niet waar te nemen, voor te stellen en te begrijpen. Sommige kwantumfysici beseften dit, zoals bleek in eerdere artikelen. Zonder ideeën en theorieën is er geen wetenschap.
Complementaire werelden, dimensies en werkelijkheidsopvattingen
Ook Popper kent aan de materiële wereld en de wereld van de geest eigen werkelijkheden toe: wereld 1 en wereld 2. Daarnaast onderscheidt hij wereld 3: creaties van de geest, geobjectiveerde geest. Wereld 3 komt overeen en is mogelijk ontleend aan het onderscheid van Aristoteles in natuurlijke dingen in de materiële wereld, de psyche en gemaakte dingen of artefacten.
Volgens Sorokin kunnen twee werkelijkheidsopvattingen ook tegelijk bestaan en geïntegreerd worden als complementair. De waarheid is tweeledig en heeft een ideeël, boven-zintuigelijk, onvoorstelbaar aspect en een materiëel, voorstelbaar aspect.
Plato en Aristoteles hebben complementaire visies. Een geïntegreerde visie komt bij Aristoteles meer naar voren. Vandaar de inconsequentie in zijn werk, die ook bij Plato voorkomt. De dubbele waarheid is zeker zo kenmerkend voor Aristoteles als voor Plato, omdat hij Plato in zijn filosofie heeft opgenomen.
De werkelijkheid heeft verschillende dimensies of ’zijnsorden’, die zijn verbonden en op een of andere manier een uni-versum vormen. Hoe dit precies in elkaar zit is een andere kwestie, waarbij wederom naar voren komt of het materiële uit het ideële af te leiden is of omgekeerd. In fysische termen: of energie in informatie en bewustzijn uit materie zijn af te leiden of omgekeerd. Wat is primair? Plato was daarover duidelijk. Aristoteles was minder duidelijk, maar volgt Plato op zijn manier. Zij zien het ideële in het materiële. Bij sommige fysici en sociologen is dit ook het geval.
Complementariteit van tegengestelde werkelijkheidsopvattingen kemerkt het werk van Sorokin. De materieel gerichte en ideëel gerichte opvattingen worden in bijbehorende cultuurtypen als werkelijk of onwerkelijk gezien, afhankelijk van de dominante visie. Wat als werkelijk wordt gezien, hangt af van welke kant van de munt boven ligt, welke kant van de weegschaal meer gewicht krijgt, welke opvatting of paradigma dominant is, zoals bleek uit eerdere artikelen. Bij een complementaire of geïntegreerde visie, zoals de tweevoudige waarheid, is er inzicht in beide kanten van de werkelijkheid en hun samenhang.
Ze lijken tegenover elkaar te staan maar vullen elkaar aan
Buve toont hoe bij Aristoteles en bij wetenschappers die bij hem aansluiten, de onvoorstelbare Platoonse rede onontkoombaar is. Deze vormt de ongeziene metafysische grondslag van onze wereld, al wordt dit niet zo onderkend. Aristoteles had de filosofie van Plato meer openlijk dan ‘door de achterdeur’ kunnen binnenhalen. Toch is het een verdienste te noemen dat hij de metafysica van Plato integreert in de zijne, meer dan hij zich bewust was na zolang diens leerling te zijn geweest. Het kan volgens Buve tot misvattingen leiden als de ‘dingen’, in dit geval ideeën en onvoorstelbare werkelijkheden, niet bij hun naam genoemd worden, ook als deze naam onnoembaar en onvoorstelbaar is.
Buve onthult en onderscheidt Plato’s filosofie in de filosofie van Aristoteles. Hij wijst op de onvoorstelbare consequenties van de eenzijdige rationalistische interpretatie van Aristoteles.
Eenzijdige ideële interpretatie van Plato kan ook nadelige consequenties hebben. Sorokin en Weber wijzen bij het ideële cultuurtype op de neiging tot afwenden van het aardse, materiële en wereld-vermijdend ascetisme en mysticisme. Dit is bij Plato niet het geval, maar hij is minder aards gericht dan Aristoteles. Zijn belangrijkste bijdrage tot de de natuurwetenschap is zijn leerling Aristoteles, die de ideeën van Plato vorm gegeven heeft in de stof. Bij Plato blijven de ideeën meer abstract en als het ware ‘zweven’ in de ideeënwereld. Bij sommigen komt deze wereld fantastisch over. Door schouwen zouden de ideeën ‘gezien’ kunnen worden met het ‘innerlijk oog’ van de intuïtie. Hoe dit schouwen in zijn werk gaat is, wordt niet duidelijk. Plato gebruikt het (innerlijk) oog als metafoor, zie Groot (p 214-15).
