De medische industrie en het collectieve streven naar zelfverbetering
Deel 1: Problematiek

Civis Mundi Digitaal #29

door Piet Ransijn

Bespreking van: Trudy Dehue, Betere Mensen. Gezondheid als keuze en koopwaar. Uitgeverij Atlas Contact, 2014.

 

Inhoud

Inleiding: Dehue als wetenschapsonderzoeker

Korte samenvatting

Hoofdthema’s: wetenschappelijk onderzoek naar stoornissen en de farmaceutische industrie

Maatschappelijke context:

Het collectieve streven naar presteren en zelfverbetering en de medicinalisering van het leven

Intolerantie van afwijkingen en de collectieve dwang om normaal te zijn

Cultuurhistorische context van het streven naar zelfverbetering

Het ‘medische model’: organisch bepaalde stoornissen

Samenvattend overzicht van het boek:

Hoofdstuk 1:   Concepten worden stoornissen

De omgekeerde volgorde: stoornissen definiëren die bij medicijnen passen

Hoofdstuk 2:   Over belangenverstrengeling van medische wetenschap, overheid en industrie

Hoofdstuk 3:   Over de neurobiologische revolutie: ongekende perspectieven van de neurowetenschap

De neuro-technologische revolutie: wat staat ons te wachten?

Hoofdstuk 4:   Over ADHD als modelvoorbeeld en casestudy

                        De vertekenende rol van de wetenschap bij het onderzoek naarziekten en stoornissen

De onderzoeker als zakenpartner, hulpverlener, adviseur, reclamemaker, voorlichter

De macht van de medische industrie en het ongeschonden geloof in de wetenschap

Hoofdstuk 5:   ‘Wat we van de reclame kunnen leren’

Medische productie door marktwerking in de zorg

Hoofdstuk 6:   Over de gezondheids- en leefstijlpolitiek en het streven naar zelfverbetering

                        Individuele verantwoordelijkheid als idee in het collectieve bewustzijn

De DSM als handleiding voor sociaal wenselijk gedrag

Individuele verantwoordelijkheid en toenemend medicijngebruik

Prestatiedruk en de eis van zelfredzaamheid geeft problemen in plaats van zelfstandigheid

Hoofdstuk 7    ‘Variatie in mensen en in wetenschap’

Multidisciplinaire niet-commerciële onafhankelijke wetenschap

Conclusie        De belangrijkste problemen samengevat

Aanvullende bijlagen:

Bijlage 1          Het belang van diverse paradigma’s en het gevaar van een eenzijdige benadering

Bijlage 2          Belangenverstrengeling botst met de wetenschappelijkheid van de medische wetenschap

Gedichten      Kiezen voor integriteit

Commerciële wetenschap

Het fundament van wetenschap

 

Inleiding: Dehue als wetenschapsonderzoeker

Trudy Dehue doet in Betere Mensen: Gezondheid als keuze en koopwaar een boekje open over de belangenverstrengeling van medische zorg, overheid en farmaceutische industrie, die in dit artikel tezamen de medische industrie worden genoemd. Deze industrie haakt met doelgerichte reclame en marketing in op het collectieve streven naar beter presteren en zelfverbetering in onze prestatiemaatschappij.

Het boek bevat veel belangwekkende informatie die het lezen meer dan waard is. Deze inleiding geeft de strekking en de context kort weer. De lezer kan zich daartoe desgewenst beperken. Per hoofdstuk wordt de inhoud samengevat. De bijlagen bevatten aanvullend commentaar, dat niet minder belangrijk is.

 

De titel Betere mensen. Gezondheid als keuze en koopwaar zegt dat wij gezondheid kunnen kiezen en kopen. Het wordt te koop aangeboden in allerlei reguliere en alternatieve varianten. In hoeverre belangen van de volksgezondheid en/of de farmaceutische worden gediend door de medische zorg, is niet altijd transparant. Hoe dit zit, wordt door Dehue gedetailleerd gedocumenteerd. Veel voorbeelden maken het boek tegelijk concreet en complex. Het lijkt soms op een wetenschappelijke thriller en ook een doktersroman over intieme betrekkingen van medici met de farmaceutische industrie, een intrigerende verbintenis.

 

Hoofdthema’s zijn de verbintenis van wetenschap, farmaceutische industrie, overheid, reclame en gezondheidspolitiek, die grote invloed hebben op de bevolking.  Hierop wordt specifiek ingegaan bij ADHD en andere stoornissen.

Als een wetenschapsrechercheur ontrafelt Dehue anonieme netwerken die soms verbijsterend zijn. Het geeft te denken dat wij ze samen creëren en in stand houden door onze overmatige collectieve behoefte aan (medicinale) zelfverbetering. Daardoor zijn wij vatbaar voor reclame voor uiteenlopende middelen. Het boek biedt veel informatie maar weinig theorie en is geschikt om een breder publiek te informeren over belangenverstrengeling in de medische wereld.

 

Overeenkomst met De markt van welzijn en geluk, het bekende boek van Hans Achterhuisuit1979 zijn opvallend, ondanks de verschillen in politieke kleur, tijd en ‘tijdgeest’ en het accent op welzijn versus medicatie. Achterhuis knoopt aan bij studies over welzijnswerk, Marx en de Mexicaanse christensocialist Ivan Illich, vooral diens boek Grenzen aan de geneeskunde. Dehue geeft daarentegen kritisch blijk van een liberale politieke voorkeur, maar heeft ook kritiek op de (neo)liberalistische politiek die belangenverstrengeling bevordert.Zie bijlage 3 hierover.

Er zijn meer boeken over de belangenverstrengeling in de medische industrie en bedenkelijke medicatie, zoals Bijwerkingen door John Virapen, voormalig topman van een farmaceutisch bedrijf, Lynne McTaggert.Wat artsen je niet vertellen enH C Moolenburgh, U kunt veel meer dan u denkt.

 

Relevantie van het werk van Dehue

Dehue werkt als wetenschapsonderzoeker en hoogleraar bij de vakgroep psychologie te Groningen. Haar specialiteit ligt op het gebied van psychische stoornissen. In 2008 publiceerde zij De depressie-epidemie. Over de plicht het lot in eigen hand te nemen. Zij schreef ook in medische publicaties en in de NRC. Ze integreert wetenschapsfilosofie met psychologie en sociologie, een voorbeeld van vakoverstijgende wetenschap.

Ondanks de brede relevantie beoordeelde een onderzoekscommissie haar werk “als wetenschappelijk gezien van generlei waarde… te weinig verwijzingen naar geproduceerde artikelen” (p 37).

Dehue pleit voor veelzijdig multidisciplinair onderzoek. “De noodzaak daarvan geldt bij uitstek bij… maatschappelijke vraagstukken”, tegen de heersende trend in van specialisatie, reductionisme en materialisme. De psyché, de ziel, lijkt verdwenen.

“Het biomedische model kreeg de overmacht, waarmee het publiceren van zoveel mogelijk artikelen over ontdekte feiten de vigerende eis werd… en het testen van hypothesen over correlaties tussen geïsoleerde variabelen… In de psychologie is het artikel over een geconstateerd verband tussen variabelen de belangrijkste norm voor een wetenschappelijk product… met gestandaardiseerde onderzoeksmethoden… volgens een vast format” (p 35-37).

 

Korte samenvatting

Betere mensen. Gezondheid als keuze en koopwaar zegt dat wie beter willen zijn en meer willen presteren, kiezen voor gezondheid die te koop wordt aangeboden. Gezondheid devalueert tot handelsartikel waarmee de medische industrie - dat is het verstrengelde complex van farmaceutische industrie, medische wetenschap en gezondheidszorg - winst maakt die vaak belangrijker is dan de volksgezondheid. Dit thema wordt behandeld in zeven hoofdstukken die uitgebreid worden toegelicht.

 

In hoofdstuk 1en 2 Inleiding en wetenschap als onderneming legt Dehue onder meer uit hoe medische wetenschappers stoornissen conceptualiseren en vorm geven onder invloed van industriële belangen. Vaak worden farmaceutische stoffen gemaakt en vervolgens gezocht voor welke ziekten deze stoffen bruikbaar kunnen zijn, met als gevolg dat met de productie van het medicijn de stoornis toeneemt.

 

In hoofdstuk 3 Wij worden ons connectonoom overde hersenen als geheel van connecties) gaat zij in op verbijsterende mogelijkheden van de neurowetenschap en technologie om robots, dieren en mensen aan elkaar te koppelen en zo stoornissen en menselijke beperkingen het hoofd te bieden of juist nieuwe complicaties en afhankelijkheden te creëren.

 

Hoofdstuk 4 De wetenschap van ADHD specificeert in een case study van ADHD hoe genoemde verstrengeling in zijn werk gaat en hoe medische wetenschappers industriële belangen dienen, terwijl zij menen de wetenschap en de volksgezondheid te dienen.

 

In hoofdstuk 5 Wat we van de reclame kunnen leren doet Dehue uit de doeken hoe de medische industrie medicijnen aan de man brengt door van de medische consument. Winstgevend markten voor medicijnen worden uitgebreid door stoornissen ruim te definiëren, geringe afwijkingen als stoornis te laten aanmerken en reeds te laten behadelen voor deze zich manifesteren.

 

Hoofdstuk 6 De paradox van de leefstijlpolitiek gaat over hoe marketing en reclame passen bij de neo-liberalistische leefstijl(politiek) in de huidige meritocratische prestatiemaatschappij, waarbij mensen zelf verantwoordelijk worden geacht voor hun gezondheid, welbevinden, succes en falen. Zij worden aangemoedigd zo goed mogelijk te presteren en r zo nodig medicatie te gebruiken, zoals kalmerende en stimulerende middelen.  Deze leefstijl(politiek) gaat hand in hand met toenemend gebruik van medicijnen, terwijl de overheid deze juist zou willen beperken. Dehue noemt dit ‘dweilen met de kraan open’.

 

In het slothoofdstuk Variatie in mensen en in  wetenschap pleit Dehue enerzijds voor meer vrijheid en tolerantie voor verschillen en afwijkingen, dus om verschillen niet te gauw als afwijking te zien. Anderzijds pleit zij voor wetenschapsbeoefening die niet afhankelijk is van de industrie, interdisciplinair van opzet is met ruimte voor verschillende visies.

Het is de vraag of dit ver genoeg gaat om de gesignaleerde problemen het hoofd te bieden.

Daarom wordt onder meer ingegaan op het boek De markt van welzijn en geluk van Hans Achterhuis uit 1979, dat opmerkelijk overeenstemt met het boek van Dehue en een welkome maatschappijkritische aanvulling en vergelijking biedt.

Een meer substantiële oplossing van de problematiek valt buiten het bestek van dit artikel, dat hiertoe slechts een aanzet kan geven door een samenvattende analyse. In deel 2 in volgend nummer worden mogelijke oplossingen en alternatieven besproken, onder meer van Achterhuis en Illich.

 

Hoofdthema’s: wetenschappelijk onderzoek naar stoornissen en de farmaceutische industrie

Het onthullende en onderbouwde boek heeft de volgende hoofdthema’s:

1. Menselijk falen en verdriet zijn ingekaderd als stoornissen en zijn verstrengeld “met het wetenschappelijk onderzoek ernaar…  als strengen in een touw” (p 13).

