ANV fascistoïde?

Civis Mundi Digitaal #29

door Wim Couwenberg

Afgezaagde verdachtmaking

De bekende dichteres Joke van Leeuwen is onlangs door het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) uitgeroepen tot Dichter der Nederlanden. Dat gebeurde in het kader van de integratie van Nederland en Vlaanderen, die het ANV wil bevorderen op het gebied van taal en letteren. “Fascistoïde,” zo reageerde onmiddellijk boos de bekende dichter Ilja Pfeijffer in NRC Handelsblad. Daar is een hele discussie op gevolgd. Van onze kant ook een korte kanttekening.

Weer die afgezaagde politieke verdachtmakingen van standpunten die afwijken van de bekende vastgeroeste vooroordelen over Nederlanders die de grens met Vlaanderen over trekken en daarbij een zekere verwantschap met Vlaanderen voelen. Het zijn vooroordelen van een culturele elite die zich ingebeeld heeft daarmee een verlichte politieke strekking te vertegenwoordigen tegen nationalistisch geëtiketteerde dissidenten. Een tijdje geleden hebben we dat ook beleefd toen het concept van nationale, i.c. Nederlandse identiteit in het geding was. Dat was toen een tijdje ook heel politiek fout. Met dergelijke verdachtmakingen sluiten zich als verlicht presenterende intellectuelen in dit land iedere redelijke discussie bij voorbaat uit. Een heel verlichte reactie!

Het ANV heeft volstrekt geen politieke motieven, zo reageerde de voorzitter van het ANV, Nelly Maes, zich tegen deze verdachtmaking. Vanwaar toch die angst om hiermee een politiek standpunt in te nemen? Laurens Ham, docent-onderzoeker Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht, stelde daar juist zijn vreugde tegenover dat de discussie over het onlosmakelijke verband tussen taal en politiek weer terug is.[1] Vooral in Nederland is er sinds lang grote beduchtheid dat verband te erkennen. We zien dat ook bij de Nederlandse Taalunie, die benepen neiging om alles wat zweemt naar taalpolitiek uit de weg te gaan.

 

Etnisch en staatsnationalisme

Streven naar integratie tussen Nederland en Vlaanderen op het terrein van taal en letteren, wat is daar in ‘s hemelsnaam tegen? Maar is dat niet nationalistisch, is de bekende tegenwerping van lieden wier intellectuele informatie over nationalisme ernstig te wensen overlaat.[2] Wat hier in het geding is, is het Nederlandse natiebesef. Dit land ziet en beleeft zichzelf veel meer als staats- dan als cultuurnatie. Vandaar dat de eigen taal hier als identiteitsbepalende factor veel minder erkend wordt dan in landen met een sterker cultureel zelfbewustzijn zoals Engeland, Frankrijk, Duitsland en andere landen. In lijn hiermee ligt ook de klein-Nederlandse oriëntatie in de Nederlandse geschiedschrijving die voor de oorlog door de historicus Pieter Geyl tevergeefs ter discussie gesteld is. Geyl dacht in eerste instantie in zijn nationale geschiedschrijving nog in groot-Nederlandse termen. In lijn hiermee sprak hij zelfs nog over de Nederlandse stam. Dat stond zijn benoeming tot hoogleraar geschiedenis in Utrecht wel een tijdje in de weg. Niettemin is dat toch doorgegaan. Na de oorlog werd hij ook een vooraanstaand lid van de PvdA.

In het standpunt van het ANV ruikt menigeen vooral de geur van etnisch nationalisme. Binnen redelijke grenzen is dat echter volstrekt legitiem. Meer nog dan staatsnationalisme, dat in de geschiedenis een heel wat kwalijker rol gespeeld heeft. Wat de afgelopen jaren in publicaties en discussies in Nederland over nationalisme is opgevallen, is dat etnisch-nationalisme (primaat cultuurnatie en haar belangen) in dit land veel meer op afwijzing stuit dan staatsnationalisme (primaat staatsnatie en haar belangen), hoewel de ontaarding daarvan in de internationale betrekkingen veel meer in het oog springt, vooral als expansief en autoritair staatsnationalisme. Dat was tijdens de Koude Oorlog ook een kwalijke stoorzender in de betrekkingen tussen communistische landen, in het bijzonder tussen de Sovjet-Unie en communistisch China, daar benoemd als grote mogendheden chauvinisme, en een regelrechte aanfluiting van het officieel beleden proletarisch en socialistisch internationalisme.[3]

In bepaalde situaties is staatsnationalisme in Nederland zelfs een breed gedragen politieke drijfkracht geweest. Dat was bijvoorbeeld het geval in de koloniale politiek van dit land, na de oorlog culminerend in de politionele acties als antwoord op het onafhankelijkheidsstreven van Indonesische zijde; in de Tweede Wereldoorlog, met cultivering van het onderscheid tussen goede en foute Nederlanders op basis van criteria, ontleend aan Nederlands staatsnationalisme; en de laatste tijd in het centraal stellen van Nederlandse belangen in de internationale politiek en het afremmen van het Europese integratieproces.

Ik ben zelf sinds de jaren ’70 een overtuigde aanhanger van de ANV-doelstelling geweest, en heb dat in zijn tijdschrift Neerlandia, ook als hoofdredacteur, evenals in Civis Mundi frank en vrij uitgedragen als een legitiem cultureel en politiek streven. Het thema Lage Landenproblematiek in Civis Mundi Digitaal is daar een uitvloeisel van. En dat is nimmer als fascistoïde bestempeld. Het ANV hoeft zich niets aan te trekken van de aftandse vooroordelen van een zich hiermee progressief wanende dichter als Ilja Pfeijffer. Als het ANV fascistoïde is, dan ben ik het ook.



[1] L. Ham, Dichter der Nederlanden vervult ook een politieke rol, De Volkskrant, 6 februari 2015.

[2] Zie hiervoor nader S.W. Couwenberg, Nationaliteit en nationalisme, 1994; idem, Heeft geschiedenis zin? Of is dit een onzinnige vraag? Civis Mundi jaarboek 2014, pp. 67-73.

[3] S.W. Couwenberg, Constitutionele ontwikkelingsmodellen, 1984, pp. 201-217.