Civis Mundi Digitaal #29
Van westers-liberale zijde kijkt men heel anders aan tegen de Arabische Lente dan in Israël. We hebben hier te maken met een botsing tussen westers-liberale aspiraties en prioriteiten tegenover overwegingen van de zogenaamde staatsraison in Israël. De volksopstanden in de Arabische wereld in 2011 wekten nieuwe hoop op verbreiding van westerse democratie in die streken. Vandaar dat zij als Arabische Lente benoemd en geïnterpreteerd zijn. Achteraf blijkt dat die interpretatie heel voorbarig is geweest. Vanwaar dat Israëlische primaat van de staatsraison? Israël is als westers georiënteerde democratie toch ook voor de export van westers-liberale waarden zoals rechtsstaat, democratie en mensenrechten naar de Arabische wereld? Dat lijkt er echter niet op. De staat Israël vecht in een vijandige politieke omgeving voor zijn politieke overleving en valt met het oog daarop in feite terug op de oude leer van de staatsraison. Dat is een leer die stamt uit de eerste ontwikkelingsfase van het Europese staatsvormingsproces en voortleeft in de theorie van het politieke realisme. Het staatsbelang, dus al datgene dat noodzakelijk geacht wordt voor behoud en consolidatie van de staat als ordescheppend machtsinstrument, geldt daarin als opperste maatstaf van staatshandelen. Als de interne en externe veiligheid van de staat in het geding komt, zien we vaak een neiging terug te vallen op die oude leer van de staatsraison, met staatsveiligheid zoals gezegd als opperste norm. Het Assad-regime in Syrië is daarvan ook een nietsontziend voorbeeld.
In de praktijk gaan inlichtingen- en veiligheidsdiensten in grote staten van die leer in feite eveneens nog steeds uit. De onthullingen die bijvoorbeeld tijdens de Koude Oorlog en daarna de oorlog tegen het internationale terrorisme gedaan zijn over allerlei geheime activiteiten van de CIA in Amerika die haaks staan op westers-liberale principes en regels, vinden daarin hun verklaring evenals het wereldwijd verzamelen en analyseren van telefoon- en internetgegevens door de NSA. Amerika kan zich hierdoor, aldus de bekende mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW)[1], niet langer opwerpen als prominente voorvechter van mensenrechten. Het verliest daardoor zijn morele gezag om andere landen die fundamentele mensenrechten schenden tot de orde te roepen. Die reageren daarop door Amerika op eigen feilen aan te spreken met verwijzing bijvoorbeeld naar de mishandeling van gevangenen in Irak (m.n. in Abu Ghraib), Afghanistan en op Guantánamo Bay en andere dubieuze praktijken zoals illegaal afluisteren, CIA gevangenissen in Oost-Europa, het gebruik van een databank die het internationale financiële verkeer registreert, e.d. Zelfs het folterverbod dat als absoluut mensenrecht geldt, staat in de strijd tegen terrorisme onder druk[2].
In het licht hiervan heeft Amerika zich volstrekt ongeloofwaardig gemaakt als bewaker van mensenrechten in de wereld, zo luidde al in 2008 het vernietigende oordeel van Amnesty International[3] over het Amerikaanse optreden in de strijd tegen terrorisme. Wel heeft het Amerikaans Hooggerechtshof president Bush in diens ambtsperiode op dit punt tot driemaal toe tot de orde geroepen: in 2004, 2006 en 2008. De eerste twee keren heeft de president de staande praktijk weten te handhaven door aanpassing van de wetgeving. Maar spoedig daarna richtte de uitspraak van dat hof zich tegen schending van het cruciale beginsel, dat detentie altijd getoetst moet worden door de rechter (habeas corpus). En met dit beginsel kan niet gemarchandeerd worden, tenzij er sprake is van een echte noodtoestand. De Amerikaanse Senaatscommissie voor Defensie concludeerde in haar rapport van 13 december 2008 over misstanden in juistgenoemde gevangenissen, dat kopstokken van de regering-Bush als Donald Rumsfelt en Dick Cheney direct verantwoordelijk zijn voor illegale ondervragingsmethoden en vernederingen in die gevangenissen. In aansluiting hierop is de vraag aan de orde gesteld of er een rechtspolitieke basis is voor een strafrechtelijke vervolging van leden van de regering-Bush.[4]
In een nieuw recent rapport van de Senaatscommissie zijn die excessen opnieuw openlijk bevestigd. Mensenrechtenorganisaties hebben Amerikaanse autoriteiten onmiddellijk opgeroepen de bij martelpraktijken betrokken CIA-functionarissen onmiddellijk te vervolgen. Maar Dick Cheney, de voormalige vicepresident van president G.W. Bush, heeft daartegenover meteen zonder aarzelen verklaard, dat hij nog steeds achter die praktijken staat. Een juridisch niemandsland zonder rechtswaarborgen bedreigt daarmee ook het Amerikaanse rechtsstelsel, zo reageerde daarop onmiddellijk de Volkskrant. Maar op internationaal niveau is in die leemte al voorzien. In het kader van de VN Raad voor de Mensenrechten is inmiddels een raamwerk opgesteld in zake algemene en specifieke beginselen die een zorgvuldige afweging mogelijk moeten maken tussen bestrijding van terrorisme en de bescherming van fundamentele mensenrechten zowel van verdachten van terroristische misdrijven als die van hun slachtoffers. Het gaat daarbij om een tegelijk humane als effectieve bestrijding van terrorisme binnen de grenzen van het volkenrecht. Die bestrijding speelt zich namelijk niet af in een rechtsvacuüm. Voor de geloofwaardigheid van terrorisme bestrijding dienen staten zich te hoeden voor het hanteren van (staats)terroristische methoden daarbij.[5]