2. Dit gebeurt onder invloed van de farmaceutische industrie, die de medische zorg sterk beïnvloedt.

3. Door reclame en marketing haakt de medische industrie in op het collectieve streven naar presteren en zelfverbetering en reikt middelen en medicijnen aan om beter te worden en beter te presteren.

Achterhuis (p 84,89) gebruikt de term ‘welzijnsmarketing’, die meer omvat dan gezondheidsmarketing.

“Elke behoefte die via marketing wordt opgespoord of aangeboord, wordt direct vertaald in een product.”

 

Ad 1: het definiëren van stoornissen

“Wetenschapsonderzoekers concludeerden keer op keer dat onderzoek de realiteit [van de

stoornissen] eerder creëert dan dat ze haar blootlegt” (p 16). “Almaar meer emoties en gedragingen zijn als stoornissen gaan gelden, zodat de betekenis van woorden zoals autisme, ADHD en depressie steeds breder lijkt te zijn geworden,” aldus Dehue.

 

Ziekte als open begrip

Achterhuis (p 172) beschrijft ziekte als ‘open’ begrip. “De psychiatrische begrippen zijn ‘open begrippen’, je kunt erin stoppen wat je wilt… Niet alleen de psychiater maar ook de arts oordeelt niet objectief wetenschappelijk, maar treedt op als vertegenwoordiger van een sociaal, ethisch en politiek milieu met een daarbij behorende ideologie”.

Hij verwijst naar experimenten waarbij bleek hoe moeilijk het is om met een goede diagnose ‘echte’ patiënten van simulerende ‘onechte’ te onderscheiden.

“Prof Rosenham van Stanford University, die deze experimenten leidde, trekt deze conclusie: ‘in psychiatrische inrichtingen is het niet mogelijk gezonden van zieken te onderscheiden. Hoe velen in dergelijke inrichtingen zijn niet gezond, zonder dat dit wordt opgemerkt?’”

Het begrip ‘psychische stoornis’ is dus betrekkelijk en subjectief. “Het gaat om het punt dat de menselijke werkelijkheid (althans gedeeltelijk) door onze definities en activiteiten geschapen wordt.” (p 177)

 

Ad 2: de invloed van de farmaceutische industrie

Het definiëren van stoornissen gebeurt volgens Dehue (p 14) onder invloed van “wetenschap [die] sterker dan ooit economisch gedreven is, waarbij de banden… met het bedrijfsleven ook steviger zijn aangehaald.” Dat geldt met name voor de banden met de farmaceutische industrie. De consumptie van medicijnen is daardoor enorm toegenomen. Ook “van de vele stemmings- of prestatie verbeterende medicijnen, waarover de fabrikanten zeggen dat het zelden duidelijk is waardoor ze werken (als ze al werken)” (p 16). Dat laatste geldt niet voor alle medicijnen.

“Door de groeiende commercialisering worden deze wetenschappen ook steeds meer technologisch: ze ontwerpen verkoopbare producten... die bedoeld of onbedoeld gaan dienen voor algemene mensverbetering… In de wetenschap heerst nu de moraal van productie, concurrentie en individueel prestige, die invloed heeft op zowel de onderzoekagenda als de onderzoeksresultaten” (p 14, 15).

 

Maatschappelijke context:

Het collectieve streven naar presteren en zelfverbetering en de medicinalisering van het leven

Behalve de medische wetenschap en zorgverlening, de industrie en de overheid is er een algemeen maatschappelijk aspect: het collectieve streven naar zelfverbetering, beter presteren enz. De industrie stemt zich met behulp van de wetenschap door marketing en reclame af op de ‘gezondheids- en leefstijlpolitiek’. Deze wordt gedragen door het collectieve neoliberale streven naar zelfverbetering, beter presteren, eigen verantwoordelijkheid, het lot in eigen hand nemen, normaal en ideaal willen zijn, manager willen zijn van je eigen bestaan, enz. Dit past in onze individualiserende meritocratische prestatie-maatschappij, waarin mensen worden gemeten en gedreven door prestaties en verdiensten. Dehue licht deze maatschappelijke kanten toe in hoofdstuk 5 en 6.

 

Medicinalisering: de toenemende invloed van medische overwegingen

Dit streven naar zelfverbetering van de wieg tot het graf met behulp van de medische zorg gaat samen met toenemende medicinalisering. Dit betekent dat “mensen meer rekening houden met medische gedragsstandaarden en problemen vaker definiëren als medische kwesties [of stoornissen] die vatbaar zijn voor ingrijpen van gezondheidsdeskundigen” (Wilterdink, Samenlevingen, p 320). Bevindingen van medici zijn vaak bepalend. Bijvoorbeeld bij woningtoewijzing of arbeidsongeschiktheid.

De medische consumptie en productie, waaronder medicijnen, zijn enorm toegenomen en daarmee de kosten van de zorg: van 3 miljard in 2000 tot 6 miljard in 2010 ( Dehue, p 29). Om de kosten te drukken is er daarom “tegelijk de tegenovergestelde tendens van nadruk op demedicinalisering en de plicht om op eigen kracht of kosten aan zelfverbetering te doen” (p 14). Maar daar lijkt weinig van terecht te komen. Diagnosen en te behandelen stoornissen blijven toenemen.

 

Intolerantie van afwijkingen en de collectieve dwang om normaal te zijn

“Het pleidooi voor het toestaan van meer variatie… lijkt te zijn omgeslagen.” Er lijkt minder acceptatie van stoornissen en afwijkingen van de standaarddeviatie. De trend is “dat er vanaf de kindertijd van alles aan mensen te verbeteren valt… Eigenlijk komt het er op neer dat niemand ook maar enigszins abnormaal mag (en wil) zijn, want elk vlekje wordt benoemd en liefst behandeld” (p 33).

Dehue noemt de ‘leefstijl- en gezondheidspolitiek’ als schijnbaar alternatief voor ‘medicinalisering’ met

“campagnes van de overheid, maar ook van semi-overheden en van damesbladen en tv-programma’s, die de bewustwording van stoornissen onder de bevolking vergroten… om zelfs lichte afwijkingen te laten diagnosticeren en corrigeren op eigen kracht en eigen kosten… Alles wat niet perfect gaat is je eigen fout… Genadeloos vergroot dat ieders permanente faalgevoel, omdat het nooit lukt om volledig aan de eisen te voldoen” (p 44,45).

Achterhuis (p 176) verwijst naar studies van Paul van der Maas, zie De Groene Amsterdammer 6-8-1975: ‘Onze maatschappij krijgt de ziekten die ze verdient’.

“Lichamelijke afwijkingen (van het normale’) zijn volgens hem bij het grootste gedeelte van de bevolking aanwezig. Op zich zijn deze afwijkingen echter geen medische problemen. ‘Dat wordt nl. bepaald door… of iets wel of niet als afwijkend als ziek wordt beoordeeld… In de bevolking is een onbeperkt reservoir aan afwijkingen aanwezig, dat aan het licht komt als je er de gelegenheid voor geeft. Die ‘gelegenheid’ wordt o.a. gegeven door sociaaleconomische factoren”.

 

Sociale factoren bij stoornissen

Zowel Dehue als Achterhuis laten zien hoe de bevolking, de (medische) industrie en de wetenschap worden beïnvloed door sociale factoren. Een uitweg zien beiden in meer vrijheid en tolerantie van verschillen en afwijkingen in plaats van deze als stoornissen te bestempelen. Dus in meer autonome en onafhankelijke eigen waarde(n) en een overeenkomstig collectief bewustzijn. Was dit niet het ideaal van de Verlichting?

Het is volgens Dehue te eenvoudig de farmaceutische industrie, de wetenschap en de overheid alleen verantwoordelijk te stellen voor de medicinalisering en belangenverstrengeling. Een groot deel van de weinig georganiseerde bevolking, de medische consument, laat zich min of meer onbewust meenemen door marketing en prestatiedwang. Diverse complexe sociale processen en sociaal-culturele trends zijn hiermee verweven. Er is een interdependentie van diverse variabelen, waarbij de collectieve leefstijl en het collectieve bewustzijn een grote rol spelen.

 

Cultuurhistorische context van het streven naar zelfverbetering

De farmaceutische industrie haakt via wetenschappelijk uitgekiende marketing en reclame in op de ideologie van de zelfontplooiing, zoals de psycholoog Duijker deze in de jaren 70 noemde. Ook hier speelt de wetenschap in de vorm van marketing- reclamepsychologie een grote rol.

Het streven naar zelfverbetering en zelfontplooiing heeft een lange geschiedenis. Het lijkt een universeel menselijk streven dat in vele vormen van sjamanisme tot meditatie in diverse culturen voorkomt. Maar de huidige combinatie met medicatie, consumeren en presteren lijkt uniek.

Sinds de 18eeeuwse verlichting, die eigenlijk teruggrijpt op de renaissance van de klassieke oudheid, is er een wereldgerichte tendens en de plicht om het lot eigen hand te nemen, zoals de ondertitel luidt van het eerste boekvan Dehue. Socrates, Plato en Aristoteles zeiden reeds dat deugd berust op weten en zelfverbetering op zelfkennis berust.

‘Durf te weten’, sapere aude, was een motto van de Verlichting. Wat is verlichting?, vroeg Kant zich af en gaf het volgende antwoord:  het opheffen van de on mondigheid die onze eigen schuld zou zijn:  “der Ausgang aus den Selbstverschuldeten Unmundigheid”.

Tegenwoordig is het niet zozeer onze eigen schuld als je onmondig bent, maar heb je last van schuld en schaamte (p 198, 212-14) als je niet of te weinig “eigen verantwoordelijkheid” neemt als “manager van je eigen bestaan” (p 204). We moeten steeds beter presteren en zijn daar zelf verantwoordelijk voor, ook voor onze eigen tekortkomingen, stoornissen en om daar iets aan te doen door bijvoorbeeld de aangewezen of aangeprezen medicatie.

De Grieken en verlichtingsfilosofen schreven echter geen medicatie voor, maar meditatie, zelfkennis en bewustwording (in de lijn van mindfullness, meditatie of medicatie?, zoals bij een trend-verschuivend onderzoeksproject naar ADHD van orthopedagoog Susan Bögels aan de Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam).

 

Het ‘medische model’: organisch bepaalde stoornissen

Vanaf de 19e eeuw ontstond onder invloed van de natuurwetenschappen een biomedische visie waarbij organische factoren zoals genen en omgeving bepalend waren bij stoornissen. Voor die tijd was er een meer holistische visie zoals bij complementaire geneeswijzen, waarbij iedere patiënt uniek is. In het ‘medische model’ hebben stoornissen organische oorzaken, met medicatie als voornaamste remedie. Vanaf de 20e eeuw geldt dit ook voor psychische stoornissen. De invloed van de sociale omgeving, die afwijkend gedrag als stoornis etiketteert of stress veroorzaakt, speelt hierbij geen rol van betekenis meer. Het medische model, dat psychische stoornissen als lichamelijke ziekten beschouwt, is omstreden, vooral sinds de jaren 60. Het hervormingselan is sindsdien weggeëbd. De machtspositie van artsen, het medische model en de psychofarmacologie is (ver)groot, schrijft Wilterdink (p 325, Dehue, p 29, 33).