Tot zover de relatie tussen Plato en Aristoteles, die tegelijk complementair en antagonistisch is, zoals bij een weegschaal. Buve legt meer nadruk op het contradictoire karakter. De dubbele waarheid is als een weegschaal, die zonder tegengewicht van de andere helft doorslaat. Sorokin gebruikt het vergelijkbare beeld van een slinger bij zijn ‘principle of limits and self-regulation’. Als een visie ver doorslaat naar één kant, bijv. de materiële, zintuiglijke buitenkant, komt een keerpunt en gaat het weer de andere kant op.
De relatie tussen Plato en Aristoteles en de tweeledige waarheid
Wat levert deze bestudering van Plato en Aristoteles op voor het begrip van de tweevoudige waarheid? Ondanks de voorkeur van Buve voor Plato, die geldt voor meer mensen, zoals uit mijn eerdere artikelen blijkt, is Aristoteles een evenwaardige partner van Plato bij de tweevoudige waarheid. We kunnen een voorkeur hebben voor golven boven deeltjes, die meer materieel en Aristotelisch lijken dan de meer ideële Platoonse golven. Deeltjes zijn echter tegelijk golven: golfdeeltjes. Een weegschaal heeft twee schalen, een munt twee kanten. We kunnen een voorkeur hebben voor de kop van een munt, maar de andere kant is erbij inbegrepen. Geldt zo ook niet voor de dubbele waarheid dat beide aspecten niet los staan, zoals de twee schalen van een weegschaal? In cultuur en wetenschap ligt dit echter meer gecompliceerd dan bij een weegschaal.
Buve, en hij niet alleen, laat zien dat het instrumentele rationalisme doorslaat, met alle consequenties van dien, die hij scherp en kritisch uit de doeken doet. Meer Plato is daarom wenselijk en noodzakelijk. Ook meer inzicht in Plato in de filosofie van Aristoteles, die zonder Plato niet adequaat begrepen kan worden, zoals een deeltje niet begrepen kan worden zonder het golfkarakter ervan in te zien.
Aristoteles vormt ook historisch gezien een brug tussen Plato en de wetenschap, die bij Plato geen grote rol speelt. Zonder Aristoteles zou Plato voor veel wetenschappers misschien een brug te ver zijn. De wetenschap en filosofie van Aristoteles zal voor veel wetenschappers meer toegankelijk en aards zijn dan de verheven ideeënleer van Plato. Bij Aristoteles krijgt de ideeënleer letterlijk ‘vormen’ in de materie in een filosofie die wetenschap omvat. De integratie van Plato in zijn filosofie maakt deze meer wetenschappelijk en omvattend maar ook ‘contradictoir’ in termen van Buve. Deze contradictie zou kenmerkend zijn voor de tweeledige waarheid, die in de filosofie van Aristoteles is te traceren, zoals Buve expliciet laat zien.
Plato en Aristoteles vormen een uniek paar filosofen. Hun invloed en relatie loopt als een rode draad door onze cultuurgeschiedenis. Buve toont dat het hoog tijd is dat wij onze eenzijdige cultuur en samenleving weer heroriënteren op grote geesten als zij.
De kloof tussen leraar en leerlingen en het verloren gaan van de oorspronkelijke kennis
Een leraar wordt begrepen vanuit het niveau van bewustzijn van zijn leerlingen. Zijn directe leerlingen begrijpen hem vaak nog, afhankelijk van hun niveau van bewustzijn. Maar later gaat de oorspronkelijke kennis verloren. Dit geldt vooral voor de ongeschreven kennis en het directe ‘schouwen’ van het niet waarneembare, onvoorstelbare transcendente aspect van de werkelijkheid. In de loop van de geschiedenis zijn er veel verlichte leraren geweest, in India ook filosoof-koningen, die later niet begrepen zijn en verkeerd werden geïnterpreteerd, aldus Maharishi Mahesh Yogi in zijn voorwoord tot de Bhagavad Gita (p 12-14 en vers IV-2: “De koninklijk wijzen hadden dit inzicht”).