Op grond van de internationale veiligheid als primaat van de staatsraison heeft Amerika jarenlang ook de autoritaire regimes in het Midden-Oosten gesteund. Daarin is pas een kentering gekomen, toen er behoefte bleek te zijn aan een nieuwe legitimatie van de Irak-oorlog. Toen de aanvankelijke legitimatie van de Irak-oorlog – de aanwezigheid van wereldbedreigende massavernietigingswapens in handen van het Irak van Saddam Hoessein – vals bleek te zijn, is met terugwerkende kracht het brengen van vrijheid en democratie in Irak en het verwachte domino-effect daarvan naar andere niet-democratische staten in het Midden-Oosten als nieuwe legitimatie aangevoerd. Die democratische dominotheorie is zoals bekend evenwel op een mislukking uitgelopen. Want de bedoeling van die theorie was natuurlijk niet om daarmee de weg te banen voor een overwinning van moslimfundamentalisten in vrije verkiezingen zoals met Hamas in de Gaza-streek in feite is gebeurd. De volksopstanden in de Arabische landen hebben Amerika echter opnieuw ertoe gebracht aan westers-liberale aspiraties prioriteit te geven. Israël is daarentegen onverkort blijven vasthouden aan de eigen staatsveiligheid als opperste norm en prioriteit.
Of Israël zo nodig overgaat tot een pre-emptive strike op Iran om Iraanse nucleaire installaties uit te schakelen zonder dat het de steun krijgt van de Veiligheidsraad van de VN, wordt in Israël in feite uiteindelijk ook beslist met die staatsraison als laatste maatstaf. Het ziet momenteel met grondig wantrouwen naar de pogingen van de VS en de EU om de nucleaire aspiraties van Iran te beteugelen. Het gelooft daar helemaal niet in.
Ook in het Israëlisch-Palestijnse conflict laat Israël zich uiteindelijk leiden door die leer van de staatsraison en niet door westers-liberale waarden en prioriteiten.[6] In lijn hiermee heeft de Israëlische premier Netanyahu besloten tot een voorstel van wet, waarin wordt vastgelegd dat Israël de natiestaat is voor het joodse volk. Dat heeft tot felle discussies geleid, ook in zijn kabinet. Om dat verzet te breken, heeft hij besloten tot vervroegde verkiezingen die in maart plaatsvinden. Door die wet wordt de Arabische minderheid (ca. 20% van de bevolking) juridisch officieel gedegradeerd tot tweederangsburgers, wat natuurlijk een nieuwe schending is van elementaire burgerrechten. Zelfs oud-president Shimon Peres heeft daartegen stelling genomen, want tevens in strijd met de onafhankelijkheidsverklaring van Israël in 1948, die de grondslag vormt van de staat Israël. Dit eindeloos slepende conflict is zelf het tragische resultaat van westers-liberale waarden die moeilijk te verzoenen lijken: enerzijds het door de VN erkende Palestijnse zelfbeschikkingsrecht, dat regelrecht botst op dat van het Joodse volk dat in 1948 als politiek effect van de Holocaust gerealiseerd is en waarvan de beveiliging voor Israël de hoogste prioriteit heeft.
Dat verklaart de communicatiekloof tussen westers-liberale democratieën en de staat Israël. Dat heeft de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry er eind april 2014 toe genoopt na negen maanden zijn vergeefse pogingen om het vredesproces nieuw leven in te blazen te staken. Ondanks het feit dat Nederlandse regeringen zich zelf verre houden van zo’n beroep op de staatsraison als regelrecht in strijd met de internationale rechtsorde als grondwettelijke opdracht aan het buitenlandse beleid van de Nederlandse regering, leggen zij zich in feite neer bij de toepassing ervan in Israël. Een toepassing, die, getoetst aan westers-liberale principes, als staatsterrorisme kan worden aangemerkt, maar in dit geval met de mantel van de politieke liefde bedekt wordt.
[1] Zie VS slecht voor rechten van de mens, NRC Handelsblad, 14 januari 2005 met een korte weergave van het jaarrapport van HRW over de mensenrechtensituatie in meer dan 60 landen in 2004
[2] Zie I. Boerevijn, Foltering is het probleem, niet de oplossing, N.J.C.M. Bulletin, 3, 2005
[3] Zie NRC-Handelsblad, 28 mei 2008
[4] Zie G.J. Knoops, Bush vervolgen? Perhaps we can, NRC-Handelsblad, 20-21 december
[5] Zie nader P. de Waart, Uitdaging 9/11: humane bestrijding van terrorisme in: S.W. Couwenberg (red), Van Koude Oorlog naar oorlog tegen terrorisme, Civis Mundi Jaarboek 2007, p 104 e.v.
[6] Een bevestiging hiervan was de tv-documentaire The Gatekeepers, waarin zes voormalige hoofden van de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst Shin Bet openhartig hun visie geven op het veiligheidsbeleid in hun tijd (1980 – 2011) en dat in onze tijd.