 

De DSM: categorisering van stoornissen

Psychische stoornissen zijn sinds 1952 gedetermineerd volgens de DSM Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, het zeer invloedrijke handboekvoor psychiaters en psychotherapeuten waar objectieve geldigheid aan wordt toegekend.

“Een patiënt is niet langer uniek, maar hoort met vele anderen tot een categorie, die bepaalt wat de hulpverlener moet doen, want er hoort een vaste behandelrichtlijn bij… Wetenschap heeft tegenwoordig vooral veel werkelijkheidsvormende kracht”, aldus Dehue (p 24, 25).

“Objectiviteit is gaan staan voor de ‘mechanische objectiviteit’ van gestandaardiseerde procedures… Vooral in de hoogtechnologische wetenschap van nu draait het er minder om de werkelijkheid te doorgronden dan naar haar eigen hand te zetten. Daarom is de vraag van groot belang om wiens hand het gaat… Wetenschappers praten vaak over onderzoek alsof het de realiteit weerspiegelt… Wetenschapsonderzoekers waarschuwen dat een dergelijk realisme niet houdbaar is, en vooral niet democratisch… De wetenschap beschrijft wel degelijk een werkelijkheid, maar dan een die zij zelf mede vorm geeft… Een groot deel van de mensheid volgt vervolgens dat pad, maar vaak zonder inspraak in de uitgezette route…” (p 17-19).

 

Hoofdstuk1: Concepten worden stoornissen

In haar inleidende hoofdstuk gaat Dehue vooral in op wat een stoornis is en wat wij eraan (kunnen) doen. Dit wordt sterk bepaald door onze (wetenschappelijke) kijk en conceptualisering, die mede bepaald wordt door industriële belangen. Begrippen zijn meer dan sociale constructies en gaan een eigen leven leiden. Dat geldt voor ADHD, autisme, PDD NOS, enz. Dehue legt dit verder uit in hoofdstuk 2 Wetenschap als onderneming onder de kop hoe woorden werkelijkheden vormen (p 58).

Stoornissen worden tot concrete zaken gemaakt, “alsof het handelende wezens zijn”, die mensen kunnen ‘treffen’. Dat heet reïficatie, ‘tot ding maken’, ofwel ‘feitenproductie’ (p 20). Het gaat om begrippen, categorieën of ‘hokjes’ van afwijkende gedragingen, die zijn gerubriceerd door deskundigen achter de vergadertafel. Vaak hebben zij nauwe banden met de farmaceutische industrie. Stoornissen als ‘handelende entiteiten’, dat doet denken aan voorwetenschappelijke animistische visies van demonen die stoornissen zouden teweegbrengen. In de Evangeliën staat bijvoorbeeld geschreven hoe deze door Jezus werden uitgedreven.

Aan de hand van de geconstrueerde lijsten van de DSM worden bij omvangrijke bevolkingscategorieën psychische stoornissen gediagnosticeerd en medicijnen voorgeschreven. Er worden ‘nieuwe’ stoornissen op de DSM lijst gezet en andere afgevoerd. In 1952 waren er106 stoornissen, in 2013 rond 300 (p 20). Homoseksualiteit stond tot 1980 op de lijst, Asperger tot 1994 en valt daarna onder autisme spectrum stoornissen (ASS). ADHD voor volwassenen is er in 1994 opgezet. ADHD voor kinderen stond al eerder op de DSM lijst. ASHD nam in rap tempo toe, toen de amfetamine benzedrine van de lijst van verboden drugs werd afgehaald en omgedoopt in Ritalin als geneesmiddel tegen ADHD.

 

De omgekeerde volgorde: stoornissen definiëren die bij medicijnen passen

Er worden vaak medicijnen gemaakt en daarna gekeken voor welke stoornis deze bruikbaar kunnen zijn. Dit wordt ‘drugs looking for diseases’ genoemd of reverse pharmacology process (p 153). Dit lijkt een omgekeerde wereld met omgekeerde belangen. Het is de vraag hoe vaak het er zo aan toe gaat en in hoeverre de volgorde van deze gang van zaken gegeneraliseerd kan worden.

 

Onder ‘Stoornissen die toeslaan’ (p 19) noemt Dehue:

“de diagnose SWD Shift Work Disorder, ploegendienststoornis. Een diagnose… geïntroduceerd door het bedrijf Cephalon nadat dit zijn patent was kwijtgeraakt voor een amfetamineachtig middel tegen plotseling in slaap vallen…, nu een medicijn tegen SWD.”

SWD “plaatst de aanpak van problemen automatisch in het individu en niet in bijvoorbeeld de organisatie van het werk… De economie zou zelfs helemaal vierentwintiguurs kunnen worden, omdat ontregeling van de biologische klok een behandelbare afwijking is.” (p 26).

Een ander voorbeeld is “dat we geringe lichaamslengte tot afwijking hebben verklaard… De fabrikant van het groeihormoon... prijst dit [hormoon] aan voor de stoornis ISS Idiopathic Short Stature; onverklaarbare kortheid, en noemt deze afwijking tevens GHD Growth Hormone Deficiency; groeihormoontekort, wat het groeihormoon tot een noodzaak maakt voor kinderen met ISS” (p 21).

 

Wat betreft het definiëren of conceptualiseren en daarmee het creëren van stoornissen citeert Achterhuis (p 216-17) het beroemde theorema van Thomas: “’Als mensen situaties als werkelijk definiëren, dan zijn de consequenties ervan ook werkelijk’… Deze uitspraak geldt zeker voor het verstrengelde netwerk van macht en wetenschap… Als daar uitspraken worden gedaan… dan worden letterlijk realiteiten geschapen. Dan zijn mensen ziek of afwijkend… Het is een fout te denken dat wetenschappelijke diagnoses en etiketten de werkelijkheid neutraal registreren… De individualisering van zieken doet het zicht op de maatschappelijke werkelijkheid verdwijnen… en de maatschappelijke bepaaldheid van problemen… Maatschappelijke vraagstukken worden tot individuele problemen teruggebracht.” Dit stemt overeen met de bevindingen van Dehue, die de maatschappelijke context in haar laatste hoofdstukken toelicht.

 

Hoofdstuk 2 Belangenverstrengeling van medische wetenschap, overheid en industrie

In hoofdstuk 2 Wetenschap als onderneming gaat Dehue in op de belangenverstrengeling van de wetenschap met de farmaceutische industrie aan de hand van veel voorbeelden. De wetenschap speelt een sleutelrol, maar is tegelijk speelbal van economische en sociale factoren. Wetenschappers zijn afhankelijk van financiering door overheid en industrie en van interne groepsprocessen (p 57).

De ‘wetenschappelijke gemeenschap’ lijkt een bepalende rol te spelen in de (normale)wetenschap, die een nogal conformistische, dogmatische activiteit lijkt, aldus Popper, ‘Normal Science and Its Dangers’, in Lakatos, Criticism and the Growth of Knowledge (p 55). Wetenschappers volgen elkaar en hun eigen belang. Ze zijn niet zo kritisch en revolutionair als Popper en Kuhn baanbrekende geleerden typeerden. Normale wetenschap is een conventionele activiteit van ‘puzzels oplossen’.

 

Daarom pleit Dehue (p 77) voor ‘postnormale wetenschap’ waar “fundamentele discussies en zelfreflectie” plaatsvinden over de eenzijdige gerichtheid, onbedoelde consequenties, moraliteit en belangenverstrengeling van de huidige technologische en commerciële wetenschap. Ook in Nederland “was het doel meer economisch nut uit de wetenschap te halen en de slagzin werd ‘kennis, kunde, kassa’…Samenwerking tussen het bedrijfsleven en de wetenschap werd bevorderd” (p 79). Een collega van Dehue vreest dat wetenschappen ‘een speelbal van de vrije markt’ worden die onderzoekers tot ‘huurlingen’ maakt, “die bij het bedrijfsleven moeten aankloppen om hun werk gefinancierd te krijgen, wat uiteraard een beperking inhoudt van het soort werk…” (p 81, 79. Zie verder bijlage 1 en 2)

 

Hoofdstuk 3: De neurobiologische revolutie: ongekende perspectieven van de neurowetenschap

In hoofdstuk 3 Wij worden ons connectonoom - een nieuw woord voor ons brein - gaat Dehue in op de Neurobiologische Revolutie. Dit lijkt een materialistische tegenhanger van de bewustzijnstransformatie, die Pete Russell in zijn boek The Global Brain zag aankomen, zoals vele anderen, bijvoorbeeld Fritjof Capra in The Turning Point. Teilhard de Chardin schreef reeds over de noösfeer, de dimensie van het bewustzijn, die zich steeds meer wereldwijd zou ontwikkelen. Tegenwoordig denkt men veelal in termen van hersenwerking waaruit het bewustzijn wordt afgeleid, of een wisselwerking tussen hersenen en bewustzijn.

“Het menselijk lichaam en brein wordt zelf tot grondstof voor een nieuwe economie… De Agrarische en Industriële Revoluties… brachten welvaart maar daarnaast uitputting van de aarde en uitbuiting van mensen en dieren, zodat we nu… niet dezelfde fouten moeten maken” (Dehue, p 41,42).

 

Beïnvloeding van de gezondheid via de hersenen

In het deterministische denken van de 19e eeuw werden gedrag en gezondheid sterk bepaald door de genen en andere organische factoren waarover wij  weinig  te zeggen hadden. We werden afhankelijk van medici, in de hoop dat zij er iets aan konden doen. Tegenwoordig worden we zelf meer verantwoordelijk beschouwd voor onze gezondheid en onze stoornissen, die we via onze hersenen kunnen beïnvloeden.

De neurowetenschap brengt stoornissen en vermogens in verband met hersengebieden en hersenfuncties, bijv. in boeken als Wij zijn ons brein, Uw brein als medicijn, Superbrein, enz. De boodschap is dat we door middel van onze hersenen ons gedrag en onze gezondheid nog meer kunnen beïnvloeden, al of niet met medicatie. Door de ‘neuroplasticiteit’ van de hersenen zijn deze als het ware kneedbaar en naar onze hand te zetten.

 

Het ‘connectonoom’: de hersenen als geheel van connecties

Verschillende deskundigen lokaliseren echter verschillende stoornissen en vermogens in verschillende hersengebieden. Daarom maakt het concept van hersengebieden plaats voor het concept ‘connecties’.

“Zij beschouwen het brein niet langer als een orgaan dat in gebieden is opgedeeld, maar als een neuronaal circuit waarin psychische stoornissen een gevolg van ‘foute bedrading’ zijn. Om die reden introduceerden zij als alternatief voor ‘het brein’ de nieuwe benaming ‘het connectonoom’” (p 86).