“Het onfortuinlijke lot van iedere leermeester is dat hij spreekt van zijn niveau van bewustzijn. Zijn volgelingen kunnen zijn boodschap slechts ontvangen op hun niveau; en de kloof tussen de leer en het begrip wordt groter mettertijd… Als de bewoners van een huis de fundering vergeten, komt dat omdat de fundering ondergronds ligt. Het wekt geen verbazing dat men het Zijn uit het zicht verloor, omdat het in het transcendente veld van het leven ligt. De toestand van de Werkelijkheid, zoals beschreven door de verlichten, kan geen weg zijn voor de zoeker, net zomin als de beschrijving van de bestemming de weg erheen kan vervangen… Dit is het tragisch lot van kennis in de handen van onwetendheid… omdat de leer van het ene niveau van bewustzijn komt en wordt ontvangen op een heel ander niveau.”
Zo heeft de huidige rationeel-empirische wetenschap de filosofie van het geïntegreerde leven en het transcendente Zijn van Plato en Aristoteles niet begrepen en gemeden. Maar ook is er een herleving van het inzicht van verlichte leraren, omdat mensen naar waarheid streven en wijzen inzicht kunnen geven.
Samenvatting en enkele conclusies- puntsgewijs overzicht van het artikel
Plato Tekening van buste in Het Louvre
Scheiding en verbinding 2014 12 12 Reactie op artikel van Sebastian Müngersdorff,
Plato en Max Weber ‘Max Weber: Tussen demonen en godenstrijd’,
Streven, Cultureel maatschappelijk maandblad Dec 2014
Plato zag een eenheid
achter de verscheidenheid
Een hoogste ideële waarde* *Het Hoogste Goede
voorbij het leven hier op aarde
Hij zag een diepere dimensie
schouwde in de transcendentie* *Zie o.m. de Mythe van de grot
Boven en voorbij de zinnen
zag hij een licht van binnen* *Zie zijn zevende brief
Plato wordt niet meer begrepen* *Volgens J. Buve, Liber Universitatis
De wetenschap is te benepen
Analyserend verifiëren van de schijn
vervangt het weten van het zijn
*****
Max Weber leefde in gespletenheid
Visie van de eenheid was hij kwijt
In tegenstrijdige botsende waarden* *Zie Weber, Wissenschaft als Beruf, slot
zag hij een soort titanenstrijd op aarde
Grote goden strijden met elkaar
Geen leer is absoluut meer waar
Er zijn hier bij ons op aarde
geen absolute waarden
Wetenschap kan aan het leven
geen zin en betekenis geven
Het domein van wetenschap
is voor dat doel te krap* *P Ransijn, Ons Incomplete weten, Civis Mundi, nr 24
*****
Al is er dan geen waardenanarchie
er is toch een behoeften-hiërarchie *Zie Abraham Maslow
van waarden dichter bij de aarde
naar hogere geestelijke waarden
Door geestelijke transformatie
sublimatie richting zelfrealisatie
transformeren mensen egoïsme
van zelfzuchtigheid naar altruïsme* *Comte, Freud, Sorokin, The Ways and Power of Love:
Types, Factors, Techniques of Moral Transformation. e.a.