Dit brein lijkt soms “een soort tweede persoon die in ons huist en die zich via de hersenscanner eindelijk kan uiten zonder tussenkomst van de mensen in wie hij eeuwenlang gevangen zat. Door de komst van de hersenscanner lijkt deze tweede persoon ook openhartiger en oprechter dan wij ‘zelf’, wat suggereert dat er tussen brein en mond een soort sub-brein moet bevinden…

Door de scanner kan het hoofdbrein zich rechtstreeks tot derden richten. Daarbij heeft het meer autoriteit dan zijn ‘eigenaar’ die weinig kan inbrengen tegen wat de moderne onderzoektechnologie over hem onthult… In de populair wetenschappelijke literatuur blijkt een brein daarnaast zelf allerlei goede of slechte menselijke eigenschappen te kunnen hebben… het kan vergeetachtig of alert zijn, hyperactief of rustig, verliefd, depressief en afstandelijk… ook in de wetenschap zelf waar het ‘angstige brein’ zelfs ‘in actie’ kan komen en waar de hersenen ‘op de vlucht’ kunnen slaan” (p 87).

Kortom, de hersenwetenschap en technologie nemen een hoge vlucht, waarin zij ons bewustzijn meenemen. Wij worden ons brein en zijn verantwoordelijk voor ons brein, dat ons bepaalt.

 

Vereenvoudigd concept van hersengebieden                                                   Cyborg slodaat: worden stripverhalen werkelijk?

 

De neurotechnologische revolutie: wat staat ons te wachten?

De neurotechnologie brengt “mogelijk een revolutie teweeg bij de diagnose en behandeling van psychische stoornissen” (p 113). Bij het BRAIN project Brain Research through Advancing Innovative Neurotechnologies is 3 miljard dollar geïnvesteerd door de overheid, het bedrijfsleven en het leger. Een bedenkelijke tendens, gezien de combinatie van opdrachtgevers voor de wetenschap.

 

Implanteren van elektronica

De militaire zusterorganisatie werkt “bijvoorbeeld aan brein-beïnvloedende elektronica, gemonteerd in de helm van soldaten om tijdens de strijd hun concentratievermogen en welbevinden [!] te bevorderen… Technologie om de prestaties, stemming, angst en stress te beïnvloeden… en de capaciteiten van het soldatenbrein te vergroten door het uit te breiden met elektronica…en hersenbeschadigingen te compenseren” (p 118).

“Dit roept het beeld op van mensen die als cyborgs het slagveld opgaan om als ze gewond zijn geraakt tot een mens-machine hybride te worden gemaakt. DARPA Defense Advanced Research Projects Agency opende de mogelijkheid voor wetenschappers om zich in te schrijven  voor het ontwerpen van cyborg insecten voor de oorlogvoering… door micro-elektronica te implanteren die met het dier vergroeit” (p119).

Volgens het rapport Making Life Perfect van het Rathenau Instituut “zullen implanteerbare en niet-implanteerbare micro-elektronica het menselijk brein aansturen… De menselijke biologie raakt daarbij versmolten.” (p 120)

 

Optogenetica

“De optogenetica is het samenvoegen van optische en genetische technieken om controle te krijgen over een levend organisme…Dat levert ratjes op die als speelgoeddiertjes draadloos te besturen zijn en die oefenmateriaal zijn om een plant-mens-apparaat-cyborg te maken” (p 125).

“Het medische tijdschrift The Lancet stelt dat het BRAIN Initiative waarschijnlijk niet zal bijdragen aan de volksgezondheid… en dat hersenen ook door interacties tussen mensen worden gevormd. Daarom zou er veel meer gezondheidswinst te halen zijn uit het verbeteren van de condities van zwangere vrouwen en van baby’s… Een neurowetenschapper noemde de pogingen om een virtueel brein te bouwen een ‘betekenisloze, uit de lucht gegrepen activiteit’” (p 127).

Zijn dit geen perspectieven die te denken geven en om bijsturing vragen? Maar hoe en door wie? De maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven en de wetenschap is ondergeschikt aan de financiering en staat steeds meer in dienst van winstbejag en technocratische macht. Dit is ook de strekking van het boek Bijwerkingen van John Virapen. Daarom is een brede bewustwording vereist. Aan het eind van haar boek gaat Dehue hier op in.

 

Hoofdstuk 4: ADHD als modelvoorbeeld en casestudy

In Nederland zou ongeveer 4% van alle kinderen ADHD hebben volgens de Richtlijn ADHD van het Trimbos Instituut. Hoofdstuk 4 De wetenschap van ADHD gaat in op deze stoornis in een soort case study, die model kan staan voor allerlei andere stoornissen, waarbij soortgelijke ontwikkelingen zijn te ontdekken. Het basispatroon is al vermeld als ‘drugs looking for diseases’ of reverse pharmacology process:

  1. “Chemici ontwerpen een stof en stellen vervolgens de vraag waarvoor deze bruikbaar kan zijn” p 153)
  2. “Ze observeren de effecten bij dieren en mensen en bedenken er een stoornis of ziekte bij”
  3. De stoffen vinden vervolgens hun toepassing als medicijn bij stoornissen
  4. Dit gebeurt via reclame en marketing die aansluit bij behoeften van de consument
  5. Deze behoeften worden daardoor gestimuleerd en door de gezondheidspolitiek versterkt.

John Virapen bevestigt in zijn boek Bijwerkingen dat de farmaceutische industrie zich steeds meer richt op de grote bijna braakliggende markt van kinderen en jongeren, waar nog veel te verdienen valt.

 

ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder is een doordachte combinatie van ongerichte aandacht en weinig concentratie met  druk gedrag. Talloze kinderen hebben deze kenmerken: zijn druk zijn en hebben gebrek aan aandacht als ze iets doen. Dit biedt een enorm potentieel aan gestoorde kinderen en jongeren.

De stoornis is ‘populair’ geworden onder invloed van de middelen die er voordien voor zijn ontwikkeld.

 

Het medicijn was er voor de stoornis werd gediagnosticeerd

“Metylfenitaat als remedie was vanaf het begin aan deze nieuwe diagnose gekoppeld, want de diagnose was gebaseerd op een van de effecten van die stof” (p 146). De voorloper ervan was benzedrine, dat op grote schaal in de oorlog door alle legers werd gebruikt “om de moed erin te houden” en doorzettingsvermogen te verhogen. Prins Bernhard zou gezegd hebben dat hij eraan verslaafd zou zijn geweest (zie referenties op internet). Vanwege schadelijke bijwerkingen is het middel vervangen door metylfenidaat ofwel Ritalin, het middel tegen ADHD. In 1991 bedroeg de wereldwijde consumptie 4000 kilo, in 2011 51.000 kilo in meer dan 100 landen. Hoe is dit mogelijk? En wat zijn de cijfers bij andere ‘populaire medicijnen’? Waar gaat dit heen?

Anders dan bij neurotechnologie en benzedrine gaat het bij ADHD niet om ratten, insecten en militairen, maar zijn onschuldige kinderen het slachtoffer, of de begunstigde, afhankelijk hoe wij de effecten zien.

De diagnose hyperactiviteit gold voor hooguit 0,5 tot 2 procent van de minderjarigen tot 1980 toen de definitie in de DSM-III veranderde in ADD en in 1987 in ADHD. Wat betreft voorgeschreven medicatie

“stond in 2013 de teller op 6,5 miljoen van de Amerikaanse minderjarigen… 14 procent voldoet aan de criteria voor ADHD… Nadat de DSM-IV ADHD bij volwassenen mogelijk had gemaakt… kwam levenslang medicatiegebruik in het verschiet. Dat was en is uiteraard van groot belang voor fabrikanten van de medicijnen. In advertentiecampagnes werd de definitieverandering in de DSM-III al gebruikt…”

 

De vertekenende rol van de wetenschap bij het onderzoek naar ziekten en stoornissen

Psychiater Eisenberg die in 1968 Hyperkinesie op de lijst had gezet schreef:

“We hebben indertijd de explosie niet voorzien” en hij hekelde “’de systematische vertekening’ die optreedt als de bedrijven zelf het wetenschappelijk onderzoek naar hun producten betalen… Zijn allerlaatste artikel eindigde met de bittere vraag of het hele zorgsysteem inmiddels niet vooral bureaucratieën en commerciële belang en dient” (p 151).

Hiermee stelt hij de vraag hoe vaak het er zo aan toe gaat en in hoeverre de beïnvloeding van onderzoeksresultaten door industriële opdrachtgevers en financiers gegeneraliseerd kan worden. Dehue laat zien dat het te vaak zo gebeurt en steeds meer gebruikelijk lijkt te zijn. Zie ook bijlage 1 en 2.

 

Onderzoek voor bedrijven

“Wetenschapshistoricus Rasmussen beschrijft in zijn studie On Speed dat wetenschappelijke experts al vanaf de vroege twintigste eeuw hechte relaties hadden met de bedrijven. Zelfs het verschijnsel ‘spookschrijver’ kwam al heel vroeg voor…, academici laten tegen betaling hun naam boven een wetenschappelijk artikel zetten dat door een bedrijf is geschreven.”

Tegenwoordig is het normaal dat onderzoek samen met een bedrijf wordt gedaan.

Bij medicijnentests bleek “keer op keer dat tests door onderzoekers die financieel afhankelijk zijn tot optimistischer conclusies komen dan onderzoekers wier financiers neutraal tegenover de uitkomst stonden… De psychiater had tevoren gunstige onderzoeksresultaten beloofd aan een bedrijf… voor het gebruik daarvan zelfs door kleuters en aanzienlijke sommen geld te hebben aangenomen… De reactie was dat er niets aan de hand was omdat de strikte regels der wetenschap een waterdichte barrière tegen het manipuleren van uitkomsten zijn… Ook zijn universiteit oordeelde dat er niets ernstigs aan het licht was gekomen… Zijn ongeschonden gezag bleek tijdens een congres” (p 171-73).

“De voorbeelden maken duidelijk hoe sterk de wetenschap en het bedrijfsleven met elkaar verbonden zijn geraakt… Besproken activiteiten zijn binnen de regels van de wet… Commercialisering van wetenschap in meer vakgebieden is heel gewoon’ (p 183).

 

Verdoezeling van bijwerkingen

Ernstige zelfs mogelijk dodelijke risico’s bij bijwerkingen worden verdoezeld door auteurs die worden gesponsord door fabrikanten, zoals ook John Virapen bevestigd in zijn boek Bijwerkingen. Fabrikanten schrijven dat “zoals altijd de voorschrijver de eerst verantwoordelijke is”.

“ADHD experts en de bedrijven schuiven hun verantwoordelijkheid op de dokter af, die bovendien zelfs artikelen niet krijgt doorgespeeld, laat staan dat gewone mensen te weten komen wat erin staat” (p 186).

“De samenwerking tussen wetenschap en industrie is echter niet genoeg om grip te krijgen op de materie… Veel onderzoek geeft de realiteit minstens zozeer vorm als dat het deze ontdekt” (p158).

 

Vertekening door de wetenschap door ruime diagnostische definities

Wetenschap doet volgens Kuhn zelf ook aan ‘selectie en vertekening’. De realiteit wordt zo vertekent dat “men er als vanzelfsprekend vanuit gaat dat bepaalde menselijke kenmerken een stoornis moeten heten en daarmee dat ze met medische middelen onderdrukt moeten worden” (p166-67). “Subtiele symptomen” of kenmerken die vooraf kunnen gaan aan een stoornis, zoals hoge bloeddruk, kunnen al reden zijn tot preventieve medicatie. Bijvoorbeeld:

“Een team van medisch specialisten definieerde de ziekte ‘pre-hypertensie’ zodanig dat 60% van de Amerikaanse volwassen bevolking aan de bloeddrukverlagers moet” (p 162).

“Hersenonderzoekers  claimden dat er ‘verborgen autisme’ kan bestaan.., symptomen van ADHD in de volwassenheid zijn ‘subtiel’ en ‘heterogeen’… en ‘chronisch” (p 166-67).

“Medici staan voor de vraag naar wie ze moeten luisteren: de overheid die hen aanspoort de diagnose ADHD minder vaak te stellen of de wetenschap die hen aanspoort om dat juist vaker te doen” (p 169).

Ook Achterhuis (p 51) heeft het over “onbehandelde psychische stoornissen” bij een groot deel van de bevolking. In Nederland is dat volgens een onderzoek 8-12%; In een onderzoek in New York 12,5% en in de onderlaag zijn het 57,5% “ernstige psychische stoornissen die behandeling vereisten”.

 

De onderzoeker als zakenpartner, hulpverlener, adviseur, reclamemaker, voorlichter, bestuurslid

“De beschreven ADHD experts hebben vele petten: ze spreken soms als onderzoekers, soms als hulpverleners, dan weer als reclamemakers voor medicijnfabrikanten, als docent, als richtlijnontwikkelaar, of als adviseur voor de overheid – en dit alles gerechtvaardigd door het idee dat hun wetenschappelijke woorden de enig mogelijke werkelijkheid reflecteren” (p 187-88).

Onder de kop wetenschap met een missie noemt Dehue onderzoekers die met verschillende petten op in diverse functies hun missie uitdragen. Bijvoorbeeld:

-  onderzoeker naar medicatie samen met medewerkers van bedrijven,

-  voorzitter van een commissie die een officiële behandelrichtlijn maakt voor deze onderzochte medicatie

-  bestuurslid van de stichting ADHD Netwerk,

-  schrijver van een publieksbrochure over ADHD voor de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie,

-  ontvanger van het keurmerk Topprofessional krijgt en genomineerd wordt voor de Top-artsenverkiezing door de Vereniging van Medisch Specialisten, terwijl zij omstreden scans gebruikt waaruit volgens co-auteurs “wegens slordigheden en onderlinge tegenspraak niets uit de gegevens valt te concluderen over verbanden met ADHD” (p 185).

 

Gesloten circuits van deskundigen

“Een van de twee samenstellers van het ADHD gedeelte over volwassenen op psychiatrienet.nl is medeauteur van het European Consensus Statement on Diagnosis and Treatment of Adult ADHD, bestuurslid van de Stichting ADHD Netwerk en figureerde in publieksreclames van Janssen-Cilag… Ze komen elkaar tegen als leden van de huidige commissie die de richtlijn voor ADHD bij volwassenen schrijft. Zo blijft de kring gesloten van experts die elkaars opvattingen delen, met als legitimatie dat hun onderzoek de enig mogelijke waarheid onthuld… met als belangrijkste remedie stimulantia… Als actiemiddelen gebruikt deze wetenschap naast wetenschappelijke publicaties, websites, video’s, voorlichtingsbrochures en  tijdschriften zoals Libelle en Psychologie Magazine of een volledig aan ADHD gewijd ‘lifestyle magazine’,.. daarnaast stapels zelfhulpboeken”.

 

Wetenschap, reclame en industrie

“Het onderscheid tussen reclame en wetenschap is in deze wereld verdwenen” (p 192, zie hoofdstuk 5).

“Het grote probleem is dat andere partijen dan de industrie steeds minder gehoor krijgen, waardoor de waarden van degenen die primair financiële winsten moeten halen, de dienst uitmaken. Farmaceutische bedrijven hebben bovendien veel meer dan anderen de macht om negatieve onderzoeksuitkomsten te negeren en positieve breed te melden… Ze hebben een enorm netwerk aan lobbyisten, patiëntengroepen, medische specialisten, journalisten, en advocaten, die hun waarheid kracht bijzetten, ook door critici tegen te spreken die veel minder geld beschikbaar hebben voor het verspreiden van hun bevindingen. Zouden ambtenaren van VWS… dergelijke artikelen niet lezen… of zouden ze deze wel lezen maar menen dat het bedrijfsleven toch al op weg is om de overheid van de toekomst te worden?” (p 191-92)

 

De macht van de medische industrie en het ongeschonden geloof in de wetenschap

Niet alleen de wetenschap maar ook de overheid wordt sterk beïnvloed door het bedrijfsleven, waar het om winst gaat. ‘Wie betaalt, die bepaalt.’ Geld betekent macht. Kennis is ook macht en kennis is (om) te kopen. Toch zijn geld, winstbejag en eigenbelang niet de allesbepalende factoren. Geloof in de (medische) wetenschap en een beperkte visie spelen ook een rol van betekenis.

Opvallend is dat genoemde wetenschappers geloven in de missie en de medicijnen die ze ‘promoten’ en andere visies van critici uitsluiten. Risico’s van schadelijke bijwerkingen, overmatige medicijnconsumptie, gewenning en verslaving worden vaak onderschat of verdoezeld, op de koop toegenomen en afgeschoven op de arts en de cliënt. Ze passen niet in wat opdrachtgevers en onderzoekers willen zien, die wellicht vaak ongewild en onbedoeld of zelfs met goede bedoelingen en onomstotelijke overtuigingen een bedreiging lijken voor de volksgezondheid in plaats van deze te verbeteren

In sociologische termen gaat het hierbij om netwerken en onderling verbonden interdependente verbanden en verstrengelingen van mensen, die aanvankelijk in beginsel goede bedoelingen hebben, maar later bedenkelijke consequenties hebben. Is het geen taak en plicht van wetenschappers dergelijke mechanismen uit de doeken te doen, zoals Dehue doet, in plaats van er het doelwit van te zijn?

In de farmaceutische industrie, de gezondheidszorg en in de wetenschap werken miljoenen mensen met goede bedoelingen, die mogelijk niet precies weten waar zij eigenlijk mee bezig zijn. Daarnaast zijn er miljoenen consumenten voor wie hetzelfde geldt, met behoeften waarop de reclame is afgestemd.

 

Hoofdstuk 5: ‘Wat we van de reclame kunnen leren’

Welzijnsmarketing: welzijnsbehoeften omzetten in producten

Onder de kop Reclame die je aanspreekt schrijft Dehue hoe de industrie inspeelt op algemeen menselijke behoeften aan welzijn en gezondheid en vooral op meer en beter presteren in de huidige meritocratische prestatiemaatschappij. Kenmerkend voor onze tijd is volgens Illich en Achterhuis in zijn hoofdstuk over  Welzijnsmarketing en welzijnsbehoeften “dat menselijke behoeften bijna totaal met geproduceerde waren samenvallen”. Behoeften worden omgezet in producten. Zoals Marx reeds schreef “brengt de productie de consumptie voort” (p 90). Reclame en welzijnsmarketing vertaalt behoeften in producten. Mensen raken gehecht aan producten zoals bij een ‘fetisj’, een beschermend magisch voorwerp, waardoor mensen zich laten beheersen en afhankelijk maken. Marx noemt dit ‘warenfetisjisme’ (p 68).

In boeken van marketingdeskundigen zoals Philip Kotler Sociale marketing staat systematisch beschreven hoe sociale en medische producten planmatig en grootschalig aan de man gebracht kunnen worden door onder meer analyse van de behoeften en het gedrag van de afnemers, distributiekanalen, promotie door (massa)communicatie en mobilisering van belangengroepen.

In The Logic of Collective Action schrijft Mancur Olson dat industriële lobby- en belangengroepen veel gerichter zijn georganiseerd en gefinancierd dan weinig georganiseerde consumenten: “The ‘forgotten groups’: those who suffer in silence”, een gemakkelijk doelwit voor reclame en marketing.

Dehue noemt verschillende manieren van marketing:

  1. 1.    Problemen vertalen in stoornissen met medicijnen als remedies

“Reclametechnieken beginnen met het achterhalen van de problemen die mensen ervaren en die moeten vervolgens in termen van de een ziekte of stoornis worden vertaald. Dat leert het publiek om de oplossing te zoeken in een te verkrijgen product… Marketing moet verder de klachten aandikken, fysiologische oorzaken benadrukken… en een akelige toekomst schetsen als ze onbehandeld blijven,… inwerken op schuldgevoel… méér eigen verantwoordelijkheid geven… het lot in eigen hand te hebben. Wie daar te weinig baas over is, schaamt zich… wie het overwint is trots op zichzelf. Op dit soort schaamte en trots speelt de marketing sector in… De geraffineerde truc is dat een biologische verklaring voor een ‘tekortkoming’ en het bijbehorende medicijn juist daardoor een enorme bevrijding worden” (p 198-99).

  1. 2.    .Appelleren op de verantwoordelijkheid van ouders

“Een diagnose maakt de ouders (vooral moeders) verantwoordelijk voor de eigenschappen van hun kind, want zij moeten die helpen compenseren met medicijnen en extra zorg… De moeders is, anders gezegd, schuldgevoel bijgebracht, waarna ze de troost verwelkomen die de diagnose en de pillen hun bieden… Het aankaarten van het risico op delinquentie bij de diagnose ADHD is het sterkst denkbare beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van potentiële medicijnenconsumenten… De bekendste ADHD experts figureren erin… Zonder behandeling van je ADHD komen je positieve eigenschappen, zoals creativiteit, onvoldoende tot hun recht, terwijl jouw behandeling het leven ‘ook voor je familie, je gezin en je collega’s stukken aangenamer zal maken’’ (p 200-02)

  1. 3.    Deskundigen mobiliseren en  laten adviseren

“Er zijn nog meer wegen om reclamecampagnes voor geneesmiddelen te voeren… Een glimlachende hoogleraar psychiatrie vertelde… dat ook de vaders, die de erflater bleken van de ADHD van hun zoon,  behandeld moeten worden,… dat therapie bij de kinderen alleen helpt als de moeders worden mee behandeld, dan pas komt er rust in het gezin… Er zijn ook steeds meer reclames waarin leken andere leken adviseren. Dan verdwijnt de arts als vriendelijke adviseur uit beeld” (p 202).

  1. 4.    Succesverhalen van gewone mensen en beroemdheden

“Het zijn vooral succesverhalen over medicatie die belangstelling trekken… In het nieuwste type reclame gaat het steeds meer om gewone mensen die de manager willen zijn van hun eigen bestaan. ‘Het is jouw ADHD. Own It’. De actie begon met Adam Levine van de bekende popgroep Maroon 5… Stel je Bob Dylan eens in zo’n campagne voor!... Alleen al de eerste 6 maanden met Levine leverde hun actie 93 miljoen keer digitaal contact op… met een stijging van 37% van de verkoop van ADHD medicijn Vyanse en twee jaar later… meer dan een miljard aan revenuen. ‘Own it’ is perfect gevonden, want het maakt de mens tot eigenaar van zijn probleem, terwijl het de stoornis tot een ding maakt… Die heb je in eigen hand en succes is gegarandeerd als je er levenslang die 200 dollar per maand Vyanse aan besteedt” (p 206-09).