Naast een materiële binding
ook een diepere verbinding
die het egoïsme overstijgt
en zich naar de ander neigt
In verbindend inzicht
daagt een god gelijkend licht* *Jacob Böhme: de zielenvonk is een god gelijkend licht
dat ieder mens verlicht* *Johannes, Proloog 1,9
en op het Goede* is gericht *Plato: de hoogste idee, bron van waarden en kwaliteiten
*****
Van religie naar de wetenschap
was voor Weber een te grote stap
een niet te overbruggen kloof
scheidde wetenschap en geloof
Het schouwende verenigende weten* *Plato, o.m. Symposium, als Diotima daarover spreekt
leek bij hem goeddeels vergeten
Maar in het duidende verstaan
dient zich een soort schouwen aan* *Zie zijn artikel over Objectiviteit
geciteerd in Civis Mundi, nr 28, dec. 2014, zie onder
Een diepere vorm van inzicht
op zin en samenhang gericht* *Sinnzusammehänge, zie bijv. zijn Sociology of Religion
Verbindend en synthetisch weten
is nog niet geheel vergeten
*****
Een verenigende visie
is gebaseerd op intuïtie* *Zie C G Jung, Psychologische Typen, hoofdstuk 10
Het analytisch intellect
gaat bij vereniging verstek
In een liefdevol inzicht
daagt een verbindend licht
dat ieder mens verlicht* *Johannes Proloog 1:9
zoals de zon het verlicht *Zie boven Plato
De gescheidenheid verdwijnt
wanneer de zon van binnen schijnt
De verdeelde wereld van het verstand
wordt dan weer heel en transparant
**”Het door deze hoogste waarde-ideeën verspreide licht valt dus op een voortdurend wisselende chaotische stroom die voort golft door de tijd.” Weber, De objectiviteit van sociaal-wetenschappelijke en sociaal-politieke kennis, slot, geciteerd in Civis Mundi, nr 28, december 2014.
Brug naar een nieuwe tijd
Wijsheid gedijt in vrijheid. vrijheid gedijt in wijsheid
Op de drempel van een nieuwe tijd 2014 11 06
Er wordt een nieuwe tijd geboren
Engelenkoren laten zich weer horen
Van oude heilige verhalen
zullen wij de zin weer achterhalen
Wij zullen weer gaan vatten
wat zij ons te zeggen hadden
Oude beelden komen weer tot leven
Alsof de geest ons is gegeven
Symbolen zullen ons bezielen
Enkelen zullen weer gaan knielen
Anderen zien het zwijgend aan
en laten anderen hun gang gaan
Er zal meer vrijheid zijn
in een tolerant bewustzijn
Mensen mogen anders kijken
en dan zo elkaar verrijken
In een ruim bewustzijn
kunnen vele wegen zijn
Vele wegen gaan naar Rome
Zullen bij het doel uitkomen
Steden zullen uit het puin herrijzen
en de weg naar oude wijsheid wijzen
Het oude inzicht zal zich weer onthullen
Velen zullen oude wensen gaan vervullen
Een innerlijk verbonden mensheid
schouwt het licht der eeuwigheid* *Naar Spinoza
in een wereld vrij van haat en nijd
op de drempel van een nieuwe tijd
Na programma Radio Merlijn met Hans Stolp over zijn boek Esoterisch Christendom
www.nieuwetijdskind.com/deze-nieuwe-tijd-na-21-12-12
Het oude weten daagt 2014 12 14
Na uitzending Radio Merlijn over Atlantis
Soms
klinkt het oude weten door* *Bijv. bij Plato en in vele oude mythen
glimpen van een hoger weten zoals het verhaal van Atlantis
van het hoogste goed
Dit weten was van vóór
de wereldwijde zondvloed
Oude werelden verdwenen
en hun weten is vergeten
Oude wijsheid is in beelden
mythen en verhalen weergegeven
Als wij lezen wat is opgeschreven
komen die verhalen weer tot leven
Het is een weten van de ziel
dat ons sedertdien ontviel
De zon die eeuwen heeft geschenen* *De zon van het hoogste Goede, zie Plato
is bij velen uit het zicht verdwenen
Veel mensen zijn hun ziel vergeten
Het weten in de ziel uit zich in beelden
die de ziel weer kunnen helen
Het is niet een verstandelijk weten
Het oude weten was nog non-verbaal
niet in woorden maar in beeldentaal
Deze taal is grotendeels verdwenen
toen de zon niet heeft geschenen* *De zon van het verlichte bewustzijn, het hoogste goed
In de verte gloort een nieuwe dageraad
die in de nabije toekomst komen gaat
De wereld zal weer zijn vervuld met licht
Het leven wordt weer op de zon gericht
Bomen groeien weer tot aan de hemel
zoals in het paradijs in oude beelden
De aarde zal weer zijn verbonden
met de hemel waar wij ooit ontstonden
Mensen leven dan weer in het licht
God en goden komen weer in zicht
Zoals in het oude wereldbeeld
binnenin verbonden met het geheel
Scheppingsmythe: de dageraad als een gouden ei dat open gaat