  1. 5.    Advertenties die goodwill wekken

Er zijn misleidende advertenties door een lobbyorganisatie van bedrijven met The parliament als afzender en als kop “EU urged to increase public awareness of ADHD”. Een ander bedrijf publiceert ethische verklaringen vol termen als mensenrechten, gelijke kansen, verantwoordelijkheid en duurzaamheid en “de hoogste standaarden op het gebied van integriteit en ethiek en zo hoort het ook” (p 212).

  1. 6.    Risico’s van stoornissen voorkomen door preventieve medicatie voor er een stoornis is

Onder de kop behandeling om gezond te blijven noemt Dehue “een nieuwe tirannie… in de vorm van het denken in termen van risico op ziekte… of een nog erger gevaar zoals criminaliteit… Sommige ADHD-experts koppelen er de conclusie aan dat dus eigenlijk al op kleuterleeftijd met medicatie begonnen moet worden… Net zoals een mens zonder het te weten diabetes kan hebben, kan ADHD en daarmee criminaliteit ongeweten op de loer liggen… Zo krijgen we een samenleving die bang is voor iedereen die ook maar een beetje afwijkend is omdat hij of zij misschien aan een ‘verborgen stoornis’ lijdt. Preventieve behandelingen worden op deze manier een morele verplichting… al helemaal met het risico op delinquentie… Mensen met deze stoornis hebben alleen nog niets misdaan… Het is daarom te hopen dat de sociologische en ethische literatuur aandacht krijgt, die waarschuwt voor maatschappelijke en ethische consequenties” (p 213-18).

 

Medische productie door marktwerking in de zorg

Onder de kop Productie in de gezondheidszorg schrijft Dehue dat de diagnose ADHD te gemakkelijk wordt gesteld volgens het Nederlands Huisartsen Genootschap. Ouders en scholen oefenen dwang uit tot direct voorschrijven van medicatie… Om de relatie niet te verknoeien schrijven huisartsen het recept maar uit. Door stimuleren van marktwerking in de zorg in de hoop op kostenbesparing, worden juist meer diagnosen gesteld en meer diagnosen tegelijk, ‘co-morbiditeit’ heet dat, om de inkomsten van de instelling of het ziekenhuis te verhogen. Een hulpverlener illustreert dit zo: “Je wordt eigenlijk tot een ratachtige manier van denken gedwongen, die ertoe leidt dat je het maximale uit het systeem perst”. (p 222)

“Daardoor kunnen mensen een diagnose krijgen, terwijl ze daar helemaal niet op uit zijn… Het uitbuiten - tot op het frauduleuze af - van de notie van co-morbiditeit… schendt zelfs de artseneed: “Ik zal de patiënt geen schade doen… Ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving… Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis., ook niet onder druk“ (p 223-24).

“Medewerkers in de zorg blijven mensen die die anderen willen helpen in plaats van hen iets te verkopen. Vooral omdat een diagnose de enige manier is om hulp te regelen, helpen ze hun patiënten aan een diagnose… Het is daarom bijna wreed om de verantwoordelijkheid voor de stijgende kosten af te schuiven op de hulpverleners… die uiteindelijk de verantwoordelijkheid dragen ‘voor juiste diagnose en voorschriften’. Dit standpunt miskent de machtige rol van de wetenschap die met de bedrijven werkt… en dat de zorg door de overheid en de verzekeraars naar het model van de markt is ingericht… Hun management verwacht ‘productie’ van hen” (p 224-25).

Pogingen tot kostenbesparing door marktwerking vergelijkt Dehue met dweilen met de kraan open. De kraan dichtdraaien lijkt een meer voor de hand liggende oplossing. Maar die enorme kraan met een machtige stroom is niet gemakkelijk te hanteren.

 

Hoofdstuk 6: De gezondheids- en leefstijlpolitiek en het streven naar zelfverbetering

In hoofdstuk 6 De paradox van de leefstijlpolitiek gaat Dehue in op eerder gesignaleerde tegenstrijdigheden. De wens tot demedicinalisering en kostenbesparing door bijv. marktwerking en voorlichting leiden tot meer medische zorg, meer medicatie en meer kosten. De tendens is deze meer door de consument te laten betalen, terwijl deze door de leefstijl- en gezondheidspolitiek wordt aangemoedigd tot steeds meer medische consumptie.

Ook uit niet-commercieel onderzoek blijkt dat mensen zichzelf verantwoordelijk achten voor hun functioneren. Zelfs schoolkinderen menen dat hun ‘ik’ de baas over hun brein hoort te zijn, ook als er een stoornis in de hersenen zit. Reclames als “Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn ADHD” en “It’s your ADHD. Own it!”, sluiten hierbij aan. “Managen van je eigen bestaan”, heet dat tegenwoordig (p 228). Dat betekent “meer aan jezelf doen dan het (eventuele) slikken van een pil” en “geluk uit een potje”, zoals Dehue in haar boek De depressie-epidemie al schreef.

“De term ‘depressie’ werd deels gebruikt voor mensen met diep onvermogen tot leven, maar sinds de jaren negentig ook voor tekort aan zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen…De standaardtests meten depressie gedefinieerd als gering doorzettingsvermogen [bij muizen en ratten]. Hoe langer ze vechten en dobberen, hoe beter hoe beter het medicijn wordt geacht te werken” (p 229-31).

Op grond van zo’n definitie wordt het verbeteren van prestatie- en doorzettingsvermogen aanbevolen en de eigen verantwoordelijkheid benadrukt, zo nodig met behulp van medicatie.

 

Individuele verantwoordelijkheid als idee in het collectieve bewustzijn

“Vanaf begin jaren negentig  is het ideaal van de maakbare samenleving voor een flink deel ingeruild voor dat van het maakbare individu… Campagnes voor de bewustwording van stoornissen weerspiegelen het neoliberale en meritocratische beeld dat succes en gezondheid een gevolg van je eigen beslissingen zijn… Overheden en andere maatschappelijke organisaties zijn een vorm van ‘gezondheidspolitiek’ gaan bedrijven… Dit woord gebruik ik niet alleen voor politiek in strikte zin, maar voor een leidend ‘denkkader’ in de hele samenleving, voor een ‘politiek klimaat’ dat velen gezamenlijk creëren… De gedachte is… dat we individueel verantwoordelijk zijn voor ons functioneren, zodat we anderen niet hoeven lastig te vallen.”

Ziehier nog een paradox. Enerzijds wordt iemand beïnvloed door ‘het ‘gezamenlijke denkkader’, dat de socioloog Durkheim ‘collectief’ bewustzijn noemt: “gedachten en gevoelens die mensen gemeen hebben”. Anderzijds wordt iemand individueel verantwoordelijk gesteld door het collectief. Dit is eigenlijk ook zo’n collectieve gedachte, die tegenwoordig gemeengoed is. Durkheim beschreef een eeuw geleden reeds het individualisme als betrekkelijk recent sociaal verschijnsel.

 

De DSM als handleiding voor sociaal wenselijk gedrag

De DSM berust op collectieve ideeën over sociaal wenselijk, aangepast, afwijkend en ‘gestoord’ gedrag.

”De hele DSM is eigenlijk een uitgebreid hedendaags etiquetteboek of een handleiding voor goed burgerschap. De ADHD vakliteratuur zal gelijk hebben dat mensen die zich niet aan dergelijke gedragsnormen houden, minder arbeidsperspectief hebben en mogelijk zelfs in de illegaliteit belanden. Dat neemt niet weg dat de term ‘ADHD’ direct al impliceert dat medicatie daar de beste oplossing voor is, in plaats van bijv. ruimte maken voor zo veel mogelijk soorten mensen. Het gaat om gedragsnormen die in termen van ziekte en gezondheid worden gepresenteerd. Nadat de ethiek en de religie als normatief kader aan autoriteit hadden ingeboet vulde de taal van stoornissen het morele vacuüm op” (p 234).

“Leefstijladviezen voor de preventie van ziekten is een manier van denken die in het vorige decennium begon op te komen In 2007 publiceerde het ministerie van VWS bijvoorbeeld de nota Kiezen voor gezond leven…, de nieuwste neoliberale leefstijlpolitiek…die mensen beschouwt als verantwoordelijke actieve consumenten, die hun beslissingen weloverwogen nemen op basis van transparante informatie en die als verantwoordelijke burgers op eigen kosten met zichzelf aan de slag gaan. Het gaat daarbij niet alleen om… bijbuigen naar het gemiddelde, maar om verbetering van elk individu… ziektepreventie [door] pre-patiënten die permanent aan de verbetering van hun gezondheid werken” (p 236-37).

Het geeft te denken dat goedbedoelende ambtenaren en politici in dergelijke preventie geloven en niet beseffen hoe de weinig transparante belangenverstrengeling in zijn werk gaat met uitgekiende reclame en marketing, die eigen verantwoordelijkheid benadrukken om mensen afhankelijk te maken: een  paradox.

 

Individuele verantwoordelijkheid en toenemend medicijngebruik

De collectieve leefstijl lijkt een wending te nemen naar meer autonomie en ‘zelfredzaamheid’, maar in feite leidt het tot ‘meer van hetzelfde’.

“Er is veel te zeggen voor een gezonde manier van leven… maar leefstijlpolitiek legt de nadruk grotendeels op individuele verantwoordelijkheid. Het nadeel ervan is dat ze mensen het gevoel geeft niet meer mee te kunnen komen, terwijl ze dat zelfs niet meer aan een stoornis mogen wijten. Deze manier van denken maakt gezondheid en ongezondheid haast volledig tot een kwestie van moraliteit en verdienste. Sociaal onrecht en pech verdwijnen erdoor als verklaring en gezondheid raakt er zelfs door gekoppeld aan immoraliteit, want wie van anderen afhankelijk is, heeft kennelijk onvoldoende aan preventie gedaan… Diagnosen krijgen een steeds negatiever imago. Ook als ze niet gekoppeld zijn aan delinquentie, belemmeren ze jongeren… Afwijken krijgt in het algemeen een negatiever imago, dan is één ding zeker: de consumptie van stimulantia zal er niet door verminderen. Mensen die goed willen meedraaien, vrolijker, moediger of slanker willen zijn, proberen hun pillen zonder psychiatrische diagnose te verkrijgen. Weigert hun dokter voor te schrijven, dan is er wel een andere dokter – of anders de straathandel en de virtuele apotheker, die nu al goede zaken doen” (p 244-45).

 

“Amerika, de bakermat van de neoliberale politiek, laat zien dat de moraal van individuele verantwoordelijkheid het gebruik van psychfarmaca eerder stimuleert dan tegengaat. Voorjaar 2011 brak er zelfs paniek uit door een tekort aan amfetamine... Wie op internet zoekt met ‘adderall shortage’ vindt verslagen over mensen die wanhopig rondreisden om het middel ergens te krijgen, waarna ze er astronomische prijzen voor betaalden. Gebruikers weken uit naar andere stimulantia, waarvan eveneens tekorten ontstonden… Bedrijven mochten 17 miljoen kilo produceren, terwijl het quotum in 2005 nog geen 1,5 miljoen kilo was. Fabrikanten van de generieke versie suggereerden dat een bedrijf zelf de schaarste had gecreëerd, omdat het meer winst kon halen uit zijn nieuwe middel (dat ongeveer acht keer zo duur is)… Het verhaal laat zien hoe afhankelijk mensen van stimulantia kunnen worden (en dus van de producenten ervan)… Illegaal stimulantiagebruik onder Amerikaanse jongeren komt voor studenten tot het gemiddelde van 20 procent… Ook in Europa nemen berichten over illegaal amfetaminegebruik intussen toe… Een (zeer beperkt) vragenlijstonderzoek uit 2013 kwam tot het getal van 12 procent van de Amsterdamse studenten… Studenten vertellen dat het heel gewoon is om een middel te kopen… en een tentamen te halen op methylfenidaat… Er zijn ook illegale laboratoria voor amfetamineproductie en de aanschaf van medicijnen op internet neemt onrustbarend toe (p 245-48).

 

Prestatiedruk en de opdracht tot zelfredzaamheid geeft problemen in plaats van zelfstandigheid

“Juist de verwachting dat mensen constant aan zichzelf werken is het grootste probleem…”

Studenten, en zij niet alleen,  voelen zich vaak ‘overweldigd door alles wat je moet doen’. Op de lijst van factoren die het hen moeilijk maken te presteren, plaatsen  ze stress bovenaan, gevolgd door slaapproblemen en angst. Sommige auteurs brengen het legale en illegale gebruik van stimulantia in verband met de prestatiedruk en de prestatiecultuur, die al begint op de kleuterschool.

“De huidige studenten zijn opgegroeid in een samenleving die van jongs af heeft geleerd dat je toekomst in eigen handen ligt… die slagen haast volledig als een eigen verdienste ziet en zakken als een eigen fout… De huidige twintigers moeten in steeds hoger tempo hun studie doorlopen, vroeg zelf geld verdienen, betrokken zijn en bovenal cruciale beslissingen nemen… met torenhoge verwachtingen over hun carrière, die echter nog jarenlang bestaat uit tijdelijke banen… waarbij een voortdurend knagende vraag blijft of je wel genoeg presteert. Zo vergaat het niet alleen studenten maar meer groepen in de samenleving…

De leefstijlpolitiek wil de problemen dus aanpakken door de belangrijkste oorzaak ervan te vergroten: de opdracht tot zelfredzaamheid die in het vorige decennium leidde tot de groeiende vraag om hulp, wil ze bestrijden met de eis van nog meer zelfredzaamheid. Ze jaagt de angst aan met verhalen over risico op ziekte of een stoornis, die sluimerend in een mens kan huizen… De paradox van de leefstijlpolitiek is… dat ze mensen die al gehoor gaven aan de opdracht tot zelfredzaamheid gebrek aan zelfredzaamheid te verwijten… Demedicinalisering neoliberale stijl is in het algemeen een poging tot weg verordonneren van een probleem dat daardoor alleen maar groter wordt” (p 251-54), zo eindigt Dehue het hoofdstuk over leefstijl.

 

Meritocratisering en individualisering in onze prestatiemaatschappij

Ook Wilterdink (p 314-17) en anderen noemen de tendens tot meritocratisering. Beroep en prestige berusten meer dan voorheen op ‘verdienste’, die in eerste instantie wordt afgemeten aan school- en studieprestaties. Ondanks grotere onderwijsdeelname neemt de ongelijkheid toe en ook de achterstand van mensen die niet goed mee kunnen komen en die daar zelf voor verantwoordelijk worden gesteld of daarvan de schuld zijn, zoals Dehue laat zien.

Wilterdink (p 27, 35) wijst ook op de groeiende individualisering, omschreven als de tendens dat mensen zich bij belangrijke keuzes minder laten leiden door hun directe sociale omgeving (gezin en familie, buren en gemeenschap). Dat betekent echter niet dat ze minder afhankelijk en meer zelfstandig worden. Dat lijkt maar zo.

“De individualiseringstendens hangt juist samen met het omvangrijker worden van netwerken van onderlinge afhankelijkheid… Ze voelen zich steeds afhankelijker van onpersoonlijke anonieme instellingen.” Bijvoorbeeld Internet, social media zoals Facebook, TV programma’s, inclusief reclame enz. en ook de sociaal-culturele trends die Dehue vermeldt. Daar kunnen we ook de verstrengeling van  ‘gouden driehoek’ (farmaceutische) industrie, overheid en wetenschap aan toevoegen. Mensen lijken meer eigen keuzevrijheid te krijgen, maar kiezen ervoor om ‘normaal’ te willen zijn en mee te doen met de prestatietrend en willen vooral niet afwijkend zijn, zoals Dehue in haar slothoofdstuk betoogt.

 

Hoofdstuk 7: ‘Variatie in mensen en in wetenschap’

Wat (politieke) filosofie betreft gaat zij, naast haar vak wetenschapsfilosofie, in op On Liberty van John Stuart Mill. Deze sociaal liberale filosofie zou een richting wijzen naar een soort uitweg uit de medicinalisering en belangenverstrengeling, een alternatief hoopgevend perspectief, waarmee zij haar boek besluit. Zij pleit voor pluriformiteit en veelzijdigheid: “variatie in mensen en in wetenschap… vrijheid met verantwoordelijkheid”. Of dat voldoende is, valt nog te bezien.

Vrijheid geeft strikt genomen geen inhoud en biedt als zodanig geen alternatieven. Die mogen mensen dan zelf uitzoeken. Mogelijk bieden complementaire geneeswijzen een aanvulling, die in haar boek niet aan de orde komt. Ook aanvulling van andere visies, filosofen en deskundigen heeft een meerwaarde, zoals van Marx, Illich en Achterhuis.

Vrijheid is een voorwaarde om de dwingende invloed van de bestaande gang van zaken en sociaal-culturele netwerken en verbindingen te doorbreken. In de sociologie hebben sociale kaders en interdependenties een min of meer dwingende invloed op mensen. Ook individualisering is sociaal bepaald evenals de samenhangende leefstijl(politiek), zoals Dehue liet zien.

Vrijheid van denken en handelen is een voorwaarde om tot andere wegen en oplossingen te komen, meer ‘zelfredzaamheid’ en ‘verantwoordelijkheid’ voor onze eigenheid in plaats van ‘iedereen dwingen om te leven zoals de rest meent dat het moet’ en zich te bevrijden van ‘de macht van de mening’, aldus Mill (Dehue, p 256).

Het sociale liberalisme van Mill verschilt volgens Dehue van het huidige neoliberalisme, dat zij bekritiseert. Hij pleit voor zelfinzicht en ‘zelfstilering’ - een variant van wat later zelfrealisatie werd genoemd - en respect voor anders zijn, tolerantie van verschillen en voor evenwicht van individualiteit en collectiviteit. Hij voorzag de nadelige kanten van collectieve maatregelen met een groot besef van maatschappelijke noden. Mill was student van Auguste Comte, de grondlegger van de sociologie en hij was de sponsor en weldoener van Comte. Durkheim en Comte de nadruk op de noodzaak van consensus, Mill op vrijheid en individualiteit, in balans met sociale inzet en betrokkenheid, zoals bij Durkheim. Die balans lijkt nu zoek.

“De bevolking verleerde eerst om ‘persoonlijke problemen persoonlijk op te lossen’ en vervolgens om ‘gezamenlijke problemen samen op te lossen’ en… steeds meer mensen klopten aan bij de zorg.” (p 268)

Er is sprake van een “verwording van het liberalisme… als de burger ‘tot een handelsobject wordt gedegradeerd’” door ‘technologisch totalitarisme’ en marktwerking en ‘doorgeschoten consumentisme’. (p 269, 273).

Dit komt in de richting van de kritiek van Marx, Illich en Achterhuis. Dehue verwijst naar Marli Huijer, De kunst gewoon te leven, Ritme en Discipline en Annemarie Mol e.a., Sociology of Health and Illness, die eveneens pleit voor “vrijwillige zelfdiscipline” (p 274, 276).

 

Multidisciplinaire niet-commerciële onafhankelijke wetenschap

Wat betreft de wetenschap bekritiseert zij de publicatie-verplichting, de noodzaak tot steeds verdere samenwerking met het bedrijfsleven, ver doorgevoerde specialisatie en gerichtheid op technologie voor het bedrijfsleven. Wat betreft het massale onderwijs noemt zij het gebrek aan individuele aandacht en gebrek aan zelfstandig en veelzijdig denken bij studenten. Ze pleit voor multidisciplinaire wetenschap en dialoog, onafhankelijk gefinancierd onderzoek en een niet-commerciële onbaatzuchtige wetenschap om maatschappelijke problemen goed te doordenken.

De belangenverstrengeling van ‘de gouden driehoek’: overheid, bedrijfsleven en wetenschap met het adagium ‘kennis, kunde, kassa’ wil zij doorbreken door onder meer te onderzoeken “welke processen zich hierbij voltrekken”. Verder bepleit zij “vrijheid van meningsuiting bij de productie van wetenschappelijke feiten… niet de vrijheid elkaar met meningen te bestoken, maar de uitwisseling van doordachte ideeën… en democratisering van wetenschap” (p 282-83).

Maar dan liever anders dan wat er is terecht gekomen van de roep democratisering in de jaren 60 en 70. Uiteindelijk lijkt er nu meer overheid, meer bureaucratie, meer regelgeving, meer kapitalisme en minder vrijheid, minder gelijkheid, minder mondigheid te zijn  gekomen.

De doelen en idealen die Dehue noemt, zijn het waard om na te streven en te realiseren. De vraag is hoe? Zoals gezegd, biedt enige aanvulling van anderen een meerwaarde, zonder af te dingen op wat zij zegt.

 

De belangrijkste problemen samengevat

Vergeleken bij de omvang van de problemen, toegelicht in zes hoofdstukken, is het ene hoofdstuk dat in de richting van een oplossing wijst, beperkt. De problemen zijn als volgt samen te vatten

  1. een eenzijdige wetenschappelijk paradigma - ‘het medische model’ - dat onder invloed staat van winstbejag van multinationals en mede daardoor problemen veeleer versterkt dan oplost
  2. winstbejag en gebrek aan maatschappelijke verantwoordelijkheid in de medische industrie en gebrek aan waarden, doelen en middelen die de gezondheid werkelijk bevorderen
  3. een collectief bewustzijn en leefstijl(politiek) die zich in zijn individualistische prestatiegerichte streven naar zelfverbetering laten beïnvloeden door de marketing van de medische industrie.

De grondleggers van de sociologie Comte en St Simon wezen op de cruciale rol van wetenschap en industrie in de maatschappelijke ontwikkeling. Zij gaven vorm aan de nieuwe wetenschap van de sociologie om inzicht te verschaffen in maatschappelijke problemen en deze te helpen oplossen op basis van wetenschappelijke kennis. In  hun voetspoor wezen Durkheim en anderen op de cruciale rol van collectief bewustzijn bij sociale integratie en ontwikkeling. Kunnen we de wetenschap en het collectieve bewustzijn zodanig vormgeven, dat deze bijdragen tot de oplossing van problemen in plaats van ze te versterken? Ook hier is de vraag hoe?

In een vervolgartikel in volgend nummer komen deze vragen nader aan de orde bij het behandelen van mogelijke oplossingen en alternatieven. Hierbij zal worden ingegaan op de volgende onderwerpenaan de hand van  genoemde auteurs:

 1         Enkele alternatieve oplossingenBewustwording, zelfbeschikking en een nieuwe levensstijl

 2         Meer integrale en substantiële benaderingen bij diverse sociologen

 3         Hans Achterhuis,  ‘De markt van welzijn en geluk’

 4         Ivan Illich: Oplossingen van de eerste en de tweede orde

 5         Karl Mannheim: ‘Who plans the planner?’

 6         Mancur Olson: In hoeverre is collectieve actie nodig en mogelijk?

 7         C.W. Aakster en Paul van Dijk: Medische sociologie en complementaire geneeswijzen

 8         Macht en heksenjacht: historische achtergrond van de reguliere medische dominantie

 9         Berend de Jager: een complementaire benadering van ADHD en sensitieve kinderen

10        Nico Wilterdink: hoe is de belangenverstrengeling bij andere wetenschappen

Aan het begin van dit artikel staat een korte samenvatting.

 

Aanvullende bijlagen

Bijlage 1 Het belang van diverse paradigma’s en het gevaar van een benadering

Wetenschap kent diverse paradigma’s. Voor wetenschapsbeoefening in een open samenleving is de competitie tussen diverse theorieën en paradigma’s essentieel, aldus wetenschapsfilosofen als Thomas Kuhn en Karl Popper, ‘Normal Science and Its Dangers’, in Lakatos, Criticism and the Growth of Knowledge, en Feyerabend, in Against Method. Intolerantie en belangenverstrengeling vormen daarvoor een bedreiging, zie Popper, The Open Society and Its Enemies.

De intolerantie van het dominante paradigma van de (medische) wetenschap berust “op de eis dat ook alternatieve en complementaire geneesmethoden moeten voldoen aan de experimentele vorm van bewijsvoering… Gaandeweg is echter nogal wat kritiek geformuleerd op de eenzijdige eis” (Aakster, p 213). Deze eis berust op een eenzijdig paradigma en werkelijkheidsopvatting, die gecomplementeerd kan en dient te worden door een alternatief paradigma te respecteren en een eerlijke kans te geven. Bovendien voldoet veel medisch onderzoek niet aan de gestelde eisen., zie bijlage 4. Wat geldt voor de medische wetenschap, geldt in principe voor de hele wetenschap, die verstrengeld is met financierende instanties. In de geest van Popper citeert Dehue (p 78) socioloog Kees Schuyt:

“Als wetenschap wordt beschouwd als onderneming die wordt geleid door waarden van commercie en gewin…, snijdt men de tak af waar de westerse samenleving op zit: openbare, onafhankelijke, intrinsiek gemotiveerde wetenschappers als een van de voornaamste pijlers van een open samenleving.”

Achterhuis (p 76) en Illich wijzen op het gevaar van monopolies. Op de economie kunnen monopolies sterk een stempel kunnen drukken door de hele markt in hun macht te krijgen, reden waarom ze door wetgeving, bijv. tegen kartelvorming, worden gereguleerd.

“Een radicaal monopolie schept en definieert een basisbehoefte aan medische zorg, onderwijs, vervoer, maatschappelijke dienstverlening, en bepaalt vervolgens dat deze behoefte alleen via zijn diensten bevredigd kan worden… Zo’n monopolie ontneemt mensen de mogelijkheid op eigen kracht iets te doen of te bereiken.”.

 

Bijlage 2 Belangenverstrengeling botst met de wetenschappelijkheid van de medische wetenschap

Belangenverstrengeling strookt niet met de onafhankelijkheid en het streven naar objectiviteit en waardenvrijheid van de wetenschap en is in die zin onwetenschappelijk, gekleurd door belangen en winstbejag. In de medische wetenschap wordt gemeten met verschillende maten vanuit een beperkt en dominant paradigma. Belangenverstrengeling wordt vergaand getolereerd, terwijl deze in strijd is met wetenschappelijke distantie en onafhankelijkheid. Daarentegen worden complementaire benaderingen als onwetenschappelijk beschouwd en geweerd.

Bovendien valt er veel af te dingen op de wetenschappelijkheid van het medische onderzoek, dat slechts voor een gering percentage voldoet aan de ‘gouden standaard’ van het ‘dubbel blind’ onafhankelijk onderzoek met willekeurige (random) controle groepen.

Dehue (p 170, 172) schrijft hoe proefdieren en proefpersonen van testgroepen en controlegroepen worden gekozen om tot een voor het geteste medicijn een zo gunstig mogelijke uitkomst te komen. Ongunstige bijwerkingen worden statistisch weggewerkt door bijv. de leeftijdsgroep van de populatie aan te passen en andere trucs van ‘liegen met statistieken’ of verdoezeld. Gebleken suïcide en suïcidale neigingen werd genoteerd als emotionele instabiliteit. Dodelijke medicijnvergiftiging werd genegeerd, aldus Virapen in zijn boek Bijwerkingen.

Veel onderzoek is inhoudelijk beïnvloed door belangen, aldus Mc Taggert, Moolenburgh en anderen. 80% van de gevolgde medische procedures zou nooit behoorlijk getest zijn volgens New Scientist (17 9 94 p 23 in Mc Taggert, p 29). De medische criticus Robert Mendelsohn schrijft in zijn Confessions of a Medical Heretic: “De  moderne geneeskunde is kunst noch wetenschap. Ze is een godsdienst.” Het berust in vergaande mate geloof in vertrouwen (in de wetenschap).

In De dood van Iwan Illich  geeft Tolstoi een indringende cynische beschrijving van de gewichtigdoenerij van dure geneesheren die niets aan zijn naderende dood kunnen doen. “Het ging niet om leven en dood…

Gelukkig is de werkelijkheid vaak anders. De ‘zegeningen’ van de medische wetenschap mogen wij zeker niet vergeten en niet in diskrediet brengen, ondanks zekere tekortkomingen, die een uitdaging vormen tot verbetering.

 

Kiezen voor integriteit                    2014 11 09

 

De medische wetenschap

verliest zijn zeggenschap

aan farmaceutische bedrijven

die achter de schermen blijven

 

Ook de landelijke overheid

lijkt zijn zelfstandigheid kwijt

en laat zich adviseren

door hooggeleerde heren

 

in dienst van grote bedrijven

waarvoor zij adviezen schrijven

Het lijkt veel op corruptie

Het gaat om veel productie

 

Als een kankergezwel

groeien stoornissen snel

In steeds grotere getalen

komt men medicijnen halen

 

Velen zien de ongezonde situatie

en de verstrengelde relatie

Maar wat eraan te doen?

Herstel van waarden fatsoen?

 

Niet alles kan en mag

voor macht en winstbejag

Dat kan niet vervullend zijn

Het heult met allerlei venijn

 

Het jaagt de mensen op

jaagt hen over de kop

Het is tijd om te ontwaken

Er korte metten mee te maken

 

Kiezen voor een eigen levenswijze

Onafhankelijk van bedrijven

Niet meer naar reclame kijken

En ook durven af te wijken

 

Kiezen voor de natuur

maakt het leven weer puur

Voor behoud van de aarde

voor menselijke waarden

 

Kiezen voor bewustzijn

In jezelf gevestigd zijn

Onze tijd lijkt waarden kwijt

Heeft behoefte aan integriteit

 

Heeft men geen gevoel voor eer?

Heeft men geen geweten meer?

Het goede voor het goede doen

Niet voor macht en poen

 

Uit eerbied voor het leven

Het goede aan een ander geven

Kiezen voor integriteit

en behoud van eerlijkheid

 

Commerciële wetenschap*                                    2014 07 25 *Term van Trudy Dehue,

Betere mensen. Gezondheid als keuze en koopwaar

Wetenschap werd heel banaal

en verloor het waarheidsideaal*

conformistisch, commercieel

zonder zicht op het geheel

 

Feiten registreren, categoriseren

In bestaande kaders interpreteren

Categorieën tot objecten reïficeren

en zo een werkelijkheid creëren

 

‘Connectonomen’* als fantomen                            *Ons brein als geheel van verbindingen

Ongelofelijke toekomstdromen

De industrie gaat aan de haal

met het maakbaar ideaal

 

Huxley’s Brave New World komt naderbij*

Wetenschappers worden minder vrij

Voor het realiseren van hun droom

afhankelijk van de geldstroom

 

Wetenschap als handelswaar*                               *’Kennis, kunde en kassa’, Dehue (p 79)

gaat niet primair om ‘wat is waar?’

maar om wat levert het op?

Oude waarden op zijn kop

 

Weten als een middel en geen doel

Waar is integriteit en eergevoel?

Druist kennis in dienst van gewin

niet tegen het geweten in?

Heeft weten geen diepere zin?

 

* Het waarheidsgebod, J Goudsblom, Nihilisme en cultuur, eigenlijk verlangen naar kennis, filos sofos,

dat mensen door de eeuwen heen geïnspireerd heeft tot kennis, wetenschap en wijsheid

 

Het fundament van de wetenschap

De fundering is aan het rotten

Er lijken meer en meer complotten

tussen wetenschap en industrie

Wetenschap dient de commercie

Als geleerden kennis verkopen voor geld*

is het droevig met de wetenschap gesteld

Zoals Faust zijn ziel aan de duivel verkocht

zijn professoren aan hun status verknocht

 

De goeden niet te na gesproken

waarvan de wetenschap niet is verstoken

De industrie strekt overal zijn armen uit

uit winstbejag op zoek naar buit

Geleerden die voor geld en rijkdom zwichten

kunnen wetenschap ten gronde richten

 

Daarom wordt integriteit met openheid

en eerlijkheid met klem bepleit

Daarna volgt een volgende stap:

het geweten van de wetenschap

weer in ere te herstellen

ook al kan het soms beknellen

 

Omdat bepaalde waarden en normen

de basis van wetenschap vormen

De waarden van waarheid

maatschappelijke relevantie

en verantwoordelijkheid

waardenvrijheid en distantie

zijn dringend nodig deze tijd

 

* Zie C Freeland, Plutocrats. The Rise of the New Global Super-Rich and the Fall of EveryoneElse

Vooral economen, juristen en financiële deskundigen verkopen hun diensten voor veel geld

 

De schrijver studeerde sociologie en filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Schreef een boek en een proefschrift over collectief bewustzijn. Medegrondlegger vanhet onderwijsprogramma Leefstijl voor jongeren, over sociale vaardigheden, gezondheid en zelfredzaamheid bij jongeren. (Mede)vertaler van Sociale marketing, strategieën voor grootschalige gedragsverandering van Philip Kotler en Balans in je leven van Deepak Chopra over de Indiase gezondheidswetenschap Ayur Veda. Voormalig docent aan de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening bij Hogeschool Windesheim te Zwolle